NL1001891C2 - Oproepinrichting. - Google Patents

Oproepinrichting. Download PDF

Info

Publication number
NL1001891C2
NL1001891C2 NL1001891A NL1001891A NL1001891C2 NL 1001891 C2 NL1001891 C2 NL 1001891C2 NL 1001891 A NL1001891 A NL 1001891A NL 1001891 A NL1001891 A NL 1001891A NL 1001891 C2 NL1001891 C2 NL 1001891C2
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
call
unit
auxiliary
calling
telephone
Prior art date
Application number
NL1001891A
Other languages
English (en)
Inventor
Jan Ringenier
Original Assignee
Ericsson Paging Systems
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Ericsson Paging Systems filed Critical Ericsson Paging Systems
Priority to NL1001891A priority Critical patent/NL1001891C2/nl
Application granted granted Critical
Publication of NL1001891C2 publication Critical patent/NL1001891C2/nl

Links

Classifications

    • HELECTRICITY
    • H04ELECTRIC COMMUNICATION TECHNIQUE
    • H04MTELEPHONIC COMMUNICATION
    • H04M11/00Telephonic communication systems specially adapted for combination with other electrical systems
    • H04M11/02Telephonic communication systems specially adapted for combination with other electrical systems with bell or annunciator systems
    • H04M11/027Annunciator systems for hospitals

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Signal Processing (AREA)
  • Alarm Systems (AREA)

