NL1012876C2

NL1012876C2 - Transportinrichting voorzien van een keerstation, alsmede motorophanging voor een transportinrichting.

Info

Publication number: NL1012876C2
Application number: NL1012876A
Authority: NL
Inventors: Herman Wichert Theodo Braakman
Original assignee: Kl Ckner Honsel Tevopharm B V
Priority date: 1999-04-29
Filing date: 1999-08-23
Publication date: 2000-10-31
Also published as: DE60002114D1; DE60004299T2; DE60004299D1; DE60002114T2; EP1048594B1; EP1048594A2; US6405849B1; EP1074491B1; EP1074491A1; EP1048594A3

Description

Transportinrichting voorzien van een keerstation, alsmede motorophanging voor een transportinrichting

De aanvrage heeft betrekking op een transportinrichting voorzien van 5 - een keerstation, een toevoerbaan voor het toevoeren van producten aan het keerstation, in een transportrichting met een eerste oriëntatie, een stroomopwaarts van het keerstation gelegen positioneerinrichting voor het draaien van de producten naar een overname oriëntatie, waarbij het keerstation een 10 in een gesloten lus roteerbare band omvat met een eerste haandeel dat onder een hoek ten opzichte van de transportrichting is opgesteld, welke band over een geleidewiel loopt en een stroomafwaarts van het geleidewiel gelegen tweede haandeel omvat dat zich in de transportrichting uitstrekt. De uitvinding heeft tevens betrekking op een motorophanging voor een transportinrichting.

15 In verpakkingsinrichtingen voor het verpakken van producten in een foliebuis (flow wrap verpakking) worden producten op steek toegevoerd aan de langs- en dwarsafdichtstempels, voor het vormen van een folieverpakking om de producten.

Een dergelijke transportinrichting is bekend uit EP-B-0 218 550. De bekende inrichting heeft als nadeel dat de producten op de band kunnen verschuiven, en bij 20 overgang van het eerste naar het tweede banddeel, bij relatief hoge snelheden van de band kunnen loskomen waardoor de productoriëntatie verstoord wordt..

Uit US-A-2,912,093 is een transportinrichting bekend waarbij de band van het keerstation is voorzien van nokken voor positionering van de daarop geplaatste producten. Aangezien de band van het keerstation, gezien in de transportrichting, 25 concaaf verloopt zullen de producten bij hoge snelheden tegen de band worden gedrukt, zodat het probleem dat producten bij een richtingsverandering van de band kunnen loskomen zich hier niet voordoet. Doordat de producten dwars op de transportrichting door de band worden afgegeven, zal het ruimtebeslag van de bekende inrichting relatief groot zijn. Verder is de bekende inrichting niet geschikt voor het veranderen van de 30 productoriëntatie ten opzichte van de transportbanden waarmee de producten worden aangevoerd en afgevoerd.Het is een doel van de uitvinding te voorzien in een eenvoudig en doelmatig keerstation voor verandering van de productoriëntatie, bijvoorbeeld van een dwars op de transportrichting gelegen oriëntatie naar een in de 101¾876 9 2 transportrichting gelegen oriëntatie, waarbij productverschuivingen op de band worden vermeden. Het is tevens een doel van de uitvinding te voorzien in een motorophanging van de aandrijfmotor van de transportbanden, waarmee de spanning op de transportbanden eenvoudig kan worden ingesteld, en waarmee de hoek van de 5 transportbanden eenvoudig kan worden ingesteld. Het is tevens een doel van de uitvinding te voorzien in een motorophanging die gemakkelijk kan worden losgenomen van de transportbanden voor onderhoud of uitwisseling.

Hiertoe is een transportinrichting volgens de uitvinding gekenmerkt doordat de band op regelmatige afstand geplaatste nokken omvat, waarbij een opsluitorgaan op afstand 10 van, en hoofdzakelijk parallel aan, althans delen van het eerste en het tweede haandeel van de nokkenband, is gelegen, ter opsluiting van producten bij overgang van het eerste naar het tweede haandeel.

