NL1023908C2 - Overzetter. - Google Patents

Description

Overzetter.

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het overzetten van lolly's van een aanvoertransporteur naar een afvoertransporteur.

Lolly's worden vervaardigd in een aantal opeen-5 volgende bewerkingen. Na het vormen van de lollykop om een stokje kunnen de lolly's door een koelstation gevoerd worden, vastgehouden door stokjesklemmen die bevestigd zijn aan een voortbewogen transportlijn, zoals een ketting, van een transporteur, zoals bijvoorbeeld een hangtransporteur. 10 Daarna kunnen de lolly's onderworpen worden aan een verdere behandeling, zoals het aanbrengen van een coating, en/of in een verpakkingsstation, bijvoorbeeld in wikkels, verpakt worden. Daarbij zullen de lolly's getransporteerd worden door een andere transporteur, eveneens voorzien van 15 stokjesklemmen. Met behulp van een overzetter dienen de lolly's overgezet te worden van de ene transporteur naar de volgende transporteur.

Een doel van de uitvinding is een inrichting van de in de aanhef genoemde soort te verschaffen, waarmee met 20 het overzetten tevens, op eenvoudige en betrouwbare wijze, de oriëntatie van de lolly's gewijzigd kan worden.

Vanuit èen aspect voorziet de uitvinding daartoe in een inrichting voor het overzetten van van een stokje voorziene lolly's, omvattend een overzetter, een eerste 1023908

Η I

I 2 I

transporteur voor aanvoer van de lolly's naar de overzetter I

I en een tweede transporteur voor afvoer van de lolly's vanaf I

I de overzetter, waarbij de eerste transporteur en de tweede I

I transporteur reeksen lollyhouders omvatten die voorzien I

I 5 zijn van respectievelijk eerste en tweede stokjesklemmen, I

I die respectievelijk aangebracht zijn op een eerste en een I

I tweede transportlijn, zoals een ketting, om de stokjes in I

I respectievelijk een eerste oriëntatie en een tweede I

oriëntatie te houden, waarbij de eerste en tweede I

10 oriëntaties onder een hoek ten opzichte van elkaar staan, I

I en waarbij de overzetter voorzien is van derde stok- I

I jesklemmen en van een houder daarvoor, waarbij de houder I

I aangebracht is voor het verplaatsen van de derde stok- I

I j esklemmen vanuit een stand voor overname van de door de I

I 15 eerste transporteur aangevoerde stokjes in de eerste I

I oriëntatie naar een stand voor afgifte van de stokjes in de I

I tweede oriëntatie aan de tweede transporteur. I

I Met de inrichting volgens de uitvinding kunnen de I

I lolly's op zekere wijze worden overgebracht van de eerste I

I 20 transporteur op de tweede transporteur, onder wijziging van I

I de oriëntatie van de stokjes. I

I Bij voorkeur staan de eerste en tweede oriëntatie I

I ongeveer dwars op elkaar, bij voorkeur loodrecht op elkaar. I

I In het bijzonder kan hiermee de oriëntatie van de stokjes I

25 worden veranderd naar een oriëntatie in een vlak loodrecht I

I daarop. Aldus kunnen de stokjes worden övergebracht van een I

I horizontale of verticale oriëntatie in de eerste I

I transporteur naar een verticale of horizontale oriëntatie I

I in de tweede transporteur, waarbij de lolly's dan steeds de I

I 30 voor die transporteur of bijbehorende behandeling juiste I

oriëntatie zullen kunnen hebben. Zo kunnen de eerste danwel I

de tweede stokjesklemmen de lolly's in de verticale I

I oriëntatie met de kop neerwaarts hangend houden, waardoor I

bijvoorbeeld een dopen van de lollykop in een vloeistofbad I

I 35 mogelijk is, voor het coaten van de lollykop. I

I Bij voorkeur is de eerste transporteur voorzien I

I van eerste aandrijfmiddelen voor het aandrijven van de I

I 1023908 I 1 3 eerste transportlijn voor verplaatsing van de eerste stokjesklemmen op een eerste snelheid, waarbij de tweede transporteur voorzien is van tweede aandrijfmiddelen voor het aandrijven van de tweede transportlijn voor verplaat-5 sing van de tweede stokjesklemmen op een tweede snelheid, waarbij de overzetter voorzien is van derde aandrijfmid-delen voor het aandrijven van de houder voor verplaatsing van de derde stokjesklemmen op een derde snelheid, waarbij de derde snelheid groter is dan de eerste snelheid ter 10 plaatse van de overname van de stokjes door de overzetter.

