NL1004861C2 - Trekinrichting. - Google Patents

Description

Trekinrichtine

De uitvinding heeft betrekking op een trekinrichting voor het uit elkaar nemen van delen, omvattende ten minste twee armen voorzien van klauwen welke geschikt 5 zijn voor het grijpen van een van die delen en die elk draaibaar zijn verbonden aan een naaf, door welke naaf zich een duworgaan uitstrekt dat geschikt is om tegen een ander van die delen te rusten, alsmede een verschuifbaar positioneringsorgaan voor het verplaatsen van de armen tussen een vrije positie en een grijppositie, welk positioneringsorgaan een handgreepmiddel bezitten dat moet worden gegrepen door 10 een gebruiker.

Een dergelijke trekinrichting is bekend uit US-A-5341533. Hij bezit een positioneringsschijf, die de armen van de trekinrichting veerkrachtig aandrukt naar een gesloten positie. Daardoor worden de armen op een symmetrische wijze geleid, hetgeen het hanteren van de trekinrichting gemakkelijker maakt.

15 Omdat de armen van deze bekende trekinrichting zich in hun algemeenheid in een gesloten positie bevinden, kunnen zij niet direct worden aangebracht op het uiteen te nemen voorwerp. Er is een aparte behandeling voor nodig om de armen te openen, voordat de inrichting kan worden aangebracht. Daartoe moet een van de armen aangedrukt worden tegen dat voorwerp, waarna deze arm enigszins draait. Als 20 een gevolg daarvan wordt de positioneringsschijf verplaatst, waardoor vervolgens de andere armen eveneens over dezelfde afstand kunnen verdraaien.

Afgezien van het nadeel dat het noodzakelijk is om de arm aanvankelijk te openen tegen de veerkrachtige aandrukking in, verschaft door de positioneringsschijf, heeft deze bekende trekinrichting het probleem dat de armen nog steeds in een 25 ongeregelde, niet-gesynchroniseerde manier kunnen bewegen zodra een van de armen naar een gespreide positie wordt verdraaid.

Het doel van de uitvinding is derhalve een trekinrichting te verschaffen die nog gemakkelijker gemanipuleerd kan worden. Dit doel wordt bereikt doordat de naaf eveneens een handgreepmiddel bezit, zodanig dat bij het naar elkaar toe bewegen van 30 beide handgreepmiddelen, de armen naar hun vrije positie worden bewogen.

Door de handgreepmiddelen naar elkaar toe te trekken, is verzekerd dat de armen hun vrije positie op een geregelde wijze bereiken, hetgeen het aanbrengen op de uiteen te nemen delen gemakkelijker maakt. Verder kunnen beide handen gebruikt 1004861 2 worden voor het vastgrijpen van de handgreepmiddelen, hetgeen ook een nogal zware trekinrichting gemakkelijker te hanteren maakt.

In het bijzonder kunnen zowel de naaf als de positioneringsmiddelen ten minste twee overeenkomstige grijporganen bezitten, waarvan elk paar gegrepen moet worden 5 door een gebruiker. Bij voorkeur kunnen de naaf en de positioneringsmiddelen een concentrisch cirkelvormig grijporgaan hebben dat gegrepen moet worden door een gebruiker. Deze cirkelvormige grijporganen, bijvoorbeeld ringen, verschaffen de mogelijkheid om de trekinrichting in elke rotatiepositie te grijpen, hetgeen een voordeel is indien de trekinrichting moet worden aangebracht in een begrensde, 10 moeilijk toegankelijke plaats.

Het positioneringsorgaan kan worden voorbelast door een veer voor het uiteen drukken van de handgreepmiddelen. Daardoor keren de armen altijd naar hun gesloten positie terug wanneer zij niet in gebruik zijn.

De positioneringsmiddelen kunnen een plaat omvatten voorzien van openingen 15 door elk waarvan zich een arm uitstrekt. Deze openingen zijn iets groter dan de dwarsafmeting van een arm, zodanig dat de plaat met geringe speling kan verschuiven met betrekking tot de armen. Daardoor is verzekerd dat de armen alle in dezelfde positie worden gehouden, en altijd gezamenlijk zullen bewegen.