Description

OPROEPINRICHTING
5 De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het oproepen van hulp, omvattende: tenminste een oproepeenheid voor het invoeren van een hulpoproep door middel van een oproepgenerator; tenminste een ant-woordeenheid; en een centrale eenheid die met elk van de 10 oproepeenheden en met elk van de signaleringseenheden is gekoppeld, en die is ingericht voor het naar tenminste een van de signaleringseenheden doorleiden van de hulpoproep .
Dergelijke inrichtingen zijn algemeen bekend, bij-15 voorbeeld in de vorm van in ziekenhuizen, bejaardentehuizen of andere instellingen voor intramurale gezondheidszorg toegepaste hulpoproepinrichtingen. Hierbij wordt de oproepgenerator gevormd door een door de patiënt, verpleegde of bejaarde te hanteren signaalgever die door de 20 desbetreffende persoon kan worden ingedrukt wanneer deze hulp behoeft.
De hulpoproep wordt vervolgens doorgeleid naar de centrale eenheid, en door de centrale eenheid geleid naar een signaleringseenheid.
25 In veel situaties zal de signaleringseenheid ver enigd zijn met de centrale eenheid. Beide eenheden worden dan bijvoorbeeld gevormd door de zusterspost van de desbetreffende afdeling van het ziekenhuis of door de verpleegpost van een bejaardentehuis of een verpleegin-30 richting.
In veel van de genoemde situaties bestaat voor de verpleegde of bejaarde personen niet alleen behoefte aan communicatie in de situaties waarin de desbetreffende persoon hulp behoeft, maar bestaat ook behoefte aan 35 gewone telecommunicatie met behulp van de telefoon.
Veelal zijn de door dergelijke personen gebruikte ruimten, bijvoorbeeld kamers in een bejaardentehuis of een verpleeginrichting, of bedden in een ziekenhuis voorzien 1001891 2 van een telefoonaansluiting of van een telefoon. Het is aantrekkelijk voor gebruik van een dergelijke bekende installatie gebruik te maken van dezelfde infrastructuur als die noodzakelijk is voor de normale telefoonverbin-5 ding.
Hierbij wordt er op gewezen dat de uitvinding niet alleen in de intramurale, doch ook in de extramurale gezondheidszorg van toepassing is.
Aldus verschaft de uitvinding de maatregelen dat de 10 oproepeenheden elk door middel van een telefoonverbinding met de centrale eenheid zijn verbonden, en dat er oproepeenheden zijn ingericht om tussen een telefoonaansluiting en een telefoontoestel te worden geplaatst.
Dit is in het bijzonder, doch niet uitsluitend van 15 belang bij renovaties. Bij renovaties is meestal reeds infrastructuur voorhanden in de vorm van een telefoonlijn, waarbij volgens de uitvinding gebruik gemaakt kan worden van de oproepinrichting. Dit betekent dat geen nieuwe infrastructuur in de vorm van extra leidingen 20 behoeft te worden aangelegd.
Er wordt hierbij verder op gewezen dat er alarminstallaties bekend zijn die direkt op een specifieke telefoonlijn zijn aangesloten. Deze alarminstallaties zijn echter niet bedoeld voor het oproepen van hulp, doch 25 voor het weergeven van een alarmsituatie; de onderhavige uitvinding verschilt duidelijk van dergelijke situaties.
Volgens een voorkeursuitvoeringsvorm is de centrale eenheid ingericht voor het vasthouden van de hulpoproep en het herhaaldelijk naar de signaleringseenheden leiden 30 van de hulpoproep, totdat de hulpoproep door een van de signaleringseenheden is beantwoord. Het is dus niet mogelijk dat een hulpoproep verloren gaat.
Deze maatregel verzekert degene die een hulpoproep heeft uitgezonden van hulp, omdat niet de mogelijkheid 35 bestaat dat de hulpoproep door het niet oppakken van de signaleringseenheid, bijvoorbeeld doordat deze in gebruik is, of buiten gebruik gesteld is, niet wordt beantwoord.
Er wordt hierbij op gewezen dat de signalerings- 1001891 3 eenheden kunnen worden gevormd door normale telefoontoestellen, bijvoorbeeld zoals zij in de nabijheid van de centrale eenheid kunnen worden geplaatst, doch dat zij evenzeer gevormd kunnen worden door zogenaamde "pagers" 5 of andere apparatuur. Hierbij wordt echter aangenomen dat de "pager" slechts bedoeld wordt voor het aangeven van het feit dat hulp gewenst is, en mogelijkerwijs voor het aangeven van de lokatie, waar hulp gewenst is, en dat de beantwoording plaatsvindt door middel van een telefoon-10 toestel, bijvoorbeeld door mondelinge communicatie of door het indrukken van een toets of toetscombinatie.
