NL1006850C2 - Frames voor rijwielen. - Google Patents

Description

Frames voor rijwielen.

De onderhavige uitvinding betreft het frame voor rijwielen. Hierbij moet worden opgemerkt, dat met de uitdrukking "rijwiel", zoals in 5 deze beschrijving en de volgende conclusies gebruikt wordt, niet alleen fietsen bedoeld zijn, maar ook algemene rijwielen van verschillende soorten, bijvoorbeeld fietsen met hulpaandrijving. motorfietsen etc.

Bij de oplossingen, die tot nu toe overwegend worden gebruikt, 10 wordt het frame van een rijwiel in de vorm van een rooster- respectievelijk netconstructie vervaardigd, waartoe een bepaald, onder omstandigheden ook eens tamelijk groot aantal van buizen behoort, die gewoonlijk aan elkaar gelast zijn. Het desbetreffende vervaardigingspro-ces is tamelijk gecompliceerd en duur, ook met het oog op de noodzake-15 lijke werkfasen.

Bovendien is gewoonlijk voorzien, vooral bij fietsen, dat de frames in twee verschillende uitvoeringen vervaardigd worden, die als "herenuitvoering" (een uitvoering waarbij in een buis of een vergelijkbaar onderdeel is voorzien, dat zich in bij benadering horizontaal 20 in de richting uitstrekt tussen het aansluit- respectievelijk bevesti-gingsgebied van de voorwiel vork en het gebied, dat het zadel draagt, waarop de fietser zit) respectievelijk als "damesuitvoering" (een uitvoering, waarbij het frame tussen de beide genoemde gebieden een naar boven open curve beschrijft, die zich gebruikelijkerwijze tot het 25 onderste gebied uitstrekt, waar de pedaal groep aangebracht is) aangegeven worden.

De noodzaak, ook voor voor het overige gelijke fietsen twee verschillende frameuitvoeringen te moeten vervaardigen, heeft verdere moeilijkheden zowel op het gebied van de vervaardiging alsook op het 30 gebied van het kunnen leveren bij de expeditie- en verkoopsplaatsen tot gevolg.

De uitvinding heeft het doel, een frame voor rijwielen van de boven aangegeven soort te verschaffen, die een op zich eenvoudige opbouw omvat, waaruit de vereenvoudiging van het vervaardigingsproces 35 het mogelijk maakt, dat deze manier goedkoper wordt gevormd. Daarbij komt de verdere mogelijkheid, een enkele frameconstructie zowel voor de rijwielen in de herenuitvoering alsook voor de rijwielen in de damesuitvoering te gebruiken.

1006850 2

Volgens de uitvinding wordt dat doel door een frame voor rijwielen bereikt waarbij dat frame wordt gekenmerkt doordat het bestaat uit een veelheid van moduledelen, die in hoofdzaak gelijk onderling, direct en in ten minste twee posities met elkaar zijn te verbinden.

5 Het is daarbij voordelig dat het frame uit twee van die moduledelen bestaat.

Bovendien wordt ernaar gestreefd dat het frame moduledelen omvat, die als geheel V-vormig uitgevoerd zijn, met een top- respectievelijk boogdeel en twee armen, die van deze top uitgaan.

10 Een voordelige uitvoering van de onderhavige uitvinding wordt gekenmerkt doordat die beide armen van het topdeel uitgaan en met elkaar een hoek in de ordegrootte van 60° insluiten.

Verder is het voordelig dat ten minste een van deze beide armen vorkvormig is uitgevoerd.

15 Bovendien is het voordelig dat de moduledelen van aansluitinrich- tingen, die de verbinding daarvan mogelijk maken terwijl tegelijkertijd beweging mogelijk is. alsook zijn voorzien van schokbrekerelemen-ten. om die relatieve beweging te dempen, zodat deze een verende werking voor het frame uitoefenen.