Ingeval de afstand tussen de draaipunten van elke arm kleiner is dan de afstand 20 tussen de openingen, is verzekerd dat de armen naar hun gespreide positie zullen bewegen bij het naar elkaar toe trekken van de handgreepmiddelen. Ingeval de afstand tussen de draaipunten van elke arm groter is dan de afstand tussen de openingen of pennen is verzekerd dat de armen naar hun gesloten positie zullen bewegen bij het naar elkaar toe trekken van de handgreepmiddelen. De keuze tussen 25 deze twee versies is afhankelijk van de vraag of de verbinding aan het uiteen te nemen deel aan de buitenzijde geschiedt of door een mogelijk gat in het midden van het deel. De armen kunnen een naar binnen of naar buiten gekromde of gebogen vorm bezitten, afhankelijk van de vraag hoe zij het beste verbonden kunnen worden aan het uiteen te nemen deel.

30 Vervolgens zal de uitvinding verder beschreven worden met verwijzing naar de volgende figuren.

Fig. 1 toont een bovenaanzicht van de trekinrichting volgens de uitvinding.

Fig. 2 toont een zijaanzicht, gedeeltelijk in dwarsdoorsnede, van de inrichting 1004861 3 volgens fig. 1.

Fig. 3 toont de grijppositie.

Fig. 4 toont een tweede uitvoering.

Fig. 5 toont een derde uitvoering.

5 De trekinrichting volgens de uitvinding bezit een centrale naaf 1, voorzien van een inwendige schroefdraad waarmee de schroef 2 samenwerkt. Aan zijn eind is de schroef voorzien van een moer 3 die samenwerkt met een gereedschap voor het verdraaien van de schroef. Elke andere kracht opwekkende inrichting, zoals een hydraulisch spil, kan worden gebruikt in plaats van de schroef.

10 De naaf 1 is voorzien van drie oren 4 waarop, door middel van assen 5, een arm 6 draaibaar is gemonteerd.

Elke arm 6 bezit aan zijn andere eind een klauw 7 ter samenwerking met een van de uiteen te nemen delen.

De schroef 2 bezit een punt, bijvoorbeeld een kogelvormig orgaan 8, die in 15 samenwerking gebracht moet worden met een andere van de uiteen te nemen delen. Op bekende wijze worden, door de klauwen 7 en de kogel 8 op de juiste positie aan te brengen, en door vervolgens de schroef 2 in de naaf 1 te draaien, de delen onderworpen aan krachten die eventueel tot het scheiden van die delen leiden.

Volgens de uitvinding is een positioneringsorgaan 9 verschuifbaar aangebracht 20 rond de naaf 1. Door middel van veer 10 wordt het positioneringsorgaan 9 constant aangedrongen naar aanslagmiddel 11.

Het positioneringsorgaan bevat ook drie takken 12, elk voorzien van een opening 13 waardoorheen het bovenste deel 14 van elke arm 6 zich uitstrekt. De openingen 13 kunnen zodanige afmetingen bezitten dat de takken 12 met geringe 25 speling rond de klauwen 7 kunnen verschuiven.

De naaf bezit drie spaken 15, waarvan de einden onderling zijn verbonden door ring 16. Ook op het positioneringsorgaan 9 zijn spaken 17 voorzien, die onderling zijn verbonden door een ring 18.

De ringen 16, 18 kunnen gemakkelijk worden vastgehouden met beide handen. 30 Dit betekent dat de betreffende trekinrichting gemakkelijk kan worden gemanipuleerd. Tegelijkertijd kunnen deze ringen 16, 18 naar elkaar toe worden getrokken, waardoor de armen 6 naar him gesloten positie worden bewogen.

Als gevolg daarvan kan de trekinrichting gemakkelijk in de juiste positie 1004861 4 worden gehouden, en vervolgens kunnen de armen achter een van de te grijpen delen worden gehaakt.

In die positie bevindt de trekinrichting zich op zijn juiste plaats, waarna de trekinrichting op zijn plaats gehouden kan worden met een van de handen terwijl de 5 andere hand gebruikt wordt voor het verdraaien van de schroef 2.

Fig. 3 toont de vrije, gespreide positie van de armen, die verkregen is door de trekinrichting te grijpen en daardoor het positioneringsorgaan 9 naar boven te bewegen. Daardoor wordt de veer 10 samengedrukt, zodanig dat bij het vrijgeven van het positioneringsorgaan 9, de vrije positie wordt bereikt.

