NL1003706C2 - Werkwijze en inrichting voor het drogen en krimpen van textiele produkten. - Google Patents

Description

WERKWIJZE EN INRICHTING VOOR HET DROGEN EN KRIMPEN VAN TEXTIELE PRODUKTEN

De uitvinding betreft een werkwijze voor het 5 continu drogen en krimpen van textiele gebreide of geweven produkten, waarbij men het te behandelen vochtige produkt binnen een tussen tenminste twee eindloos omlopende, lucht-doorlatende geleidingsbanden gevormd doorloopkanaal voert ter droging aan beide zijden door tenminste één, door 10 tegenover elkaar liggende, naar elkaar toe gerichte en ten opzichte van elkaar verplaatste hete-luchtmondstukken gevormd droogstation, evenals een inrichting voor het uitvoeren van deze werkwijze.

Er zijn reeds werkwijzen van de in de aanhef 15 genoemde soort bekend, die echter allen het nadeel bezitten, dat het op deze wijze behandelde produkt meestal ongelijkmatig vervormd en/of gekrompen is, en derhalve aansluitend aan een extra, relatief kostbare behandeling onderworpen moet worden.

20 Een doel van de onderhavige uitvinding is in het bijzonder het verschaffen van een werkwijze, welke dit nadeel niet bezit, dat wil zeggen bij het gebruik waarvan uiterst vormnauwkeurige produktbanen met verbeterde gelijkmatigheid van de produktbaanstructuur vervaardigbaar zijn. 25 Dit doel wordt bij een werkwijze van de in de aanhef genoemde soort volgens de uitvinding bereikt doordat men de te behandelen produkten met voorloop op een eindloos omlopend, in blaasrichting met afstand door het doorloopkanaal voorwaarts bewogen spanraam bevestigd en zodanig in 30 dwarsrichting gespannen en zijdelings gefixeerd in door-looprichting in golfvorm door het droogstation voert, dat 1003706.

2 het te behandelen produkt in het betreffende blaasgebied voorbijgaand aan een enkel hete-luchtmondstuk met de van de laatste afgewende geleidingsband in contact komt, waarbij de onderste en/of de bovenste geleidingsband met een hogere 5 snelheid voorwaarts bewogen wordt resp. worden dan het spanraam zodat op de aanrakingsplaatsen van de produktbaan met de geleidingsbanden een wrijvingskracht optreedt, welke de produktbaan in zijn langsrichting stuikt.

Voordelige verdere uitvoeringen van de werkwijze 10 volgens de uitvinding zijn het onderwerp van de conclusies 2 tot en met 9, waarvan de tekst hier als ingelast beschouwd dient te worden.

Onderwerp van de uitvinding is verder een inrichting ter uitvoering van de werkwijze volgens de uitvinding 15 volgens conclusie 10, waarvan de tekst hier als ingelast beschouwd dient te worden.

Voordelige verdere uitvoeringen van de inrichting volgens de uitvinding zijn onderwerp van de conclusies 11 tot en met 18, waarvan de tekst hier als ingelast beschouwd 20 dient te worden.

In het navolgende wordt de uitvinding aan de hand van de tekening bij wijze van voorbeeld verklaard. Daarin toont figuur 1 een langsdoorsnede door een uitvoerings-25 voorbeeld van een inrichting volgens de uitvinding; figuur 2 een perspectivische weergave van een doorsnede langs lijn II-II in figuur 1 op grotere schaal; figuur 3 een perspectivisch aanzicht van inrichting A voor het in breedterichting rekken van de produkt-30 baan uit figuur 1 op grotere schaal; figuur 4 schematisch een bovenaanzicht op het bovenste part van een onderste geleidingsbandeenheid van een tweede uitvoeringsvoorbeeld van een inrichting volgens de uitvinding; 35 figuur 5 schematisch een perspectivisch aanzicht van een de gelijkmatige versmalling van de produktbaan ondersteunende produktbaan-afsteun- en transporteenheid; 1003706.

