NL1001868C2 - Inrichting voor het uitnemen van produkten uit een spuitgietmatrijs. - Google Patents

Description

Titel: Inrichting voor het uitnemen van produkten uit een spuitgietmatrijs.

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het uitnemen van produkten uit een spuitgietmatrijs of voor het plaatsen van produktonderdelen, zoals bijvoorbeeld een label in een spuitgietmatrijs, welke spuitgietmatrijs is 5 voorzien van ten minste twee matrijsdelen die in een eerste hoofdrichting van elkaar af en naar elkaar toe beweegbaar zijn opgesteld.

Een dergelijke inrichting is bijvoorbeeld beschreven in EP-B-0 398 044. De bekende inrichting is voorzien van een 10 opneemelement dat aan het vrije uiteinde van een zwenkarm is bevestigd welke zwenkarm met het andere einde is verbonden met een rotatie-as die vast met een eerste matrijsdeel is verbonden. De zwenkstand van de zwenkarm wordt bestuurd met behulp van een curvemechanisme waarvan de curve is verbonden 15 met het tweede matrijsdeel en de curvevolger via een hefboom is verbonden met de rotatie-as. Het voordeel van deze wijze van sturing van de zwenkstand van de zwenkarm is dat het totale traject dat het opneemelement dient te doorlopen zich afspeelt tijdens de cyclus van het openen, respectievelijk 20 sluiten van de matrijsdelen.

Ten opzichte van het matrijsdeel waarmee de rotatie-as is verbonden, kan het opneemelement dus slechts een eenvoudige cirkelvormige baan doorlopen. De stand van het opneemelement, dat bij de bekende inrichting is uitgevoerd 25 als een zuigcup, ten opzichte van de zwenkarm is telkens gelijk. Een eerste bezwaar is derhalve dat de mogelijke posities en standen waarin het uit te nemen produkt kan worden afgegeven zeer beperkt zijn.

Doordat de beweging van het opneemelement 30 uitsluitend een zwenkbeweging is, kunnen produkten met een hoger profiel, zoals bijvoorbeeld emmers, niet met behulp van de bekende inrichting uit de matrijs worden genomen. Immers, de produktbaan is een cirkelboog, zodat het afschuiven van het produkt van de kern niet mogelijk is.

1 0 0 1 8 6 8 2

Bovendien bestaat de mogelijkheid dat het produkt niet tussen de beide matrijsdelen uit kan worden bewogen wanneer slechts een cirkelboogvormige baan kan worden doorlopen. Een tweede bezwaar is derhalve dat de bewegingsbaan van het uit 5 te nemen produkt niet vrij is te kiezen.

Een derde bezwaar van de bekende inrichting is dat, nadat de matrijsdelen zijn gesloten, het opneemelement niet verder kan worden verplaatst omdat de rotatie-as van de zwenkarm vast met de matrijs is verbonden. Hierdoor zijn er 10 geen mogelijkheden om het produkt nog verder te manoeuvreren zonder deze over te geven aan een verdere positionerings-inrichting. Het overgeven aan verdere positionerings-inrichtingen heeft tot bezwaar dat bij het overgeven van de produkten de positie daarvan kan worden verstoord.

15 Ook de inrichting welke is beschreven in US-A-3 700 375 heeft de hierboven beschreven bezwaren. Het opneemelement is bij deze bekende inrichting via een parallellogram-stangenstelsel verbonden met een ten opzichte van één der matrijsdelen vast opgestelde rotatie-as. Ook bij 20 deze bekende inrichting doorloopt het opneemelement ten opzichte van het matrijsdeel waarmee de rotatie-as is verbonden een eenvoudige cirkelboog. Het uit te nemen produkt doorloopt derhalve een vaste baan die niet vrij is te kiezen en de keuzemogelijkheden ten aanzien van de 25 positie en de stand van het produkt in de afgiftepositie is eveneens zeer beperkt. Bovendien geldt voor deze inrichting eveneens dat, nadat de matrijsdelen zijn gesloten, het opneemelement niet nog verder kan worden verplaatst omdat de rotatie-as van de zwenkarm vast met de matrijs is verbonden. 30 De uitvinding beoogt een inrichting van het hier boven vermelde type zonder de genoemde bezwaren.

