<Desc/Clms Page number 1>
EMI1.1
Vorkschaargrijper.
--------------Onder inroeping van het recht van voorrang op grond van octrooiaanvrage nr. 8204386, in Nederland d. d. 12 november 1982.
<Desc/Clms Page number 2>
De uitvinding heeft betrekking op een grijper met twee, via paren plaatvormige draagarmen onderling scharnierbaar met elkaar verbonden grijperbakken, waarbij de draagarmen tot voorbij de scharnieras doorlopen en bij geopende grijper naast elkaar zijn gelegen, terwijl elke draagarm van tenminste één paar bij een grijperbak behorende draagarmen nagenoeg in een plat vlak is gelegen, welke draagarmen van dat paar aan het uiteinde met elkaar zijn verbonden, welk uiteinde is voorzien van omleid-en sluitschijven voor het geleiden van de sluitkabels, terwijl elke grijperbak via een of meer kabels met een ophangjuk is verbonden.
Een dergelijke grijper is beschreven in de Nederlandse octrooiaanvrage 6711276. Deze grijper bezit een groot aantal uitstekende gebruikseigenschappen, die in hoofdzaak worden bereikt doordat de draagarmen ten opzichte van de zijwanden van de grijperbakken naar binnen toe zijn verschoven. Een constructief probleem wordt daarbij gevormd door het feit dat de einden van beide paren draagarmen met elkaar zijn verbonden, tussen welke uiteinden delen van de schijvenbak zijn aangebracht met omleid-en sluitschijven alsmede opdrukschijven voor de sluitkabels. Daardoor is het noodzakelijk dat tenminste van een paar draagarmen de voorbij de scharnieras gelegen delen binnen de draagarmen van de andere grijperbak zijn aangebracht om de eenvoudige reden, dat de uiteinden van de draagarmen elkaar anders niet zouden kunnen passeren.
Een paar draagarmen is derhalve gedeeld uitgevoerd, waarbij het gedeelte tussen grijperbak en scharnieras buiten de draagarmen van de andere grijperbak zijn gelegen, terwijl het gedeelte voorbij de scharnieras binnen de draagplaten van de andere grijperbak zijn gelegen. Dit leidt noodzakelijkerwijze tot een vrij kostbare en zware scharnierconstructie, omdat het door de sluitkrachten in de draagarmen teweeggebrachte moment via dit scharnier in hoofdzaak door torsie wordt overgebracht.
De uitvinding beoogt een grijper van het bovenomschreven type te verschaffen, die constructief eenvoudiger is uitgevoerd en lichter van gewicht is. De grijper volgens de uitvinding is daartoe gekenmerkt, doordat elke draagarm van de andere grijperbak over zijn volle lengte eveneens in een nagenoeg plat vlak is gelegen, waarbij het voorbij
<Desc/Clms Page number 3>
EMI3.1
de scharnieras gelegen gedeelte van deze draagarm is voorzien van een op afstand van dat draagarmgedeelte aangebrachte verstijvingsplaat, waarvan het uiteinde is verbonden met het uiteinde van deze draagarm ter vorming van een vorktand, waarin het uiteinde van één sluitkabel is bevestigd.
Doordat bij een aldus uitgevoerde grijper de uiteinden van de vorktanden niet met elkaar zijn verbonden kunnen de aan de buitenzijde gelegen draagarmen volledig vrij langs de buitenzijde van de binnenste draagarmen bewegen, zodat de grijper volledig kan worden geopend. De draagarmen worden tijdens het werken met de grijper en tengevolge van de door de sluitkabels teweeggebrachte sluitkracht hoofdzaak op buiging belast, waardoor de hoofddraaipunten aanzienlijk eenvoudiger kunnen worden uitgevoerd en bovendien gemakkelijker worden gemonteerd en gedemonteerd, terwijl tevens een belangrijke gewichtsbesparing wordt verkregen. Deze gewichtsbesparing wordt nog vergroot doordat de schijvenbak slechts in één grijperbak ondergebracht en minder schijven telt.
Dit heeft bovendien tot gevolg dat het van de sluitkabels eenvoudiger is en de ingeschoren draden aan minder buigingen zijn onderworpen.
Bij voorkeur loopt de verstijvingsplaat vanuit de vorkpunt in de richting van de zijwand van de bijbehorende grijperbak en is deze verstijvingsplaat daarmee verbonden.
Het uiteinde van elke sluitkabel is vastgezet in een koushouder, welke door middel van een pen scharnierbaar is verbonden met het uiteinde van een vorktand.
