BE1029168B1 - Buisrailwagen - Google Patents

Buisrailwagen Download PDF

Info

Publication number
BE1029168B1
BE1029168B1 BE20215155A BE202105155A BE1029168B1 BE 1029168 B1 BE1029168 B1 BE 1029168B1 BE 20215155 A BE20215155 A BE 20215155A BE 202105155 A BE202105155 A BE 202105155A BE 1029168 B1 BE1029168 B1 BE 1029168B1
Authority
BE
Belgium
Prior art keywords
pipe rail
rail trolley
wheels
state
pipe
Prior art date
Application number
BE20215155A
Other languages
English (en)
Other versions
BE1029168A1 (nl
Inventor
Joris Bogaerts
Original Assignee
B & A Automation Bvpa
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by B & A Automation Bvpa filed Critical B & A Automation Bvpa
Priority to BE20215155A priority Critical patent/BE1029168B1/nl
Priority to EP22158829.6A priority patent/EP4052986B1/en
Publication of BE1029168A1 publication Critical patent/BE1029168A1/nl
Application granted granted Critical
Publication of BE1029168B1 publication Critical patent/BE1029168B1/nl

Links

Classifications

    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B61RAILWAYS
    • B61DBODY DETAILS OR KINDS OF RAILWAY VEHICLES
    • B61D15/00Other railway vehicles, e.g. scaffold cars; Adaptations of vehicles for use on railways
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01GHORTICULTURE; CULTIVATION OF VEGETABLES, FLOWERS, RICE, FRUIT, VINES, HOPS OR SEAWEED; FORESTRY; WATERING
    • A01G9/00Cultivation in receptacles, forcing-frames or greenhouses; Edging for beds, lawn or the like
    • A01G9/14Greenhouses
    • A01G9/143Equipment for handling produce in greenhouses
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B60VEHICLES IN GENERAL
    • B60BVEHICLE WHEELS; CASTORS; AXLES FOR WHEELS OR CASTORS; INCREASING WHEEL ADHESION
    • B60B17/00Wheels characterised by rail-engaging elements
    • B60B17/0082Wheels designed to interact with a particular rail profile
    • B60B17/0089Circular rail profiles
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B61RAILWAYS
    • B61FRAIL VEHICLE SUSPENSIONS, e.g. UNDERFRAMES, BOGIES OR ARRANGEMENTS OF WHEEL AXLES; RAIL VEHICLES FOR USE ON TRACKS OF DIFFERENT WIDTH; PREVENTING DERAILING OF RAIL VEHICLES; WHEEL GUARDS, OBSTRUCTION REMOVERS OR THE LIKE FOR RAIL VEHICLES
    • B61F13/00Rail vehicles characterised by wheel arrangements, not otherwise provided for
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B65CONVEYING; PACKING; STORING; HANDLING THIN OR FILAMENTARY MATERIAL
    • B65GTRANSPORT OR STORAGE DEVICES, e.g. CONVEYORS FOR LOADING OR TIPPING, SHOP CONVEYOR SYSTEMS OR PNEUMATIC TUBE CONVEYORS
    • B65G1/00Storing articles, individually or in orderly arrangement, in warehouses or magazines
    • B65G1/02Storage devices
    • B65G1/04Storage devices mechanical
    • B65G1/0485Check-in, check-out devices
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B65CONVEYING; PACKING; STORING; HANDLING THIN OR FILAMENTARY MATERIAL
    • B65GTRANSPORT OR STORAGE DEVICES, e.g. CONVEYORS FOR LOADING OR TIPPING, SHOP CONVEYOR SYSTEMS OR PNEUMATIC TUBE CONVEYORS
    • B65G41/00Supporting frames or bases for conveyors as a whole, e.g. transportable conveyor frames
    • B65G41/02Frames mounted on wheels for movement on rail tracks
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B66HOISTING; LIFTING; HAULING
    • B66FHOISTING, LIFTING, HAULING OR PUSHING, NOT OTHERWISE PROVIDED FOR, e.g. DEVICES WHICH APPLY A LIFTING OR PUSHING FORCE DIRECTLY TO THE SURFACE OF A LOAD
    • B66F11/00Lifting devices specially adapted for particular uses not otherwise provided for
    • B66F11/04Lifting devices specially adapted for particular uses not otherwise provided for for movable platforms or cabins, e.g. on vehicles, permitting workmen to place themselves in any desired position for carrying out required operations

Abstract

Buisrailwagen (1) waarbij de wielen (8-12) voorzien zijn van een axiaal wielgedeelte (24, 25) met een kleine diameter (D1, D2) en een axiaal wielgedeelte (26, 27) met een grote diameter (D3, D4) en die voorzien is van een inrichting (28) voor het bepalen van een toestand van de buisrailwagen (1) met meeteenheden (29, 30) voor het opmeten van de omloopsnelheden (ω1, ω 2) van één van de voorste wielen (8, 9) en één van de achterste wielen (11, 12); een rekeneenheid (31) voor het berekenen van een determinatieparameter (P) en een determinatie-eenheid (32) die de betrokken toestand bepaalt.

