NL1002946C2 - Parkeerinrichting voor vervoermiddelen en werkwijze voor het bedrijven daarvan. - Google Patents

Description

Parkeerinrichting voor vervoermiddelen en werkwijze voor het bedrijven daarvan

De uitvinding heeft betrekking op een parkeerinrich-ting voor vervoermiddelen omvattende een ten minste twee etages tellend magazijn voor opslag van de vervoermiddelen, en ten minste een hefinrichting voor het in hoogte verplaatsen 5 van de vervoermiddelen, waarbij de hefinrichting voedend en ontvangend koppelbaar is met de etages van het magazijn. De uitvinding is tevens belichaamd in een werkwijze voor het bedrijven van een dergelijke parkeerinrichting.

Een parkeerinrichting van de in de aanhef beschreven 10 soort is algemeen bekend en wordt vooral in agglomeraties toegepast waar een concentratie van activiteiten plaatsvindt die zodanig interessant zijn dat zij veel publiek trekken. Voor zover dit publiek met eigen vervoer komt, dient zij deze gedurende een bepaalde tijd te kunnen stallen en voor dit 15 doel worden veelal parkeerinrichtingen ingezet. Aan dergelijke parkeerinrichtingen volgens de bekende stand van de techniek kleven een aantal nadelen. Zo vergt de bekende parkeerinrichting welke doorgaans uit een aantal etages bestaat van een betonnen gebouw met een geautomatiseerd in- en uitrijsys-20 teem veel ruimte. Dit komt mede omdat er voorzieningen zijn teneinde dat de bestuurder van het vervoermiddel, meestal is-dit een auto, deze zelf van en naar de parkeerplaats kan brengen. Voorts is de bekende parkeerinrichting vrij toegankelijk en staan de geparkeerde automobielen bloot aan inbraak 25 en diefstal. Ook bij het parkeren kunnen de automobielen schade oplopen of schade toegebracht worden. Daarnaast, en niet onbelangrijk, kent de bekende parkeerinrichting een nadelige milieubelasting doordat na het parkeren wegrijdende auto's een verhoogde koolmonoxyde en benzeenuitstoot hebben. 30 Dit geldt tevens bij automobielen welke van een katalysator zijn voorzien, aangezien de werking daarvan pas gewaarborgd is op bedrijfstemperatuur.

Het de uitvinding wordt nu beoogd deze problemen terug te dringen en verdere voordelen te bereiken, welke in 35 het navolgende zullen worden toegelicht.

1002946 2

De parkeerinrichting volgens de uitvinding wordt er daartoe door gekenmerkt, dat de parkeerinrichting voorziet in pallets welke geschikt zijn voor belading met de vervoermiddelen, en dat het magazijn en de hefinrichting zijn ingericht 5 voor transport van dergelijke al dan niet met een vervoermiddel beladen pallets.

De voordelen van de inrichting volgens de uitvinding laten zich dan in het bijzonder realiseren door een bedrijven daarvan dat wordt gekenmerkt door het plaatsen van een ver-10 voermiddel op een voor de hefinrichting van de parkeerinrichting geplaatste pallet, het deactiveren van een aandrijfag-gregaat waarmee het vervoermiddel de eigen tractie verzorgt, het brengen van de met het vervoermiddel beladen pallet in een kooi van de hefinrichting en het daarna bewegen van de 15 kooi naar een etage van een magazijn van de parkeerinrichting voor opslag van de vervoermiddelen, en het vervolgens plaatsen van de beladen pallet uit de kooi op een op de etage aanwezige traversewagen welke daarna de beladen pallet transporteert naar en plaatst op een opslagplaats.

20 Wenselijk is dat de parkeerinrichting bij voorkeur zo is uitgevoerd dat het magazijn op iedere etage voorziet in nevengeschikte opslagplaatsen voor de pallets waarbij iedere opslagplaats gevoed respectievelijk geleegd kan worden vanuit respectievelijk naar een toe- en afvoerkanaal dat met de hef-25 inrichting bereikbaar is.