Deze vorktanden bieden verder het voordeel, dat de uiteinden daarvan verder van het draaipunt van de grijper kunnen worden aangebracht, zodat een grote sluitkracht kan worden verkregen, zowel in gesloten toestand van de grijper alswel aan het begin van de sluitbeweging bij geopende grijper.
Om de grijperbakken voldoende stijfheid in dwarsrichting te geven, zijn bij voorkeur in elke grijperbak dwarsverstijvingsbuizen aangebracht, evenwijdig aan de scharnieras, waarbij één verstijvingsbuis in de ene grijperbak tussen de draagarmen bevestigd en in de andere grijperbak tussen de draagarmen en de zijwanden van die grijperbak.
<Desc/Clms Page number 4>
De omleidschijven van de schijvenbak van de grijper zijn bij voorkeur aan de binnenzijde van de dichtst bij de langsas van de grijper gelegen draagarmen aangebracht, terwijl de sluitschijven buiten de draagarmen zijn gelegen.
In een andere uitvoeringsvorm zijn zowel de omleid-als de sluitschijven binnen de dichtst bij de langsas van de grijper gelegen draagarmen aangebracht, welke draagarmen ter plaatse van de sluitschijven in geringe mate buitenwaarts zijn verzet. Het in geringe mate verzet uitvoeren van de draagarmen maakt de constructie weliswaar duurder, dit wordt, althans ten dele, gecompenseerd doordat bij deze uitvoeringsvorm de verseizing van de draden aanzienlijk gunstiger is.
Indien de vorkschaargrijper volgens de uitvinding als dwarsgrijper moet worden uitgevoerd, hetgeen betekent dat de openingsrichting van de grijper nagenoeg ligt in het vlak gaande door de hijs-en sluitkabels van de kraan, waaraan de grijper is gehangen, worden de grijperbakken rotatiesymmetrisch uitgevoerd.
Daarbij is elke grijperbak voorzien van twee evenwijdige, in een plat vlak gelegen draagarmen, waarvan de ene de omleid-en sluitschijven draagt en de andere samen met een op afstand daarvan aangebrachte verstijvingsplaat een vorktand vormt, aan het uiteinde waarvan de sluitkabel van de andere grijperbak scharnierbaar is bevestigd, terwijl in gemonteerde toestand de draagarm met de omleid-en sluitschijven van de ene grijperbak is gelegen tussen de vorktand en de draagarm met omleid-en sluitschijven van de andere grijperbak.
Uitvoeringsvormen van de vorkschaargrijper volgens de uitvinding worden aan de hand van de tekening nader toegelicht. Hierin toont :
Fig. 1 een vorkschaaygrijper volgens de uitvinding in gesloten toestand ; fig. 2a, b een bovenaanzicht respectievelijk vooraanzicht van de grijper volgens fig. 1 in geopende toestand ; fig. 3a, b aanzichten overeenkomstig de fig. 2a, b van een enigszins gewijzigde uitvoeringsvorm ; fig. 4a, b een bovenaanzicht respectievelijk schematisch vooraanzicht van een vorkschaargrijper in rotatiesymmetrische uitvoering.
<Desc/Clms Page number 5>
De vorkschaargrijper 1 zoals weergegeven in de fig. 1,2a en 2b bestaat uit de grijperbakken 2,3 die via ophangkabels of-kettingen 4 zijn verbonden met een ophangjuk 5. Dit ophangjuk 5 is met behulp van hijskabels 7 verbonden met de kraan. De sluitkabels 6 lopen vanuit de kraantop door het ophangjuk 5 heen naar de schijvenbak 10, welke deel uitmaakt van de grijperbak 2. In deze schijvenbak zijn omleidschijven 12 en sluitschijven 11 aangebracht. Het uiteinde van een sluitkabel 6 is verbonden met het uiteinde van de vork 9. De grijperbakken 2,3 zijn scharnierbaar om een scharnieras 8.
In fig. 2a is de vorm en het verloop van de draagarmen of schaarplaten weergegeven. De linkergrijperbak 2 is voorzien van twee schaarplaten of draagarmen 15,16, die onderling zijn verbonden door een verstijvingsbuis 17, waaraan een oog 18 is bevestigd voor het daarmee verbinden van een ophangkabel 4. De schaarplaten 15,16 strekken zich uit vanaf de bodem van de grijperbak 2 tot voorbij de scharnieras 8.