Description

+ BE2021/5155 Buisrailwagen, De huidige uitvinding heeft betrekking op een buisrailwagen.
Meer Cepaaid heeft de uitvinding betrekking op een buisrailwagen die bedceld is om op een paar buisrails van zen buisrallsysteem, bijvoorbeeld van een serre, te kunnen voortbewegen en die hiertce voorzien is van een paar voorste wielen en sen paar achterste wielen. Zonder de uitvinding hiertoe te beperken, heeft de uitvinding meer bepaald betrekking op zulke buisrailwagens die tevens voorzien zijn van een beveiligingssysteem dat in staat is na te gaan of de buisrailwagen zich in een toestand bevindt op zen buisrailsysteem dan wel in een toestand op een andere vlakke} ondergrond of zich in een overgangstoestand bevindt tussen beide voornoemde toestanden en waarbij zulk beveiligingssysteem in functie van de vastgestelde toestand of overgangstoestand van de buisrailwagen in staat is on onveilige bewerkingen met de buisrailwagen te verhinderen en aidus een veilige werking ervan te garanderen. Er zijn reeds beveiligingssystemen voor zulke buisrailwagens bekend, waarbij deze bekende veiligheidssystemen bedoeld zijn om onveilige situaties ermee Le vermijden, doch in het algemeen houden deze bekende beveiligingssystemen geen rekening met het feit of de buisrailwagen op een paar buisrails rust, op een andere vlakke ondergrond steunt of zich in een overgangstoestand bevindt.
© BE2021/5155 In de tuinbouwsector worden bijvoorbeeid vaak buisrailwagens of buisrailhoogtewerkers gebruikt voor het onderhouden van de tuinbouwserres en het oogsten van groenten en fruit. > Deze buisrailwagens of buisrailhoogtewerkers rijden heen en weer over een buisrailsysteem dat is aancebracht tussen twee rijen aanplantingen of bepiante bedden. In het midden of aan de zijkanten van een aanplanting, dwars op de rijen aanplantingen of Dedden, is doorgaans een verharde strook voorzien, bijvoorbeeld een betonnen strook, die c.a. bedoeld is om zuike buisrailwagen of ouisrailhoogtewerker over te brengen naar een volgend of een ander paar buisrails tussen de rijen beplantingen.
35 Het veilige gebruik van zuike buisrailwagen verschilt naargelang zulke buisrailwagen zich op de buisrails bevindt of op een vlakke betonnen tussenstrook.
Bijvoorbeeld is het gebruikelijk dat zulke buisrailwagens voorzien zijn van een schaarmechanisme dat dient om een werkplatforn op en neer te bewegen, Om veilig te kunnen werken, mag het schaarmechanisme enkel geactiveerd worden voor een opwaartse beweging van het werkplatform, wanneer de buisrailwagen op de buisrails of op een betonpad of dergelijke staat, Het wordt bij voorkeur uitgesloten deze opwaartse beweging van het werkplatform toe te laten wanneer de buisrailwagen zich in een overgangstoestand bevinat, waarbij de buisrailwagen met een paar wielen op buisrails staat en met sen ander paar wielen op een viakke ondergrond. Immers, in zuike overgangstoestand is het risico dat de buisrailwagen zou kantelen, vooral wanneer een operator zich op het werkplatform bevindt, veel te groot. voor een veilige werking van de buisrailwagen is er dus bij voorkeur een beveiligingssysteem voorzien dat naargelang de L0 toestand waarin de buisrailwagen zich bevindt bepaalde handelingen met de buisrailwagen verhindert ofwel toelaat, Ben andere beveiliging kan erin bestaan de snelheid waarmee de buisrailwagen wordt aangedreven te beperken of een hogere 153 aandrijfsnelheid toe te laten naargelang de toestand van de buisrailwagen.
Bijvoorbeeld is het nuttig de snelheid van de buisrailwagen te beperken bij een overgang van de buisrailwagen van het buisrailsysteem naar sen verharde ondergrond en zo meer.
De huidige uitvinding heeft dan ook als doel een oplossing te Dieden aan de voornoemde en/of andere problemen.
Meer bepaald is het een dcel van de uitvinding een buisrailwagen aan te bieden waarmee op uiterst betrouwbare manier veilic gewerkt kan worden.
Nog een doel van de uitvinding bestaat erin een buisrailwagen te ontwikkelen met middelen die in staat zijn om de toestand van de buisrailwagen te kennen en die meer bepaald in staat
* BE2021/5155 zijn na Le gaan of de buisrailwagen zich al dan niet op buisrails bevindt, volledig op een vlakke ondergrond rust of zich in een overgangstoestand tussen beide toestanden bevindt.
Bijkomend is het een doel van de uitvinding een buisrailwagen aan te reiken die voorzien is van middelen die in staat zijn de uitvoering van bepaalde bewerkingen of handelingen met de buisrailwagen tegen te gaan en te verhinderen, die in een betreffende toestand gevaarlijk of onveilig kunnen zijn. Hiertoe betreft de huidige uitvinding een buisrailwacen die bedoeld is om op een paar buisrails van een buisrailsysteem, bijvoorbeeld van een serre, te kunnen voortbewegen, waarbij de buisrailwagen voorzien is van een paar voorste wielen en een paar achterste wielen, waarbij zowel de voorste wielen als de achterste wiclen van de buisrailwagen voorzien zijn van een axiaal wielgedeelte met een kleine diameter en een axiaal wielgedeelte met een grote diameter, waarbij de buisrailwagen voorzien is van een inrichting voor het bepalen van een toestand van de buisrailwagen, die minstens de volgende elementen omvat: - een meeteenheid voor het opmeten van de omioopsnelheid van cen van de voorste wielen of een aan deze onloopsnelheid verbonden parameter; - een meeteenheid voor het opmeten van de omloopsnelheid van sen van de achterste wielen of een aan deze omloopsnelheid verbonden parameter; - een rekeneenheid voor het omrekenen van de gemeten omlocopsnelheden naar een determinatieparameter: en,
> BE2021/5155 - gen determinatie-eenheid die op basis van de berekende determinatieparameter de betroxken toestand van de vuisrailwagen bepaalt en die meer bepaald vastlegt op welk axiaal gedeelte van de voorste wielen en de achterste wielen de buisrailwagen steunt tijdens het voortbewegen, ben groot voordeel van zuike buisrailwagen volgens de uitvinding is dat de wielen ervan twee axiale gedeelten hebben, enerzijds een axiaal gedeelte met kleine diameter, waarbij het de bedoeling is dat de buisrailwagen met dit aziaal gedeelte van de wielen op een stel buisrails kan rijden, en anderzijds een axiaal gedeelte met grote diameter, waarbij het de bedoeling is det de buisrailwagen op dit axiaal gedeeite van de wielen steunt wanneer de buisraiiwagen op een vlakke ondergrond voortbeweeat. Nog een voordeel van zuike buisrailwagen volgens de uitvinding is dat het verschil in diameter van de axiale gedeelten van de wielen van de buisrailwagen gebruikt kan worden om de toestand van de buisrailwagen te kennen op basis van de verhouding tussen de omloopsnelheid van de voorste wielen en de achterste wielen en/of op basis van de verhouding tussen de omloopsnelheid van de wielen en de snelheid van de buisrailwagen.
Een bijkomend voordeel van een buisrailwagen volgens de uitvinding is gat hij voorzien is van een inrichting die voorzien is van de middelen om de onicopsnelheden van een voorste wiel en een achterste wiel op Le meten, deze omlcopsnelheden cm te rekenen naar een determinatiecarameter
° BE2021/5155 en op basis van deze determinatieparameter de toestand van de buisrailwagen te kennen.