20 Het frame volgens de onderhavige uitvinding wordt verder geken merkt doordat het frame twee in langsrichting tegen!iggende gebieden voor de aansluiting van een voorwiel vork en een achterwiel vork alsook twee in loodrechte richting tegenoverliggende gebieden voor het dragen 25 van een zitgelegenheid voor de wielrijder en een aandrijfgroep omvat en de moduledelen verbindingsinrichtingen dragen, die het mogelijk maken, een van de moduledelen in een ten opzichte van het frame achterste positie te plaatsen, waarbij het topdeel in het gebied 30 van de aandrijfgroep komt te liggen en de ene en de andere van de armen zich steeds in de richting van het draaggebied van de zitgelegenheid van de wielrijder en in de richting van het aanbrengge-bied van het achterwiel uitstrekken.

Daarbij is het voordelig dat 35 - het frame twee in langsrichting tegenoverliggende gebieden voor de aansluiting van een voorwielvork en een achterwiel vork omvat alsook twee in loodrechte richting tegenoverliggende gebieden voor het dragen van een zitgelegenheid voor de wielrijder en een aan- 1006650 3 drijfgroep omvat en de genoemde moduledelen verbindingsinrichtingen dragen, die het mogelijk maken, een van de moduledelen in een ten opzichte van het frame voorste positie te plaatsen, met ten minste een eerste en 5 een tweede ruimtelijke oriëntatie, waarbij het moduledeel geplaatst is: in de genoemde eerste ruimtelijke oriëntatie, waarbij het topdeel in het aansluitgebied van de voorwielvork komt te liggen en de ene en de andere van de genoemde armen zich in het gebied van de aan-10 drijfgroep respectievelijk in het houdgebied van de zitgelegenheid van de wielrijder uitstrekken en in de genoemde tweede ruimtelijke oriëntatie, waarbij het topdeel in het gebied van de aandrijfgroep komt te liggen en de ene en de andere van deze armen zich in het aansluitgebied van de voorwiel -15 vork respectievelijk het houdgebied van de zitgelegenheid van het rijwiel uitstrekken. Deze uitvoering van het frame kan ook in tegenoverliggende combinatie worden uitgevoerd.

Een verdere voordelige uitvoeringsvorm wordt bereikt doordat de andere van de armen vorkvormig uitgevoerd is, wat deze de mogelijkheid 20 geeft, in het binnenste daarvan een van de armen van een naastgelegen moduledeel op te nemen, zodat met het genoemde moduledeel in de voorste positie bij de genoemde tweede ruimtelijke oriëntatie van de overeenkomstige andere arm een van de armen van het achterste moduledeel in hoofdzaak in het binnenste daarvan tussen het gebied van de aan-25 drijfgroep en het houdgebied van de zitgelegenheid van het rijwiel op te nemen is.

Er wordt naar gestreefd dat de genoemde moduledelen steeds enkel-vormig uit gevormd, gegoten of spuitgegoten materiaal bestaan.

Daarbij is het voordelig dat de moduledelen uit een gering aantal 30 van met elkaar verbonden delen uit gevormd materiaal bestaan.

Een uitvoeringsvoorbeeld van de uitvinding wordt nu aan de hand van de bijgevoegde tekeningen beschreven. Daarbij tonen:

Fig. 1 een zijwaartse schets van een fiets, in het bijzonder een herenfiets met het frame volgens de uitvinding, 35 Fig. 2 een verdere zijwaartse, in hoofdzaak met het aanzicht van fig. 1 overeenkomende schets, die het gebruik van een frame volgens de uitvinding voor het verschaffen van een damesfiets afbeeldt en

Fig. 3 en 4 twee perspectivische aanzichten van het frame volgens

; t' b O -J

4 de uitvinding, die met het oog op de inbouweisen van fig. 1 en fig. 2 afzonderlijk afgebeeld is.

In fig. 1 en 2 zijn met het verwijzingstekens Cl en C2 twee fietsen aangegeven, die als herenfiets respectievelijk als damesfiets 5 vervaardigd zijn.