De inrichting wordt hiertoe volgens de uitvinding gekenmerkt door de maatregelen van conclusie 1.

Met behulp van een aldus uitgevoerde inrichting kan, 35 doordat de rotatie-as verplaatsbaar is langs een door de rechtgeleiding bepaald lineair traject dat zich uitstrekt in een vlak loodrecht op de genoemde rotatie-as en in een 1001868 3 richting die afwijkt van de hoofdrichting, een optimale produktbaan tussen de zich sluitende matrijsdelen worden gerealiseerd alsmede een optimale eindpositie van het produkt.

5 Door een geschikte uitvoering van het mechanisme waarmee de rotatieve stand van de rotatie-as wordt bepaald en van het eerste curvemechanisme waarmee de positie van het opneemsamenstellijfdeel ten opzichte van de rechtgeleiding wordt bepaald kan, al dan niet onder gebruikmaking van een 10 geschikt uitgevoerd zwenkarmensamenstel, vrijwel elk baan-verloop worden gerealiseerd.

Volgens een nadere uitwerking van de uitvinding kan door gebruikmaking van de maatregelen volgens conclusie 10 tevens worden bewerkstelligd dat de afgiftepositie voor 15 opeenvolgende produkten wordt gevarieerd, hetgeen bijvoorbeeld bijzonder voordelig is wanneer de inrichting tevens wordt gebruikt voor het vormen van een stapel uitgenomen produkten. Door de afgiftepositie telkens iets hoger te kiezen wordt rekening gehouden met het toenemen van 20 de hoogte van de stapel.

Nadere uitwerkingen van de uitvinding zijn beschreven in de volgconclusies en zullen hierna, onder verwijzing naar de tekening, verder worden verduidelijkt.

Fig. 1 toont een perspectief-aanzicht van een eerste 25 uitvoeringsvorm waarbij de matrijsdelen zich in de gesloten stand bevinden; fig. 2 toont een soortgelijk perspectief-aanzicht van de in fig. 1 weergegeven inrichting waarbij de matrijsdelen zich in een geopende stand bevinden; 30 fig. 3 toont een perspectief-aanzicht van een tweede uitvoeringsvorm waarbij de matrijsdelen zich in de gesloten stand bevinden; fig. 4 toont een soortgelijk perspectief-aanzicht van de in fig. 3 weergegeven inrichting waarbij de matrijs-35 delen zich in een geopende stand bevinden; 1001868 4 fig. 5 toont een perspectief-aanzicht van een derde uitvoeringsvorm waarbij de matrijsdelen zich in de gesloten stand bevinden; en fig. 6 toont een soortgelijk perspectief-aanzicht 5 van de in fig. 5 weergegeven inrichting waarbij de matrijsdelen zich in een geopende stand bevinden.

Alle weergegeven inrichtingen zijn bestemd voor het uitnemen van produkten P uit een spuitgietmatrijs. Soortgelijke inrichtingen kunnen echter evenzeer worden 10 toegepast voor het plaatsen van produktonderdelen, zoals bijvoorbeeld een label, in een spuitgietmatrijs. Een dergelijke spuitgietmatrijs is in het algemeen voorzien van ten minste twee matrijsdelen Ml, M2 die in een eerste hoofdrichting van elkaar af en naar elkaar toe 15 beweegbaar zijn opgesteld. De inrichting zoals weergegeven in de figuren is voorzien van een opneemsamen-stel 1 dat ten minste één opneemelement 2 omvat, welk opneemelement 2 al dan niet via een zwenkarmensamen-stel 11 of 12, 13 is bevestigd op een rotatie-as 3. Het 20 of elk opneemelement 2 is beweegbaar van een aangrijp-positie, waarin het of elk opneemelement 2 aangrijpt op een zich in een matrijsdeel Ml bevindend produkt P, naar een afgiftepositie, waarin het of elk opneemelement 2 zich bevindt ten behoeve van het afgeven van het op-25 genomen produkt P. De inrichting is verder voorzien van een eerste curvemechanisme 4, 5 dat een eerste curve 4 en een eerste curvevolger 5 omvat. De verplaatsing van de eerste curvevolger 5 ten opzichte van de eerste curve 4 is gekoppeld met de verplaatsing van beweegbaar 30 opgestelde matrijsdelen Ml, M2 ten opzichte van elkaar.