Deze kennis van de toestand van de buisrailwagen kan verder 3 gebruikt worden door bijkomende middelen van een beveiligingssysteem van de buisrailwagen om een veilige werking van de buisrailwagen te verzekeren, In een voorkeurdragende uitvoeringsvorm van een buisrailwagen volgens de uitvinding zijn de voorste wielen identiek uitgevoerd en zijn de achterste wielen identiek uitgevoerd, waarbij de kleine diameter en de grote diameter van de betrokken axiale gedeelten van een voorste wiel en de kleine diameter en de grote diameter van de betrokken axiale gedeelten van een achterste wiel allemaal van elkaar verschilien, Door de voorste wielen en achterste wielen te voorzien van axiale gedeelten met groe en kleine diameter die verschillend zijn naargelang het een voorste wiel of een achterste wiel betreft, is het mogelijk de toestand van de buisrailwagen te bepalen uitsluitend op basis van de verhouding tussen de omloopsnelheid van een voorste wiel en de omioopsneiheid van een achterste wiel, immers, deze verhouding zal anders zijn maargelang de buisrailwagen op de gedeelten met grootste diameter voortschrijdt, wanneer deze zich op een vlakke ondercrond bevindt, op de gedeelren met kleinste diameter voortbeweegt, wanneer de buisrailwagen op de buisrails rijdt, of wanneer deze voortschrijdt door met een paar wielen op de axiale gedeelten ervan met grote diameter te steunen en met het andere paar wielen op de axiale gedeelten ervan met kleine diameter, overeenkomstig aen toestand waarbij de buisrailwagen gedeeltelijk op buisrails staat en S gedeeltelijk op een vlakke ondergrond, in nog een voorkeurdragende uitvoeringsvorm van een buisrailwagen volgens de uitvinding legt de determinatie- cenheid daarom vast in welke van de volgende toestanden de buisrailwagen zich voortbeweegt:
- een eerste toestand, waarbij de buisrailwagen steunt op de axiale gedeelten van de voorste wielen met grote diameter en op de axiale gedeelten van de achterste wielen met grote diameter;
- een tweede toestand, waarbij de buisrailwagen steunt op de axiale gedeelten van de voorste wielen met grote diameter en cp de axiale gedeelten van de achterste wielen met kleine diameter:
- een derde toestand, waarbij de buisrailwagen steunt op de zl axiale gedeelten van de voorste wielen met kleine diameter an op de axiale gedeelten van de achterste wielen met grote diameter; cf,
- een vierde toestand, waarbij de buisrailwagen steunt op de axiale gedeelten van de voorste wielen met kleine diameter en op de axiale gedeelten van de achterste wielen met kleine diameter,
Het is duidelijk dat zulke uitvoeringsvorm van een buisrailwagen volgens de uitvinding zeer interessant is,
omdat de buisrailwagen op efficiënte manier beveiligd kan worden tegen onveilig gebruik met deze kennis over de
° BE2021/5155 toestand, meer bepaald één van de bovenvernoemde vier toestanden, van de buisrailwagen, Bij voorkeur is een buisrailwagen volgens de uitvinding zodanig dat de rekeneenheid een determinatieparameter berekent die de verhouding is tussen de met de meetsenheden gemeten omloopsnelheid aan de voorste wielen en de gemeten omicopsnelheid aan de achterste wielen.
16 Zoals hiervoor reeds uitgelegd, kan op basis van zulke determinatieparaneter direct de toestand waarin de buisrailwagen zich bevindt, bepaald worden, Hiertoe is een buisrailwagen volgens de uitvinding liefst uitgerust met een inrichting voor het bepalen van de toestand van de buisrailwagen waarvan de determinatie-eenheid nagaat met welke van de volgende verhoudingen tussen de diameters van de wielen de determinatieparameter overeenstemt: - de verhouding tussen de kleine diameter van de achterwielen en de kleine diameter van de voorste wielen, overeenkomstig een voornoemde eerste toestand; - de verhouding tussen de kleine diameter van de achterwielen en de grote diameter van de voorste wielen, overeenkomstig een voornoemde hweede toestand; of, 253 - de verhouding tussen de grote diameter van de achterwielen en de kieine diameter van de voorste wielen, overeenkomstig sen voornoemde derde toestand; - de verhouding tussen de grote diameter van de achterwielen en de grote diameter van de voorste wielen, overeenkomstig een voornoemde vierde toestand,
S 7 BE2021/5155 Een groot voordeel van zulke uitvoeringsvorm van een buisrailwagen volgens de uitvinding is dat het bevalen van de toestand van de buisraiiwagen zeer simpel is, met zeer eenvoudige middelen kan uitgevoerd worden en nauwelijks rekenwerk vergt. it nog een voorkeurdragende uitvoeringsvorm van een buisrailwagen volgens de uitvinding is de inrichting voor het bepalen van sen Loestand van de buisrailwagen Levens LO voorzien van een geheugen, waarbij de determinatie-eenheid van de inrichting nagaat cf er een verandering van een toestand van de buisrailwagen optreedt en desgevallend bijkomend nagaat of het een eerste overgangstoestand betreft van een voornoemde eerste toestand naar een voornoemde tweede toestand of een voornoemde derde toestand, oversenkomstig net overgaan van de buisrailwagen van het rijden op een vlakke ondergrond naar het rijden op een paar buisrails, dan wel of het een overgangstoestand betreft van een voornoemde vierde toestand naar een voornoemde tweede toestand of een voornoemde derde toestand, overeenkomstig het overgaan van de buisrailwagen van het rijden op een paar buisrails naar het rijden op een vlakke ondergrond.
Met deze bijkomende kenmerken kan nog beter een veilige werking van de buisrailwagen worden verzekerd.
In een voorkeurdragende uitvoeringsvorm van een buisrailwagen volgens de uitvinding maakt de inrichting voor het bepalen van een toestand van de buisrailwagen deel uit van een beveiligingssysteem, waarbij de inrichting voorzien is van een signaaigenerator voor het genereren van een uitgangssignaal in functie van de door de determinatie- senheid geïdentificeerde toestand en/of een Overgangstoestand van de buisrailwagen, waarbij het beveiligingssasysteem voorts minstens schakelmiddelen onvat die aanstuurmiddelen voor het activeren en/of deactiveren van actuatoren of recelmiddelen van actuatoren van de buisrailwagen aan- of uitschakelen op basis van het aan de schaksimiddelen aangeboden uitgangssignaal.
Ben groot voordeel van zulke buisrailwagen volgens de uitvinding die voorzien is van een beveiligingssysteem is dat de toestand waarin de buisrailwagen zich bevindt, kan gedetecteerd worden, zodat met deze toestand rekening kan worden gehouden VOOr het treffen van beveiligingsmaatregelen.
Nog een groot voordeel van zulke buisrailwagen volgens de uitvinding die voorzien is van een beveiligingssysteem is dat het beveiligingssysteem beschikt over schakelmiddelen die aanstuurmiddelen voor het activeren en/of deactiveren van actuatoren van de betrokken buisrailwagen aan- of uitschakelen op basis van de gedetecteerde toestand waarin de buisrailwagen zich bevindt, Door het aan- of uitschakelen van de aanstuurmiddelen voor het activeren en deactiveren van actuatoren van de buisrailwagen kan op zeer eenvoudige wijze verhinderd worden dat een operator een bewerking of handeling met de buisrailwagen zou uitvoeren, die in de betreffende toestand onveilig zou kunnen zijn.
st BE2021/5155 in een voorkeurdragende uitvoeringsvorm var een buisrailwagen volgens de uitvinding is voorts het voornoemde uitgangssignaal van de signaalgenerator een digitaal uitgangssignaal dat zodanig is dat een niveau van het S uitgangssignaal aangeeft in welke toestand de buisrailwagen zich bevindt. Een groot voordeel van zulke uitvoeringsvorm van een beveiligingssysteem volgens de uitvinding is dat het digitale uitgangssignaal rechtstreeks een indicatie geeft over de toestand waarin de buisrailwagen zich bevindt en het daarom als ingangssignaal van de schakelmiddelen kan dienst doen voor het aan- of uitschakelen van bepaalde zanstuurmiddelen van actuatoren van de buisrailwagen, teneinde het activeren en/of deactiveren van deze actuatoren door een operator te verhinderen of net toe te laten, Dit alles uiteraard met de bedoeling een veilige werking met de buisrailwagen in de betreffende toestand te verzekeren.