Hiermee wordt het uitnemen van de stokjes uit de eerste stokjesklemmen bevorderd.

Bij voorkeur is de tweede snelheid ter plaatse van de overname van de stokjes van de overzetter groter dan 15 de derde snelheid, zodat ook dat uitnemen bevorderd wordt.

In een verdere ontwikkeling van de inrichting volgens de uitvinding is de houder roteerbaar om een vaste hartlijn. De houder kan daarbij weinig plaats innemen. De houder kan daarbij bij voorkeur met de derde stokjesklemmen 20 bij rotatie een kegelvlak beschrijven, bij voorkeur met een schuin staande hartlijn, bij voorkeur een onder 45 graden staande hartlijn, waarbij de oriëntatie van de derde stokjesklemmen tijdens dé omloop voortdurend veranderd tussen een horizontale en een verticale stand.

25 Bij voorkeur omvatten de derde stokjesklémmen eerste en tweede metalen, in het bijzonder stalen klemmen, hetgeen voordelig is vanwege de relatief hoge frequentie waarmee de klemmen actief moeten zijn, in vergelijking met de (vaak kunststof) stokjeskiemmèn van de veel langere 30 eerste en tweede transporteurs. De derde stokjesklemmen zijn hierdoor beter bestand tegen daardoor mogelijke slijtage.

Bij voorkeur is de eerste klem L-vormig en ter plaatse van de hoek scharnierbaar bevestigd is op de houder 35 en waarvan het eerste been aan het uiteinde een eerste kleurvlak vormt, waarbij derde stokjesklemmen spanmiddelen omvatten voor het naar een op de tweede klem voorzien 1023908

