NL1002278C2 - Flexibele houder. - Google Patents

Flexibele houder. Download PDF

Info

Publication number
NL1002278C2
NL1002278C2 NL1002278A NL1002278A NL1002278C2 NL 1002278 C2 NL1002278 C2 NL 1002278C2 NL 1002278 A NL1002278 A NL 1002278A NL 1002278 A NL1002278 A NL 1002278A NL 1002278 C2 NL1002278 C2 NL 1002278C2
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
container
textile fabric
holder
container according
fabric
Prior art date
Application number
NL1002278A
Other languages
English (en)
Inventor
Anton Daniel Kempers
Original Assignee
Nicolon Nv
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Nicolon Nv filed Critical Nicolon Nv
Priority to NL1002278A priority Critical patent/NL1002278C2/nl
Priority to AU16750/97A priority patent/AU1675097A/en
Priority to PCT/NL1997/000044 priority patent/WO1997029247A1/en
Application granted granted Critical
Publication of NL1002278C2 publication Critical patent/NL1002278C2/nl

Links

Classifications

    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E02HYDRAULIC ENGINEERING; FOUNDATIONS; SOIL SHIFTING
    • E02BHYDRAULIC ENGINEERING
    • E02B3/00Engineering works in connection with control or use of streams, rivers, coasts, or other marine sites; Sealings or joints for engineering works in general
    • E02B3/04Structures or apparatus for, or methods of, protecting banks, coasts, or harbours
    • E02B3/12Revetment of banks, dams, watercourses, or the like, e.g. the sea-floor
    • E02B3/121Devices for applying linings on banks or the water bottom
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B63SHIPS OR OTHER WATERBORNE VESSELS; RELATED EQUIPMENT
    • B63BSHIPS OR OTHER WATERBORNE VESSELS; EQUIPMENT FOR SHIPPING 
    • B63B35/00Vessels or similar floating structures specially adapted for specific purposes and not otherwise provided for
    • B63B35/003Vessels or similar floating structures specially adapted for specific purposes and not otherwise provided for for transporting very large loads, e.g. offshore structure modules
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E02HYDRAULIC ENGINEERING; FOUNDATIONS; SOIL SHIFTING
    • E02BHYDRAULIC ENGINEERING
    • E02B3/00Engineering works in connection with control or use of streams, rivers, coasts, or other marine sites; Sealings or joints for engineering works in general
    • E02B3/04Structures or apparatus for, or methods of, protecting banks, coasts, or harbours
    • E02B3/12Revetment of banks, dams, watercourses, or the like, e.g. the sea-floor
    • E02B3/122Flexible prefabricated covering elements, e.g. mats, strips
    • E02B3/127Flexible prefabricated covering elements, e.g. mats, strips bags filled at the side

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • General Engineering & Computer Science (AREA)
  • Ocean & Marine Engineering (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • Environmental & Geological Engineering (AREA)
  • Civil Engineering (AREA)
  • Structural Engineering (AREA)
  • Transportation (AREA)
  • Chemical & Material Sciences (AREA)
  • Combustion & Propulsion (AREA)
  • Bag Frames (AREA)