De schaararmen 15,16 zijn aan het uiteinde onderling verbonden door een afschermplaat 19, welke verhindert dat de sluitkabels in aanraking komen met het te behandelen stortgoed. In de ruimte gevormd door de beide schaarplaten 15,16 en de afschermplaat 19 bevindt zich de schijvenbak, waartoe twee omleidschijven 12 en twee sluitschijven 11 behoren.
De omleidschijven 12 zijn binnen de schaarplaten 15,16 gelegen, de sluitschijven 11 liggen aan de buitenzijde van deze schaarplaten. De zijwanden 20 van de grijperbak 2 bestaan uit Z-vormig omgezette platen, welke aan een uiteinde met de scharnieras 8 zijn verbonden.
De in fig. 2a rechtergrijperbak 3 is voorzien van de draagarmen of schaarplaten 22,23, die zich vanuit de bodem van de grijperbak 3 uitstrekken tot voorbij de scharnieras. De schaarplaten 22,23 zijn aan de buitenzijde van de schaararmen 15,16 van de grijperbak 2 gelegen en kunnen deze volledig passeren. De schaarplaat 23 vormt tezamen met de verstijvingsplaat 25 een vorktand, waarbij de platen 23 en 25 aan het uiteinde 27 met elkaar zijn verbonden. De verstijvingsplaat 25 loopt vanuit de vorkpunt 27 in de richting van de scharnieras 8 en gaat vervolgens over in de zijwand 21 van de grijperbak 3. Op identieke wijze vormen de schaarplaat 22 en verstijvingsplaat 26 tezamen een vorktand, waarbij de platen 22,26 aan het uiteinde 28 met elkaar zijn
<Desc/Clms Page number 6>
verbonden.
De verstijvingsplaat 26 gaat ter plaatse van de scharnieras over in de zijwand 21 van de grijperbak 3. De grijperbak 3 is in dwarsrichting verstijfd door middel van buisstukken 24, aangebracht tussen de schaarplaten 23, respectievelijk 22 en de zijwanden 21 van de grijperbak 3. Op deze verstijvingsbuizen 24 zijn ogen 18 aangebracht voor het daaraan bevestigen van de ophangkabels 4. De ligging van de verstijvingsbuizen 17 respectievelijk 24 levert de mogelijkheid de grijper aan drie in plaats van de gebruikelijke vier kabels op te hangen, waardoor een betere statische gewichtsverdeling over de ophangkabels 4 wordt verkregen.
De sluitkabel 6 loopt vanaf het ophangjuk (fig. 1) over een omleidschijf 12, een sluitschijf 11 en vandaar uit naar een vorkpunt 27 respectievelijk 28. Het uiteinde van de sluitkabel 6 is aangebracht in een koushouder 29, die op een gewrichtslager is gelagerd en door middel van een pen 30 scharnierbaar aan de vorkpunt 27 respectievelijk 28 is bevestigd. Uit fig. 2b blijkt dat de sluitkabel 6 op ruime afstand boven de hartlijn van de scharnieras 8 is gelegen, waardoor een gunstige sluitkarakteristiek van de grijper wordt verkregen.
De sluitkarakteristiek van de grijper wordt verder gunstig beïnvloed door het feit dat alle schaarplaten of draagarmen tot voorbij de verstijvingsstangen 17 respectievelijk 24 van de grijperbakken 2,3 kunnen doorlopen, zodat langere hefboomarmen kunnen worden gekozen dan bij de schaargrijper volgens de Nederlandse octrooiaanvrage 6711272, waar de schaararmen noodzakelijkerwijze moeten eindigen voor de in de grijperbakken aangebrachte dwarsverstijvingsstangen.
Op grond van de gewichtsbesparingen die met een grijper volgens de fig. 1-2 kan worden verkregen door het wegvallen van diverse sluiten opdrukschijven en de lichtere constructie van de vorkhefbomen en de draaipunten kan met deze vorkschaargrijper een hoger rendement uit het kraanhefvermogen worden verkregen. Bij een grijper van de gebruikelijke constructie was de verhouding tussen het gewicht van de inhoud en het totale gewicht 27, 5 gedeeld door 50 zodat het rendement 0,55 bedraagt. Bij de vorkschaargrijper volgens de uitvinding kon het gewicht van de inhoud worden vergroot van 27,5 naar 30 ton, zodat het rendement bedraagt 30 gedeeld door 50 is 60%. Ook de overslagcapaciteit is vergroot
<Desc/Clms Page number 7>
met een faktor 30 gedeeld door 27, 5 is 1,09, ofwel 9%.