Η I

I 4 I

I tweede klemvlak spannen van het eerste klemvlak, waarbij I

I het tweede been van de eerste klem voorzien is van een I

eerste nokvolgvlak voor aangrijping van een stationair I

I opgestelde, bij voorkeur een rol omvattende nok voor I

I 5 verdraaiing van de eerste klem ten opzichte van de tweede I

I klem. Aldus kan de lengte van de derde stok j esklemmen I

I beperkt gehouden worden en is een compacte opstelling I

I mogelijk. Bovendien kan de lengte van het tweede been I

I beschikbaar zijn voor aangrijping en bediening door de nok, I

I 10 waardoor die aangrijping minder plotseling en derhalve met I

I minder geluidsproduktie kan plaatsvinden. I

I Bij voorkeur is het eerste nokvolgvlak gebogen, I

bij voorkeur concaaf, waardoor een vloeiende beweging van I

I het tweede been en daarmee verdraaiing van de eerste klem I

I 15 mogelijk is en geluidsproduktie verder wordt beperkt. I

I De vloeiende beweging wordt verder bevorderd I

I indien het tweede been van de eerste klem voorts voorzien I

I is van een op vloeiende wijze op het eerste nokvolgvlak I

I volgende convexe top, waarmee de uiterste open stand van de I

I 20 eerste klem wordt bepaald. I

I De vloeiende beweging wordt voltooid indien op de I

I convexe top een tweede nokvolgvlak volgt, dat bij voorkeur I

I gebogen, in het bijzonder concaaf, is. De sluitbeweging kan I

I dan plaatsvinden met een beperkte geluidsproduktie. I

I 25 Bij voorkeur sluiten de koordes van de bogen van I

I de eerste en tweede nokvolgvlakken een stompe hoek in. I

I In een eenvoudige constructie is de tweede klem I

I stationair ten opzichte van de eerste klem. I

I De uitvinding heeft voorts tot doel een klemin- I

I 30 richting voor stokjes van lolly's te verschaffen, die I

I slijtage-arm is en weinig ruimte inneemt. De uitvinding I

I heeft voorts als doel een dergelijke kleminrichting te I

I verschaffen, die geluidsarm kan werken. I

I Vanuit een verder aspect voorziet de uitvinding I

35 in een kleminrichting voor het houden van van stokjes I

I voorziene produkten, zoals lolly's, omvattend eerste en I

I tweede metalen, in het bijzonder stalen klemmen, waarbij de I

I 1023908 I

5 eerste klem L-vormig is, dat ter plaatse van de hoek schamierbaar bevestigd is op een verplaatsbare houder en waarvan het eerste been aan het uiteinde een eerste klemvlak vormt, waarbij de houder spanmiddelen omvatten 5 voor het naar een op de tweede klem voorzien tweede klemvlak spannen van het eerste klemvlak, waarbij het tweede been van de eerste klem voorzien is van een eerste nokvolgvlak voor aangrijping van een ten opzichte van de houder stationair opgestelde, bij voorkeur een rol omvat-10 tende nok voor verdraaiing van de eerste klem ten opzichte van de tweede klem.

Een dergelijke kleminrichting kan niet alleen in de houder van de voornoemde overzetinrichting worden toegepast, maar ook in andere constructies waar de bes-15 chikbare ruimte beperkt is en/of de klemmen relatief intensief moeten functioneren.

Voor voorkeursuitvoeringen wordt kortheidshalve verwezen naar de bovenbesproken voorkeursuitvoeringen van de derde stokjesklemmen.

20 Een verder doel van de uitvinding is een inrich ting voor het transporteren van lolly's te verschaffen, waarmee de lolly's tijdens voortgaand lijntransport een bewerking kunnen ondergaan.

Vanuit een verder aspect voorziet de uitvinding 25 hiertoe in een inrichting voor het transporteren van van stokjes voorziene lolly's, omvattend een transporteur met een voortbewogen transportlijn, zoals een ketting, waarop een reeks stokjëshouders in lijn achter elkaar aangebracht is, waarbij de stokj eshouders gericht zijn voor het in 30 hoöfdzaak verticaal, met de kop neerwaarts hangend houden van de lolly's tijdens voortgaand transport. Met deze inrichting kunnen de lollykoppen tijdens voortgaand transport op weg naar een volgende machine bijvoorbeeld door een bad gevoerd worden om de kop te voorzien van een laag, 35 bijvoorbeeld van chocola.

De uitvinding zal worden toegelicht aan de hand van een in de bijgevoegde tekeningen weergegeven voorbeeld- 1023908 I uitvoering. Getoond wordt in: I Figuur 1 een schematisch vooraanzicht op een in- I stallatie met daarin een voorbeeld van een overzetinrich- I ting volgens de uitvinding; I 5 figuur 2 een bovenaanzicht op de installatie van I figuur 1; I figuur 3 een schematische weergave van de over- I zetinrichting in de installatie van de figuren 1 en 2; figuren 4A en 4B twee opeenvolgende stadia in het I 10 overzetten met de overzetinrichting van figuur 3; en figuren 5A-C respectievelijk twee opeenvolgende H stadia in een klem van de overzetinrichting van figuur 3 en een bovenaanzicht daarop.

I In figuren 1 en 2 is weergegeven een inrichting 1 15 voor het produceren van lolly's, waarin inbegrepen is een persvormgedeelte 50, waar de lolly's gevormd worden, en een daarop geplaatste koelkamer 3. Aan de rechterzijde is opge- steld een verpakkingsmachine 2 voor het verpakken van de met inrichting 1 geproduceerde lolly's 10. De lolly's 10 20 zijn voorzien van een stokje 11 en kop 13.

In de persvormkamer 50 en de koelkamer 3 loopt op zigzagwij ze tussen rollen 8 een ketting 4 om, in de rich- ting A, met een neergaand traject 9 boven de in de inrich- ting 1 op losmaakbare wijze bevestigde overzetter 5.

25 Tussen de overzetter 5 en de verpakkingsinrich- ting 2 strekt zich een transporteur 6 uit, met een in I richting B en C omlopende, van klemmen 14 (zie figuur 3) voorziene ketting 12. De ketting 12 wordt geleid in gelei- ding 40, die te koppelen is aan de produktie-inrichting 1 30 en aan de vèrpakkings inrichting 2. Ter plaatse van de verpakkingsinrichting 2 loopt de ketting 12 om op de in figuur 2 weergegeven wijze, boven over een sorteerschijf 7.