Met het keerstation volgens de uitvinding kunnen de producten met een nauwkeurig gedefinieerde steek, bij relatief hoge snelheid worden gekeerd. Door het 15 opsluitorgaan worden de producten in een dwars op de band gelegen richting vastgehouden en wordt voorkomen dat de producten bij een richtingsverandering van de band afraken. Het opsluitorgaan kan stationair zijn uitgevoerd of kan een in een gesloten lus roteerbare opsluitband omvatten.

Bij voorkeur omvat het geleidewiel een steunvlak met een eerste diameter 20 waarover de nokkenband loopt en een tweede steunvlak met een grotere diameter dan het eerste steunvlak, waarover een opsluitband loopt. De producten worden op de nokkenband tussen de nokken, alsmede tussen de nokkenband en de synchroon en parallel daaraan roterende opsluitband vastgehouden, zodat de producten bij relatief grote hoekversnellingen om het geleidewiel kunnen worden getransporteerd.

25 Een motorophanging voor de aandrijfmotor van de transportbanden is bij voorkeur gekenmerkt doordat deze twee onder een hoek met elkaar verbonden armen omvat, met aan een gemeenschappelijk eerste uiteinde van de armen een kantelpunt, met aan een uiteinde van de eerste arm een aandrijfmotor en met aan een uiteinde van de tweede arm een aandrijfrol voor een transportband. Het gewicht van de motor aan de 30 eerste arm wordt gebalanceerd door het gewicht van de aandrijfrol aan de tweede arm. De spanning op de transportband kan eenvoudig worden aangepast door kanteling van de armen rond het kantelpunt, bijvoorbeeld door toevoeging van een gewicht aan de 1012 8 7 6 3 aandrijfrol. Verder kan de motor gemakkelijk worden uitgewisseld door losnemen van de gehele motorophanging.

Doordat in een uitvoeringsvorm de armen in het kantelpunt zijn opgehangen aan een as die met een eerste uiteinde roteerbaar in een arm is gelagerd en die met een 5 tweede uiteinde verschuifbaar in een draagframe is gelagerd, voor het kantelen van de aandrijfrol van de transportband, kan de helling van de transportband rondom zijn langsas gemakkelijk worden ingesteld door kanteling van de as van de motorophanging.

Een uitvoeringsvorm van een transportinrichting en van een motorophanging 10 volgens de uitvinding zullen nader worden toegelicht aan de hand van de bijgevoegde tekening. In de tekening toont:

Fig. 1 een bovenaanzicht van een transportinrichting voorzien van een keerstation volgens de uitvinding,

Fig. 2 een weergave op vergrootte schaal van het keerstation volgens fig. 1, 15 Fig. 3 een doorsnede langs de lijn III-III in fig. 2,

Fig. 4 een zijaanzicht van motorophanging volgens de uitvinding,

Fig. 5 een doorsnede langs de lijn V-V in fig. 4,

Fig. 6 een doorsnede langs de lijn VI-VI in fig. 5, en

Fig.7 een zijaanzicht van een aantal transportbanden, ieder voorzien van een 20 motorophanging volgens fig. 4.

Fig. 1 toont een transportinrichting 1 met een toevoerbaan 2 voor toevoer van producten met een eerste productoriëntatie aan een keerstation 3. In het keerstation 3 wordt de productoriëntatie gewijzigd, waarna de gekeerde producten worden toegevoerd aan een verpakkingsstation 4. In het verpakkingsstation 4 worden de 25 producten in een foliebuis geplaatst waaruit door het aanbrengen van dwarsafdichtingen individuele verpakkingen worden gevormd.

De producten worden op een dropband 5, dwars op de transportrichting T aangevoerd. De producten worden als een rij vanaf de dropband 5 boven op de transportband afgezet, waarbij de dropband even stopt en de overige banden blijven 30 lopen. Hierdoor ontstaan tussenruimten tussen de afgezette rijen producten.