3 figuur 6 schematisch een zijaanzicht van een verder uitvoeringsvoorbeeld van de geleidingsbandeenheden van een inrichting volgens de uitvinding; en figuur 7 een dwarsdoorsnede door een speciale 5 uitvoeringsvorm van de hete-luchtmondstukken op grotere schaal.

Zoals uit figuur 1 te zien valt, geleidt men de te behandelen vochtige produktbaan 1 binnen een tussen twee eindloos omlopende, luchtdoorlatende geleidingsbanden 2 en 10 3 gevormd doorloopkanaal 4 voor het aan beide zijden in beweging zetten of activeren en drogen door drie op elkaar volgende, op bekende wijze uitgevoerde droogstations 5, 6 en 7.

Deze droogstations 5, 6 en 7 zijn op bekende wijze 15 van zijdelings op afstand van elkaar staande, naar het doorloopkanaal 4 toe gerichte hete-lucht-sleufmondstukken 8 respectievelijk 9 voorzien, die zich dwars op de transport-richting D van de te behandelen weefselbaan 1 over de totale breedte van de beide geleidingsbanden 2 resp. 3 20 uitstrekken.

Voor het bereiken van een golfbeweging in de door het doorloopkanaal 4 bewogen, te behandelen produktbaan 1 zijn de bovenste hete-lucht-sleufmondstukken 9 in trans-portrichting D van deze produktbaan 1 gezien ten opzichte 25 van de onderste hete-lucht-sleufmondstukken 8 verplaatst aangebracht, waarbij in de praktijk de meest verschillende golfvormen kunnen ontstaan. De onderste en de bovenste hete-luchtmondstukrijen 8 en 9 zijn parallel (in de richting Z) aan de produktbaan-doorlooprichting D tussen een 30 ten opzichte van elkaar verplaatste (zie figuur 7) en een ten opzichte van elkaar niet-verplaatste opstelling van de afzonderlijke hete-luchtmondstukken relatief ten opzichte van elkaar verschuifbaar.

De te behandelen produktbaan wordt daarbij door de 35 aërodynamische kracht van de uit de hete-lucht-sleufmondstukken 8 en 9 uittredende lucht in een golfvorm vastgehouden. Anderzijds wordt de produktbaan 1 door de geleidings- 1 0 0 3 7 o 6.

4 banden 2, 3 voorwaarts geschoven, waarbij op de aanrakings-plaatsen tussen de in golfvorm liggende produktbaan 1 en de transportbanden 2, 3 een wrijvingskracht ontstaat, welke de produktbaan 1 in zijn langsrichting stuikt.

5 De via de hete-lucht-sleufmondstukken 8 en 9 uittredende hete lucht wordt na het plaatsvinden van de inwerking op de te behandelen produktbaan 1 via het lucht-filter 10 en de warmtewisselaar 11 door de ventilatoren 12 aangezogen en opnieuw opgewarmd aan de betreffende hete-10 luchtmondstukken 8 en 9 toegevoerd.

Zoals in het bijzonder uit de figuren 1, 2 en 3 te zien valt, wordt de te behandelen vochtige produktbaan 1 voor het bereiken van een zo gelijkmatig mogelijke rek over zijn totale breedte eerst aan een inrichting A voor het in 15 breedterichting rekken en dan aan een eindloos omlopende, in blaasrichting op afstand door het doorloopkanaal 4 voorwaarts bewegend spanraam 13 toegevoerd en met voorloop op de plaats B door opsteken op het spanraam 13 bevestigd.

De inrichting A voor het in breedterichting rekken 20 is, zoals uit figuur 3 te zien valt, op bekende wijze van twee omlopende, een rekspleet tussen zich vormende groef-walsen 14 en 15 voorzien. Na deze inrichting A voor het in breedterichting rekken wordt de produktbaan via verscheidene uitbreidwalsen naar een opsteekeenheid B toegevoerd.