Volgens een voorkeursuitvoeringsvorm is de centrale eenheid ingericht voor het na ontvangst van de hulpoproep naar de oproepeenheid vrij maken van de telefoonlijn, 15 waarvan de hulpoproep afkomstig is. Aldus is spoedig na een noodoproep communicatie weer mogelijk.
Doordat de centrale eenheid het oproepsignaal bevestigt, kan het desbetreffende deel van het communicatiekanaal worden vrijgegeven voor andere communicatie. Boven-20 dien "weet" de oproepeenheid dat het oproepsignaal bij de centrale eenheid is aangekomen. De centrale eenheid is aldus op de hoogte van het feit dat een hulpoproep is uitgezonden en door welke oproepeenheid deze hulpoproep is uitgezonden.
25 Vervolgens zal de centrale eenheid de hulpoproep naar een signaleringseenheid leiden. Wanneer een hulpverlener via een signaleringseenheid op de hoogte wordt gebracht van het feit dat een hulpoproep gewenst is, zal de hulpverlener de hulpoproep beantwoorden door het bij -30 voorbeeld door middel van een telefoontoestel intoetsen van een specifieke code, waarna hij automatisch wordt verbonden met de oproepeenheid waardoor de hulpoproep is afgegeven. Dan kan communicatie plaatsvinden via bijvoorbeeld het luidsprekende deel van de oproepeenheid, waarna 35 verdere aktie kan worden ondernomen.
Het is hierbij van belang dat de oproepeenheid na het afgeven van de hulpoproep en de ontvangstbevestiging hiervan door de centrale eenheid in een specifieke stand 1 0 0 1 89 1 4 geplaatst is, waarin de oproepeenheid geschikt is voor de ontvangst van de beantwoording van een hulpoproep.
Zoals gesteld is, zal dit veelal plaatsvinden door middel van een telefoonverbinding, doch het is evenzeer 5 mogelijk, wanneer bijvoorbeeld een hulpverlener zich op korte afstand van de oproepeenheid bevindt, waardoor de hulpoproep is afgegeven, dat de hulpverlener zich naar de desbetreffende eenheid toe begeeft, en daar door middel van een toets de hulpoproep beantwoordt. In het bijzonder 10 bij intramurale situaties is het mogelijk gebruik te maken van in de gang aangebrachte signaleringslampen voor het aangeven van de ruimte waar de hulp gevraagd is. Bij het weergeven via een telefoonverbinding is van belang dat de beantwoording een identificatie bevat om te laten 15 weten dat er sprake is van de beantwoording van een hulpoproep en niet van de oproep voor een normaal telefoongesprek. Uiteraard geeft de oproepeenheid de beantwoording van de hulpoproep door naar de centrale eenheid om de hulpoproep te wissen.
20 Om de hulpverlener naar de juiste plaats te sturen is het mogelijk dat het oproepsignaal, dat naar de signa-leringseenheid wordt toegevoerd, een aanduiding omvat van de oproepeenheid, waarvan de oproepeenheid, waarvan de hulpoproep afkomstig is, bijvoorbeeld door middel van een 25 nummer dat door een display of iets dergelijks wordt weergegeven, doch het is evenzeer mogelijk dat de hulpoproep die door de centrale eenheid wordt afgegeven aan de signaleringseenheid een dergelijke identificatie niet bevat, en dat de beantwoording van de hulpoproep via de 30 centrale wordt geleid, waarbij de centrale de hulpoproep naar de hulpvragende hulpoproepeenheid leidt.
De oproepgenerator kan volgens de uitvinding worden gevormd door een in de oproepeenheid opgenomen signaalgever, een externe, door middel van een galvanische verbin-35 ding met de oproepeenheid verbonden of een door middel van een draadloze verbinding met de oproepeenheid verbonden signaalgever.
1001891 5
Als voorbeeld van door middel van een draadloze verbinding met de oproepeenheid verbonden signaalgevers worden zendschakelaars genoemd die bijvoorbeeld door de gebruikers rondom de hals of om de pols worden gedragen.
5 Bij het optreden van een hulpbehoevende situatie hebben de gebruikers de signaalgever direkt onder handbereik.