Het opneemsamenstel 1 omvat een opneemsamenstellijf 6 waarin de rotatie-as 3 roteerbaar is gelegerd. Het opneemsamenstellijf 6 is beweegbaar opgesteld langs een rechtgeleiding 7 die zich uitstrekt in een vlak dat zich 35 loodrecht uitstrekt op de rotatie-as 3 en in een andere richting dan de genoemde hoofdrichting. Het eerste curvemechanisme 4, 5 vormt een aandrijving van althans 1001868 5 de beweging van het opneemsamenstellijf 6 langs de genoemde rechtgeleiding 7. Een veer 18, zoals bijvoorbeeld een pneumatische veer 18 drukt het opneem-samenstel 1 telkens in een zodanige richting dat de 5 curvevolger 5 steeds tegen de curve 4 aanligt.

In de verschillende figuren zijn de onderdelen die dezelfde functie hebben aangeduid met dezelfde verwij zingscij fers.

Bij de in de figuren 1 en 2 weergegeven 10 uitvoeringsvorm wordt de rotatieve stand van de rotatie-as 3 gestuurd met behulp van een kniehefboomstelsel 21, 22 waarvan de ene hefboom 21 met een eerste einde zwenkbaar is verbonden met een stationair machinedeel 23 en de andere hefboom 22 met een eerste einde rotatievast is 15 verbonden met de rotatie-as 3. De beide kniehefbomen 21, 22 zijn via tweede einden daarvan zwenkbaar met elkaar verbonden. Verder heeft deze uitvoeringsvorm een zwenkarm-samenstel 11 dat een eerste zwenkarm 11 omvat die met een eerste einde vast met de rotatie-as 3 is verbonden en aan 20 een tweede einde het opneemelement 2 draagt. Met dit relatief eenvoudige mechaniek kan op bedrijfszekere wijze een betrekkelijk ingewikkelde produktbaan worden beschreven, waarbij het produkt tevens in een omgekeerde stand wordt afgeleverd aan bijvoorbeeld een niet weer-25 gegeven geleidingsbaan voor het verder afvoeren van het produkt. Het is duidelijk dat de rotatieve stand van de rotatie-as 3 ook op andere wijze kan worden bewerkstelligd. Dit geldt vanzelfsprekend in het algemeen en niet alleen met betrekking tot de in figuren 1 en 2 30 weergegeven uitvoeringsvormen. Zo zou in plaats van een kniehefboomstelsel tevens gebruik kunnen worden gemaakt van een tandheugelsamenstel, een tandriem of dergelijke. Uitgangspunt blijft echter dat de hoekverdraaiing van de rotatie-as 3 mechanisch is gekoppeld aan de verplaatsing 35 van het opneemsamenstellijf 6 langs de rechtgeleiding 7 en daarmee met de relatieve positie van de raatrijsdelen Ml en M2 ten opzichte van elkaar.