Met het inzicht de kenmerken van de uitvinding beter aan te tonen, zijn hierna als voorbeeld zonder enig beperkend karakter enkele voorkeurdragende uitvoeringsvormen van een buisrailwagen volgens de uitvinding beschreven, met verwijzing naar bijgaande figuren, waarin: figuur 1 in perspectief een mogelijke uitvoeringsvorm van een buisrailwagen volgens de uitvinding weergeeft die op een stel buisrails is geplaatst:
A BE2021/5155 figuur 2 in perspectief de buisrailwagen weergeeft wanneer deze cp een vlakke ondergrond naast het stel buisrails staat; figuur 3 een zijaanzicht volgens de pijl F03 op de buisrailwagen uit figuur 2 weergeeft; figuren 4 en 5 op analoge wijze als in de [lguren 2 en 3 een toestand van de buisrailwagen weergeven waarbij aandrijfwielen ervan op de vlakke ondergrond steunen en andere wielen cp buisrails;
19 figuren 6 en 7 op analoge wijze als in de figuren Z en 3 een toestand van de buisrailwagen weergeven waarbij aandrijfwielen ervan op buisrails steunen en andere wielen op de aanliggende, vlakke ondergrond; figuren 8 en 9 op analoge wijze als in de figuren 2 en
3 een toestand van de buisrailwagen weergeven, zoals in figuur 1 waarbij de buisrailwagen on een stel buisrails staat; figuur 10 een onderaanzicht volgens de pijl F10 uit figuur 3 op de buisrailwagen weergeeft;
zZ figuren 11 en 12 op grotere schaal de wielen weergeven die respectievelijk met Fil en F12 zijn aangeduid in figuur 10; figuur 13 in perspectief en op nog grotere schaal een opengewerkte versie van het wiel uit figuur 12 weergeeft, ter illustratie van een mogelijke uitvoeringsvorm van een meeteenheid voor het opmeten van de omloopsnelheid van dat wiel: figuur 14 een zijaanzicht volgens de pijl F14 uit figuur 13 weergeeft; en,
figuren 215 en 16 schematisch de werking van een inrichting voor het bepalen van een toestand van de buisraiiwagen illustreren die in de buisrailwagen volgens de uitvinding is voorzien, In de figuren 1 tot 9 is een mogelijke uitvoeringsvorm van buisrailwagen 1 volgens de uitvinding weergegeven in ; verschiliende standen ten opzichte van een buisrailsysteem 2 en ten opzichte van een aanliggende, vlakke cndergrond 3, De vlakke ondergrond 3 is typisch een betonnen pad 3 dat aanplantingen in een serre doorkruist.
Meerdere zulke betonnen vaden 3 kunnen over het oppervlak van de serre worden voorzien, Het buisrailsysteem 2 kan bijvoorbeeld bestaan uit meerdere tracés 4 van twee parallelle buisrails 5 en 6 die bijvoorbeeld dwars op een betonnen pad 3 tussen opeenvolgende rijen aanplantingen zijn voorzien, De buisrailwagen 1 Le voorzien van een paar 7 voorste wielen 3 en 9 en een vaar 10 achterste wielen 11 en 12, Waarmee de buisrailwagen 1 over het paar buisrails 5 en 6 van het ouisrailsysteem 2 kan voortbewegen.
Het paar 7 voorste wielen 8 en 5 is in dit geval een paar aangedreven wielen 13 die voorzien zijn op een as 14 en die aangedreven worden door aandrijfmiddelen 15 in de vorm van een elektrische motor 15, Het paar 10 achterste wielen 11 en 12 is in dit geval een paar niet-aangedreven mesloopwielen 16,
Dit ailes is meer in detail geïllustreerd in het onderaanzicht van figuur 10.
De voorste wielen 8 en S en de as 14, evenals de achterste wielen 11 en 12 zijn gemonteerd onder een onderstel 17 van de buisrailwagen 1 en ze dragen dit onderstel 17 en in essentie de ganse buisrailwagen 1, Op het onderstel 17 is een werkplatform 18 gemonteerd dat op en neer beweegbaar is door middel van een schaarmechanisme 13 dat door aandrijfmiddelen 20 onder de vorm van een elektrische motor 20 wordt aangedreven.
Het werkplatform 18 is omringd door een afrastering 21 en aan een kopse zijde 22 van de afrastering 21 zijn er aanstuurmiddelen 23 voorzien, waarmee onder andere het op en meer bewegen van het schaarmechanisme 19 kan worden aangestuurd en waarmee de buisrailwagen 21 kan worden aangedreven voor een voorwaartse of achterwaartse beweging. Om een vellige werking van de buisrailwagen 1 te kunnen garanderen, is het nodig de toestand van de buisrailwacen 1 te kennen.
Meer bepaald is het volgens de uitvinding de bedoeling dat de buisrailwagen ì wordt uitgerust met middelen die minstens de verschiilende tcestanden van de buisrailwagen 1 kunnen onderscheiden, die in de figuren 2 tot en met 5 zijn weergegeven,
4e > BE2021/5155 In de figuren 2 en 3 is een eerste toestand I geïllustreerd, waarbij de buisrailwagen 1 met de voorste wielen 8 en 5, zowel als met de achterste wielen 11 en 12 op een betonnen pad 3 of vlakke ondergrond 3 staat.
De figuren 4 en 5 geven een tweede toestand II weer, waarbij de buisrailwagen 1 met de voorste wielen 8 en 9, die in dit geval aangedreven wielen 13 zijn, op de vlakke ondergrond 3 of het petonnen pad 3 steunt, terwijl hij met de achterste wielen 11 en 12, die in dit geval meeloopwielen 16 zijn, op de buisrails 5 en 6 steunt.
De figuren 6 en 7 geven een omgekeerde, derde toestand III weer, waarbij de buisrailwagen 1 met de voorste wielen 8 en 9, die in dit geval de aangedreven wielen 13 zijn, op de buisrails 5 en 6 steunt, terwijl hij met de achterste wielen ll en 12, die in deze uitvoeringsvorm meeloopwielen 16 zijn, cp de vlakke ondergrond 3 of het betonnen pad 3 steunt, In de figuren 8 en 3 is nog een vierde toestand IV weergegeven, waarbij ditmaal de buisrailwagen 1 zowel met de voorste wielen & en 9 ais met de achterste wielen 10 en 11 op de buisrails steunt, De toestanden IT en LIT stemmen overeen met sen overgangstoestand OT waarbij de buisrailwagen 1 van het cetonnen pad 3 of de vlakke ondergrond 3 naar de buisrails 5 en 6 rijdt of waarbij net omgekeerd de buisrailwagen 1 van de buisrails 5 en 6 af rijdt naar de viakke ondergrond 3 of het betonnen pad 3,
in principe is het voor sen veilige werking van de buisrailwagen 1 tevens nuttig te weten of zulke overgangstoestand OT een eerste overgangstoestand OT-I betreft, waarbij de buisrailwagen 1 vanuit een toestand I op
5 het betonnen pad 3 of de vlakke ondergrond 3 naar een toestand II op de buisrails 5 en 6 beweegt, of dat het een Lweede overgangstoestand OT-TI betreft, waarbij de buisrailwagen 1 vanuit een toestand II op de buisrails 5 en 6 naar een toestand I beweegt op het betonnen pad 3 of de vlakke ondergrond 3. De buisrailwagen 1 is bij voorkeur tevens voorzien van middelen waarmee de aard van de cvergangstoestand OT, hetzij zen eerste overgangstoestand OT-I, hetzij een tweede Overgangstoestand OT-II, opgemeten of geconstateerd kan worden, Um dit alles te verwezenlijken zijn bij een buisrailwagen 1 volgens de uitvinding zowel de voorste wielen 8 en 9 als de achterste wielen 11 en 12 elk voorzien zijn van twee axiale gedeelten, iierbij hebben de voorste wielen 8 en 9 een axiaal gedeelte 24 met een kleine diameter D; en hebben de achterste wielen il en 12 een axiaal gedeelte 25 met een kleine diameter Ds.
Vocorts hebben de voorste wielen 8 en 9 een axiaal gedeelte 26 met grote diameter Ds en hebben de achterste wielen 11 en 12 een axiaal gedeelte 27 met grote diameter Da,