Om de tussenruimten tussen opeenvolgende rijen producten te dichten zijn schakelbanden 6,7 opgenomen, die met hoge snelheid of met lage snelheid kunnen roteren. Door te schakelen tussen de hoge snelheid ter plaatste van een tussenruimte t o 1 2 0 7 6 * 4 tussen opeenvolgende producten bij een bandovergang tussen de banden 6,7 en lage snelheid bij de aanwezigheid van een product bij de bandovergang tussen de banden 6,7, worden bij deze bandovergang de tussenruimten gedicht.

Op de bufferbanden 8,9,10 worden de producten tot een aaneengesloten rij 5 gevormd. De bufferbanden 8,9,10 roteren met hoge snelheid zolang ze leeg zijn, en met lagere snelheid indien zich op de banden een product bevindt. Vervolgens worden de producten overgegeven aan een verschuifmrichting of positioneerinrichting 13. De positioneerinrichting 13 omvat twee positiegestuurde banden 11,12 die per fase steeds 1 product afgeven. Eventueel scheefliggen van de ingevoerde producten wordt 10 gecorrigeerd door de banden 11,12 een onderling verschillende snelheid te geven. De snelheid van de banden 11,12 is hoger dan de snelheid van de bufferbanden 8,9,10, zodat tussen de producten een tussenruimte ontstaat.

De banden 14,15 hebben een vaste verschilsnelheid, zodat de producten 16 een eerste draaiing ondergaan. Door de versprongen bandovergang met banden 17,18, die 15 eveneens met een onderlinge verschilsnelheid draaien, wordt de productdraaiing voltooid. De inrichting volgens de uitvinding zou zonder de positioneerinrichting 13 kunnen worden uitgevoerd, zodat de producten haaks op de transportrichten bij het keerstation 3 arriveren en door de nokkenband 20 schuin langs deze band worden georiënteerd. Hierdoor wordt de verwerkingssnelheid echter verlaagd.

20 In het keerstation 3 worden de producten door een nokkenband 20 opgepakt en langs een geleidewiel 21 geroteerd, zodat de productoriëntatie zich wijzigt en de producten in de langsrichting georiënteerd aan het verpakkingsstation 4 worden toegevoerd.

Zoals duidelijk blijkt uit fig. 2 omvat het geleidewiel 21 een eerste steunvlak 22. 25 Een eerste baandeel 24 van de nokkenband 20 wordt door het eerste steunvlak 22 afgebogen, en gaat over in een tweede baandeel 25. De nokkenband 20 omvat op regelmatige afstand geplaatste nokken 28. Een opsluitband 26 loopt over een tweede steunvlak 23 van het geleidewiel 21, en wordt gezamenlijk met de nokkenband 20 door het geleidewiel in rotatie aangedreven.

30 Fig. 3 toont de opsluitband 26, de nokkenband 20 en het geleidewiel 21 met het eerste steunvlak 22 en het tweede steunvlak 23. De opsluitband 26 is breder dan de nokkenband 20 zodat beide landen over het geleidewiel 21 kunnen worden afgebogen. De breedte van de opsluitband 26 is zodanig bemeten dat de hartlijn van deze band over 10 1 2 8 7 6 9 5 het tweede steunvlak 23 loopt, zodat de op sluitband niet scheef komt te staan. Het aandrijfwiel 21 wordt geroteerd via een aandrijfpoelie 27.

Fig. 4 toont de motorophanging 30 met een eerste arm 31 en een tweede arm 32. Een elektromotor 33 is bevestigd aan een uiteinde van de eerste arm 31. Een aandrijfrol 5 34 voor het aandrijven van een transportband 40, zoals getoond in figuur 5, is bevestigd aan het uiteinde van de arm 32. Via een overbrengingspoelie 37 en drijfriemen 36,36' is de motor 33 verbonden met de aandrijfrol 34. De armen 31,32 zijn in het kantelpunt 35 opgehangen aan een steunframe 39 door middel van een as 38, zoals duidelijk blijkt uit fig. 6. Zoals blijkt uit fig. 6, kan een uiteinde van de as 38 in een sleuf 41 in het 10 steunframe 39 worden verplaatst, zodat de aandrijfrol 34 ten opzichte van het steunframe 39 kan worden gekanteld, voor het instellen van de hoek van de transportband 40.