Description

Flexibele houder
De uitvinding heeft betrekking op een flexibele houder, in het bijzonder bestaande uit een textiel weefsel, voor het via een sluitbare vulopening opnemen van los of weinig samenhangend vast materiaal, zoals zand of ander 5 grondmateriaal, voor het vormen van een op een gekozen plaats te deponeren lichaam, bijvoorbeeld ten gebruike als kern of basis van een dijklichaam, een perskade, een oeverbescherming, pier of strekdam, voor het opvullen van holtes of uitsparingen, bijvoorbeeld in de bodem van een 10 watergang, of voor het verpakken en opslaan van vervuild materiaal, welke houder ten minste één deel met vergrote doorlaatbaarheid, in het bijzonder voor lucht, vertoont.
Een dergelijke houder is bekend uit de internationale octrooiaanvrage WO-A-88/03583 ten name van de 15 onderhavige aanvraagster.
Nadat een houder volgens deze stand der techniek bijvoorbeeld in een drijfbare bak is gevuld en vervolgens is gesloten, wordt hij hetzij door middel van besturingsmiddelen of ongecontroleerd op een vantevoren 20 bepaalde positie gedeponeerd, bijvoorbeeld op een diepte van 4 tot 10 meter onder een wateroppervlak. In het bijzonder in het geval, waarin het deponeren min of meer ongecontroleerd gebeurd, blijkt in de praktijk vaak, dat door luchtinsluiting in de houder tijdens de valbeweging door het 25 water heen de houder sterke vormverandering te kunnen ondergaan, mede als gevolg van de door de ingesloten lucht uitgeoefende opwaartse krachten.
Het is een doel van de uitvinding, een flexibele houder van het beschreven type zodanig uit te voeren, dat in 30 het bijzonder tijdens het afzinken van een gevulde houder de daarin tijdens het vullen en sluiten opgesloten lucht snel kan ontwijken doordat hij door water wordt verdrongen.
10 02278 * 2
In verband hiermee is de houder volgens de uitvinding gekenmerkt door een aantal verspreid over in hoofdzaak de gehele houder aangebrachte openingen die elk zijn afgedekt met een een laag gaasweefsel omvattende 5 bedekking, die door middel van verbindingsmiddelen met de gehele omtrekszone van het gat verbonden is bijvoorbeeld door middel van ten minste één naainaad.
De afmetingen en onderlinge afstanden van de onderlinge openingen zijn afhankelijk van diverse 10 parameters. Hierbij valt onder meer te denken aan de afmetingen van de houder, de aard van het vaste materiaal en de luchtdoorlaatbaarheid van de bedekkingen van de gaten.
Bij gebruik van relatief fijn verdeeld vast materiaal dient, zoals duidelijk zal zijn, de betreffende bedekking wel in 15 staat te zijn lucht en water door te laten, maar het materiaal in de houder vast te houden. In een dergelijk geval zal mogelijk het totale effectieve oppervlak van de gaten groter moeten worden gekozen dan in het geval van grover vulmateriaal.
20 Houders van het onderhavige type zijn in het algemeen zeer groot en bevatten na te zijn gevuld vaak vele duizenden kilogrammen materiaal. Daarom is het textiele weefsel vervaardigd uit zeer treksterke en slijtvaste structuren. In dit verband verdient het volgens de 25 uitvinding sterk de voorkeur dat de bedekking en de verbindingsmiddelen een treksterkte bezitten van dezelfde orde van grootte als het textiele weefsel.
Om de naar buiten gerichte kracht tijdens het afzinken van een houder zo betrouwbaar mogelijk te kunnen 30 opvangen verdient die uitvoering de voorkeur, waarin de bedekking aan het binnenvlak van de houder is aangebracht.
Een voorkeursuitvoering van de uitvinding vertoont de bijzonderheid dat de treksterkte van het textiele weefsel in elk van beide hoofdrichtingen in het gebied van ongeveer 35 90-200 kN/m bedraagt. Begrepen dient te worden, dat de lengte-dimensie zich in dwarsrichting ten opzichte van de trekkrachten in kwestie uitstrekt.
10 0 2 2 7 s , 3
Bij voorkeur vertoont de houder het kenmerk dat de houder sluitbaar is door een naainaad met een treksterkte in het hoofdvlak van (80+10) % van de treksterkte van het weefsel. Aan deze eis kan op verschillende wijzen worden 5 voldaan. Bijvoorbeeld kan een groter aantal naainaden worden toegepast. Ook kunnen sterkere garens worden gebruikt.
Verder kunnen nog additionele koppel-, verbindings- en/of hechtmiddelen worden toegepast. Begrepen dient te worden dat een eenmaal gesloten en afgezonken houder in principe 10 permanent op zijn positie is gebracht en niet behoeft te worden geopend.
Een variant vertoont de bijzonderheid dat de houder langwerpig is en een zich in langsrichting uitstrekkende vulopening met twee door middel van 15 koppelmiddelen met elkaar te koppelen randen omvat, welke koppelmiddelen een ritssluiting met een openscheur-sterkte van ten minste 100 kN/m omvatten, bijvoorbeeld een ritssluiting van het type YKK, die bijvoorbeeld door middel van naainaden van extreem treksterke garen, bijvoorbeeld 20 HMPE (Highly Modified Polyethylene) zoals Dyneema (handelsmerk van de Nederlandse firma DSM) met het textiele weefsel verbonden is.