Ook kunnen de signaalgevers worden gevormd door door middel van een galvanische verbinding met de oproepin-richting verbonden signaalgevers, bijvoorbeeld een bij 10 het toilet geplaatste, door middel van een koord bedien-bare schakelaars.
Volgens weer een andere voorkeursuitvoeringsvorm is de door middel van een draadloze verbinding met de oproepeenheid verbonden signaalgever ingericht om te worden 15 gevoed door een batterij, is de signaalgever van een batterijtoestandsdetector voorzien, en is de batterijtoe-standdetector ingericht voor het draadloos naar de oproepeenheid uitzenden van een de batterij toestand representerend signaal. Het desbetreffende signaal kan in de 20 centrale eenheid geregistreerd worden en afhankelijk van de batterij toestand kan worden besloten of al of niet actie kan worden ondernomen, bijvoorbeeld het opnieuw opladen of vervangen van de batterij.
Volgens een andere voorkeursuitvoeringsvorm is de 25 inrichting volgens de uitvinding voorzien van een oproepeenheid die is ingericht voor het auditief weergeven van via de centrale eenheid naar ten minste een van de oproepeenheden uitgezonden mededelingen.
Vervolgens zal de onderhavige uitvinding worden 30 toegelicht aan de hand van de bijgaande tekeningen, waarin voorstellen: figuur 1: een schema ter verklaring van de onderhavige uitvinding; figuur 2: een schema van een variant van de in 35 figuur 1 weergegeven uitvoeringsvorm; en figuur 3: een schema van een uitvoeringsvorm van een oproepeenheid volgens de uitvinding.
1001891 6
In figuur 1 is een centrale eenheid l afgebeeld, evenals een aantal oproepeenheden 2. De centrale eenheid wordt gevormd door rekentuig dat geprogrammeerd is voor het doorleiden van van de oproepeenheden 2 afkomstige 5 oproepen naar signaleringseenheden 3, welke gevormd worden door specifieke signaleringseenheden of naar zogenaamde "pager"-eenheden 4. De oproepeenheden 2 zijn elk door middel van een telefoonnetwerk verbonden met de centrale eenheid 1. Dit netwerk wordt in figuur l gevormd 10 door een abonneelijn 5, een telefooncentrale 6, bijvoorbeeld van het PBX-type, en twee lijnen 8 die de centrale 6 verbinden met de centrale eenheid 1.
Er wordt hierbij op gewezen dat, zoals in figuur 1 is weergegeven, elk van de oproepeenheden 2 geschakeld is 15 tussen een niet in de tekening weergegeven telefoonaansluiting en een daarop aangesloten telefoontoestel 7.
Anders gesteld: de oproepeenheid 2 is in serie geschakeld met het telefoontoestel, en wel op de wijze die gangbaar is bij een computermodem.
20 Verder zijn volgens figuur 1 telefoontoestellen 7 op de telefooncentrale 6 aangesloten zonder tussenkomst van een oproepeenheid.
De centrale eenheid is ingericht voor het doorsturen van de hulpoproepen die van de oproepeenheden 2 afkomstig 25 zijn naar signaleringseenheden. Deze signaleringseenheden kunnen diverse fysieke vormen aannemen. Zo is het bijvoorbeeld mogelijk dat een signaleringseenheid wordt gevormd door een in de centrale eenheid 1 geïncorporeerd apparaat. Deze situatie is bijvoorbeeld van toepassing 30 bij gebruik in ziekenhuizen, waarbij de centrale eenheid 1 bijvoorbeeld bij een verpleegsterspost is geplaatst.
Een dergelijke configuratie is in figuur 1 weergegeven met het cijfer 9. De signaleringseenheid wordt dan gerepresenteerd door een combinatie van een microfoon en een 35 luidspreker, mogelijk in de vorm van een koptelefoon.
Het is tevens mogelijk dat de signaleringseenheden worden gevormd door afzonderlijke toestellen die in figuur 1 met "3" zijn gerepresenteerd. Deze toestellen 1001891 7 kunnen worden gevormd door afzonderlijke, galvanisch met de centrale eenheid 1 verbonden antwoordtoestellen die in het geval van een verpleeghuis bijvoorbeeld zijn geplaatst op de verblijfruimten van diverse verpleegsters.
5 Ten slotte is het mogelijk dat de oproepeenheden worden gevormd door zogenaamde "pagers" die in figuur 1 met "4" zijn aangeduid.
Hierbij wordt opgemerkt dat, afhankelijk van de positie van de hulpverlener en de door de hulpverlener 10 gedragen "pager", elk willekeurig met de centrale eenheid te verbinden telefoontoestel, bijvoorbeeld toestellen 7, kan worden gebruikt.