Fig. 7 toont de ophanging van een aantal motoren van aansluitende transportbanden.

15 20 25 10 1 2 8 7 6

Claims

1. Transportinrichting (1) voorzien van een keerstation (3), 5. een toevoerbaan (6, 7, 8, 9,10,11,12) voor het toevoeren van producten aan het keerstation, in een transportrichting (T) met een eerste oriëntatie, een stroomopwaarts van het keerstation (3) gelegen positioneerinrichting (13) voor het draaien van de producten naar een overname oriëntatie, waarbij het keerstation een in een gesloten lus roteerbare band (20) omvat met een eerste haandeel (24) dat 10 onder een hoek ten opzichte van de transportrichting (T) is opgesteld, welke band (20) over een geleidewiel (21) loopt en een stroomafwaarts van het geleidewiel (21) gelegen tweede haandeel (25) omvat dat zich in de transportrichting (T) uitstrekt, met het kenmerk dat de band (20) op regelmatige afstand geplaatste nokken (28) omvat, waarbij een opsluitorgaan (26) op afstand van, en hoofdzakelijk parallel aan, althans 15 delen van het eerste en het tweede haandeel (24,25) van de nokkenband (20) is gelegen, ter opsluiting van producten bij overgang van het eerste (24) naar het tweede haandeel (25).

2. Transportinrichting (1) volgens conclusie 1, met het kenmerk dat het 20 opsluitorgaan een in een gesloten lus roteerbare opsluitband omvat, waarbij het geleidewiel (21) een steunvlak (22) met een eerste diameter heeft waarover de nokkenband loopt en een tweede steunvlak (23) met een grotere of kleinere diameter dan het eerste steunvlak (22), waarover de opsluitband loopt.

3. Transportinrichting (1) volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de positioneerinrichting (13) twee parallelle transportbanen (14,15,17,18) omvat die met verschillende snelheid beweegbaar zijn. 1 •jQ 1 Z 8 7 5 Transportinrichting (1) volgens conclusie 1, 2 of 3, met het kenmerk, dat 30 stroomopwaarts van de positioneerinrichting (13) een bufferinrichting (8, 9, 10) is opgenomen voor het groeperen van de producten tot een aaneengesloten rij. φ

5. Transportinrichting (1) volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat stroomopwaarts van de bufferinrichting (S, 9,10) een schakelinrichting (6, 7) is opgenomen voor verkleining van een onderlinge productafstand.

6. Keerstation (3) met een in een gesloten Ius roteerbare band (20) met een eerste haandeel (24) dat onder een hoek ten opzichte van een transportrichting (T) is opgesteld, welke band (20) over een geleidewiel (21) loopt en een stroomafwaarts van het geleidewiel (21) gelegen tweede haandeel (25) omvat dat zich in de transportrichting (T) uitstrekt, met het kenmerk dat de band (20) op regelmatige afstand 10 geplaatste nokken (28) omvat, waarbij een opsluitorgaan (26) op afstand van, en hoofdzakelijk parallel aan, althans delen van het eerste en het tweede haandeel (24, 25) van de nokkenband (20), is gelegen, ter opsluiting van producten bij overgang van het eerste (24) naar het tweede haandeel (25).

7. Motorophanging (30) voor een transportinrichting omvattende twee onder een hoek met elkaar verbonden armen (31, 32), met aan een gemeenschappelijk eerste uiteinde van de armen een kantelpunt (35), met aan een uiteinde van de eerste arm (31) een aandrijfmotor (33) en met aan een uiteinde van de tweede arm (32) een aandrijfrol (34) voor een transportband. 20

8. Motorophanging (30) volgens conclusie 7, met het kenmerk dat de armen (31, 32) in het kantelpunt (35) zijn opgehangen aan een as (36) die met een eerste uiteinde roteerbaar in een steunframe (39) is gelagerd en die met een tweede uiteinde verschuifbaar in een steunframe (39) is gelagerd, voor het kantelen van de 25 aandrijfrol (34) van de transportband. tQt £ 8 7 δ