In het geval waarin de kracht, waarmee de houder op de bodem valt dermate groot is dat het risico bestaat dat 25 de houder bezwijkt, kan men gebruik maken van een variant, waarin de houder is voorzien van een aantal in de richting van de trekkracht in het textiele weefsel in serie met elkaar geplaatste zwichtbare expansienaden. Een dergelijke "serie-schakeling" van zwichtbare expansienaden is in staat 30 de krachten in het textiele weefsel op te vangen, die ontstaan door het vervormen van de houder onder invloed van de heftige stootkrachten in het relatief zware vaste vulmateriaal. Bij het althans ten dele bezwijken van een naad ontstaat een extra ruimte in de lengte van het textiele 35 weefsel, (gerekend in de richting van de krachten) waardoor de effectieve omtrek van de houder wordt vergroot en de krachten tot onschuldiger proporties kunnen worden teruggebracht. Aldus kan een dergelijke expansienaad worden 1002278.
4 beschouwd als een zekering. Volgens de uitvinding kan in het geval waarin het bezwijken van één naad onvoldoende is een volgende naad de nog resterende stootkrachten compenseren door te bezwijken.
5 Om min of meer ongecontroleerd bezwijken van naden te voorkomen kunnen de expansienaden verschillende zwichtsterkten bezitten.
Een voorkeursuitvoering vertoont de bijzonderheid dat het textiele weefsel in dominerende mate 10 monofilamentgarens omvat.
Deze laatste uitvoering wordt bij voorkeur zodanig uitgevoerd dat het textiele weefsel in hoofdzaak uit PE (polyetheen) en/of PP(polypropeen) bestaat.
Een spectaculaire verlenging van de effectieve 15 levensduur van de houder wordt gerealiseerd met een variant, waarin het textiele weefsel in hoofdzaak uit PP met zodanige additieven bestaat dat uitloging wordt verhinderd en de effectieve levensduur onder bedrijfsomstandigheden aanzienlijk verlengd is, bijvoorbeeld van enkele tientallen 20 jaren tot meer dan tweehonderd jaar.
Verder verschaft de uitvinding een werkwijze voor het vullen van een houder volgens de hiervoor gegeven specificaties. Een dergelijke werkwijze is gekenmerkt door de volgende stappen: 25 het toevoegen van een zodanige hoeveelheid water aan het in de houder te brengen materiaal, dat dit als slurrie kan worden verpompt; en het via de vulopening in de houder pompen van de slurrie, zodanig dat het water de houder via het textiele 30 weefsel en de openingen kan verlaten en het vaste materiaal in de houder wordt opgeslagen.
De hiervoor beschreven uitvoering, waarin de bedekking twee gaasweefsels en een daartussen geplaatst non-woven omvat, is bij voorkeur zodanig uitgevoerd dat aan de 35 buitenzijde van de houder een gaasweefsel bestaande uit polyester is gerangschikt.
Van belang is in het algemeen dat de houder in het bijzonder in verband met de tijdens het vullen en afzinken 10U22/Ê.
5 optredende krachten voldoend sterk is om zijn integriteit te bewaren. In dit verband moet dan ook als belangrijk worden beschouwd dat de treksterkte en de slijtvastheid van de gehele container, met inbegrip van naai- en/of hechtnaden, 5 de bedekkingen van de gaten, enzovoorts, voldoend hoge waarden bezitten.
De toegepaste weefsels kunnen gecoat zijn. Voor de bedekkingen van de gaten komen voldoend sterke structuren in aanmerking. Deze kunnen bijvoorbeeld gebaseerd zijn op 10 Nicolon/Mirafi of Miragrid 20T. Als garens komen versterkte polyestergarens in aanmerking, die bijvoorbeeld zijn uitgevoerd als platte banden. Het volgens de uitvinding bij voorkeur aan de buitenzijde van elke bedekking aangebrachte polyester-gaas wordt aangeduid als Geogrid.
15 De uitvinding zal nu worden toegelicht aan de hand van enkele uitvoeringsvoorbeelden. In dit verband wordt de aandacht erop gevestigd, dat de figuren 1-14 corresponderen met de figuren in de reeds genoemde internationale octrooiaanvrage WO-A-88/03583. Deze figuren dienen dan ook 20 ter toelichting van de uitvinding, die aan de hand van de figuren 15, 16 en 17 nader zal worden toegelicht.
In de tekening tonen:
Fig. 1 een perspectivisch aanzicht van een schip met een bak, die kan worden geopend en gesloten en een 25 daarin te plaatsen vel;
Fig. 2 het schip volgens fig. 1, waarin de bak is gevuld met stortmateriaal;
Fig. 3 het schip volgens fig. 2, waarin het vel is gesloten tot een zak; 30 Fig. 4 een dwarsdoorsnede rond het schip volgens de voorgaande figuren, waarbij is weergegeven op welke wijze de zak wordt dichtgestikt;
Fig. 5 het aanzicht volgens fig. 4, waarin de bodem wordt geopend voor het afstorten van de met 35 stortmateriaalgevulde zak;
Fig. 6 een schematisch perspectivisch aanzicht van een geconfectioneerde container, met een ritssluiting; 10 02278.
6
Fig. 7a en 7b complementair getekende varianten met een aantal expansienaden;
Fig. 8 een gedeeltelijk weggebroken perspectivisch aanzicht van het detail VIII in fig. 7a; 5 Fig. 9 een rijgverbinding voor het sluiten van een container;