Een specifieke maatregel van de programmatuur van de centrale eenheid 1 is de maatregel dat elke door de 15 centrale eenheid 1 ontvangen hulpoproep wordt opgeslagen en zo lang naar de signaleringseenheden wordt uitgestuurd, totdat een van de signaleringseenheden de hulpoproep beantwoordt.
Verder is de centrale eenheid geprogrammeerd voor 20 het bevestigen van een hulpoproep naar de oproepeenheid waar de hulpoproep vandaan komt. Hierdoor wordt de desbetreffende telefoonlijn weer vrij gemaakt, en wordt de oproepeenheid in een stand gebracht, waarin deze ontvankelijk is voor beantwoording van hulpoproepen die extern, 25 via een telefoonlijn kunnen binnenkomen, of die persoonlijk, lokaal, bijvoorbeeld door middel van het indrukken van een toets, kunnen worden gegeven. Bij beantwoordingen van hulpoproepen door middel van telefoon kan gebruik gemaakt worden van de luidspreker om communicatie met de 30 hulpvrager mogelijk te maken. Hierbij kan de centrale eenheid zijn ingericht voor het opslaan van de identificatie van de hulpvragende oproepeenheid en kan zij deze doorgeven naar de signaleringseenheid, doch er kan ook sprake zijn van het opslaan van de identificatie voor 35 gebruik bij beantwoording hiervan.
Deze maatregel heeft tot gevolg dat de hulpoproeper er zeker van kan zijn dat aan zijn hulpoproep gevolg wordt gegeven; het is niet mogelijk dat bijvoorbeeld door 1 0 0 1 89 1 8 het in gesprek zijn van een telefoontoestel van een potentiële hulpverlener of het "vergeten" van een hulpoproep door een aan de centrale eenheid aanwezige persoon een hulpoproep niet beantwoord wordt.
5 Het is, om een zo snel mogelijke, adequate hulpver lening te garanderen, van belang dat, wanneer een eerste opgeroepen signaleringseenheid geen antwoord uitzendt, de centrale eenheid geprogrammeerd is voor het proberen van een volgende signaleringseenheid. Bij het in gesprek zijn 10 of op een andere wijze niet beschikbaar zijn van de eerste eenheid is het op die wijze mogelijk toch bij een andere signaleringseenheid een mogelijk snellere responsie te verkrijgen.
Zoals gesteld is, omvat de centrale eenheid l een 15 rekentuig 11, bijvoorbeeld in de vorm van een PC, en een daarmee gekoppeld beeldscherm 12. In plaats hiervan is het uiteraard mogelijk andere configuraties toe te passen.
In figuur 2 is een uitvoeringsvorm afgebeeld van een 20 oproepeenheid volgens de uitvinding. De oproepeenheid wordt gevormd door een kast 13, waarin de diverse onderdelen zijn ondergebracht. Zo is bijvoorbeeld in de kast 13 een aansluiting 14 ondergebracht voor het aansluiten van een telefoontoestel, terwijl tevens een aansluiting 25 15 is aangebracht voor het aansluiten van de telefoonlijn. Beide aansluitingen 14,15 zijn verbonden door een verbinding 16, waarin een lusdetector 17 is ondergebracht, waarmee bepaald kan worden of van het met de aansluiting 14 verbonden telefoontoestel de hoorn op de 30 haak ligt. Verder is in de lijn 16 een schakelaar 18 aangebracht voor het doorkoppelen van de aansluiting 15 met de aansluiting 14 of het onderbreken hiervan. De belangrijkste component van de oproepeenheid wordt gevormd door een digitaal rekentuig in de vorm van micro-35 controller 19.
De microcontroller 19 is verbonden met de lusdetector 17 en met de schakelaar 18. Verder is tussen de aansluiting 15 en de schakelaar 18 de verbindingslijn 16 1001891 9 verbonden met een lijntussenvoegschakeling 20. Deze lijntussenvoegschakeling 20 draagt zorg voor de overdracht van signalen tussen de telefoonlijn die op de aansluiting 15 is aangesloten, en de microcontroller 19.
5 Verder is de lijntussenvoegschakeling verbonden met een versterker 21 die op zijn beurt weer verbonden is met een luidspreker 22. Verder is een microfoon 23 aangebracht, die door middel van een versterker 24 verbonden is met de lijntussenvoegschakeling.