De algemene opbouw van een fiets is bekend te veronderstellen en heeft daarom op deze plaats geen in details bijzonderheden tredende beschrijving nodig.

Voor het begrip van de uitvinding zal het voldoende zijn om te 10 vermelden, dat bij een fiets (en algemeen bij een rijwiel) vier wezenlijke gebieden zijn te onderscheiden, die in fig. 1 en 2 schematisch met de verwijzingscijfers I, II, III en IV aangegeven zijn.

Het gaat in het bijzonder om: een voorste gebied I, waar de voorvork aangebracht is die op een 15 bekende manier met het frame 10 verbonden is (zodat deze de noodzakelijke stuurbeweging uitvoeren kan, die door de fietser gestuurd wordt, wanneer deze op het stuur inwerkt, waarbij in het gegeven geval schokbrekerinrichtingen zijn voorzien), een achterste gebied II, waarin het achterwiel van het rijwiel is 20 aangebracht.

een onderste gebied IV, waar de aandrijfgroep ondergebracht is (die bij de fietsen uit een pedaalgroep en uit de daarbij behorende delen bestaat) en een bovenste gebied III, waar het de zitgelegenheid voor de fiet-25 ser vormende zadel of kleine zadel aangebracht is (ook hier vol gens algemeen bekende gezichtspunten en in het gegeven geval met schokbrekerelementen).

In wezen berust de de uitvinding ten grondslag liggende oplossing op het inzicht, dat de noodzakelijke structurele verbinding (star 30 en/of eventueel met schokbrekerelementen) tussen de hiervoor genoemde vier gebieden I, II. III en IV zowel in de heren- alsook in de dames-uitvoering door een enkelvoudige modulaire frameconstructie 10 verwezenlijkt kan worden, hetgeen bereikt wordt, doordat tweemaal (of algemener meerdere keren) een enkelvoudig moduledeel 11 gebruikt wordt, 35 waarbij ten minste twee verschillende combinatieposities van de gebruikte moduledelen zijn voorzien.

Dit alles door de inzet van een eenvoudige constructie, die door een zeer efficiënt en dus goedkoop vervaardigingproces vervaardigd kan i w 5 0 5 worden.

In het afgebeelde bijzondere uitvoeringsvoorbeeld omvat het modu-ledeel 11 een vertakte, in het geheel V-vormige opbouw, waarin een met 12 aangegeven bocht- of topgebied herkenbaar is, waarvan twee met 13 5 en 14 aangegeven armen uitgaan.

In de herenuitvoering van fig. 1 en 3 is het eerste moduledeel 11 (of "voorste" moduledeel met betrekking tot de normale rijrichting van het rijwiel) met het topdeel 12 in het gebied van de stuurhuis (gebied I) aangebracht, die zich zelfs door dit topdeel 12 uitstrekt, die voor 10 dit doel van een overeenkomstige boring 12a is voorzien, die slechts in fig. 3 zichtbaar is. De arm 13 strekt zich in de richting van de pedaalgroep (gebied IV) uit, de arm 14 in de richting van het zadel (gebied III) en vervult daarmee de gebruikelijke functie van de buis van de herenfiets, waarbij de zadeldraagbuis zoals gebruikelijk ver-15 stelbaar in een overeenkomstige boring 14a van de arm 14 is ingevoerd. Deze laatste omvat bij voorkeur (echter niet noodzakelijkerwijs) een algemeen vorkachtige vorm, zodat de genoemde boring 14a bij voorkeur in een dwarsbalk is voorzien, die de beide takken van de armen 14 aan het van elkaar verwijderde einde daarvan met elkaar verbindt. De over- 20 eenkomstige bijzonderheden van de uitvoering worden duidelijk uit fig.

3.