1001868 6

Bij de in de figuren 3-8 weergegeven uitvoerings-voorbeelden wordt de rotatieve stand van de rotatie-as 3 gestuurd met behulp van een tweede curvemechanisme 8, 9 dat is voorzien van een tweede curve 8 en een tweede curve-5 volger 9 die is verbonden met een vast met de rotatie-as 3 verbonden hefboom 10. Ook de verplaatsing van de tweede curvevolger 9 langs de tweede curve 8 wordt gestuurd door verplaatsing van het opneemsamenstellijf 6 langs de genoemde rechtgeleiding 7.

10 Bij de uitvoeringsvorm die is weergegeven in de figuren 3-4 ontbreekt het zwenkarmsamenstel en is het opneemelement 2 direkt op de rotatie-as 3 bevestigd. Het in deze uitvoeringsvorm toegepaste opneemelement bestaat uit een ring 2a en een zuignap 2b die met de ring 2a is 15 verbonden. De ring grijpt aan op het buitenmanteloppervlak van het produkt P dat in het onderhavige geval een emmer is. Met behulp van de zuignap 2b wordt de emmer P in een vaste positie ten opzichte van de ring 2a gehouden. Het is tevens mogelijk dat de zuignap 2b ontbreekt en de ring 2a zelf 20 aanzuigmiddelen omvat die bewerkstelligen dat de emmer vast in de ring 2a wordt gehouden. Het opneemelement 2 kan ook zijn uitgevoerd als een bus waarin de emmer P passend opneembaar is. Wanneer de emmer P in de bus is opgenomen, kan in de bus een onderdruk worden gecreëerd, zodat de emmer 25 wordt aangezogen in de bus. Met behulp van deze uitvoeringsvorm is het mogelijk het produkt P met een zeer hoog profiel en een overeenkomstig lange kern toch automatisch uit de matrijs Ml, M2 te nemen gedurende de cyclustijd waarin de matrijsdelen Ml, M2 zich openen. Bovendien kan, doordat de 30 optimale baan kan worden gekozen, de afstand waarover de matrijsdelen Ml, M2 uit elkaar moeten worden geschoven tot een minimum worden beperkt, hetgeen eveneens een gunstige invloed heeft op de lengte van de cyclustijd. Overigens geldt dit voordeel voor alle uitvoeringsvormen die 35 beschikken over de kenmerkende maatregelen van conclusie 1.

Het zwenksamenstel van de uitvoeringsvorm die is weergegeven in de figuren 5-6 omvat een eerste en een tweede 1001868 7 zwenkarm 12, resp. 13, waarbij de eerste zwenkarm 12 met een eerste einde 12a vast is verbonden met de rotatie-as 3 en aan een tweede einde een tweede rotatie-as 14 roteerbaar legert. De tweede rotatie-as 14 is vast verbonden met een 5 eerste einde van een tweede zwenkarm 13 die aan een tweede einde het opneemelement 2 draagt. De tweede rotatie-as 14 is tevens vast verbonden met een tweede hefboom 15 die aan het vrije einde 15a een derde curvevolger 16 draagt van een derde curvemechanisme 16, 17 dat tevens een derde curve 17 10 omvat. De rotatieve stand van de tweede rotatie-as 14 wordt bestuurd door dit derde curvemechanisme 16, 17. Ook hiervoor geldt dat de besturing van de rotatieve stand zou kunnen worden bewerkstelligd met stangenstelsels, tandheugel-mechanismen, tandriemen en dergelijke.

15 In alle weergegeven uitvoeringsvoorbeelden maakt de inrichting onderdeel uit van een spuitgietmachine waarvan slechts de matrijsmontageplaten FI, F2 zijn weergegeven. De beide matrijsmontageplaten Fl, F2 zijn in de hoofdrichting beweegbaar ten opzichte van elkaar en behoren tot de spuit-20 gietmachine. De eerste curve 4 is verbonden met een ene matrijsmontageplaat Fl van de spuitgietmachine en de eerste curvevolger 5 van de inrichting is via het opneemsamenstel 1 verbonden met een andere matrijsmontageplaat F2.