Opgemerkt wordt dat de verpakkingsinrichting 2 ook anders uitgevoerd kan zijn, bijvoorbeeld voorzien kan H 35 zijn van een bedieningsmechanisme voor de klem 14, om de I lolly's 10 één voor één los te laten boven een ingang voor

I de verpakkingsinrichting, bijvoorbeeld voor het in ver- I

I 1023908 • t 7 enkelde vorm verpakken van de lolly's in telkens één zakje.

De verpakkingsinrichting 2 kan ook vervangen zijn door een inrichting voor verdere behandeling van de lolly's 10, bijvoorbeeld door het aanbrengen van een coating 5 middels een bad.

De overzetter 5 is nader weergegeven in figuur 3, alsmede in de figuren 4A en 4B. De overzetter 5 omvat een houderlichaam 17, dat bevestigd is op de inrichting 1. Met behulp van een op houder 17 bevestigde tandwielkast 16 10 wordt een kettingschijf 15 aangedreven voor rotatie, en daarmee voor aandrijving van de ketting 12, in de richtingen B, C. De tandwielkast 16 zelf wordt op verder niet weergegeven wijze aangedreven door nog te bespreken ket-tingwiel 20. Stokjesklemmen 14 zijn op regelmatige tussen-15 afstanden bevestigd aan de ketting 12, en worden daarmee in omloop gebracht. De ketting 12 loopt om in een horizontaal vlak.

Zoals te zien in figuur 1 loopt de ketting 4 om kettingwiel 20, onder het veranderen van verticale beweging 20 naar een horizontale beweging. In figuur 3 is te zien dat op de ketting 4 stokj esklemmen 14 zijn bevestigd, die overeenkomen met de stokj esklemmen 14 van de transporteur 6. Een bedieningsrol 42 aangebracht boven de loop aldaar van de ketting 4, waarlangs de nog te bespreken bedie-25 ningsarm van de stokj esklemmen 14 kan omlopen om bediend te worden voor het openzetten van de stokj esklem 14. De ketting 4 wordt geleid door kunststof geleiding 41.

Met de aangedreven ketting 4 wordt het kettingwiel 20 aangedreven. De ketting 4 wordt op spanning gehou-30 den met verder niet te bespreken middelen.

Het kettingwiel 20 is op hydraulische en gestuurde wijze in hoogte verstelbaar (pijlen F) om de loop van ketting 4 te verhogen of te verlagen (zie gestippelde en getrokken ketting 4 in figuur 3) . Ook de bedieningsrol 35 42 is in hoogte verstelbaar in de richting F, eventueel met behulp van bevestigingspen 43. Door het kettingwiel 20 en de rol 42 hoog te plaatsen zal het ondereind van het 1023908

I I

I neerwaarts traject 9 hoog komen te liggen, en daarmee I I buiten bereik van de overzetdelen van de overzetter 5. De I I aandrijfkoppeling tussen kettingwiel 20 en tandwielkasten I I 16 en 19 (zie hieronder) kan dan ook onderbroken zijn. De I I 5 ketting 4 blijft bij de verstelling op spanning. I I Tussen de in het verticale vlak omlopende ketting I I 3 en de in het horizontale vlak omlopende ketting 12 is als I I vast onderdeel van de overzetter 5 een overzetwiel 18 I

geplaatst, dat op niet nader weergegeven wijze aangedreven I I 10 wordt door kettingwiel 20, via tandwielkast 19, en zo in de I I richting D geroteerd wordt om een rotatieas van, in dit I I voorbeeld, 45° ten opzichte van de verticaal en horizontaal. I I Het overzetwiel 18 is via tandwielkasten 19 en 16 I I mechanisch gekoppeld met kettingschijf 15. I I 15 Het overzetwiel 18 is in dit geval voorzien van I I vier armen 21, waarop stokjesklemmen 22 zijn aangebracht, I I onder 45° ten opzichte van de rotatieas. Zoals te zien is in I I figuur 3 bewegen de stokjesklemmen 22 zich daardoor van een I I verticale stand naar een horizontale stand. I I 20 De stokjesklemmen 22, weergegeven in figuren 5A- I I C, omvatten een vast klemdeel 25 en een beweegbare klem- I I hefboom 23, die schamierbaar is om pen 27, die bevestigd I