+ BE2021/5155 Bij voorkeur zijn volgens de uitvinding de voorste wielen & en S identiek uitgevoerd en zijn ook de achterste wielen 11 en 12 identiek uitgevoerd. Hierbij verschillen volgens de uitvinding de kleine diameter Di en de grote diameter Ds: van de betrokken axiale gedeelten 24 en 26 van een vcorste wiel 8 of 9 en de kleine diameter Dz en de grote diameter D; van de betrokken axiale gedeelten 25 en 27 van een achterste wiel 11 of 12 liefst allemaal van elkaar, Dit is bijvoorbeeld duidelijk weergegeven in de figuren 11 en 12, Het is de bedoeling dat de buisrailwagen 1 met de axiale gedeelten 24 en 25 met kleine diameters Di en D: van zowel de voorste wielen 8 en 5 als de achterste wielen 11 en 12 op een paar buisrails 5 en & kan rijden en met de axiale gedeelten 26 en 27 met grote diameters Ds en D; van zowel de voorste wielen 8 en 9 als de achterste wielen 11 en 12 op een vlakke ondergrond 3 of betonnen pad 3 kan rijden, Hiertce is er uiteraard voor gezorgd dat de afstand E tussen de axiale gedeelten 24 en 25 met kleine diameters Di en D.
aan weerszijden van de buisrailwagen 1 overeenstemt met de afstand F tussen de buisrails 5 en 6.
De buisrailwagen 1 is volgens de uitvinding voorts voorzien van een inrichting 28 voor het bepalen van een toestand I tot IV of een overgangstoestand OT-I of OTrII van de buisraiiwagen 21.
Een schematische voorstelling daarvan is weergegeven in figuur 15. De inrichting 28 onvat een meeteenheid 23 voor het opmeten van de omloopsnelheid & van één van de voorste wielen 8 of 9, evenals een meeteenheid 30 voor het opmeten van de omioopsneiheid wz van één van de achterste wielen 11 of 12.
49 Het meten van de omloopsnelheden oi en 0 dient hierbij niet Letterlijk opgevat te worden en het kan evengoed gaan cm een parameter zoals een ÉIrequentie of periode of gelijk welke andere parameter die verband houdt met de voornoemde omisopsnelheden & en &a.
Voorts omvat de inrichting 28 een rekeneenheid 31 voor het omrekenen van de gemeten omioopsnelheden 1 en ©: naar een determinatieparameter P.
De inrichting 28 onvat tevens een determinatie-eenheid 32 die op basis van de berekende determinatieparameter P de betrokken toestand I + IV of OT-I of OT-II van de buisrailwagen | bepaalt en die meer bepaald vastlegt cp welke aziale gedeelten 24 tot 27 van de voorste wielen 8 en 9 en de achterste wielen 11 en 12 de buisrailwagen 1 steunt tijdens het voortbewegen, In een voorkeurdragende uitvoeringsvorm van een buisrailwagen 1 volgens de uitvinding berekent de rekeneenheid 31 een determinatieparameler P die de verhouding is tussen de gemeten omloopsnelheid oi aan de voorste wielen & en 3 {of een aan deze omloopsnelheid u: verwante parameter} en de gemeten omloopsnelheid œ aan de achterste wielen 11 en 12 (of een aan deze omicopsneiheid &:z verwante parameter). Kortom: P = 0 / &.
Hierbij gaat de determinatie-eenheid 32 van de inrichting 28 { bij voorkeur na, bijvoorbeeld in een daartoe geschikt elektronisch rekengedeelte 33, met welke van de volgende verhoudingen tussen de diameters D; tot Ds van de wielen 8, 9, 11 en 12 de determinatieparameter B overeenstemt: - de verhouding tussen de grote diameter D; van de achterwielen 11 en 12 en de grote diameter Ds van de voorste wielen 8 en 9, waarbij dus P = Ds/Ds, overeenkomstig een voornoemde eerste toestand I, waarbij de buisrailwagen 1 met is alle wielen 8, 9, 11 en 12 op de vlakke ondergrond 3 cf op net betonnen pad 3 voortbeweegt; - de verhouding tussen de kleine diameter D: van de achterwielen 11 en 12 en de grote diameter Ds; van de voorste wielen 8 en 9, waarbij dus P = D2/D3, overeenkomstig een voornoemde tweede toestand II, waarbij de buisrailwagen 1 met de voorste wielen 8 en 3 op de vlakke ondergrond 3 rijdt en met de achterste wielen 11 en 12 op de buisrails 5 en 6 voortbeweegt; - de verhouding tussen de grcte diameter D; van de achterwielen ll en 12 en de kleine diameter D van de voorste wielen % en 3, waarbij dus P = Da/Di, overeenkomstig een voornoemde derde tToestand III, waarbij de buisrailwagen 1 met de voorste wielen 8 en 9 op de buisrails 5 en 6 rijdt en met de achterste wielen 11 en 12 op de vlakke ondergrond 3 voortbeweegt; of,
— de verhouding tussen de kleine diameter Ds van de achterwielen ll en 12 en de kleine diameter D van de voorste wielen 8 en 9, waarbij dus B = Ds/Di, overeenkomstig een voornoemde vierde toestand IV waarbij de buisrailwagen 1 met alie wieien 8, 3, 11 en 12 op de buisrails 5 en 6 voortbeweegt. De snelheid van de buisrailwagen 1 tijdens een rechtlijnige veweging is voor gans de buisrailwagen 1 hetzelfde en indien wordt verondersteld dat de wielen 8, 9, 13 en 12 tijdens het bewegen van de buisrailwagen 1 rollen zonder te glijden, dan volgt ais vanzelf het verband tussen de omloopsnelheden %1 en ©: van de voorste wielen 8 en 5 en de achterste wielen 11 en l2 en de diameters MD tot Ds ven de betrokken axiale wielgedeelten 24 tot 27 waarop de buisrailwagen 1 steunt tijdens het voortbewegen. Om het verloop van de toestand van de buisrailwagen 1 te kennen, dient de inrichting 28 bij voorkeur op regelmatige tijdstippen … i-2, il, 1, itl, i+2, … bijvoorbeeld telkens met een tussentijd AT, de toestanden …, Tia, Tir, Ti, Tin, Tiz, van de buisrailwagen 1 te bepalen door de voornoemde stappen uit te voeren met de mesteenheden 23 en 30, de rekeneenheid 31 en de determinatie-eenheid 32.
Liefst is de inrichting 28 cf de determinatiereenheid 37 tevens voorzien van een geheugen 34, waarin een voorgaande toestand T:;- die is vastgelegd op een tijdstip i-l wordt bijgehouden of waarin meerdere zulke voorgaande toestanden worden bijgehouden,
Hierbij is het de bedoeling dat de determinatie-eenheid 32 van de inrichting 28 een bijkomende bewerking uitvoert door na te gaan of er een verandering van een toestand van de buisrailwagen l optreedt, waarbij de opgemeten toestand T; op het tijdstip i wordt vergeleken met de in het geheugen 34 opgeslagen toestand Ti1 op het tijdstip i-1 en er wordt nagegaan of deze toestanden Ti en T;-1 verschillen en waarbij desgevallend bijkomend wordt nagegaan welke de overgangstoestand OT is die optreedt, meer bepaald of het 18 een eerste overgangstoestand OT-I betreft van een eerste toestand I naar een tweede toestand II of derde toestand III, overeenkomstig het overgaan van de buisrailwagen 1 van het rijden op een vlakke ondergrond 3 naar het rijden on een paar buisrails 5 en 6, dan wel of het een tweede is overgangstoestand OT-II betreft van een vierde toestand IV naar een tweede Loestand II of derde toestand II, overeenkomstig het overgaan van de Luisrailwagen 1 van het rijden op een paar buisrails 5 en & naar het rijden op een viakke ondergrond 3.
Deze bewerkingen kunnen bijvoorbeeld gebeuren in een hiertoe geschikte aparte eenheid 35 van de determinatie-eenheid 32, die input krijgt vanuit het geheugen 34 en van het rekengedeelte 33 van de determinatie-eenheid 32.
De eenheid 35 kan bijvoorbeeld voorzien zijn van een signaalgenerator 36 voor het genereren van een uitgangssignaal 37 in functie van de door de determinatie- eenheid 32 geïdentificeerde toestand Ti en/of overgangstoestand OT-I of OT-II van de buisrailwagen 1,
Hierbij kan het door de signaalgenerator 36 gegenereerde uitgangssignaal 37 een digitaal uitgangssignaal 37 zijn, waarbij een niveau 38 van het uitgangssignaal 37 aangesft in welke toestand Ti of OT-I of OT-II de buisrailwagen 1 zich bevindt.
Uiteraard zijn vele andere mogelijkheden en manieren voor het aangeven van de toestand van de buisrailwagen 1 volgens de uitvinding niet uitgesloten.
In de figuren 13 en 14 is nog weergegeven hoe een meeteenheid 29 of 30 voor het opmeten van de cmlocgsneiheid wi of wo: in praktijk kan uitgevoerd worden.