Een voordeel van een dergelijke uitvoering is dat 25 het wisselen van matrijs kan geschieden zonder dat tevens de onderhavige inrichting behoeft te worden gedemonteerd met alle risico's op beschadiging die daarmee gepaard gaan.

Het is echter ook zeer wel mogelijk dat de inrichting onderdeel uitmaakt vein een matrijs M welke is 30 voorzien van ten minste twee matrijsdelen Ml, M2, waarbij de eerste curve 4 is verbonden met een eerste matrijsdeel Ml en waarbij de eerste curvevolger 5 van de inrichting via het opneemsamenstel 1 is verbonden met een tweede matrijsdeel M2.

35 Een dergelijke uitvoering heeft het voordeel dat bij het monteren van de matrijs het opnamesamenstel 1 en de 1001868 8 curve 4 niet ten opzichte van de matrijs behoeven te worden gemonteerd omdat deze hiermee reeds zijn verbonden.

Het is duidelijk dat het enerzijds mogelijk is dat het opneemsamenstel 1 met het beweegbaar opgestelde 5 matrijsdeel Ml, respectievelijk de beweegbaar opgestelde matrijsmontageplaat Fl is verbonden waarbij de curve 4 met het stationaire matrijsdeel Ml, respectievelijk de stationaire matrijsmontageplaat F2 is verbonden. Anderzijds is het mogelijk dat het opneemsamenstel 1 is verbonden met 10 het stationair opgestelde matrijsdeel M2, respectievelijk matrijsmontageplaat F2, terwijl de curve 4 is verbonden met het beweegbaar opgestelde matrijsdeel M2, respectievelijk met de beweegbaar opgestelde matrijsmontageplaat F2.

Teneinde een bijzonder eenvoudige verdere afvoer van 15 de produkten te kunnen bewerkstelligen is het bijzonder gunstig wanneer de afgiftepositie zich bevindt in een gebied dat zich bevindt onder een gebied waarin de matrijsdelen Ml, M2 van elkaar af en naar elkaar toe beweegbaar zijn. De produkten kunnen daar bijvoorbeeld worden geplaatst op een 20 eindloze transporteur die de verdere afvoer van de produkten verzorgt. Het is duidelijk dat de afgiftepositie onder het gebied waarin de matrijsdelen beweegbaar zijn slechts een voorkeursuitvoeringsvorm is en dat de uitvinding daartoe niet is beperkt. Zo kan de afgiftepositie zich eveneens 25 naast of boven de matrijsdelen Ml, M2 bevinden.

Het is duidelijk dat de mogelijkheid bestaat de plaats van de afgiftepositie te variëren wanneer de inrichting is voorzien van een onafhankelijke aandrijving die, onafhankelijk van de onderlinge positie van de beide 30 matrijsdelen Ml, M2, stuurbaar is en die is ingericht voor het overnemen van de door het eerste curvemechanisme 4, 5 gestuurde beweging van het opneemsamenstellijfdeel 6 langs de rechtgeleiding 7. Een dergelijke aparte aandrijving kan bijvoorbeeld zijn uitgevoerd als een stuurbaar pneumatisch 35 zuiger/cilindersamenstel of een electromagnetische actuator. Dit is bijvoorbeeld het geval bij de uitvoeringsvorm die is weergegeven in de fign. 5 en 6, waarbij de rechtgeleiding 7 1001868 9 verder naar beneden doorloopt. De beweging van het opneem-samenstellijfdeel 6 wordt in het onderste gedeelte van de rechtgeleiding 7 niet meer bestuurd door het eerste curve-mechanisme 4, 5 maar door een aparte aandrijving die in de 5 figuren 5 en 6 niet zichtbaar is. Fig. 5 toont duidelijk dat de curvevolger 5 niet meer aanligt tegen de curve 4 en dat derhalve de verticale positie van het opneemsamenstel 1 op andere wijze wordt bestuurd.