25 Na het zijdelings opsteken van de op deze wijze in breedterichting gerekte produktbaan 1 door middel van de opsteekeenheid B in het spanraam 13 wordt het in de breedte gerekte produkt 1 vanaf een uitgangsbreedte F (zie figuur

5) middels een in het produktbaanafsteunvlak C gezien 30 konisch toelopende, zich tot aan de gewenste behandelings-breedte H versmallende, zich over de totale betreffende produktbaanbreedte G zijdelings uitstrekkende produktbaanaf steun- en transporteenheid 30, daarbij steeds zijdelings nog door het eindloos omlopende, eveneens analoog daaraan 35 zich konisch versmallend spanraam 13 vastgehouden, tot in de inlaat van de drogers 5, 6 en 7 overgebracht. Op deze wijze wordt bij de versmalling van de produktbaanbreedte F

1 00 3 7 0 6.

5 naar de in de droger 5, 6, 7 toegevoerde behandelingsbreed-te H een zo gelijkmatig mogelijke produktbaanuitgangstruc-tuur bereikt, aangezien de produktbaan 1 bij zijn versmalling op de bovenste parten van de eindloos omlopende trans-5 portzijde 31 ligt en die laatsten daardoor een gelijkmatige versmalling van de produktbaan 1 over zijn totale variërende breedte G ondersteunen.

Zoals uit figuur 2 te zien valt, omvat het eindloos omlopende spanraam 13 een ter zijdelingse fixering van 10 de te behandelen produktbaan 1 van naalden 16 resp. 17 voorziene, door telkens een eindloze ketting gevormde linkszijdige en rechtszijdige produktbaanhouder 18 resp. 19, waarvan de omloopsnelheid ter uitrichting van de inslagdradenrichting individueel stuurbaar is, waarbij 15 beslissend is, dat de geleidingsbanden 2, 3 sneller voorwaarts bewogen worden dan de gemiddelde snelheid van de beiden warenbaanhouders 18 en 19.

Bij de weergegeven uitvoeringsvorm wordt één van de beide eindloze kettingen 18 en 19 in het inwendige van 20 het doorloopkanaal 4 ter verhindering van een beschadiging van de bovenste geleidingsband 2 door de naalden 17 door een zich in langsrichting van het geleidingskanaal 4 uitstrekkend geleidings- en afdekkanaal 20 geleid. Daarbij zijn de beide produktbaanhouders 18 en 19 ter aanpassing 25 van het spanraam 13 aan een bepaalde produktbaanbreedte in zijdelingse richting E verstelbaar. Uiteraard is het ook mogelijk, de produktbaanhouder 18 binnenin een aan 20 analoog geleidings- en afdekkanaal tussen de bovenste en de onderste geleidingsband 2 resp. 3 door te geleiden.

3 0 Door deze zijdelingse geleiding van de in zijn dwarsrichting gespannen gehouden te behandelen produktbaan 1 door middel van een door de droger verlopend, eindloos omlopend spanraam 13, kan een met betrekking tot de structuur, maathoudendheid en vormstabiliteit uiterst gelijkma-35 tig eindprodukt bereikt worden.

Om bijvoorbeeld bij een vervormde produktbaan 1 de richting van de inslagdraden resp. de steken op een lood- 1 0 0 3 7 0 6.

6 recht op de produktbaanlangsrichting verlopende rechte lijn uit te richten, en/of over de produktbaanbreedte gezien voor het bereiken van een meer homogeen eindprodukt een verschillend stuik- of rekeffect te bereiken is het, zoals 5 uit figuur 4 te zien valt, mogelijk, in plaats van een enkele onderste en bovenste geleidingsband 3 resp. 2 verscheidene smallere geleidingsbanden 3', 3'' en 3''' te voorzien en hun omloopsnelheden vl, v2 resp. v3 individueel met behulp van een opto-elektronische produktbaanaftastop-10 stelling zoals bijvoorbeeld te verkrijgen is bij de firma Mahlo, BRD of Erhard & Leimer, BRD, te sturen.

Om de struik of rek van de te behandelen produkt-baan 1 gerichter tot een bepaalde dichtheid te kunnen laten plaatsvinden, is het zoals uit figuur 5 te zien valt, ook 15 mogelijk in plaats van een enkele onderste en bovenste geleidingsband 3 resp. 4 verscheidene op elkaar volgende van elkaar onafhankelijke geleidingsbandgroepen 2a, 3a; 2b, 3b en 2c, 3c te voorzien en hun omloopsnelheden vl, v2 resp. v3 groepsgewijs individueel met behulp van een opto-20 elektronische produktbaanaftastopstelling te sturen.