is aan een betreffende arm 21 (figuur 3) . De klemhefboom 23 I I omvat een bedieningsarm 24a en een klemarm 24b. De klemarm I I 25 24b klemt onder samenwerking met een verdieping 28 in vast I I klemdeel 25 een lollystokje 11, in de situatie weergegeven I I in figuur 5A. De delen 23 en 25 kunnen van metaal I I vervaardigd zijn. I I De bedieningsarm 24a bezit een bedieningsvlak dat I I 30 samenwerkt met vast aan houder 17 bevestigde bèdie- I

ningsrollen 30a, 30b (zie figuur 3). Daartoe bezit de I I bedieningsarm 24a een concaaf inloopvlak 26a, een convexe I I overgang 26b en eén concaaf uitlóopvlak 26c. De hefboom 23 I

is veerbelast naar de gesloten stand. I I 35 Door verplaatsing in de richting D van de stok- I I jesklem 22 ten opzichte van de bedieningsrol 30a (of 30b) I I komt de bedieningsrol 30a op vloeiende, gelijkmatige wijze I

I 1023908 I * 9 in toenemend aandrukkend contact met de bedieningsarm 24a, waardoor deze kantelt om pennen 27 in de richting E, van de in figuur 5A weergegeven stand naar de in figuur 5B weergegeven toestand waarin de klemwerking is opgeheven. De 5 open stand zal maximaal zijn wanneer de overgang 26b boven op de rol 30a gelegen is. Daarna zal door het contact met het concave uit loopvlak 26c de bedieningsarm 24a weer terugdraaien, op beheerste wijze, naar de in figuur 5A weergegeven oriëntatie, zonder dat er sprake is van een 10 klapgeluid of iets dergelijks. Begrepen zal worden dat de betreffende openzet- en sluitbeweging ook plaatsvindt bij rol 30b, waar de stokjes in de klemmen 22 worden ontvangen.

Het overzetproces van de klemmen 14 op de klemmen 22 is in principe gelijk aan het overzetproces van de 15 klemmen 22 aan de klemmen 14 van de ketting 12. Bij het overzetten van de klemmen 14 van ketting 3 op de klemmen 22 van overzetwiel 18 is ervoor gezorgd dat de bewegings-snelheid ter plaatse van de eigenlijke klemplaats voor de klemmen 22 groter is dan die van de klemmen 14. In figuur 3 20 gezien is de beweging loodrecht op papier, van de toeschouwer af, waarbij de klemkaak 33, in het bijzonder de hefboomarm 31 (zie figuur 4A) die daarmee een geheel vormt, door aankomst tegen rol 42 verdraaid wordt zodat deze zwenkt in houder 32 van klem 14, naar een open stand, op 25 afstand van de vaste klemkaak 34, geroteerd wordt. Op dat moment is ook de klemopening van klem 22 op die plaats aangekomen, om met een draaibeweging (de omloop van wiel 18) in hetzelfde vlak tegen stokje 11 aan te komen, waarbij stokje 11 in uitsparing 28 komt te liggen. De klemhefboom 30 23 is daarbij reeds in de open stand gezet, door samenwer^ king van de bedieningsarm 24a met de bedieningsrol 30b, De klemhefboom 23 wordt gesloten en het stokje 11 uit de open ruimte tussen klemmen 33 en 34 genomen.