Wanneer de inrichting een produktonderdeeltoevoer-10 inrichting is, die bijvoorbeeld wordt gebruikt voor het plaatsen van labels in de matrijs alvorens het produkt daarin wordt gegoten, is de afgiftepositie de positie waar het produktonderdeel wordt opgenomen en is de aangrijp-positie de positie waarin het produktonderdeel in een 15 matrijsdeel Ml of M2 wordt geplaatst. In dit geval bevindt de afgiftepositie zich bij voorkeur boven het gebied waarin de matrijsdelen beweegbaar zijn. Wanneer de spuitgietmachine dan tevens is voorzien van een inrichting voor het uitnemen van produkten, kunnen de produktonderdelen, zoals 20 bijvoorbeeld labels, van boven af worden geplaatst terwijl de produkten van onder af kunnen worden uitgenomen.

De uitvinding is niet beperkt tot de beschreven uitvoeringsvoorbeelden. Binnen het raam van de uitvinding zijn diverse varianten mogelijk.

1 0 0 1 8 6 8

Claims (12)

1. Inrichting voor het uitnemen van produkten (P) uit een spuitgietmatrijs of voor het plaatsen van produktonderdelen, zoals bijvoorbeeld een label in een spuitgietmatrijs, ..welke spuitgietmatrijs is voorzien van ten minste twee matrijs-5 delen (Ml, M2) die in een eerste hoofdrichting van elkaar af en naar elkaar toe beweegbaar zijn opgesteld, waarbij de inrichting is voorzien van een opneemsamenstel (1) dat ten minste één opneemelement (2) omvat, welk opneemelement (2) al dan niet via een zwenkarmensamenstel (11; 12, 13) is 10 bevestigd op een rotatie-as (3), waarbij het of elk opneemelement (2) beweegbaar is van een aangrijppositie, waarin het of elk opneemelement (2) aangrijpt op een zich in een matrijsdeel (Ml) bevindend produkt (P), naar een afgifte-positie, waarin het of elk opneemelement (2) zich bevindt 15 ten behoeve van het afgeven van het opgenomen produkt (P), waarbij de inrichting verder is voorzien van een eerste curvemechanisme (4, 5) dat een eerste curve (4) en een eerste curvevolger (5) omvat, waarbij de verplaatsing van de eerste curvevolger (5) ten opzichte van de eerste curve (4) 20 is gekoppeld met de verplaatsing van beweegbaar opgestelde matrijsdelen (Ml, M2) ten opzichte van elkaar, waarbij het opneemsamenstel (1) een opneemsamenstellijf (6) omvat waarin de rotatie-as (3) roteerbaar is gelegerd, waarbij het opneemsamenstellijf (6) beweegbaar is opgesteld langs een 25 rechtgeleiding (7) die zich uitstrekt in een vlak dat zich loodrecht uitstrekt op de rotatie-as (3) en in een andere richting dan de genoemde hoofdrichting, waarbij het eerste curvemechanisme (4, 5) een aandrijving vormt van althans de beweging van het opneemsamenstellijf (6) langs de genoemde 30 rechtgeleiding (7), waarbij de rotatieve stand van de rotatie-as (3) mechanisch is gekoppeld met de onderlinge positie van de matrijsdelen (Ml, M2). 1001868

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de rotatieve stand van de rotatie-as (3) wordt gestuurd met behulp van een tweede curvemechanisme (8, 9) voorzien van een tweede curve (8) en een tweede curvevolger (9) die is 5 verbonden met een vast met de rotatie-as (3) verbonden hefboom (10), waarbij de verplaatsing van de tweede curvevolger (9) langs de tweede curve (8) wordt gestuurd dopr verplaatsing van het opneemsamenstellijf (6) langs de genoemde rechtgeleiding (7).

3. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de rotatieve stand van de rotatie-as (3) wordt gestuurd met behulp van een kniehefboomstelsel (21, 22) waarvan de ene hefboom (21) met een eerste einde (21a) zwenkbaar is verbonden met een stationair machinedeel (23) en de andere 15 hefboom (22) met een eerste einde (22a) rotatievast is verbonden met de rotatie-as (3), waarbij de beide kniehef-bomen (21, 22) via tweede einden (21b, 22b) daarvan zwenkbaar met elkaar zijn verbonden.

4. Inrichting volgens één van de conclusies 1-3, met het 20 kenmerk, dat het zwenkarmsamenstel ontbreekt en dat het opneemelement (2) direkt op de rotatie-as (3) is bevestigd.

5. Inrichting volgens één van de conclusies 1-3, met het kenmerk, dat het zwenkarmsamenstel (11) een eerste zwenkarm (11) omvat die met een eerste einde (11a) vast met de 25 rotatie-as (3) is verbonden en aan een tweede einde (11b) het opneemelement (2) draagt.

6. Inrichting volgens één van de conclusies 1-3, met het kenmerk, dat het zwenksamenstel (12, 13) een eerste en een tweede zwenkarm (12, resp. 13) omvat, waarbij de eerste 30 zwenkarm (12) met een eerste einde (12a) vast is verbonden met de rotatie-as (3) en aan een tweede einde een tweede rotatie-as‘(14) roteerbaar legert, welke tweede rotatie-as (14) vast is verbonden met een eerste einde (13a) van een tweede zwenkarm (13) die aan een tweede einde (13b) het 35 opneemelement (2) draagt, waarbij de tweede rotatie-as (14) tevens vast is verbonden met een tweede hefboom (15) die aan het vrije einde (15a) een derde curvevolger (16) draagt van 1001868 een derde curvemechanisme (16, 17) dat tevens een derde curve (17) omvat.

7. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat deze onderdeel uitmaakt van een matrijs (M) 5 welke is-voorzien van ten minste twee matrijsdelen (Ml, M2), waarbij de eerste curve (4) is verbonden met een eerste matrijsdeel (M2) en waarbij de eerste curvevolger (5)„van de inrichting via het opneemsamenstel (1) is verbonden met een tweede matrijsdeel (Ml).

8. Inrichting volgens één der conclusies 1-6, met het kenmerk, dat deze onderdeel uitmaakt van een spuitgiet-machine, waarbij de eerste curve (4) is verbonden met een ene matrijsmontageplaat (F2) van de spuitgietmachine en waarbij de eerste curvevolger (5) van de inrichting via het 15 opneemsamenstel (1) is verbonden met een andere matrijsmontageplaat (F2), waarbij de beide matrijsmontageplaten (Fl, F2) in de hoofdrichting beweegbaar zijn ten opzichte van elkaar en behoren tot de spuitgietmachine.

9. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, met 20 het kenmerk, dat, wanneer de inrichting een produkt- uitneeminrichting is, de afgiftepositie zich bevindt in een gebied dat zich bevindt onder een gebied waarin de matrijsdelen (Ml, M2) van elkaar af en naar elkaar toe beweegbaar zijn.

10. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de plaats van de afgiftepositie kan worden gevarieerd doordat de inrichting is voorzien van een onafhankelijke aandrijving die, onafhankelijk van de onderlinge positie van de beide matrijsdelen (Ml, M2), stuurbaar 30 is en die is ingericht voor het overnemen van de door het eerste curvemechanisme (4, 5) gestuurde beweging van het opneemsamenstellijfdeel (6) langs de rechtgeleiding (7).

11. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het een produktonderdeeltoevoerinrichting 35 is, waarbij de afgiftepositie de positie is waar het produktonderdeel wordt opgenomen en de aangrijppositie de 1001868 positie is waar het produktonderdeel in een matrijsdeel (Ml, M2) wordt geplaatst.

12. Inrichting volgens conclusie 11, met het kenmerk, dat de afgiftepositie zich in een gebied bevindt dat is gelegen 5 boven het gebied waarin de matrijsdelen (Ml, M2) beweegbaar zijn. 1001868