Om de krimpwerking in de krimpzone van de droger te versterken, is het doelmatig, wanneer, zoals uit figuur 7 te zien valt, de uitstroomrichting I van de hete-lucht-mondstukken 8 en 9 in deze zone tegen de produktbaandoor-25 looprichting D in over een hoek a in het gebied van 1 tot 40* ten opzichte van een verticaal hellend verloopt. De blaassterkte en de hellingshoek a zijn daarbij zodanig op elkaar af te stemmen, dat tijdens bedrijf geen wezenlijke verschuiving van de op sommige plaatsen op de beide gelei-30 dingsbanden 2 en 3 liggende produktbaangebieden optreedt. Door een dergelijke uitvoering van de hete-luchtmondstukken 8' en 9' in de krimpzone van de droger kan ten opzichte van de gebruikelijke verticale opstelling van de hete-lucht-mondstukken een wezenlijke versterking van de op de te 35 behandelen produktbaan 1 inwerkende aërodynamische stuik-kracht bereikt worden.

1003/u o.

7

Om de droger als multifunctionele machine ook zonder spanraam 13 te kunnen gebruiken, zijn de linkszijdi-ge en de rechtszijdige produktbaanhouders 18 en 19 dwars op hun produkttransportrichting in zijdelingse richting E (zie 5 figuur 2) naar buiten toe tenminste tot de rand of buiten het werkingsbereik van de hete-luchtmondstukken 8 en 9 uitschuifbaar, zodat de droger zowel met als zonder het gebruik van het spanraam 13 te gebruiken is. Daartoe is verder een bij toepassing van het spanraam 13 uit het 10 produktuittredebereik van de geleidingsbanden 2 en 3 uitzwenkbare stijgtransportband 32 voorzien (zie figuur 1).

Verder valt op te merken, dat voor het bereiken van de zo groot mogelijke droog- en krimpwerking de verticale afstand K tussen de mondstukuittrede-openingen van de 15 bovenste en de onderste mondstukrij 8 en 9 kleiner dan 65 mm, bij voorkeur kleiner dan 50 mm dient te zijn.

7003706.

Claims (18)

1. Werkwijze voor het continu drogen en krimpen van textiele gebreide of geweven produkten, waarbij men het te behandelen vochtige produkt (1) binnen een tussen 5 tenminste twee eindloos omlopende, luchtdoorlatende gelei-dingsbanden (2,3) gevormd doorloopkanaal (4) voert ter droging aan beide zijden door tenminste één, door tegenover elkaar liggende, naar elkaar toe gerichte en ten opzichte van elkaar verplaatste hete-luchtmondstukken (8,9) gevormd 10 droogstation (5,6,7), met het kenmerk, dat men de te behandelen produkten (1) met voorloop op een eindloos omlopend, in blaasrichting met afstand door het doorloopkanaal (4) voorwaarts bewogen spanraam (13) bevestigd en zodanig in dwarsrichting gespannen en zijdelings gefixeerd 15 in doorlooprichting (D) in golfvorm door het droogstation (5,6,7) voert, dat het te behandelen produkt (1) in het betreffende blaasgebied voorbijgaand aan een enkel hete-luchtmondstuk (8,9) met de van de laatste afgewende gelei-dingsband (2,3) in contact komt, waarbij de onderste en/of 20 de bovenste geleidingsband (3,2) met een hogere snelheid voorwaarts bewogen wordt resp. worden dan het spanraam (13), zodat op de aanrakingsplaatsen van de produktbaan (1) met de geleidingsbanden (2,3) een wrijvingskracht optreedt, welke de produktbaan in zijn langsrichting stuikt.

2. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de omloopsnelheden van de linkszijdige en de rechtszij-dige produktbaanhouders (18,19) van het spanraam (13) voor het bereiken van een van elkaar verschillende transport-snelheid individueel regelbaar zijn.