Het tweede moduledeel 11 ("achterste" moduledeel) is daarentegen met het topdeel 12 in het gebied van de pedaalgroep (gebied IV) ingebouwd en hier met het einde van de arm 13 van het voorste moduledeel 25 11 verbonden, en wel bij voorkeur via een vorkelement 15. dat in het gegeven geval van ten minste een doorgangsboring 15a voor de trapas is voorzien. Het vorkelement 15 kan bestanddeel van het moduledeel 11 zijn of als alternatief aan het moduledeel 11 toegevoegd zijn.

Bij voorkeur is de genoemde verbinding tussen de moduledelen zo 30 uitgevoerd, dat een zekere onderlinge zwenkbeweging van de beide moduledelen om de langsas van de verbindingstrapas of om een parallelle langsas in het naastgelegen gebied mogelijk is.

Deze niet starre verbinding maakt het mogelijk, tussen het einde van de arm 13 van het achterste moduledeel en het einde van de arm 14 35 van het voorste moduledeel, die elkaar in het gebied III (rijwiel zadel) ontmoeten, een schokbrekerorgaan 16 (van bekende soort, bijvoorbeeld een veer en een schokbreker) in te bouwen. Het schokbrekerorgaan 16 dempt de onderlinge zwenkbeweging van de beide moduledelen 11 en Γ4 :' 6 zorgt voor een veerfunctie van het frame 10 en het rijwiel, waarop deze is aangebracht.

In elk geval moet benadrukt worden, dat de bij voorkeur gekozen oplossing, om het rijwiel comfortabeler te maken, niet noodzakelijk 5 aanwezig is. De arm 14 van het voorste moduledeel en de arm 13 van het achterste moduledeel kunnen namelijk ook stijf met elkaar verbonden worden. In dit geval is het niet vereist, in een verbinding van de beide moduledelen 11 met wederzijdse zwenkmogelijkheid in het inbouw-gebied van de pedaal groep te voorzien.

10 De andere arm 14 tenslotte van het op de achterste plaats aange brachte moduledeel 11 strekt zich recht naar achter uit in de richting van het gebied II, waar de achterwiel naaf zich bevindt. Voor deze toepassing is de mogelijke vorkvormige uitvoering van de arm 14 voordelig voor de inbouw van het achterwiel, aangezien op deze manier een 15 paar boringen 14b (steeds in een van de takken van de arm 14) aangebracht kan worden voor het invoeren van het onderhavige einde van de achterwiel naaf. De gelijke boringen 14b kunnen gemakkelijk in het voor aangebrachte moduledeel gebruikt worden, om een (verdere) dwarsbalk als afsteuning voor reactiekrachten van het schokbrekerorgaan 16 aan 20 te brengen.

Bij de damesuitvoering volgens fig. 2 en 4 blijft de inbouwpositie van dit in de achterste positie aangebrachte moduledeel 11 onveranderd, waarbij het vorkelement 15 (wanneer voorhanden) een bruikbaar ophang-respectievelijk aansluitdeel voor accessoires, tassen enz. achter het 25 zadel vormt. Daarentegen verandert de inbouwpositie van het in de voorste positie aangebrachte moduledeel 11. Deze wordt namelijk met het topdeel 12 daarvan in het gebied van de pedaal groep aangebracht, en dit topdeel wordt met het topdeel 12 van het andere moduledeel 11 verbonden, bijvoorbeeld door een verbindingsgroep 17 (slechts zicht-30 baar in fig. 4). Deze verbindingsgroep kan bijvoorbeeld uit twee wangendelen bestaan, waartussen de topdelen 12 van de beide naast elkaar gelegen moduledelen 11 ingespannen zijn, die daardoor stijf of met een zwenkmogelijkheid ten opzichte van elkaar met elkaar verbonden worden, wanneer een schokbrekerfunctie, zoals die verder boven met betrekking 35 tot de schokbrekerorgaan 17 beschrevene, bereikt kan worden.