Fig. 10 een perspectivisch aanzicht van een geconfectioneerde container in een eenvoudiger uitvoering;
Fig. 11 een dwarsdoorsnede door een vlakke 10 expansienaad;
Fig. 12 een schip met een afzinkbare splijtbak;
Fig. 13 een schip met een afzinkbare kantelbak;
Fig. 14 een als splijtbak uitgevoerd schip met liermiddelen voor het laten dalen van een gevulde zak; 15 Fig. 15 een gedeeltelijk weggebroken perspectivisch aanzicht van een houder volgens de uitvinding, in een geïdealiseerde, min of meer schematische toestand, waarin de vulling niet is weergegeven;
Fig. 16 een gedeeltelijk weggebroken 20 perspectivisch aanzicht van de buitenzijde van de houder, waarin een doorgaand gat met daaraan aangebrachte bedekking is getekend;
Fig. 17 een met figuur 8 corresponderend gedeeltelijk weggebroken perspectivisch aanzicht van een 25 serie-rangschikking van zwichtbare expansienaden.
Fig 1. toont een schip 1 dat twee scharnierend ten opzichte van elkaar opgestelde drijfbare langwerpige delen 2, 3 omvat. De binnenwanden van deze delen 2, 3 die zijn aangeduid met 4, 5 lopen in dwarsdoorsnede V-vormig naar 30 elkaar toe, hetgeen in het bijzonder duidelijk in fig. 4 te zien is. In de gesloten toestand volgens de figuren 1 tot en met 4 begrenzen de wanden 4, 5 een gesloten bak. Dit is de ene uiterste toestand. In een andere uiterste toestand zijn de wanden 4, 5 uit elkaar bewogen, hetgeen in fig. 5 is 35 weergegeven. Deze toestand zal hierna nog worden beschreven.
Zoals in fig. 1 schematisch is aangeduid, kan in de door de wanden 4, 5 begrensde bak 8 een vel 9 worden geplaatst, dat in fig. 1 sterk geïdealiseerd is weergegeven.
1002278.
7
Het vel 9 is in dit uitvoeringsvoorbeeld al door stiknaden 10 gevormd tot een geconfectioneerde container waarvan de vorm is aangepast aan de vorm van de bak 8. Een betrekkelijk kleine flap 11 steekt aan drie zijden van het vel een weinig 5 uit, terwijl een grote flap 12 zich aan één zijde vanaf het vel uitstrekt.
Duidelijk zal zijn op welke wijze het vel 9 in de bak wordt geplaatst. Dit is met een pijl 13 aangeduid.
In de situatie volgens fig. 2 is het vel 9 in de 10 bak 8 geplaatst en geheel gevuld met stortmateriaal. De wijze waarop dit heeft plaatsgevonden is niet weergegeven. Bijvoorbeeld kan men daartoe zand, specie of ander bodemmateriaal van de waterrand afschrapen en in de bak 8 op het vel 9 storten.
15 Na het bereiken van de gewenste vulhoogte wordt de flap 12 overeenkomstig een pijl 14 teruggeslagen tot over de kleine flappen 11.
Fig. 3 toont, dat de overlappende zones, die alle met het verwijzingsgetal 15 zijn aangeduid, aan elkaar zijn 20 vastgenaaid, zodat een stevige, gevulde zak 16 is verkregen.
Fig. 4 toont voor de duidelijkheid nog eens in dwarsdoorsnede de in fig. 3 getoonde configuratie. Duidelijk is, dat het stortmateriaal 17 de hele zak 16 heeft gevuld. Een schematisch aangeduide naaimachine 18 toont, hoe de 25 grote flap 12 wordt vastgenaaid aan de kleine flappen 11, die desgewenst tijdelijk op de rand van de bak vastgezet kunnen worden om de uitvoering te vergemakkelijken.
Wanneer de bewerking met de naaimachine 18 is voltooid, is de gevulde zak 16 gereed om op de gewenste 30 plaats te worden gestort. Daartoe kan het schip 1 tot boven die gewenste plaats worden gebracht (hetgeen al tijdens de naaibewerking kan gebeuren) en na het bereiken van de betreffende plaats kunnen de scharnierbare delen 2, 3 door de niet getekende, bijvoorbeeld hydraulisch uitgevoerde 35 middelen op de in fig. 5 getoonde wijze uit elkaar worden bewogen, waardoor zich een aan de onderzijde open trechter vormt, waardoor de gevulde zak 16 kan worden gedeponeerd.
10 02278.
8
Fig. 6 toont een perspectivisch aanzicht van een geconfectioneerde container 19, waarvan de vorm, analoog aan het in fig. 1 getoonde, is aangepast aan de vorm, analoog aan het in fig. 1 getoonde, is aangepast aan de vorm van een 5 toe te passen bak. Aan de bovenzijde strekt zich aan de ene rand van de container 19 een smalle langsflap 20 uit, terwijl aan de andere zijde een brede langsflap 21 aanwezig is. Deze brede langsflap 21 is door middel van ritssluitingen 22, 23, 24 verbindbaar met respectievelijk de 10 smalle langsflap en de bovenranden aan de korte zijden van de container 19.
Fig. 7a en 7b tonen containers resp. 25 en 26, waarvan de algemene vorm overeenkomt met de containers resp. 25 en 26, waarvan de algemene vorm overeenkomt met de 15 container 19 volgens fig. 6. De container 25 volgens fig. 7a is evenwel voorzien van algemeen met 27 aangeduide expansienaden, die nog nader zullen worden besproken aan de hand van fig. 8. De container 25 volgens fig. 7a is voorzien van expansienaden aan zijn eindvlakken en in zich in de 20 lengterichting van de container 25 over een bovenvlak daarvan uitstrekkende expansienaad 27. De container 26 volgens fig. 7b vertoont een zich in de dwarsrichting op het bovenvlak van de container 26 uitstrekkende expansienaad 27.