De vorkschaargrijper volgens de fig. 3a, b komt overeen met die volgens de fig. 2a, b met slechts dit verschil dat bij de vorkschaargrijper volgens fig. 3a de schaararmen 15,16 ongeveer halverwege de schijvenbak buitenwaarts zijn verzet, waardoor de sluitschijven 11 binnen de schaararmen 15,16 kunnen worden aangebracht. Dit betekent dat de stuur-c. q. sluitkabels 6 aan de onderzijde van de omleidschijven 12 niet meer door de schaararmen 15,16 heen naar de sluitschijven 11 behoeven te worden gevoerd, maar volledig binnen de door de schaararmen 15,16 omsloten ruimte kunnen blijven. Dit maakt de verseizing van de kabels gunstiger, zij het ten koste van een wat duurdere constructie omdat de schaarplaten 15,16 buitenwaarts moeten worden verzet.
In de fig. 4a, b is een bijzondere uitvoeringsvorm van de vorkschaargrijper volgens de uitvinding weergegeven en wel voor het geval dat men de vorkschaargrijper als dwarsgrijper wenst uit te voeren.
Bij de schaargrijper volgens de fig. 1-3 is de openingsrichting van de schaargrijper gelegen in een vlak dat loodrecht staat op het vlak gaande door de beide sluitkabels 6, terwijl bij een dwarsgrijper de openingsrichting moet samenvallen met het vlak door de beide sluitkabels.
Voor een dwarsgrijper is het uiteraard nodig dat deze rotatiesymmetrisch is en dit kan worden bereikt door het variant van de grijper volgens de fig. 1-3 zoals weergegeven in fig. 4. Het bijzondere van deze dwarsgrijper ten opzichte van de hiervoor besproken uitvoeringsvormen is daarin gelegen, dat elke grijperbak is voorzien van een vorktand en een daaraan evenwijdig lopende doorgaande schaararm of draagplaat, terwijl bij de hiervoor besproken uitvoeringsvormen een van de grijperbakken steeds met twee vorktanden was uitgerust.
De grijperbak 2 volgens fig. 4 is voorzien van een zich vanaf de bodem van die grijperbak 2 in langsrichting van de grijper uitstrekkende schaarplaat 32, die eindigt in een vorkpunt 27. Op afstand van deze schaarplaat 32 is een verstijvingsplaat 31 aangebracht, die vanuit de vorkpunt loopt in de richting van de scharnieras 8 en overgaat in de zijwand 20 van de grijperbak 2. Evenwijdig aan de schaarplaat 32 strekt zich de schaarplaat 33 uit, eveneens vanaf de bodem van de grijperbak 2. De schaarplaat 33 is ongeveer vanaf de scharnieras 8 dubbelwandig
<Desc/Clms Page number 8>
uitgevoerd door middel van een plaat 34, die evenwijdig loopt aan de schaararm 33. Tussen de platen 33, 34 is de sluitschijf 11'aangebracht, terwijl de omleidschijf 12'aan de binnenzijde van de schaarplaat 33 is aangebracht, waarbij deze omleidschijf 12'uiteraard is gelegerd in de platen 33,34.
De sluitkabel 6'loopt over de schijven 12'en 11'en is vervolgens bevestigd in een koushouder, die is verbonden met de vorktand van de andere grijperbak 3, terwijl de sluitkabel 6, welke is verbonden met de vorkpunt 27 van de grijperbak 2 loopt over de omleid-en sluitschijven 11,12, behorende bij de grijperbak 3.
De grijperbak 3 is volkomen identiek aan de grijperbak 2 en is eveneens voorzien van een vorktand bestaande uit de schaarplaat 32'en de verstijvingsplaat 31', terwijl evenwijdig aan de schaarplaat 32'een schaarplaat 33'is aangebracht, welke aan het einde dubbelwandig is uitgevoerd door middel van een plaat 34'. Tussen de platen 33'en 34'is de sluitschijf 11 aangebracht, terwijl aan de binnenzijde van de schaarplaat 33'de omleidschijf 12 is gelegerd.
Bij montage van de twee identieke grijperbakken 2,3 wordt één van de grijperbakken over 180 gedraaid, zodanig dat de schaarplaat 33'en de daarmee verbonden 34'komt te liggen tussen de schaarplaten 32 en 33, behorende bij de grijperbak 2. Door deze constructie en wijze van montage is de vorkschaargrijper volledig uitgebalanceerd d. w. z. dat de linkerbak even zwaar is als de rechterbak en bestaat niet het gevaar dat de grijper zal gaan roteren om een as die loodrecht staat op de sluitkabels 6, 6' en ongeveer ter hoogte van het ophangjuk 5 is gelegen.