10 Voor het geven van diverse opdrachten is een toet senbord 25 aangebracht dat met de microcontroller 19 verbonden is. Verder is een hoogfrequente ontvanger 26 aangebracht voor het ontvangen van van draadloze pulsge-vers afkomstige signalen en het toevoeren hiervan aan de 15 microcontroller, terwijl verder nog een tussenvoegschake-ling 27 is aangebracht voor verbinding tussen de microcontroller en de diverse, galvanisch met de oproepinrich-ting te verbinden schakelelementen.
Uiteraard is een voeding 28 aangebracht voor het 20 voeden van de in de oproepeenheid aangebrachte componenten. Deze voeding kan door een batterijvoeding worden gevormd, door een oplaadbare batterij, maar kan uiteraard door een netvoeding worden gevormd die bij voorkeur uitwendig is uitgevoerd.
25 Zoals gesteld is, wordt een dergelijke oproepeenheid geplaatst in een ruimte, en kan de zich in deze ruimte bevindende persoon de oproepeenheid gebruiken voor hulpoproepen. Hiertoe kan de gebruiker een daartoe aangebrachte, tot het toetsenbord 25 behorende toets indruk-30 ken, waarna de microcontroller 19 via de lijntussenvoegschakeling 20 een oproepsignaal uit zal zenden op de lijn 15. Hiertoe zal schakelaar 18 uiteraard tijdelijk worden geopend. Bij beantwoording van de hulpoproep wordt door een signaleringseenheid de hulpoproep "gereset", waarna 35 de hulp kan worden verleend. Dit "resetten" kan overigens ook plaatsvinden door middel van het specifieke, daartoe op het toetsenbord 25 aangebrachte toets.
1001891 10
Verder kan de hulpoproep worden uitgezonden door een draadloos met de eenheid verbonden signaalgever, bijvoorbeeld een om de pols of om de hals gedragen signaalgever. Deze zijn voor de voeding van een batterij voorzien. Om 5 te voorkomen dat de batterij een onvoldoende ladingstoestand bereikt, wordt tijdens het indrukken van een toets een signaal door de draadloze signaalgever uitgezonden dat een representatie is voor de ladingstoestand van de batterij. Het signaal wordt opgeslagen in de microcon-10 troller 19, en doorgeleid naar de centrale eenheid, waarna beslist kan worden of de batterij moet worden vervangen.
Het is mogelijk dit signaal te laten uitzenden in de vorm van een digitaal signaal, waarbij eenvoudigweg wordt 15 aangegeven of de batterij moet worden vervangen of niet.
Verder is de inrichting voorzien van een luidspreker en een microfoon die beide voor de desbetreffende tele-foonfunctie kunnen worden gebruikt. De luidspreker kan evenzeer worden gebruikt voor het beantwoorden van een 20 hulpoproep door een mondelinge vraag. De microfoon kan dan worden gebruikt voor het geven van een antwoord door de hulpvragende persoon. Verder is het mogelijk door middel van de tussenvoegschakeling 27 de veiligheidssituatie representerende signalen door te voeren naar de 25 centrale bewakingseenheid, zoals van een rookmelder afkomstige signalen, en dergelijke. Het is tevens mogelijk door middel van tot het toetsenbord behorende toetsen in de omgeving van de gebruiker aanwezige elektrische voorzieningen, zoals zonwering en dergelijke, en bijvoor-30 beeld een elektrische deuropening te bedienen. Deze funkties kunnen dan tegelijkertijd worden waargenomen door de centrale eenheid.
Verder is, volgens een voorkeursuitvoeringsvorm, de oproepeenheid geschikt voor het uitschakelen van de TV of 35 radio om luidsprekende communicatie mogelijk te maken.
Een andere funktie ligt in het vanuit de centrale eenheid besturen van bepaalde funkties. Veelal kan hierbij niet gebruik gemaakt worden van een normale telefoon- 1001891 11 centrale die veelal geschakeld is tussen de centrale eenheid en elk van de oproepeenheden. Hierbij moet dan gebruik gemaakt worden van een tussen elk van de centrale eenheden en de telefooncentrale geschakelde vangeenheid 5 29 die gebruikt kan worden voor het uitzenden van collectieve signalen. In figuur 2 is een schema van een derge-lijke configuratie weergegeven. Deze collectieve signalen kunnen bijvoorbeeld worden gevormd door signalen, waarmee de bewegingen van de zonwering kunnen worden geblokkeerd, 10 of bijvoorbeeld noodsignalen of het geven van mondelinge mededelingen.
Het zal duidelijk zijn dat talloze varianten op de hier beschreven uitvoeringsvormen mogelijk zijn.
1001891