In de getoonde uitvoeringsvorm omvat de meeteenheid 30 van de inrichting 28 voor het opmeten van de omloopsnelheid van een achterste wiel 11 of 12 of meeloopwiel een inductieve sensor 39 die vervat zit in de as 40 waarrond het betreffende wiel il of 12 draait.
in het betreffende wiel 11 of 12 is voorts een metalen element 41 voorzien dat in de inductieve sensor 39 één of meerdere pulsen per omwenteling genereert.
Dit is in de getoonde uitvoeringsvorm van de figuren 13 en 14 gerealiseerd door het metalen element 41 uit te voeren als een ring 42 met uitsparingen 43 of radiale uitsteeksels 44 die op regeimatige afstand van elkaar zijn voorzien over de omtrek van de ring 42.
9: 65 BE2021/5155 In dit geval zijn er drie zulke uitsparingen 43 of uitsteeksels 44 over de omtrek voorzien, zodat in de inductieve sensor 39 van de meeteenheid 29 of 30 drie pulsen per omwenteling AT: worden gegenereerd.
zoals in de inleiding reeds werd uiteengezet, maakt in een buisraiiwagen 1 volgens de uitvinding de inrichting 28 voor het bepalen van een toestand Ti of OT-I of OT-II van de buisrailwagen ; bis voorkeur deel uit van gan 19 beveiligingssysteem 45, zuik beveiligingssysteem 45 is bij wijze van voorbeeld schematisch weergegeven in figuur 16.
Het is duidelijk dat het schema weergegeven in figuur 16 slechts bedoeld is om verschillende onderdelen van een beveiligingesysteem 45 van een buisrailwagen 1 volgens de uitvinding visueel voor te stellen en dat een realistisch schema er in werkelijkheid veel ingewikkelder uit zal zien.
Hierbij is het beveiligingssysteem 45 bij voorkeur voorzien van schakelmiddelen 46 die aanstuurmiddelen 47 voor het activeren en/of deactiveren van actuatoren àB of regelmiddelen 49 van actuatoren 48 van de buisrailwagen 1 23 aan- of uitschakelen op basis van het aan de schakelmiddelen 46 aangeboden uitgangssignaal 37 afkomstig van de eenheid 35 van de determinatie-eenheid 32.
De voornoemde actuatoren 48 kunnen van allerlei aard zijn en kunnen bijvoorbeeld gevormd worden door de meest uiteenlopende elektromotoren, vijzels, hydraulische cilinders, pneumatische aandrijvingen of versluchteilinders en zo meer, maar in het schema van figuur 16 werd ervoor gekozen de actuatoren 48 voor te steilen door gelijkstroommotoren 48 die gevoed worden met behulp van een S elektrische voeding 50.
Gp dezelfde wijze kunen de aanstuurmiddelen 47 voor het activeren en deactiveren van de actualoren 48 Levens allerhande vormen aannemen, 19 Deze aanstuurmiddelen 47 kunnen bijvoorbeeld bestaan uit regelknoppen, drukknoppen, schakelaars, siektronische apparaten, computers en dergelijke meer voor het bedienen, aanzetten en/of afzetten van de voornoemde actuatoren 48, 153 maar in figuur 16 worden ze steevast voorgesteld door middel van een drukknop 47. in het bovenste gedeelte van Éiguur 16 is geïllustreerd dat de schakelmiddelen 46 gebruikt: kunnen worden voor het zan- of uitschakelen van aanstuurmiddelen 47 van aandrijfmiddelen SL voor het opwaarts bewegen en aandrijfmiddelen 52 voor het neerwaarts bewegen van een schaarmechenisme 19 van de buisraiiwagen 1.
Door de schakeimiddelen 46 op basis van de gedetecteerde toestand correct te schakelen, kan er bijvoorbeeld voor gezorgd worden dat een operator het schaarmechanisme 19 niet opwaarts kan bewegen als de buisrailwagen 1 zich niet volledig op het buisrailsysteem 2 of op de vlakke ondergrond 3 of op het betonnen pad 3 bevindt.
In figuur 16 zijn voor de eenvoud de aandrijfmiddelen 51 voor het opwaarts bewegen en de aandrijfmiddelen 52 voor het neerwaarts bewegen van het schaarmechanisme 19 als aparte aandrijfmiddelen getekend.
In de praktijk zal het doorgaans gaan om één en dezelfde motor (of andersoortige actuator, zoals een hydraulische cilinder) waarmee zowel het opwaarts bewegen als het neerwaarts bewegen kan verwezenlijkt worden en waarbij de neerwaartse beweging niet noodzakelijk sen actieve energiebron vergt, maar bijvoorbeeld verwezenlijkt wordt door olie uit een kamer van een hydraulische cilinder te laten lopen tot in een andere kamer en dergelijke meer.
Het aan- en uitschakelen van de aanstuurmiddelen 47 met de schakeimiddelen 45 is schematisch weergegeven door schakelaars 46 waarmee de verbinding met de elektrische voeding 50 kan worden gemaakt of kan worden onderbroken, maar in de praktijk kunnen uiteraard totaal andere manieren worden toegepast om de aanstuurmiddelen 47 aan en uit te schakelen, in het onderste gedeelte van figuur 16 is voorts nog schematisch geïllustreerd dat de schakeilmiddelen 46 Levens gebruikt kunnen worden voor het aan- of uitschakelen van aanstuurmiddeien 47 van aandrijfmiddelen 53 voor het voorwaarts aandrijven en aandrijfmiddelen 54 voor het achterwaarts aandrijven van de wielen 8 en/of 3 en/of voor het aan- of uitschakelen van aanstuurmiddelen 47 van regelmiddelen 49 voor het regelen van de snelheid waarmee de aandrijfmiddelen 53 en 54 de wielen 8 en/of 9 aandrijven.
De schakelmiddelen 46 kunnen hierbij bijvoorbeeld zodanig geschakeld worden dat de wielen 8 en/of 9 niet kunnen aangedreven worden of slechts aan een beperkte snelheid kunnen aangedreven worden, wanneer de buisrailwagen ! niet volledig op het buisrailsysteem Z rust. De aandrijfmiddelen 53 en 54 kunnen in praktijk opnieuw gevormd worden door één enkele elektrische motor 15, zoals id bijvoorbeeld het geval is in de uitvoeringsvorm van figuur
10. In een voorkeurdragende uitvoeringsvorm van sen buisrailwagen 1 volgens de uitvinding schakelen de schakelmiddelen 46 aanstuurmiddelen 47 voor het activeren en deactiveren van actuatoren 48 aan of uit op basis van een door de inrichting 28 van de buisrailwagen 1 vastgestelde toestand en volgens één of meerdere van de volgende criteria: - bij vaststelling van een eerste toestand I of vierde toestand IV, waarbij de buisrailwagen 1 volledig op een viakxe ondergrond 3 dan wel volledig op de buisrails 5 en 6 rust, de sanstuurmiddelen 47 van aandrijfmiddelen 51 voor het opwaarts bewegen van een schaarmechanisme 13 aan te schakelen, respectievelijk uit te schakelen; zowel bij vaststelling van een eerste toestand I als een vierde toestand IV, waarbij de buisrailwagen 1 volledig op cen vlaxke ondergrond 3 dan wel volledig op de buisrails 5 en © rust, de aanstuurmiddelen 47 van aandrijfmiddelen 52 voor het neerwaarts bewegen van een schaarmechanisme 19 aan te schakelen; en/of
- bij vaststelling van een vierde toestand IV, waarbij de buisrailwagen 1 volledig op de buisrails 5 en 6 rust, dan wel bij vaststelling van een andere Loestand van de buisrailwagen 1 de aanstuurmiddelen 47 van regelmiddelen 49 3 voor het beperken van de snelheid van de aandrijfmiddelen 53 en/of 54 van de wielen 8 en 3 uit te schakelen, respectievelijk aan te schakelen.
In het algemeen is het voordelig wanneer het beveiligingssysteem 45 van een buisrailwagen 1 volgens de uitvinding één of meerdere van de volgende beveiligingen verzeker: - het niet toelaten het schaarmechanisme 19 opwaarts te bewegen zolang niet alle wielen 8, 3, 11 en 12 in contact zijn met een buisrail 5 of 6 of met de vlakke ondergrond (3) zoals bijvoorbeeld het betcnnen pad {3}: en/of, - het niet toelaten of slechts aan een beperkte snelheid toelaten de buisrailwagen 1 voorwaarts of achterwaarts aan te drijven met de wielen 8 en 9 zolang niet alle wielen 8, 9, 11 en 12 in contact zijn met een buisrail 5 of 6.
De uitvinding is geenszins beperkt tot de als voorbeeld beschreven en aan de hand van de figuren geïllustreerde buisrailwagen 1, doch zulke buisrailwagen 1 kan op andere manieren worden verwezenlijkt zonder buiten het kader van de uitvinding te treden.