3 0 3. Werkwijze volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat men het te behandelen produkt (1) voor het afgeven daarvan op het spanraam (13) door een inrichting (A) voor het in een breedterichting rekken leidt.

4. Werkwijze volgens conclusie 3, met het kenmerk, 3 5 dat men het in een breedterichting gerekte produkt (1) na 1003706. het uittreden uit de inrichting (A) voor het in breedte-richting rekken en zijdelingse fixering in het spanraam (13) door middel van een in het produktbaan-afsteunvlak (C) beschouwd konisch toelopende, zich tot op de gewenste 5 behandelingsbreedte (H) versmallende, zich over de totale betreffende produktbaanbreedte (G) uitstrekkende produktbaan-af steun- en transporteenheid (30) verder transporteert, en de laatste bij voorkeur verscheidene zijdelings op afstand naast elkaar aangebrachte, zich in transport- 10 richting uitstrekkende, eindloos omlopende transportkabels of transportbanden (31) omvat.

5. Werkwijze volgens één der conclusies 1 tot en met 4, met het kenmerk, dat men een door verscheidene van elkaar onafhankelijke smalle banden (3',3",3''') of kabels 15 gevormde onderste en/of bovenste geleidingsband (3,2) gebruikt en hun omtreksnelheden (vl,v2,v3) bij voorkeur individueel stuurt.

6. Werkwijze volgens één der conclusies 1 tot en met 5, met het kenmerk, dat het doorloopkanaal (4) door 20 verscheidene van elkaar onafhankelijke geleidingsbandgroe-pen (2a,3a;2b,3b;2c,3c) begrenst wordt, en hun geleidings-bandomloopsnelheden (vl,v2,v3) bij voorkeur individueel gestuurd worden.

7. Werkwijze volgens conclusie 6, met het kenmerk, 25 dat de geleidingsbandomloopsnelheid in de eigenlijke krimpzone het grootste is.

8. Werkwijze volgens één der conclusies 5 tot en met 7, met het kenmerk, dat men de aandrijving van de afzonderlijke geleidingsbanden (2',2" ,2" ' ;3',3" ,3" ' ; 30 2a,3a;2b,3b;2c,3c) met behulp van een produktaftastrege ling, bij voorkeur een opto-elektronische produktbaanaf-tastregeling, individueel stuurt.

9. Werkwijze volgens de conclusies 5 en 8, met het kenmerk, dat men de aandrijving van de afzonderlijke, naast 35 elkaar en parallel ten opzichte van elkaar verlopende banden of kabels (3',3'',3''') zodanig stuurt, dat bij gebreide produkten de steken dwars op de doorlopende 1003/06. produktbaan (1) op elkaar uitgericht worden, resp. bij geweven produkten de inslagdraden dwars op de doorlopende produktbaan (1) gericht worden en desgewenst de hoeveelheid stuik resp. rek van de laatste beïnvloed wordt.

10. Inrichting voor het uitvoeren van de werkwijze volgens conclusie 1, met tenminste één door een aantal tegenover elkaar liggende, naar elkaar toe gerichte en ten opzichte van elkaar verplaatste in een doorloopkanaal (4) aangebrachte hete-luchtmondstukken (8,9) gevormd droogsta-10 tion (5,6,7) en met tenminste twee dit doorloopkanaal (4) steeds boven en onder begrenzende, eindloos omlopende, luchtdoorlatende geleidingsbanden (2,3), met het kenmerk, dat ter doorvoering van een te behandelen produktbaan (1) door het tenminste ene droogst at ion (5,6,7) een door het 15 door de geleidingsbanden (2,3) begrenst doorloopkanaal (4) verlopend, eindloos omlopend produktbaan-spanraam (13) voorzien is en de verticale afstand van de laatste tot het onderste part van de tenminste ene bovenste geleidingsband (2) evenals tot het bovenste part van de tenminste ene 20 onderste geleidingsband (3) zodanig bemeten is, dat tijdens bedrijf de inrichting de te behandelen, door middel van het produktbaan-spanraam (3) vastgehouden en doorgeleide produktbaan (1) in het betreffende werkbereik van een daarop gericht hete-luchtmondstuk (8,9), plaatselijk 25 begrenst, in contact komt met de betreffende afgelegen geleidingsband (3,2), waarbij de onderste en/of de bovenste geleidingsband (3,2) met een hogere snelheid voorwaarts bewogen wordt resp. worden dan het spanraam (13), zodat op de aanrakingsplaatsen van de produktbaan (1) met de gelei-30 dingsbanden (2,3) een wrijvingskracht optreedt, welke de produktbaan in zijn lengterichting stuikt, en de toevoer-middelen (A,B) ter toevoering van het te behandelen produkt (1) naar het spanraam zodanig uitgevoerd zijn, om het te behandelen produkt (1) met voorloop op het spanraam te 35 bevestigen.