Een bepaald aspect van de parkeerinrichting volgens de uitvinding is voorts dat op iedere etage van het magazijn voorzien is in ten minste een traversewagen voor verplaatsing van de pallets tussen de opslagplaatsen en de hefinrichting. 30 In een bepaalde voorkeursuitvoeringsvorm van de par keerinrichting volgens de uitvinding omvat de hefinrichting een kooi welke geschikt is voor ontvangst van een met een vervoermiddel beladen pallet, en dat deze kooi een register heeft dat tegelijkertijd ten minste een onbeladen pallet kan 35 houden.

Hiermee laat zich een bijzonder wenselijke wijze van bedrijven van de parkeerinrichting realiseren door namelijk nadat de kooi bewogen is naar de etage alwaar de beladen pallet wordt opgeslagen maar voordat de beladen pallet uit de 10 0 2 9 A 6 3 kooi op de traversewagen wordt geplaatst, een onbeladen pallet welke zich direct voor de hefinrichting bevindt, in een register van de kooi te brengen ter vrijmaking van de positie welke aansluitend wordt ingenomen door de beladen pallet.

5 Hiermee worden belangrijke besparingen bereikt in doorloopsnelheid in het bedrijven van de parkeerinrichting waardoor de wachttijden zeer beperkt kunnen worden gehouden, hetgeen het gebruik van de parkeerinrichting volgens de uitvinding zeer bevordert.

10 De uitvinding zal nu nader worden toegelicht aan de hand van de tekening, welke de parkeerinrichting volgens de uitvinding toont.

De parkeerinrichting 1 omvat een magazijn dat schematisch is afgebeeld in de tekening, en etages 2 en 3 heeft. 15 Het aantal etages is uiteraard naar believen te vergroten. Op deze etages 2 en 3 van het magazijn worden de vervoermiddelen opgeslagen. De parkeerinrichting 1 omvat voorts een hefinrichting 4. De afgebeelde hefinrichting is voorzien van een liftkooi 5 welke met de daarvoor gebruikelijke elektromotoren 20 en lieren naar het niveau van een gewenste etage 2, 3 kan worden getransporteerd. In plaats van een dergelijke hefinrichting 4 zijn ook systemen denkbaar welke een heftafel omvatten; de enige eis die aan dergelijke hefinrichtingen wordt gesteld is dat deze geschikt zijn voor het in hoogte ver-25 plaatsen van de vervoermiddelen van de begane grond naar een etage 2, 3 van de parkeerinrichting 1 en vice versa.

De werking van de parkeerinrichting 1 is als volgt. Een in de parkeerinrichting 1 te parkeren automobiel wordt op een oprijplaats 6, welke zich op de begane grond bevindt, 30 gereden, alwaar zich een pallet bevindt waarmee transport in de parkeerinrichting 1 kan plaatsvinden. De pallets zijn alle gelijkvormig en in de figuur met verwijzingscijfer 7 aangeduid. Nadat een vervoermiddel op de pallet 7 is gereden, wordt de motor van het vervoermiddel uitgezet, wordt de lift-35 kooi 5 naar de begane grond voor ontvangst van deze zojuist beladen pallet 7 verplaatst, en wordt de met de automobiel beladen pallet 7 in de kooi 5 getransporteerd. In de figuur is de situatie getoond dat de pallet 7 onbeladen zich in de kooi 5 bevindt. Nadat de pallet 7 met de daarop geladen auto 1002946 4 in de kooi is gebracht, wordt vanuit een register 8 van de kooi 5 een onbeladen pallet 7 dat zich daar bevindt naar de oprijplaats 6 getransporteerd voor ontvangst van een volgende automobiel. Daarna wordt de kooi 5 met de auto beladen pallet 5 7 naar een etage 2, 3 van de parkeerinrichting 1 getranspor teerd, alwaar opslag van de automobiel zal plaatsvinden. Op de gewenste etage 2, 3 aangekomen, wordt de beladen pallet 7 op een traversewagen 9 geladen, welke het transport op de desbetreffende etage 2, 3 naar de gewenste opslagplaats zal 10 verzorgen. Daartoe wordt de traversewagen 9 met de daarop aangebrachte beladen pallet 7 over een toe- en afvoerkanaal 10, 11 bewogen dat toegang biedt tot de opslagplaatsen op de etage 2, 3. In de figuur is voor wat betreft etage 2 de situatie getoond dat traversewagen 9, welke beweegbaar is in toe-15 en afvoerkanaal 10 van etage 2, een met een middenklasse-automobiel beladen pallet 7 positioneert voor een opslagplaats welke is aangeduid met verwijzingscijfer 12. Na het bereiken van de juiste positie van de traversewagen 9 wordt de pallet 7 met de daarop geplaatste automobiel op de opslag-20 plaats 12 gebracht. Doordat geen ruimte benodigd is voor in-en uitstappen kunnen de opslagplaatsen qua ruimtebeslag zeer beperkt gehouden worden. Voorts kan om dezelfde reden de hoogte van de diverse etages 2, 3 zeer veel geringer zijn dan bij conventionele parkeerinrichtingen. Beide aspecten dragen 25 bij aan een zeer economisch ruimtegebruik. Teneinde de parkeerinrichting 1 tevens geschikt te doen zijn voor die vervoermiddelen die een hogere opbouw kennen, zoals bijvoorbeeld terreinwagens of multi purpose vehicles, kan één etage enigszins hoger worden uitgevoerd.