Het wiel 18 wordt over 90° gedraaid, waarbij de 35 klemmen 22 naar een horizontale positie, in een vlak evenwijdig aan, maar gelegen iets beneden omloopvlak voor de klemmen 14 van ketting 12. Door de gekozen inrichting 1023908

Η I

I 10

I van de via wiel 20 aangedreven tandwielkast 16 en de diame- I

ter van het kettingwiel 15 wordt ervoor gezorgd dat de I

I bewegingssnelheid van de klemopening van de klemmen 14 op I

I het punt van overname groter is dan de betreffende snelheid I

I 5 van de klemmen 22. Door samenwerking tussen de klemhefboom I

I 31 en de bedieningsrol 37 wordt de klem 14 opengezet voor I

I opname van het door klem 22 gehouden stokje 11. In figuur I

I 4A is het moment weergegeven waarop de klemhefboom 31 weer I

I vrij is en de klemmen 33 en 34 gesloten zijn. Te zien is I

I 10 dat de bedieningsarm 24a met oppervlak 26a bezig is op te I

I lopen op bedieningsrol 30a, zodat de klemhefboom 23 ver- I

I draaid wordt en de klemarm 24b weggezwenkt wordt van I

I klemdeel 25 om de klem 22 te openen. Aldus kan er, zoals I

I weergegeven in figuur 4B, de klem 14 het stokje 11 uit de I

I 15 klem 22 nemen en verder transporteren in de richting B, I

I naar de plaats van verdere bewerking, zoals de verpakkings- I

I machine 2. I

I 1023908

Claims (23)

1. Inrichting voor het overzetten van van een stokje voorziene lolly's, omvattend een overzetter, een eerste transporteur voor aanvoer van de lolly's naar de overzetter en een tweede transporteur voor afvoer van de 5 lolly's vanaf de overzetter, waarbij de eerste transporteur en de tweede transporteur reeksen lollyhouders omvatten die voorzien zijn van respectievelijk eerste en tweede stokjesklemmen, die respectievelijk aangebracht zijn op een eerste en een tweede transportlijn, zoals een ketting, om 10 de stokjes in respectievelijk een eerste oriëntatie en een tweede oriëntatie te houden, waarbij de eerste en tweede oriëntaties onder een hoek ten opzichte van elkaar staan, en waarbij de overzetter voorzien is van derde stokjesklemmen en van een houder daarvoor, waarbij de 15 houder aangebracht is voor het verplaatsen van de derde stokjesklemmen vanuit een stand voor overname van de door de eerste transporteur aangevoerde stokjes in de eerste oriëntatie naar een stand voor afgifte van de stokjes in de tweede oriëntatie aan de tweede transporteur.

2. Inrichting volgens conclusie 1, waarbij de eerste en tweede oriëntatie ongevèer dwars op elkaar staan, bij voorkeur loodrecht óp elkaar staan.

3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, waarbij de eerste oriëntatie of de tweede oriëntatie verticaal is.

4. Inrichting volgens conclusie 3, waarbij de eerste danwèl de tweede stokjesklemmen de lolly's in de verticale oriëntatie met de kop neerwaarts hangend houden.

5. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de eerste transporteur voorzien is van 30 eerste aandrijfmiddelen voor het aandrijven van de eerste transportlijn voor verplaatsing van de eerste stokjesklem-men op een eerste snelheid, waarbij de tweede transporteur 1023908 I 12 I I voorzien is van tweede aandrijfmiddelen voor het aandrijven I van de tweede transportlijn voor verplaatsing van de tweede I I stokjesklemmen op een tweede snelheid, waarbij de I I overzetter voorzien is van derde aandrijfmiddelen voor het I 5 aandrijven van de houder voor verplaatsing van de derde I I stokjesklemmen op een derde snelheid, waarbij de derde I I snelheid groter is dan de eerste snelheid ter plaatse van I I de overname van de stokjes door de overzetter. I

6. Inrichting volgens conclusie 5, waarbij de I I 10 tweede snelheid ter plaatse van de overname van de stokjes I I van de overzetter groter is dan de derde snelheid. I

7. Inrichting volgens een der voorgaande I I conclusies, waarbij de houder roteerbaar is om een vaste I I hartlijn. I I 15

8. Inrichting volgens conclusie 7, waarbij de I I houder met de derde stokjesklemmen bij rotatie een I I kegelvlak beschrijft, bij voorkeur met een schuin staande I hartlijn, bij Voorkeur een onder 45 graden staande I I hartlijn, waarbij de oriëntatie van de derde stokjesklemmen I I 20 tijdens de omloop voortdurend veranderd tussen een I I horizontale en een verticale stand. I