11. Inrichting volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat voor het spanraam (13) een voor de te behande- 1003)u3. len produktbaan (1) bestemde inrichting (A) voor het in breedterichting rekken geplaatst is, welke bij voorkeur van tenminste twee walsen (13,14) voorzien is, waarvan de ene (14) aan de omtrek een reliëf uit een aantal verhogingen en 5 verdiepingen en de andere (15) aan de omtrek een tenminste bij benadering complementair reliëf, waarvan de verhogingen in de verdiepingen van de eerstgenoemde wals (14) ingrijpen, omvat.

12. Inrichting volgens conclusie 10 of 11, met het 10 kenmerk, dat de linkszijdige en de rechtszijdige produkt- baanhouders (18,19) van het spanraam (13) door een van naalden (16,17) of klemmen voorziene, eindloos omlopende ketting gevormd zijn, en dat tenminste één van de beide kettingen (18,19) in het inwendige van het doorloopkanaal 15 (4) door een zich in zijn langsrichting uitstrekkend geleidings- en afdekkanaal (22,23) gevoerd wordt.

13. Inrichting volgens één der conclusies 10 tot en met 12, met het kenmerk, dat de onderlinge afstand (K) van de beide het doorloopkanaal (4) in verticale richting 20 begrenzende geleidingsbanden (2,3) verstelbaar is.

14. Inrichting volgens één der conclusies 10 tot en met 13, met het kenmerk, dat de uitstroomrichting (I) in tenminste een deel van de krimpzone van de inrichting tegen de produktbaandoorlooprichting (D) in over een hoek (a) in 25 het gebied van 1 tot 40* ten opzichte van een loodlijn hellend verloopt, en de blaassterkte en de hellingshoek (a) zodanig op elkaar afgestemd zijn, dat tijdens bedrijf bij voorkeur geen wezenlijke verschuiving van de op sommige plaatsen op de beide geleidingsbanden (2,3) liggende 30 produktbaangebieden optreedt.

15. Inrichting volgens één der conclusies 10 tot en met 14, met het kenmerk, dat de linkszijdige en de rechtszijdige produktbaanhouders (18,19) dwars op hun produkttransportrichting in zijdelingse richting (E) naar 35 buiten toe tenminste tot de rand of buiten het werkingsgebied van de hete-luchtmondstukken (8,9) uitschuifbaar zijn, 10 0 3 7 0 6. zodat de droger zowel met als zonder inzet van het spanraam (13) te exploiteren is.

16. Inrichting volgens één der conclusies 10 tot en met 15, met het kenmerk, dat de onderste en de bovenste 5 hete-luchtmondstukrijen (8,9) parallel aan de produktbaan-doorlooprichting tussen een ten opzichte van elkaar verplaatste en een ten opzichte van elkaar niet-verplaatste opstelling van de afzonderlijke hete-luchtmondstukken relatief ten opzichte van elkaar verschuifbaar zijn.

17. Inrichting volgens conclusie 15, met het kenmerk, dat een uit het produktuittredebereik van de geleidingsbanden (2,3) uitzwenkbare stijgtransportband (32) voorzien is.

18. Inrichting volgens één der conclusies 10 tot 15 en met 17, met het kenmerk, dat de verticale afstand (K) tussen de mondstukuittrede-openingen van de bovenste en de onderste mondstukrij (8,9) kleiner dan 65 mm, bij voorkeur kleiner dan 50 mm is. 1003706.