Claims (13)

  1. Conclusies
    Ls Buisrailwagen (1) die bedoeld is om op een paar buisrails {5, 6} van een buisrailsysteem {2}, bijvoorbeeid van een serre, te kunnen voortbewegen, waarbij de buisrailwagen (1) voorzien is van een paar {7} voorste wielen {8, 9) en een paar {10} achterste wielen (11, 12}, daardoor gekenmerkt det zowel de TG voorste wielen (8, 9) als de achterste wielen (11, 12} van de buisrailwagen {1} voorzien zijn van een axiaal wielgedesite {24, 25} met een kleine diameter (M, Ds) en een axiaal wielgedeelte (26, 27) met een grote diameter {Ds, Da}, waarbij de buisrailwagen (1} voorzien is van een inrichting {28} voor het bepalen van een toestand (I-IV, OT-1, OT-TI} van de buisrailwagen (1), die minstens de volgende elementen omvat: - een meeteenheid (29) voor het opmeten van de omloopsnelheid {oi} van én van de voorste wielen (8, a) of een aan deze omloopsnelheid {oi} verbonden parameter; - een mesteenheid (30) voor het opmeten van de omloopsnelheid {ua} van èén van de achterste wielen (ll, 12) of een aan deze omloopsnelheid {ss} verbonden parameter; - een rekeneenheid {31} voor het omrekenen van de gemeten omisopsnelheden (iz w2} naar een determinatieparameter {P}; en, - een determinatie-eenheid (32) die op basis van de berekende determinatieparameter {P} de betrokken toestand (I-IV, OT-I, UT-IT) van de buisraiiwagen (1)
    bepaalt en die meer bepaald vastieot op welk axiaal gedeelte (24-27) van de voorste wielen {8, 9) en de achterste wielen (ll, 12} de buisrailwagen (lj steunt tijdens het voortbewegen,
  2. 2. Buisrailwagen {13 voigens conclusie 1, daardoor gekenmerkt dat de voorste wielen (8, 9) identiek zijn uitgevoerd en de achterste wielen {li, 12) identiek zijn uitgevoerd, waarbij de kleine diameter (D1} en de grote diameter (Da) van de betrokken axiale gedeelten (24, 26) van een voorste wiel (BR, 9} en de kleine diameter {Da) en de grote diameter (Da) van de betrokken axiale gedeelten (25, 27) van een achterste wiel (11, 12) allemaal van elkaar verschillen,
  3. 3, Buisrailwagen {1} volgens conciusie 1 of 2, daardoor gekenmerkt dat de delerminatiereenheid vastlegt in weike van de volgende toestanden de buisrailwagen zich voortbeweegt: - een eerste toestand (1), waarbij de buisrailwagen {1} steunt op de axiale gedeelten van de voorste wielen (8, 3} met grote diameter en op de axiale gedeelten van de achterste wielen {11, 12} met groe diameter: - een Lweede tYcestand (IT), waarbij de buisrailwagen {1} steunt op de axiale gedeelten van de voorste wielen (8, 9) met grote diameter en op de axiale gedeelten van de achterste wielen (11, 12} met kleine diameter; - een derde toestand (III, waarbij de buisrailwagen {1} steunt op de axiale gedeelten van de voorste wielen (8, 9) met kleine diameter en op de axiale gedeelten van de achterste wielen (li, 12} met grote diameter; of,
    - een vierde toestand (IV), waarbij de buisrailwagen (ij steunt op de axiale gedeelten van de voorste wielen (8, 9) met kleine diameter en op de axiale gedeelten van de achterste wielen (11, 12) met kleine diameter,
  4. 4, Buisrailwagen (1) volgens één cf meerdere van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat de rekeneenheid (31) een determinatieparameter {P} berekent die de verhouding is tussen de gemeten omloopsnelheid ({61) aan de voorste wielen iS, 9) an de gemeten omioopsnelneid ({u:) aan de achterste wielen {11, 12) (P = @i / 02).
  5. 5, Buisrailwagen {1} volgens conclusies 2 tot 4, daardoor gekenmerkt dat de determinatie-eenheid {32} van de inrichting nagaat met welke van de volgende verhoudingen tussen de diameters van de wielen (8, 3, 11, 12} de determinatieparameter (P} overeenstemt: - de verhouding tussen de grote diameter (Di) van de achterwicien (11, 12} en de grote diameter (Ds) van de voorste wielen ‘A, 3}, waarbij dus IP = Da/Da}, overeenkomstig een voornoemde eerste toestand (TI), waarbij de buisraiiwagen {1} met alle wielen (8, 9, 11 en 12} op de viakke ondergrond (3) of cop het betonnen pad {33 vocrtbeweeut; - de verhouding tussen de kleine diameter (D.} van de achterwielen {11 ,12) en de grote diameter (Ds) van de voorste wielen (8, 9}, waarbij dus (P = D:/D3}, overeenkomstig een voornoemde tweede toestand (II, waarbij de buisrailwagen {1} met de voorste wielen (6, 5) op de viakke ondergrond (3} rijdt en met de achterste wielen (11, 12} op de buisrails {5 ,6} voortbeweegt: - de verhouding tussen de grote diameter (Ds) van de achterwielen (11, 12} en de kleine diameter {Di} van de voorste wielen 48, 9), waarbij dus {B = D4/Di, overeenkomstig een voornoemde derde toestand (II), waarbij de buisrailwagen {1} met de voorste wielen (8, 9} op de buisrails (5, 6) rijdt en met de achterste wielen (11, 12) op de viakke ondergrond (3) voortbewsegl:; of, - de verhouding tussen de kleine diameter (D2} van de achterwielen (11, 12) en de kleine diameter (D) van de voorste wielen (8, 9), waarbij dus (P = D/D:), overeenkomstig een voornoemde vierde toestand (TV) waarbij de buisrailwagen {1) met alle wielen (8, 9, 211 : 15 en 12) op de buisrails (5, 6) voortbeweegt,
  6. 6. Buisrailwagen (1) volgens één of meerdsre van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat de buisraiiwagen {1} bedoeld is om met de axiale gedeelten (24, 25} met kleine diameter (Di, Ds) van zowel de voorste wielen (38, 9) als de achterste wielen (11, 12} op een paar buisraiis (5, 6) te rijden en met de axiale gedeelten (26, 27) met grote diameter (Ds, Das) van zowel de voorste wielen (8, 9) als de achterste wielen (11, 12) op een vlakke ondergrond (3}.
  7. Ze Buisrailwagen {1} volgens conclusies 3 en €, daardoor gekenmerkt dat de inrichting {28} Levens voorzien is van een geheugen (34}, waarbij de determinatie-eenheid (32) van de inrichting (28) nagaat of er een verandering van een toestand (T) van de buisrailwagen (1) optreedt en desgevallend bijkomend nagaat of het een eerste overgangstoestand {OT} betreft van sen eerste toestand {I} naar een Lweede toestand (II) of derde toestand {III}, overeenkomstig het overgaan van de buisrailwagen (1) van het rijden op een vlakke ondergrond {3} naar het rijden cp een paar buisrails (5, 6), dan wel of het een overgangstoestand (OT-II} betreft van een vierde toestand (IV) naar een tweede toestand (11) of derde toestand (III), overeenkomstig het overgaan van de buisrailwagen {1} van het rijden op een paar buisrails (5, 6} naar het rijden op een vlakke ondergrond {3},
  8. 8, Buisrailwagen {1} volgens éên of meerdere van de voorgaande conciusies, daardoor gekenmerkt dat een eerste paar (7) wielen {8, 5) van het paar (7) voorste wielen (8, 9} en het paar (10) achterste wielen (11, 12} een aangedreven paar wielen (13) is en waarbij een tweede paar (10) wielen (11, 12} van het paar (7) voorste wielen {8, 9} en het paar (10) achterste wielen (11, 12} een niet-aangedreven paar meeloopwielen (16) is.
  9. 9, Buisrailwagen {1} volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat minstens één meeteenheid {29, 30) van de inrichting (28) sen inductieve sensor {39} omvat die vervat zit in de as {40} waarrond het wiel {ll, 12) draait, waarvan de omloopsnelheid {az} dient te worden opgemeten, waarbij in het betreffende wiel (11, 12) een element (41, 42)
    is voorzien dat in de inductieve sensor (395) één of meerdere pulsen (37) per omwenteling genereert.
  10. 10. Buisrailwagen {1} volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat de inrichting (28) voor het bepalen van een toestand (T;, OT-I, OT-II) van de buisrailwagen {13 deel uitmaakt van een beveiligingssysteem (45) waarbij de inrichting (28) voorzien is van een signaalgenerator (36) voor het genereren van een uitgangssignaal (37) in functie van de door de determinatie-eenheid (32) geïdentificeerde toestand (Ti) en/of overgangstoestand (OT-I, CI-II} van de buisrailwagen (1), waarbij het beveiligingssysteem {45} voorts minstens schakeimiddelen (46) omvat die T5 aanstuurmiddelen {47} voor het activeren en/of deactiveren van actuatoren {48} of regelmiddelen (49) van actuatoren (48} van de buisrailwagen (1) aan- of uitscharelen op basis van het aan de schakelmiddelen (46} aangeboden uitgangssignaal (37),
  11. 11, Buisrailwagen (33 volgens conclusie 10, daardoor gekenmerkt dat het uitvangssignaal {37} van de signaaigenerator (36) een digitaal uitgangssignaal 137) is, waarbij een niveau (38) van het uitgangssignaal (37) aangeeft in welke toestand (T;, OT-I, OT-II)} de buisrailwagen {1} zich bevindt,
  12. 12, Buisrailwagen {1} volgens conclusie 10 of 11, daardoor gekenmerkt dat de schakelmiddelen (245) fen of meerdere van de volgende aanstuurmiddelen (47) voor het activeren en deactiveren van actuatoren (48) kunnen aan- of uitschakelen: - ganstuurmiddelen (47) van aancdrijfmiddelen (53, 54) voor het voorwaarts en/of achterwaarts aandrijven van 9 een aangedreven paar wielen B, 9); - aanstuurmiddelen {47} van regelmiddelen (49) voor het regelen van de snelheid van de aandrijfmiddelen (53, [ 54) van de wielen (8, 9): en/of£, - aanstuurmiddelen {47} van aandrijfmiddelen (51, 52} voor het opwaarts en/of neerwaarts bewegen van een LO schaarmechanisme (19),
  13. 13. Bulsrailwagen {1} volgens &én of meerdere van de conclusies 10 tot 12, daardoor gekenmerkt: dat de schakeimigdelen {46} aanstuurmiddelen {47} voor het activeren en deactiveren van actuatoren (48) aan- of uitschakelen op basis van een door de inrichting {28} van de buisrailwagen {1} vastgestelde toestand (I-IV, OT-I, OT-II} en volgens fen of meerdere van de volgende criteria: - bij vaststelling van sen eerste toestand {I} of vierde toestand (1V}, waarbij de buisrailwagen {1} volledig op een vlakke ondergrond {3} dan wel volledig op de buisrails (5, 6) rust, de aanstuurmiddelen (473 van aandrij{middelen {51} voor het opwaarts bewegen van een schaarmechanisme (19) aan te schakelen, respectievelijk uit te schakelen: - zowel bij vaststelling van een eerste toestand (I) als een vierde toestand (IV), waarbij de buisrailwagen {1} volledig op een vlakke ondergrond (3) dan wel volledig op de buisrails (5, 5} rust, de asnstuurmiddelen (47) van aanodrijfmiddelen (52} voor
    > BE2021/5155 het neerwaarts bewegen van een schaarmechanisme (191 aan te schakelen; en/of, - bij vaststelling van een vierde toestand (IV), waarbij de buisrailwagen {1} volledig op de buisrails (5, 6) rust, dan wel bij vaststelling van een andere toestand van de buisrailwagen {1} de aanstuurmiddeien {47} van | regeimiddeien (49) voor het beperken van de snelheid van de aandrijfmiddelen {53, 54) van de wielen (B, 9)
    uit te schakelen, respectievelijk aan te schakelen,
    14, Buisrailwagen volgens conclusie 12 of 13, daardoor gekenmerkt dat het beveiligingssysteem (45) van een buisrailwagen (13 één of meerdere van de volgende beveiligingen verzekert: : 15 - het niet toelaten het schaarmechanisme (19) opwaarts te bewegen zolang niet alle wielen (8, 9, 11, 12) in contact zijn met een buisrail {5, 6): en/oË, : - het niet toelaten of slechts aan een beperkte snelheid toelaten de buisrailwagen {13 voorwaarts of achterwaarts aan te drijven met de wielen (8, 9} zolang niet alle wielen (8, 9, 11, 12) in contact zijn met een buisrail (53, 6},
BE20215155A 2021-03-03 2021-03-03 Buisrailwagen BE1029168B1 (nl)