Claims (18)

1. Inrichting voor het oproepen van hulp, omvat-5 tende: - tenminste een oproepeenheid voor het invoeren van een hulpoproep door middel van een oproepgenerator ,· - tenminste een signaleringseenheid; en - een centrale eenheid die met elk van de oproepeen- 10 heden en met elk van de signaleringseenheden is gekoppeld, en die is ingericht voor het naar tenminste een van de signaleringseenheden doorleiden van de hulpoproep, met het kenmerk, - dat de oproepeenheden elk door middel van een 15 telefoonverbinding met de centrale eenheid zijn verbonden, en - dat de oproepeenheden zijn ingericht om tussen een telefoonaansluiting en een telefoontoestel te worden geplaatst .
2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de centrale eenheid is ingericht voor het vasthouden van de hulpoproep en het herhaaldelijk naar signaleringseenheden leiden van de hulpoproep, totdat de hulpoproep is beantwoord.
3. Inrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de centrale eenheid is ingericht voor het volgens een voorafbepaalde, programmeerbare sequentie naar de signaleringseenheden leiden van de hulpoproep, totdat de hulpoproep is beantwoord.
4. Inrichting volgens conclusie 1, 2 of 3, met het kenmerk, dat de centrale eenheid is ingericht voor het na ontvangst van de hulpoproep afgeven van een ontvangstbe-vestigingssignaal aan de oproepeenheid en het daarna vrij maken van de telefoonlijn naar de oproepeenheid waarvan 35 de hulpoproep afkomstig is.
5. Inrichting volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat de centrale is ingericht voor het slechts via de door 1001891 het afgeven van een hulpoproep geactiveerde oproepeenheid ontvangen van beantwoordingen van hulpoproepen.
6. Inrichting volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat de oproepinrichting is ingericht voor ontvangst van 5 beantwoordingen van hulpoproepen via het telefoonnet, en voor het verder leiden naar de centrale eenheid.
7. Inrichting volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat de oproepeenheid is ingericht voor ontvangst van beantwoordingen van hulpoproepen door middel van een op 10 de oproepeenheid aangebrachte toetsen voor het verder leiden naar de centrale eenheid.
8. Inrichting volgens conclusie 4, 5, 6 of 7, met het kenmerk, dat de oproepeenheid is ingericht om na het uitzenden van een hulpoproep alleen beantwoordingen van 15 hulpoproepen te ontvangen.
9. Inrichting volgens een van de voorafgaande conclusies, met het kenmerk, dat de hulpoproepen worden opgewekt door een oproepgenerator die een in de oproepeenheid opgenomen signaalgever, een externe, door middel 20 van een galvanische verbinding met de oproepeenheid verbonden of een door middel van een draadloze verbinding met de oproepeenheid verbonden signaalgever omvat.
10. Inrichting volgens conclusie 9, met het kenmerk, dat de door middel van een draadloze verbinding met de 25 oproepeenheid verbonden signaalgever is ingericht om te worden gevoed door een batterij, dat de signaalgever van een batterijtoestanddetector is voorzien, en dat de batterijtoestanddetector is ingericht voor het draadloos naar de oproepeenheid uitzenden van een de batterijtoe- 30 stand representerend signaal.
11. Inrichting volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat de batterijtoestanddetector is ingericht voor het telkens wanneer een toets wordt ingedrukt afgeven van een de batterij toestand representerend signaal.
12. Inrichting volgens een van de voorafgaande con clusies, met het kenmerk, dat de oproepeenheid is ingericht voor het auditief weergeven van via het telefoonnet binnegekomen beantwoordingen van hulpoproepen. 1001891
13. Inrichting volgens conclusie 12, met het kenmerk, dat de oproepinrichting is ingericht voor het overdragen van een dialoog in 1¾ simplexverkeer, waarbij de zenderkeuze door middel van luidheid plaatsvindt.
14. Inrichting volgens conclusie 13, met het ken merk, dat de oproepeenheid is ingericht voor het detecteren van het feit of de hoorn van de met de oproepeenheid verbonden telefoon op de haak ligt en voor het onderbreken van de dialoog, wanneer de hoorn van de haak wordt 10 genomen.
15. Inrichting volgens een van de voorafgaande conclusies, met het kenmerk, dat in de telefoonverbinding een telefooncentrale is opgenomen, en dat tussen de telefooncentrale en tenminste een deel van de oproepeenheden 15 een met de centrale eenheid verbonden vangschakeling is opgenomen die is ingericht voor het naar ten minste meer dan één oproepschakeling geleiden van een door de centrale eenheid uitgezonden collectieve boodschap.
16. Inrichting volgens conclusie 15, met het ken- 20 merk, dat de centrale eenheid is ingericht voor het via de vangschakeling uitzenden van een collectieve auditieve mededeling.
17. Oproepeenheid als onderdeel van een inrichting volgens een van de voorafgaande conclusies.
17. Inrichting volgens een van de voorafgaande conclusies, met het kenmerk, dat de oproepeenheid is 25 ingericht voor het bedienen van externe apparatuur.
18. Inrichting volgens conclusie 16 en 17, met het kenmerk, dat de centrale eenheid is ingericht voor het via de vangschakeling uitzenden van een externe apparatuur bedienend signaal.
19. Inrichting volgens een van de voorafgaande conclusies, met het kenmerk, dat de oproepeenheid is ingericht voor het uitschakelen van geluid producerende apparaten, zoals TV-toestellen bij ontvangst van de beantwoording van een hulpoproep.
18. Centrale eenheid als onderdeel van een inrichting volgens een van de voorafgaande conclusies. 1001891
NL1001891A 1995-12-13 1995-12-13 Oproepinrichting. NL1001891C2 (nl)

