BE1028564B1 - Reinigen van mondmaskers - Google Patents

Abstract

Inrichting voor het reinigen van mondmaskers, de inrichting bevattende een behuizing met een inlaatopening en een uitlaatopening, waarbij een doorvoermechanisme voorzien is om de mondmaskers van de inlaatopening naar de uitlaatopening te voeren volgens een doorvoerpad, waarbij in de behuizing reinigingsmiddelen voorzien zijn rondom het doorvoerpad op zodanige wijze dat de reiniging effect heeft vanuit nagenoeg alle loodrechte invalsrichtingen op het doorvoerpad, waarbij de inrichting verder een inlaatafscherming en uitlaatafscherming bevat welke een toevoeropening en een afvoeropening bevatten, waarbij het doorvoermechanisme verder voorzien is om de mondmaskers van de toevoeropening naar de inlaatopening te voeren en voorzien is om de mondmaskers van de uitlaatopening naar de afvoeropening te voeren, waarbij de toevoeropening en de afvoeropening op een afstand liggen van het doorvoerpad om een omgeving van de reinigingsmiddelen af te schermen.

Description

Reinigen van mondmaskers De uitvinding heeft betrekking op het reinigen van mondmaskers. Hiertoe wordt cen inrichting voorzien en een werkwijze voorzien.

De uitvinding is ontstaan tijdens een crisis waarin er een tekort was aan kwaliteitsvolle mondmaskers. Daarbij werd snel duidelijk dat een mondmasker slechts een korte periode bruikbaar is op een veilige manier, waarna het mondmasker moet vervangen worden. Het primaire doel van een mondmasker is het beschermen van de drager en/of de omgeving tegen overdracht van micro-organismen en virussen. Hiertoe vormt het mondmasker een barrière voor micro-organismen en virussen. Dit primaire doel van het mondmasker wordt slechts gehaald wanneer het mondmasker vrij is van biologische contaminatie. Door gebruik van het mondmasker bouwt biologische contaminatie op waarna het mondmasker moet vervangen worden.

Kwaliteitsvolle mondmaskers zijn niet bedoeld om weggeworpen te worden na cenmalig gebruik, maar wel om meerdere keren gebruikt te worden. Hiertoe is een goede reiniging noodzakelijk. De reiniging beoogt primair de biologische contaminatie van het mondmasker te verwijderen. Biologische contaminatie is moeilijk detecteerbaar zodat moeilijk controleerbaar is of een mondmaker vrij is van contaminatie. Onvolledig of onvoldoende reinigen kan daarom een vals gevoel van veiligheid geven en moet vermeden worden.

De kwaliteit van de reiniging, die rechtstreeks gerelateerd is aan de mate waarin een mondmasker volledig en voldoende gereinigd is, moet over het volledige oppervlak van het mondmasker kunnen gegarandeerd worden. Wanneer een klein deel van het oppervlak van het mondmasker minder kwaliteitsvol gereinigd zou zijn, kunnen biologische contaminaties alsnog aanwezig zijn op het mondmasker en zijn drager of een omstaander besmetten. Inferieure reiniging van slechts een klein deel van het oppervlak heeft aldus negatieve gevolgen voor het gehele — mondmasker.

Het is cen doel van de uitvinding om een inrichting en werkwijze te voorzien waarbij de kwaliteit van reiniging van het mondmasker kan verbeterd worden.

Hiertoe voorziet de uitvinding in een inrichting voor het reinigen van mondmaskers, de inrichting bevattende een behuizing met een inlaatopening en een uitlaatopening, waarbij een doorvoermechanisme voorzien is om de mondmaskers van de inlaatopening naar de uitlaatopening te voeren volgens cen doorvoerpad, waarbij in de behuizing reinigingsmiddelen voorzien zijn rondom het doorvoerpad op zodanige wijze dat de reiniging effect heeft vanuit nagenoeg alle loodrechte invalsrichtingen op het doorvoerpad, waarbij de inrichting verder een inlaatafscherming en uitlaatafscherming bevat welke cen toevoeropening en een afvoeropening bevatten, waarbij het doorvoermechanisme verder voorzien is om de mondmaskers van de toevoeropening naar de inlaatopening te voeren en voorzien is om de mondmaskers van de uitlaatopening naar de afvoeropening te voeren, waarbij de toevoeropening en de afvoeropening op een afstand liggen van een aslijn van het doorvoerpad om een omgeving van de reinigingsmiddelen af te schermen.

Door het voorzien van een doorvoerpad in een behuizing en het in de behuizing voorzien van reinigingsmiddelen rondom het pad zodanig dat reiniging effect heeft vanuit nagenoeg alle loodrechte invalsrichtingen op het doorvoerpad, wordt willekeur bij het reinigen vermeden. Meer bepaald kan hierdoor gegarandeerd worden dat de reinigingsmiddelen vanuit minstens alle loodrechte invalshoeken op het mondmasker ingewerkt hebben. Door de mondmaskers te bewegen langs het doorvoerpad terwijl de reinigingsmiddelen vanuit alle richtingen loodrecht op het doorvoerpad inwerken, wordt verder automatisch ook bekomen dat de reinigingsmiddelen inwerken op de mondmaskers onder schuine invalshoeken. Ook voor de werking onder schuine invalshoeken wordt willekeur vermeden door de specifieke opbouw van de inrichting. Met andere woorden wordt door deze opbouw een nagenoeg volledige omni- directionele werking van de reinigingsmiddelen op de mondmaskers bekomen. Met name omdat mondmaskers een complexe driedimensionale vorm hebben, zorgt de omni-directionele werking ervoor dat het volledige oppervlak van het mondmasker rechtstreeks door de reinigingsmiddelen bereikt kan worden. Anders gezegd kan geen ongewenste schaduwzone ontstaan.