De arm 14 van het in de voorste positie ingebouwde moduledeel 11 wordt in hoofdzaak in een lijn met de arm 13 van het zich in de achterste positie bevindende moduledeel 11 ingebouwd, waarbij bewerkstel-

K 'üd5G

7 ligd wordt, dat de arm 14 van het voorste moduledeel 11 in het binnenste daarvan, dat zich tussen het gebied van de aandrijfgroep en het gebied van de steunen voor de zitgelegenheid van de fietser uitstrekt, de arm 13 van het achterste moduledeel opneemt. Dit alles met de daar-5 uit voorkomende mogelijkheid, bijvoorbeeld in de boringen van die van de hiervoor genoemde arm 14 aangebrachte dwarsbalk te gebruiken, om de einden van de armen 13. 14 door een schokbrekerorgaan 16 te verbinden.

De arm 13 van het voorste moduledeel 11 strekt zich daarentegen naar voren in de richting van het voorste deel van het rijwiel uit. 10 waar het overeenkomstige deel 15 gebruikt kan worden, om de stuurhuis in te bouwen, waarvoor de gelijke boringen 15a gebruikt kunnen worden, die het bij het in de achterste positie aangebrachte moduledeel 11 mogelijk maken, een accessoirdeel, zoals bijvoorbeeld een tas. achter het zadel aan te brengen (bij beide uitvoeringen, dat betekent bij de 15 heren- er bij de damesuitvoering), en het bij de herenuitvoering mogelijk maken, de arm 13 van het voorste moduledeel 11 met het topdeel 12 van het achterste moduledeel 11 te verbinden.

Bij de inbouwpositie van fig. 2 en 4 bepalen de beide armen 13 en 14 van het voorste moduledeel 11 met elkaar de naar boven open door-20 steek of de naar boven open curve, die voor damesfietsen typisch zijn en tussen het aansluitgebied van de voorwielvork en het draaggebied van het zadel gelegen zijn en zich naar onder tot het inbouwgebied van de pedaal groep uitstrekken.

Echter benadrukt moet worden, dat de hier getoonde V-vormige op-25 bouw een voorkeur hebbende, echter niet voorgeschreven oplossing af-beeldt, aangezien verschillende afwijkende uitvoeringsvormen mogelijk zijn. die het mogelijk maken, de principiële, de uitvinding ten grondslag liggende oplossing te verwezenlijken.

Uit de vergelijking van de fig. 1 en 2 kan vastgesteld worden, dat 30 bij de overgang van de montagetoestand voor de herenuitvoering naar de montagetoestand voor de damesuitvoering het voorste gelegen moduledeel 11 aan een dubbele omklapbeweging onderworpen wordt, met een overeenkomstige verandering van de ruimtelijke oriëntatie daarvan, die in het afgebeelde voorbeeld voorziet: 35 - de overgang van het top- respectievelijk bochtgebied 12 van het gebied I (aansluiting respectievelijk aansturing van de voorvork) in het gebied IV (aansluiting van de aandrijfgroep) van het rijwiel en 1 ( ( t, :δ ν 8 een draai beweging, die de arm 14. die bij de herenuitvoering in een samen geziene bovenste positie met betrekking tot de arm 13 geplaatst is, daartoe brengt, in de damesuitvoering een met betrekking tot de arm 13 achterste positie aan te nemen.

5 De figuren in de bijgevoegde tekeningen betreffen een mogelijke uitvoeringsvorm van het moduledeel 11, waarbij de arm 14 in het algemeen als vork is uitgevoerd.

Natuurlijk kan deze oplossing, hoewel daaraan uit enige overwegingen de voorkeur te geven is (bijvoorbeeld met betrekking tot op de 10 verbinding van het achterwiel van het rijwiel), op geen enkele wijze als voorschrift behandeld worden, aangezien het moduledeel 11 volgens de uitvinding zich voor talrijke afwijkende uitvoeringsvormen leent.

Dit geldt zowel voor de geometrie van het frame alsook voor de vervaardigingstechnologie.