Zoals boven reeds uiteengezet, dienen de 25 expansienaden voor het opvangen van krachten die kunnen ontstaan bij het met een schok tot rust kommen op de grond van een afgestorte container. Zonder toelichting zal duidelijk zijn dat het materiaal van de container daardoor aan een grote trekspanning kan worden onderworpen.
30 Fig. 8 toont met pijlen 28 de richting van die trekkrachten. De expansienaad 27, die bestaat uit twee over elkaar gelegen, uit het hoofdvlak van het doek stekende doekdelen 29 is op twee plaatsen doorgestikt, zoals met de verwijzingsgetallen 29 en 30 is aangeduid. Bij het 35 uitoefenen van de trekkrachten 28 zal eerst de stiknaad 42 worden belast. Zijn de krachten zo groot, dat deze stiknaad bezwijkt, dan ontstaat in de richting van de trekkracht 28 een extra ruimte of lengte in het doek van de container 25, 1002278.
9 waardoor de krachten kleiner worden. Mocht dit niet voldoende zijn dan zou ook de stiknaad 43 nog kunnen bezwijken. De praktijk wijst uit, dat dit door deze tweevoudige zekering er geen gevaar meer bestaat dat een 5 afgestorte container bezwijkt.
Fig. 9 toont een rijgverbinding 30. In tegenover elkaar gelegen randen 31, 32 zijn rijen gaten 33 aanwezig voor het door middel van veters 34 aan elkaar vastrijgen van die randen. Ter verzekering van een goede afdichting ter 10 plaatse van de rijgverbinding 30 strekt zich vanaf de rand 31, onder de gaten 33 een flap 35 uit. Deze flap 35 wordt eerst op het gestorte materiaal gelegd, waarna de rand 32 daarop wordt geplaatst; tenslotte worden de veters 34 aangebracht voor het relatief fixeren van de randen 31, 32. 15 Fig. 10 toont een eenvoudiger container 36. Deze vertoont een minder fraaie aanpassing aan de vorm van een bak dan de hiervoor getoonde en beschreven containers. De container 36 volgens fig. 10 heeft evenwel het voordeel, goedkoper te kunnen worden vervaardigd en niettemin van hoge 20 kwaliteit te zijn. In tegenstelling tot de hiervoor beschreven containers vertoont de container 36 geen min of meer driehoekige eindvlakken voor optimale aanpassing aan de vorm van een bak. Hij is voorzien van een min of meer spieetvormige opening 37, waardoorheen het materiaal in de 25 container 36 kan worden gestort. Ter plaatse van deze spleet 37 kunnen weer de hiervoor beschreven verbindingsmiddelen aanwezig zijn in de vorm van een ritssluiting of rijen gaten voor het sluiten van de container 36.
In dit uitvoeringsvoorbeeld zijn tevens 30 luchtventielen 38 getoond. Deze luchtventielen 38 bestaan uit relatief grofmazig materiaal 39 afgedekte gaten. De afmetingen, de positie en het aantal van deze luchtventielen 38 kunnen in afhankelijkheid van de wensen van een gebruiker worden gekozen. De aandacht wordt er overigens op gevestigd 35 dat ook de hiervoor beschreven containers kunnen zijn voorzien van dergelijke luchtventielen.
Fig. 11 tenslotte toont een expansienaad 40.
Anders dan in het bijzonder in fig. 8 weergegeven 10 02278, 10 expansienaad 27 is de naad 40 plat uitgevoerd, hetgeen de naad minder kwetsbaar maakt. Drie lagen van het materiaal van de betreffende container zijn op elkaar gelegd, en overigens geheel analoog aan de uitvoering volgens fig. 8 5 over twee stiknaden 40, 41 met elkaar verbonden.
Mutatis mutandis geldt voor de uitvoering volgens fig. al hetzelfde als in fig. 8: de trekkracht 28 kan de stiknaden 40, 41 verbreken, waardoor ruimte in de lengte van het containerdoek ontstaat en het gevaar op bezwijken 10 tenminste aanzienlijk is verminderd.
Fig. 12 toont een schip 51, dat is uitgevoerd als een drijfbaar gestel met liermiddelen 52. Deze liermiddelen 52 dragen een gestel 53 met bodemdelen 54. Het gestel 53 omvat twee ten opzichte van elkaar, de respectieve 15 bodemdelen 54 en 55 dragen de delen 56, 57, die door middel van cilinders 58 na elkaar toe en van elkaar af kunnen worden bewogen. De cilinders 58 zijn door slangen 59 met niet-getekende bekrachtigings- en besturingsmiddelen gekoppeld.
20 Met het schip 51 wordt de werkwijze van de uitvinding als volgt uitgevoerd. Allereerst plaatst men op de bodemdelen 54, 55 van het gestel 53, in de toestand, waarin het gestel 53 zich in het schip 51 bevindt, het vel 9. Op het vel 9 wordt het stortmateriaal gestort, en na het 25 bereiken van de gewenste vulhoogte wordt geheel op de in fig. 1-4 getoonde wijze een gevulde zak gereed gemaakt.
Nadat dit is geschiedt, vaart men het schip 51 naar de gekozen plaats en laat daar door geschikte besturing van de liermiddelen 52 het gestel 53 dalen tot boven de bodem van 30 de watergang op de gewenste plaats. Door besturing van de cilinders 58 worden vervolgens de bodemdelen 54, 55 uit elkaar bewogen, waardoor de zak 16 op de gekozen plaats wordt gedeponeerd.
Fig. 13 toont een variant van de uitvoering 35 volgens fig. 12. Een schip 60 is nagenoeg gelijk uitgevoerd aan het schip 51 volgens fig. 12. Behalve liermiddelen 52 omvat in deze uitvoering het schip 60 echter ook aan één zijde geplaatste liermiddelen 61, die zich ongeveer in het 1 0 02 2 7».