30 Het ophalen van een vervoermiddel geschiedt in be ginsel in omgekeerde volgorde. In afwachting dat de kooi 5 de juiste etage 2, 3 bereikt, kan een traversewagen zich voor de juiste opslagplaats positioneren voor het laden van de vrij te geven op een pallet 7 geplaatste automobiel. Na plaatsing 35 van deze pallet 7 op de traversewagen 9 verplaatst deze zich in de richting van de hefinrichting, alwaar de pallet 7 op de bufferpositie direct voor de hefinrichting 4 wordt gehouden. Zodra zich de kooi 5 op de hoogte van de desbetreffende etage aandient en deze vrij is, wordt de met de automobiel beladen 1002946 5 pallet 7 in de kooi 5 gebracht en kan deze zich voor verdere afhandeling naar de begane grond begeven, alwaar de auto wordt vrijgegeven. Daarmee komt tegelijkertijd een pallet 7 beschikbaar welke direct kan dienen voor ontvangst van een 5 volgende te parkeren automobiel zonder dat een lege pallet 7 uit het register 8 van de kooi 5 betrokken moet worden. Voeding van het register 8 met dergelijke lege pallets 7 geschiedt zoals hierboven besproken op de etages 2, 3 en wordt zo nodig ter tijdsbesparing gecombineerd met het wegbrengen 10 van een met een pallet 7 beladen automobiel op de etage 2, 3. Hierbij wordt voor de afgifte van de beladen pallet 7 uit de kooi 5 aan de traversewagen 9 , een lege pallet 7, welke zich juist voor de hefinrichting 4 bevindt, het register 8 van de kooi 5 ingebracht.

15 De volgens de uitvinding voorgestelde parkeerinrich ting is in beginsel niet onderhevig aan beperkingen ten aanzien van de hoeveelheid te plaatsen auto's. Bij een gemiddeld ontwerp kan worden volstaan met 120 parkeerplaatsen per etage en twee hefinrichtingen voor de bediening daarvan. Indien de 20 parkeerinrichting een grotere capaciteit dan 120 automobielen met een maximum van 800 verkrijgt, is het noodzakelijk om het aantal hefinrichtingen te vergroten. De omvang van de par-keerinrichting als zodanig wordt echter meer bepaald door de infrastructurele beperkingen in de directe omgeving daarvan. 25 Het is mogelijk om de parkeerinrichting volledig bovengronds, volledig ondergronds, of als combinatie van beide uitvoeringsvormen uit te voeren. Afhankelijk van welke uitvoering aan de parkeerinrichting wordt gegeven, kan het voordelig zijn het register 8 van de kooi 5 voor het houden 30 van de lege pallets 7 in de bodem van de kooi, dan wel in het dak van de kooi 5 op te nemen. Ook is denkbaar dat een dergelijk register zich zowel in bodem als dak van de kooi bevindt .