15 Om bij voorkeu1" in de vorm van een enkelvoudige constructie een moduledeel 11 volgens een soort van de in de figuren afgebeelde moduledeel te vervaardigen, is het namelijk mogelijk. op verschillende oplossingen terug te grijpen, die bijvoorbeeld drukgieten met een lichtmetaal legering of spuitgieten met kunst-20 stofmateriaal (zogenaamde technopolymeren), om plaatvorming respectievelijk vormstansen in de vorm van een halve schaal of bij voorkeur meerdere halve schalen (normaal gesproken een beperkt aantal), die onderling door lassen verbonden worden, 25 - vervaardiging van door vezel versterkt samengesteld materiaal.

Het topgedeelte 12 en/of de armen 13, 14, waarvan de functies in de verschillende inbouwposities van het moduledeel 11 overeenkomstig het doel omgeruild worden, zijn van overeenkomstige aansluitorganen (zoals de boringen 12a, 14a, 14b, 15a etc.) voorzien, die het mogelijk 30 maken, de voorziene steeds verschillende functies te vervullen.

De oplossing volgens het afgebeelde uitvoeringsvoorbeeld heeft de voorkeur ook vanwege de omstandigheid, de moduledelen 11 volgens een V-geometrie te kunnen vervaardigen waarvan de top (topdeel 12. einden van de armen 13 en 14) bijna overeenkomstig met de hoeken van een 35 gelijkzijdige driehoek geplaatst zijn (openingshoek van de armen 13 en 14 ongeveer gelij< aan 60°). Dit maakt het mogelijk, de gehele geometrie van het rijwiel in de beide uitvoeringsvormen bijna onveranderd te behouden en dus ook in de afstand, die het stuur van de zitgelegen- ~0 9 heid van de wielrijder, en/of de afstand die de pedaalgroep van de achterwielnaaf scheidt, bijna constant te behouden.

Het is vanzelfsprekend ook mogelijk, iets aan de beschreven geometrie (openingshoek van de armen 13, 14) te veranderen, om een precie-5 zere aanpassing van de frameconstructie 10 in de verschillende inbouw-omstandigheden daarvan en dus ook ruimtelijke zwenkeisen aan de typische antropometrische kenmerken van de verschillende gebruikers te bereiken, waarbij bijvoorbeeld in de herenuitvoering een grotere afstand tussen het stuur en de zit dan bij de damesuitvoering is voor-10 zien.

Vanzelfsprekend kunnen bij gelijkblijvende uitvindersgedachte de details van de realisering van de uitvoeringsvormen verregaand van de beschrijving en de afbeelding afwijken, zonder dat echter de reikwijdte van de uitvinding wordt verlaten.

15 Het frame bestaat bij voorkeur uit twee delen, die gelijk zijn en met elkaar in ten minste twee verschillende posities zijn te verbinden, dat zowel een rijwiel in herenuitvoering alsook een rijwiel in damesuitvoering ontstaat.

.....o 5 0

Claims (12)

1. Frame voor rijwielen, met het kenmerk, dat het bestaat uit een veelheid van moduledelen (11), die in hoofdzaak onderling direct en in ten minste twee verschillende posities met elkaar zijn te verbinden 5 (fig. 1, fig. 2).

2. Frame volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het uit twee van die moduledelen (11) bestaat.

3. Frame volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat het moduledelen (11) omvat, die als geheel V-vormig uitgevoerd zijn, met een 10 top- respectievelijk boogdeel (12) en twee armen (13. 14). die van deze top (12) uitgaan.

4. Frame volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat die beide armen (13. 14) van het topdeel (12) uitgaan en met elkaar een hoek in de ordegrootte van 60° insluiten.

5. Frame volgens conclusie 3 of 4, met het kenmerk, dat ten minste een (14) van deze beide armen (13. 14) vorkvormig is uitgevoerd.