11 midden boven een kantelbak 62 uitstrekken. Na het op dezelfde wijze als aan de hand van fig. 12 besproken plaatsen van een vel en het vullen van een container met stortgoed, wordt de kantelbak 62 door middel van de 5 liermiddelen 61 naar de gekozen plaats gebracht door bekrachtiging van de liermiddelen 52 wordt de bak 62 gekanteld, waardoor de, in fig. 13 niet getekende, gevulde container op zijn of op de gewenste plaats wordt gebracht.
Fig. 14 tenslotte toont een schip 63, dat ongeveer 10 dezelfde opbouw bezit als het schip 1 volgens de fig. 1, 2, 3, 4 en 5. Het schip 63 is echter voorzien van liermiddelen 64, omvattende een door een motor 65 met vertragingskast aangedreven lieras 66. Met deze lieras werken treksterke soepele banden samen, die aan de andere zijde losneembaar 15 met het schip 63 zijn gekoppeld. Deze koppelmiddelen zijn met 68 aangeduid.
Alvorens het vel 9 in de bak 8 te plaatsen, worden de banden 67 daarin geplaatst. Vervolgens wordt op het vel 9 het stortgoed gestort, waarna, nadat het schip 63 boven de 20 gekozen plaats is aangekomen, de delen 2, 3 uit elkaar worden bewogen en de gevulde zak 16 komt te rusten op de banden 67. Vervolgens worden de liermiddelen 64 geactiveerd door bekrachtiging van de motor 65, waardoor een rustig afzinken van de gevulde container 16 plaatsvindt. Nadat de 25 container 16 de bodem van de watergang heeft bereikt, worden door bekrachtiging van de koppelmiddelen de banden 67 daardoor vrijgegeven, waarna zij door corresponderende bekrachtiging van de liermiddelen 64 kunnen worden opgerold op de lieras 63. Na het sluiten van de bak 8 kunnen de 30 betreffende uiteinden van de banden 67 weer met de koppelmiddelen 68 worden verbonden, waarna de cyclus opnieuw kan worden uitgevoerd.
De aandacht wordt erop gevestigd, dat het doen afzinken van een bak overeenkomstig de uitvoering volgens de 35 fig. 12 en 13 desgewenst ook kan plaatsvinden met gebruikmaking van geleidingsmiddelen, zoals met het schip gekoppelde of te koppelen geleidingsrails.
1002278.
12
De aandacht wordt erop gevestigd, dat de uitvinding zich niet beperkt tot het gebruik van een drijfbare bak, overeenkomstig het hiervoor beschreven voorbeeld. Ook het gebruik van over land transporteerbare 5 bakken valt binnen het kader van de uitvinding.
Fig. 15 toont een houder 101 volgens de uitvinding. Deze houder 101 is conform de leer van de uitvinding voorzien van een aantal verspreid over de gehele houder aangebrachte openingen 102, die elk zijn afgedekt 10 door een bedekking 103, waarvan de structuur in fig. 16 duidelijk te zien is. De bedekking 103 is door middel van 3 zeer sterke naainaden 104, 105, 106 met de gehele omtrekszone 107 van de opening 102 verbonden.
Zoals fig. 15 duidelijk toont, is elke bedekking 15 103 aan de binnenzijde van de houder 101 aangebracht.
Fig. 16 toont dat elke bedekking 103 een aan de binnenzijde geplaatste laag weefselgaas 108, een aan de buitenzijde geplaatste laag polyester weefselgaas 109 en een tussen de lagen 108 en 109 geplaatste laag 110, bestaande 20 uit een non-woven.
Met verwijzing naar fig. 12 wordt er voor de goede orde op gewezen, dat terwille van de duidelijkheid van de structuur volgens de uitvinding is afgezien van het tonen van de vulling van de houder 101. Verder is de vorm van de 25 houder 101 geïdealiseerd voorgesteld en aangepast aan de vorm van een bak van het type volgens de figuren 1, 2, 3, 4, 5. Verder wordt erop gewezen, dat ook de eindvlakken 111, 112 van openingen 102 zijn voorzien. Tijdens het afzinken kan namelijk nooit worden gegarandeerd, dat de gehele houder 30 simultaan over zijn gehele lengte door de bak wordt afgegeven. De mogelijkheid bestaat derhalve dat in de in fig. 5 getoonde situatie bijvoorbeeld het ene einde van de houder eerder begint af te zinken dan het andere einde. De hierdoor ontstane luchtverplaatsing in de houder moet worden 35 gecompenseerd door het uittreden van lucht via de openingen 102 in de betreffende eindwand.
Fig. 17 toont dat de in hoofdzaak uit textiel weefsel bestaande wand 113 van de houder 101 lokaal in dit 10 02278.
13 geval vier in serie geplaatste expansienaden 114, 115, 116, 117 vertoont. In dit verband wordt dus verwezen naar de beschrijving van fig. 8. Met voordeel kunnen de expansienaden 114-117 verschillende zwichtsterkten vertonen.
5 Hiermee wordt bereikt dat onder omstandigheden van relatief grote trekkrachten 28 eerst de zwakste naad bezwijkt, eventueel gevolgd door de volgende naden, in volgorde van toenemende zwichtsterkten.
De in fig. 15 getoonde hechtzone 118, waarmee het 10 deksel 119 met de rest van de houderwand 113 is verbonden, is bij voorkeur zodanig uitgevoerd, dat het betreffende naainaad-garen een sterkte bezit in de orden van 80% van de weefselsterkte. In dit geval gaat het om de treksterkte die derhalve wordt uitgedrukt in N/m2.
10 u ti i ~ f