Voor de verplaatsing van de pallets 7 in de kooi 5, 35 op de traversewagen 9, en op de opslagplaats 12 kan voorzien zijn in een rollende geleiding, waarbij de rollen ofwel deel uitmaken van de pallet 7, ofwel in de kooi 5, de traversewagen 9, respectievelijk de opslagplaats 12 kunnen zijn opgenomen.

1002946 6

Met een parkeerinrichting welke een capaciteit heeft van 240 automobielen verdeeld over twee etages, is een maximale parkeertijd haalbaar van 60 seconden. Ook het ophalen van een automobiel vanuit een opslagplaats en deze beschik-5 baar stellen aan de gebruiker vergt, afhankelijk van de opslagplaats in het systeem en bij meervoudig gebruik, maximaal 60 seconden.

1002946

Claims (6)

1. Parkeerinrichting (1) voor vervoermiddelen omvattende een ten minste twee etages (2, 3) tellend magazijn voor opslag van de vervoermiddelen, en ten minste een hefinrichting (4) voor het in hoogte verplaatsen van de vervoermidde- 5 len, waarbij de hefinrichting (4) voedend en ontvangend kop-pelbaar is met de etages (2, 3) van het magazijn, met het kenmerk, dat de parkeerinrichting (l) voorziet in pallets (7) welke geschikt zijn voor belading met de vervoermiddelen, en dat het magazijn en de hefinrichting (4) zijn ingericht voor 10 transport van dergelijke al dan niet met een vervoermiddel beladen pallets (7).

2. Parkeerinrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het magazijn op iedere etage (2, 3) voorziet in nevengeschikte opslagplaatsen voor de pallets waarbij iedere 15 opslagplaats gevoed respectievelijk geleegd kan worden vanuit respectievelijk naar een toe- en afvoerkanaal (10, 11) dat met de hefinrichting (4) bereikbaar is.

3. Parkeerinrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat op iedere etage van het magazijn voorzien is 20 in ten minste een traversewagen (9) voor verplaatsing van de pallets (7) tussen de opslagplaatsen en de hefinrichting (4).

4. Parkeerinrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de hefinrichting (4) een kooi (5) omvat welke geschikt is voor ontvangst van een met een 25 vervoermiddel beladen pallet (7), en dat deze kooi (5) een register (8) heeft dat tegelijkertijd ten minste een onbeladen pallet (7) kan houden.

5. Werkwijze voor het bedrijven van een parkeerinrichting (1) voor vervoermiddelen volgens een der conclusies 30 1-4 gekenmerkt door het plaatsen van een vervoermiddel op een voor de hefinrichting (4) van de parkeerinrichting geplaatste pallet (7), het deactiveren van een aandrijfaggregaat waarmee het vervoermiddel de eigen tractie verzorgt, het brengen van de met het vervoermiddel beladen pallet (7) in een kooi (5) 35 van de hefinrichting (9) en het daarna bewegen van de kooi (5) naar een etage (2, 3) van een magazijn van de parkeerin- 100? <U6 richting (1) voor opslag van de vervoermiddelen, en het vervolgens plaatsen van de beladen pallet (7) uit de kooi (5) op een op de etage (2, 3) aanwezige traversewagen (9) welke daarna de beladen pallet (7) transporteert naar en plaatst op 5 een opslagplaats (12).

6. Werkwijze volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat nadat de kooi (5) bewogen is naar de etage (2, 3) alwaar de beladen pallet (7) wordt opgeslagen maar voordat de beladen pallet (7) uit de kooi (5) op de traversewagen (9) wordt 10 geplaatst, een onbeladen pallet (7) welke zich direct voor de hefinrichting (4) bevindt, in een register (8) van de kooi (5) wordt gebracht ter vrijmaking van de positie welke aansluitend wordt ingenomen door de beladen pallet (7). 1002946