6. Frame volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk . dat de moduledelen (11) van aansluitinrichtingen (15, 17). die de verbinding daarvan mogelijk maken terwijl tegelijkertijd beweging 20 mogelijk is, alsook zijn voorzien van schokbrekerelementen (16). om die relatieve beweging te dempen, zodat deze een verende werking voor het frame uitoefenen.

7. Frame volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat het frame (10) twee in langsrichting tegenoverliggende gebieden 25 voor de aansluiting van een voorwielvork en een achterwielvork alsook twee in loodrechte richting tegenoverliggende gebieden voor het dragen van een zitgelegenheid voor de wielrijder en een aan-drijfgroep omvat en de moduledelen (11) verbindingsinrichtingen (12a. 14a. 14b. 15. 30 15a. 17) dragen, die het mogelijk maken, een van de moduledelen (11) in een ten opzichte van het frame (10) achterste positie te plaatsen, waarbij het topdeel (12) in het gebied van de aandrijf-groep komt te liggen en de ene (13) en de andere (14) van de armen zich steeds in de richting van het draaggebied van de zitgelegen- 35 heid van de wielrijder en in de richting van het aanbrenggebied van het achterwiel uitstrekken.

8. Frame volgens conclusie 3. met het kenmerk, dat het frame (10) twee in langsrichting tegenoverliggende gebieden * ·; vV 6 8 5 O voor de aansluiting van een voorwiel vork en een achterwiel vork omvat alsook twee in loodrechte richting tegenoverliggende gebieden voor het dragen van een zitgelegenheid voor de wielrijder en een aandrijfgroep omvat en 5. de genoemde moduledelen (11) verbindingsinrichtingen (12a, 14a, 14b, 15, 15a, 17) dragen, die het mogelijk maken, een van de modu-1 edel en (11) in een ten opzichte van het frame (10) voorste positie te plaatsen, met ten minste een eerste (fig. 1. fig. 3) en een tweede (fig. 2, fig. 4) ruimtelijke oriëntatie, waarbij het modu-10 ledeel (11) geplaatst is: in de genoemde eerste ruimtelijke oriëntatie, waarbij het topdeel (12) in het aansluitgebied van de voorwielvork komt te liggen en de ene (13) en de andere (14) van de genoemde armen zich in het gebied van de aandrijfgroep respectievelijk in het houdgebied van 15 de zitgelegenheid van de wielrijder uitstrekken en in de genoemde tweede ruimtelijke oriëntatie, waarbij het topdeel (12) in het gebied van de aandrijfgroep komt te liggen en de ene (13) en de andere (14) van deze armen zich in het aansluitgebied van de voorwielvork respectievelijk het houdgebied van de zitgele- 20 genheid van het rijwiel uitstrekken.

9. Frame volgens conclusie 7 en conclusie 8 in de onderliggende combinatie daarvan.

10. Frame volgens conclusie 5 en conclusie 9, gekenmerkt. doordat de andere (14) van de armen vorkvormig uitgevoerd is, wat deze de 25 mogelijkheid geeft, in het binnenste daarvan een (13) van de armen van een naastgelegen moduledeel (12) op te nemen, zodat met het genoemde moduledeel (11) in de voorste positie bij de genoemde tweede ruimtelijke oriëntatie van de overeenkomstige andere arm (14) een (13) van de armen van het achterste moduledeel (11) in hoofdzaak in het binnen -30 ste daarvan tussen het gebied van de aandrijfgroep en het houdgebied van de zitgelegenheid van het rijwiel op te nemen is.

11. Frame volgens een van de voorgaande conclusies, met het ken-merk. dat de genoemde moduledelen (H) steeds enkelvormig uit gevormd, gegoten of spuitgegoten materiaal bestaan.

12. Frame volgens een van de conclusies 1 tot 11, met het kenmerk, dat de moduledelen (11) uit een gering aantal van met elkaar verbonden delen uit gevormd materiaal bestaan. ******** v , 5Ö0 I