Claims (13)

1. Flexibele houder, in het bijzonder bestaande uit een textiel weefsel, voor het via een sluitbare vulopening opnemen van los of weinig samenhangend vast materiaal, zoals zand of ander grondmateriaal, voor het 5 vormen van een op een gekozen plaats te deponeren lichaam, bijvoorbeeld ten gebruike als kern of basis van een dijklichaam, een perskade, een oeverbescherming, pier of strekdam, voor het opvullen van holtes of uitsparingen, bijvoorbeeld in de bodem van een watergang, of voor het 10 verpakken en opslaan van vervuild materiaal, welke houder ten minste één deel met vergrote doorlaatbaarheid, in het bijzonder voor lucht, vertoont, gekenmerkt door een aantal verspreid over in hoofdzaak de gehele 15 houder aangebrachte openingen die elk zijn afgedekt een een laag gaasweefsel omvattende bedekking, die door middel van verbindingsmiddelen met de gehele omtrekszone van het gat verbonden is bijvoorbeeld door middel van ten minste één naainaad.
2. Houder volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de bedekking twee gaasweefsels en een daartussen geplaatst non-woven omvat.
3. Houder volgens conclusie 1, 25 met het kenmerk, dat de bedekking en de verbindingsmiddelen een treksterkte bezitten in dezelfde orde van grootte als het textiele weefsel.
4. Houder volgens conclusie 1, 30 met het kenmerk, dat de bedekking aan het binnenvlak van de houder is aangebracht.
5. Houder volgens conclusie 1, 10 02 2 7* met het kenmerk, dat de treksterkte van het textiele weefsel in elk van beide hoofdrichtingen in het gebied van ongeveer 90-200 kN/m bedraagt.
6. Houder volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de houder sluitbaar is door een naainaad met een treksterkte in het hoofdvlak van (80 + 10) % van de treksterkte van het weefsel.
7. Houder volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de houder langwerpig is en een zich in langsrichting uitstrekkende vulopening met twee door middel van koppelmiddelen met elkaar te koppelen randen omvat, 15 welke koppelmiddelen een ritssluiting met een openscheur-sterkte van ten minste 100 kN/m omvatten, bijvoorbeeld een ritssluiting van het type YKK, die bijvoorbeeld door middel van naainaden van extreem treksterke garen, bijvoorbeeld HMPE (Highly Modified Polyethylene) zoals Dyneema 20 (handelsmerk van de Nederlandse firma DSM) met het textiele weefsel verbonden is.
8. Houder volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de houder is voorzien van een aantal in de 25 richting van de trekkracht in het textiele weefsel in serie met elkaar geplaatste zwichtbare expansienaden.
9. Houder volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat de expansienaden verschillende zwichtsterkten 30 bezitten.
10. Houder volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het textiele weefsel in dominerende mate monofilament-garens omvat.
11. Houder volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat het textiele weefsel in hoofdzaak PE (polyetheen) en/of PP(polypropeen) bestaat. 10 02 278 . *
12. Houder volgens conclusie 11, roet het kenmerk, dat het textiele weefsel in hoofdzaak uit PP met zodanige additieven bestaat dat uitloging wordt verhinderd 5 en de effectieve levensduur onder bedrijfsomstandigheden aanzienlijk verlengd is, bijvoorbeeld van enkele tientallen jaren tot meer dan tweehonderd jaar.
13. Werkwijze voor het vullen van een houder volgens één der voorgaande conclusies, 10 gekenmerkt door. het toevoegen van een zodanige hoeveelheid water aan het in de houder te brengen materiaal, dat dit als slurrie kan worden verpompt; en het via de vulopening in de houder pompen van de 15 slurrie, zodanig dat het water de houder via het textiele weefsel en de openingen kan verlaten en het vaste materiaal in de houder wordt opgeslagen. 1 0 02 278.. *
NL1002278A 1996-02-08 1996-02-08 Flexibele houder. NL1002278C2 (nl)