Priority Applications (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1001891A NL1001891C2 (nl) 1995-12-13 1995-12-13 Oproepinrichting.

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1001891 1995-12-13
NL1001891A NL1001891C2 (nl) 1995-12-13 1995-12-13 Oproepinrichting.

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL1001891C2 true NL1001891C2 (nl) 1997-06-17

Family

ID=19762029

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL1001891A NL1001891C2 (nl) 1995-12-13 1995-12-13 Oproepinrichting.

Country Status (1)

Country Link
NL (1) NL1001891C2 (nl)

Citations (2)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US3304376A (en) * 1964-01-30 1967-02-14 Bell Telephone Labor Inc Combination telephone and intercommunications system
DE3634834C1 (en) * 1986-10-13 1988-02-11 Telefonbau & Normalzeit Gmbh Hospital communications system

Patent Citations (2)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US3304376A (en) * 1964-01-30 1967-02-14 Bell Telephone Labor Inc Combination telephone and intercommunications system
DE3634834C1 (en) * 1986-10-13 1988-02-11 Telefonbau & Normalzeit Gmbh Hospital communications system

Similar Documents

Publication Publication Date Title
EP1017032B1 (en) Patient/nurse communication method
US5537459A (en) Multilevel cellular communication system for hospitals
CN1849810B (zh) 为带有用户设备的用户提供应急响应的系统和方法
US6958706B2 (en) Patient care and communication system
JP2007049583A (ja) ナースコールシステム
NL1001891C2 (nl) Oproepinrichting.
JP2006033163A (ja) ナースコールシステム
JP4620275B2 (ja) ナースコールシステム
JPH10224756A (ja) 在宅介護支援システム
WO1995035634A1 (en) Multilevel wireless communication system for hospitals
JPS63291197A (ja) 緊急通報システム
JP2004240624A (ja) 地域内自動連絡システム
JP3354607B2 (ja) 緊急用通信システム
JP2002247218A (ja) ナースコール装置
JPH11164030A (ja) 介護用通報装置、被介護者用携帯機、およびこれらを用いた介護用通報システム
GB2206017A (en) Emergency call system
JP2003060781A (ja) 生活支援システム
JP2002152395A (ja) ナースコール装置
JP2602349Y2 (ja) 非常呼出装置
KR19990052761A (ko) 응급상태 알림장치
JP3398706B2 (ja) 利用者異常監視システム
JP2005204245A (ja) Webナースコール装置
JP2000004312A (ja) 緊急通報システム
CA2366420A1 (en) Patient care and communication system
JP2003296862A (ja) 緊急通報システム

Legal Events

Date Code Title Description
PD2B A search report has been drawn up
MK Patent expired because of reaching the maximum lifetime of a patent

Effective date: 20151212