Priority Applications (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE20215155A BE1029168B1 (nl) 2021-03-03 2021-03-03 Buisrailwagen
EP22158829.6A EP4052986B1 (en) 2021-03-03 2022-02-25 Tube rail cart

Applications Claiming Priority (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE20215155A BE1029168B1 (nl) 2021-03-03 2021-03-03 Buisrailwagen

Publications (2)

Publication Number Publication Date
BE1029168A1 BE1029168A1 (nl) 2022-09-27
BE1029168B1 true BE1029168B1 (nl) 2022-10-03

Family

ID=74859660

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
BE20215155A BE1029168B1 (nl) 2021-03-03 2021-03-03 Buisrailwagen

Country Status (2)

Country Link
EP (1) EP4052986B1 (nl)
BE (1) BE1029168B1 (nl)

Citations (2)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
NL1014556C2 (nl) * 2000-03-03 2001-09-10 Koat B V Systeem voor de glastuinbouw voor het in hoogte verheffen van een persoon in een kas.
CA3031875A1 (en) * 2019-01-28 2020-07-28 1753429 Ontario Inc. Transportation system

Patent Citations (2)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
NL1014556C2 (nl) * 2000-03-03 2001-09-10 Koat B V Systeem voor de glastuinbouw voor het in hoogte verheffen van een persoon in een kas.
CA3031875A1 (en) * 2019-01-28 2020-07-28 1753429 Ontario Inc. Transportation system

Also Published As

Publication number Publication date
BE1029168A1 (nl) 2022-09-27
EP4052986B1 (en) 2024-04-24
EP4052986A1 (en) 2022-09-07

Similar Documents

Publication Publication Date Title
US3478897A (en) Pallet stacking apparatus
CN208666179U (zh) 一种用于穿梭车换层换道的移动式提升机
DE102015114370B4 (de) Fahrerloses Transportsystem in einer Lager- und Kommissionieranlage
BE1020545A3 (nl) Buisrailwagen.
CH646662A5 (de) Palettenregal.
BE1029168B1 (nl) Buisrailwagen
AU2014267802B2 (en) Mobile transporting means
ATE385975T1 (de) Vorrichtung und verfahren zum lagern von sperriger last
KR101864712B1 (ko) 휠-레일 겸용타입의 시설원예용 다기능 플랫폼 무인반송장치
SE0203202L (sv) Vagn för transport av en last längs ett skenpar
CN106573734A (zh) 台车的输送装置
US720963A (en) Dump-gate for endless trough carriers.
NL2027243B1 (nl) Zelfrijdend voertuig
US1612217A (en) Trolley apparatus
CN209274758U (zh) 轮腿复合式的水平姿态载物爬楼机器人
BE1026369B1 (nl) Buisrailwagen en werkwijze voor het oogsten van vruchten of groenten met behulp van zulke buisrailwagen
US1877520A (en) Combination harvester-thresher
DE102016104745A1 (de) Mitgängergeführter Hubwagen
US1854487A (en) Railroad track construction
CN109515546A (zh) 一种轮腿复合式的水平姿态载物爬楼机器人
US1355774A (en) Agricultural machine
HU176910B (hu) Ustrojstvo dlja nepreryvnoj ehkspluatacii khranilihha sypuchikh materialov
US809538A (en) Hay-stacker.
US1116671A (en) Truck.
CN210259829U (zh) 一种双货叉式rgv小车

Legal Events

Date Code Title Description
FG Patent granted

Effective date: 20221003