Priority Applications (3)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1002278A NL1002278C2 (nl) 1996-02-08 1996-02-08 Flexibele houder.
AU16750/97A AU1675097A (en) 1996-02-08 1997-02-10 Flexible container
PCT/NL1997/000044 WO1997029247A1 (en) 1996-02-08 1997-02-10 Flexible container

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1002278 1996-02-08
NL1002278A NL1002278C2 (nl) 1996-02-08 1996-02-08 Flexibele houder.

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL1002278C2 true NL1002278C2 (nl) 1997-08-11

Family

ID=19762269

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL1002278A NL1002278C2 (nl) 1996-02-08 1996-02-08 Flexibele houder.

Country Status (3)

Country Link
AU (1) AU1675097A (nl)
NL (1) NL1002278C2 (nl)
WO (1) WO1997029247A1 (nl)

Families Citing this family (5)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE19738216A1 (de) * 1997-09-02 1999-03-11 Reinhard Schneider Deichmodul
NL1031293C2 (nl) * 2006-03-03 2007-09-04 Den Herik Beheer B V Van Inrichting en werkwijze voor het afzinken van een waterbouwelement.
US9163373B2 (en) 2011-08-25 2015-10-20 Bradley Industrial Textiles, Inc. Multi-ribbed geotextile tubes and segments thereof
TWM443023U (en) 2012-05-29 2012-12-11 Gold Joint Ind Co Ltd Sea bottom deposit sand bag
WO2017025262A1 (en) 2015-08-12 2017-02-16 Danmarks Tekniske Universitet Self-closing sheet for encapsulating and dumping a bulk of material

Citations (2)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
NL7408546A (nl) * 1974-06-25 1975-12-30 Visser En Smit B V Werkwijze voor het opbouwen van lichamen uit verpakte hoeveelheden zand.
WO1988003583A1 (en) * 1986-11-11 1988-05-19 Nicolon B.V. A method for the forming and the deposition in a selected place of a bulk

Patent Citations (2)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
NL7408546A (nl) * 1974-06-25 1975-12-30 Visser En Smit B V Werkwijze voor het opbouwen van lichamen uit verpakte hoeveelheden zand.
WO1988003583A1 (en) * 1986-11-11 1988-05-19 Nicolon B.V. A method for the forming and the deposition in a selected place of a bulk

Also Published As

Publication number Publication date
WO1997029247A1 (en) 1997-08-14
AU1675097A (en) 1997-08-28

Similar Documents

Publication Publication Date Title
AU720998B2 (en) Elongate flexible container
US8454273B2 (en) Gabions
US9359175B2 (en) Soft-sided containers and systems and methods for using soft-sided containers
NL8602859A (nl) Werkwijze voor het vormen en op een gekozen plaats deponeren van een lichaam.
CH619412A5 (nl)
CN102811925A (zh) 具有卸料斜槽的柔性散装存储容器
NL1002278C2 (nl) Flexibele houder.
US5505557A (en) Geotextile container
NL1028395C1 (nl) Containerzak.
GB2078833A (en) Retaining fill in a geotechnical structure
EP2414258B1 (fr) Sac de manutention
DK167498B1 (da) Fremgangsmaade til formning og aflevering af en ladning paa et udvalgt sted, samt beholder til udoevelse af fremgangsmaaden
JP2955267B2 (ja) 箱形袋状体及びその製作方法
DE3707033C2 (nl)
JP4286699B2 (ja) 根固め工法用袋体への中詰め材充填工法
RU2214545C1 (ru) Контейнер для восстановления подверженных эрозии участков трубопроводов
FR2886625A1 (fr) Embossage et stockage de dechets mineraux et organiques, en particulier hydrocarbures et algues, dans une structure tubulaire flottante constituee de sacs en chapelet
FR3063751A3 (nl)
JP2002128189A (ja) フレキシブルコンテナ
NL8401274A (nl) Wikkelzak.
JPH08338013A (ja) 土砂の袋詰方法
DE202008004081U1 (de) Umgebauter Tieflöffel für einen Tieflöffelbagger zur Befüllung von geotextilen Containern mit Sand oder anderen schüttfähigen Gütern

Legal Events

Date Code Title Description
PD2B A search report has been drawn up
VD1 Lapsed due to non-payment of the annual fee

Effective date: 20060901