9. Inrichting volgens een der voorgaande I I conclusies, waarbij de derde stokjesklemmen eerste en I I tweede metalen, in het bijzonder stalen klemmen omvatten. I I 25

10. Inrichting volgens conclusie 9, waarbij de I eerste klem L-vormig is, dat ter plaatse van de hoek I scharnierbaar bevestigd is op de houder en waarvan het I I eerste been aan het uiteinde een eerste klemvlak vormt, I I waarbij derde stokjesklemmen spanmiddelen omvatten voor het I I 30 naar een op de tweede klem voorzien tweede klemvlak spannen I I van het eerste klemvlak, waarbij het tweede been van de I I eerste klem voorzien is van een eerste nokvolgvlak voor I I aangrijping van een stationair opgestelde, bij voorkeur een I I rol omvattende nok voor verdraaiing van de eerste klem ten I I 35 opzichte van de tweede klem. I

11. Inrichting volgens conclusie 10, waarbij het I I eerste nokvolgvlak gebogen, bij voorkeur concaaf, is. I I 1023908 * *

12. Inrichting volgens conclusie 10 of 11f waarbij het tweede been van de eerste klem voorts voorzien is van een op vloeiende wijze op het eerste nokvolgvlak volgende convexe top, waarmee de uiterste open stand van de 5 eerste klem wordt bepaald.

13. Inrichting volgens conclusie 12, waarbij op de convexe top een tweede nokvolgvlak volgt, dat bij voorkeur gebogen, in het bijzonder concaaf, is.

14. Inrichting volgens conclusie 13, waarbij de 10 koordes van de bogen van de eerste en tweede nokvolgvlakken een stompe hoek insluiten.

15. Inrichting volgens een der conclusies 10-14, waarbij de tweede klem ten opzichte van de eerste klem stationair is.

16. Kleminrichting voor het houden van van stokjes voorziene produkten, zoals lolly's, omvattend eerste en tweede metalen, in het bijzonder stalen klemmen, waarbij de eerste klem L-vormig is, dat ter plaatse van de hoek scharnierbaar bevestigd is op een verplaatsbare houder 20 en waarvan het eerste been aan het uiteinde een eerste klemvlak vormt, waarbij de houder spanmiddelen omvatten voor het naar éen op de tweede klem voorzien tweede klemvlak spannen van het eerste klemvlak, waarbij het tweede been van de eerste klem voorzien is van een eerste 25 nokvolgvlak voor aangrijping van een ten opzichte van de houder stationair opgestelde, bij voorkeur een rol omvattende nok voor verdraaiing van de eerste klem ten opzichte van de tweede klem.

17. Inrichting volgens conclusie 16, waarbij het 30 eerste nokvolgvlak gebogen, bijvoorkeur concaaf, is.

18. Inrichting volgens conclusie 16 of 17, waarbij het tweede been van de eerste klem voorts voorzien is van een op vloeiende wijze op het eerste nokvolgvlak volgende convexe top, waarmee de uiterste open stand van de 35 eerste klem wordt bepaald.

19. Inrichting volgens conclusie 13, waarbij op de convexe top een tweede nokvolgvlak volgt, dat bij 1023908 I 14 I I voorkeur gebogen, in het bijzonder concaaf, is. I

20. Inrichting volgens conclusie 19, waarbij de I I koordes van de bogen van de eerste en tweede nokvolgvlakken I I een stompe hóek insluiten. I I 5

21. Inrichting volgens een der conclusies 16-20, I I waarbij de tweede klem ten opzichte van de eerste klem I stationair op de houder bevestigd is. I

22. Inrichting voor het transporteren van van I I stokjes voorziene lolly's, omvattend een transporteur met I I 10 een voortbewogen transportlijn, zoals een ketting, waarop I I een reeks stokjeshouders in lijn achter elkaar aangebracht I I is, waarbij de stokj eshouders gericht zijn voor het in I I hoofdzaak verticaal, met de kop neerwaarts hangend houden I I van de lolly's tijdens voortgaand transport. I I 15

23. Inrichting voorzien van een of meer van de in I I de bij gevoegde beschrijving omschreven en/of in de bij- I I gevoegde tekeningen getoonde kenmerkende maatregelen. I -o-o-o-o-o-o-o-o- I I 1023908