10 In de uitvoeringen van fig. 4 en 5 worden de armen 6 gestuurd door middel van een vinger 23 die steekt in gat 22 van plaat 21. De overige delen van het positioneringsorgaan 20 zijn identiek aan het positioneringsorgaan 9 beschreven in samenhang met de fig. 3 en 4.

De (niet getoonde) klauwen van armen 6 van fig. 3 zijn naar elkaar toe gericht, 15 zoals het geval is in de fig. 1 en 2. De relatieve positie van scharnierpunt 25 en openingen 22 is zodanig dat de armen van elkaar af bewegen wanneer het positioneringsorgaan 20 naar boven wordt bewogen.

De klauwen 24 van armen 6 van fig. 4 zijn van elkaar af gericht. De relatieve positie van scharnierpunt 26 en openingen 22 is zodanig dat de armen 6 naar elkaar 20 toe bewegen, wanneer het positioneringsorgaan 20 omhoog wordt bewogen.

1004861

Claims (11)

1. Trekinrichting voor het uit elkaar nemen van delen, omvattende ten minste twee armen (6) voorzien van klauwen (7) welke geschikt zijn voor het grijpen van 5 een van die delen en die elk draaibaar zijn verbonden aan een naaf (1), door welke naaf (1) zich een duworgaan (2) uitstrekt dat geschikt is om tegen een ander van die delen te rusten, alsmede een verschuifbaar positioneringsorgaan (9) voor het verplaatsen van de armen (6) tussen een vrije positie en een grijppositie, welk positioneringsorgaan (9) een handgreepmiddel (15-18) bezitten dat moet worden 10 gegrepen door een gebruiker, met het kenmerk dat de naaf (1) eveneens een handgreepmiddel (15-18) bezit, zodanig dat bij het naar elkaar toe bewegen van beide handgreepmiddelen (15-18), de armen (6) naar hun vrije positie worden bewogen.

2. Trekinrichting volgens conclusie 1, waarbij zowel de naaf (1) als de 15 positioneringsmiddelen (9) ten minste twee overeenkomstige spaakorganen (15, 17) bezitten, waarvan elk paar gegrepen moet worden door een gebruiker.

3. Trekinrichting volgens conclusie 1 of 2, waarbij de naaf (1) en de positioneringsmiddelen (9) een concentrisch cirkelvormig grijporgaan (16, 18) hebben 20 dat gegrepen moet worden door een gebruiker.

4. Trekinrichting volgens conclusie 3, waarbij de cirkelvormige grijporganen (16, 18) elk zijn verbonden aan de einden van de bijbehorende spaken (15, 17) of bijbehorende naaforen (4). 25

5. Trekinrichting volgens conclusie 1, 2, 3 of 4, waarbij het positioneringsorgaan (9) is voorbelast door een veer (10) voor het naar hun grijppositie duwen van de handgreepmiddelen (15-18). 1 1004861

6. Trekinrichting volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij het positioneringsorgaan (9) een plaat (19) bezit met openingen (13) door elk waarvan een arm (6) of deel (23) van die arm (6) zich uitstrekt.

7. Trekinrichting volgens conclusie 6, waarbij de openingen (13) iets groter zijn dan de dwarsafmeting van een arm (6), zodanig dat de plaat (19) met kleine speling kan verschuiven met betrekking tot de armen (6).

8. Trekinrichting volgens conclusie 7, waarbij de afstand tussen de draaipunten (S) van elke arm (6) kleiner is dan de afstand tussen de gaten (13).

9. Trekinrichting volgens conclusie 8, waarbij de armen (6) een naar binnen of naar buiten gekromde of gebogen vorm bezitten. 10

10. Trekinrichting volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de klauwen (7) naar elkaar gericht zijn, en het positioneringsorgaan (20, 9) en armen (6) zodanig zijn uitgevoerd dat door het naar elkaar toe trekken van de handgreepmiddelen, de armen (6) naar een vrije, gespreide positie bewegen. 15

11. Trekinrichting volgens een van de conclusies 1-9, waarbij de klauwen (24) van elkaar afgekeerd zijn, en het positioneringsorgaan (20) en de armen (6) zodanig zijn uitgevoerd dat door het naar elkaar toe trekken van de handgreepmiddelen, de armen naar een vrije, samengetrokken positie bewegen. 20 100486 1