Om een nagenoeg omni-directionele werking van de reinigingsmiddelen mogelijk te maken, zijn inlaatafscherming en uitlaatafscherming voorzien. Deze inlaatafscherming en uitlaatafscherming zorgen ervoor dat de reinigingsmiddelen buiten de behuizing geen uitwerking meer hebben. Omdat de reinigingsmiddelen primair ingericht zijn voor het reinigen of verwijderen van biologische contaminaties zoals micro-organismen en virussen, zijn de reinigingsmiddelen schadelijk voor mens en dier. Doorvoermiddelen worden voorzien die de mondmaskers van een toevoeropening, doorheen de behuizing, naar een afvoeropening brengen. Daarbij liggen de toevoeropening en de afvoeropening op een afstand van de aslijn van het doorvoerpad. Met andere woorden wordt beoogd dat de reinigingsmiddelen de toevoeropening noch de afvoeropening kunnen bereiken. De reinigingsmiddelen hebben geen rechtstreekse werking ter plaatse van de toevoeropening en de afvoeropening door de specifieke opbouw van de inrichting.

De combinatie van kenmerken van de inrichting laat toe om de kwaliteit van de reiniging te verbeteren.

Bij voorkeur hebben de mondmaskers elk aan weerszijden een bevestigingselement en heeft het doorvoermechanisme voor elk mondmasker minstens twee, bij voorkeur minstens drie nokken op een afstand van elkaar zodanig dat het mondmasker via zijn bevestigingselementen met de nokken verbindbaar is om tussen de nokken opgehangen te zijn.

Door het verbinden van de mondmaskers met twee, bij voorkeur drie nokken, kan het mondmasker met zijn basislichaam zwevend opgehangen worden. Door het zwevend ophangen van het mondmasker wordt voorkomen dat elementen van de inrichting rechtstreekse werking van de reinigingsmiddelen op het mondmasker voorkomen. Wanneer het mondmasker bijvoorbeeld op een transportband zou gelegd worden, zouden de contactzones tussen de transportband en het mondmasker niet rechtstreeks kunnen gereinigd worden. Dit probleem wordt opgelost door het mondmasker met bevestigingselementen te verbinden tussen twee of drie nokken die op een afstand van elkaar staan.

Bij voorkeur bevat het doorvoermechanisme meerdere frames met de nokken, waarbij elk frame voorzien is voor het vasthouden van een vooraf bepaald aantal mondmaskers, waarbij het doorvoermechanisme verder een transporteermiddel bevat waarmee de frames verbindbaar zijn om de frames met de mondmaskers langs het doorvoerpad te bewegen. Het frame vergemakkelijkt het logistieke proces voor en na het doorvoeren van de mondmaskers door de inrichting. Elke mondmasker kan op cen frame gehangen worden, automatisch of manueel, waarna de frames met de mondmaskers verder opgeslagen en getransporteerd kunnen worden alvorens de frames met de mondmaskers door de inrichting te voeren. Ook na het doorvoeren kan transport en opslaan van de frames met mondmaskers minstens gedeeltelijk geautomatiseerd worden. Dit laat toe de inrichting efficiënt te gebruiken.

Bij voorkeur is het frame gevormd als een kader, waarbij de nokken op het kader voorzien zijn zodat het mondmasker binnen grenzen van het kader ophangbaar is. Het mondmasker kan dan opgehangen worden in het kader en is vanuit alle richtingen vrij toegankelijk. Dit laat toe aan de reinigingsmiddelen om op eenvoudige wijze omni-directioneel in te werken op het mondmasker.

Bij voorkeur is het frame magnetisch compatibel met het transporteermiddel om het frame magnetisch met het transporteermiddel te verbinden. Een magnetische koppeling en ontkoppeling van frame en transporteermiddel is eenvoudig realiseerbaar en te automatiseren.

Bij voorkeur bevat het doorvoermechanisme twee parallelle doorvoersnaren waartussen de mondmaskers bevestigbaar zijn. Bij voorkeur bevat het transporteermiddel de doorvoersnaren. De doorvoersnaren kunnen uitgevoerd worden als metalen volle of geweven draad, eventueel met een kunststof coating of omhulsel.

Bij voorkeur bevat het doorvoermechanisme ter plaatse van elk van de inlaatopening en de uitlaatopening minstens één bochtelement om een doorvoerrichting te wijzigen. Door het voorzien van een bocht wordt gerealiseerd dat de reinigingsmiddelen de toevoeropening noch de afvoeropening kunnen bereiken.

Bij voorkeur bevat de reinigingsmiddelen minstens één UV-C lamp. Een UV-C lamp is bekend als biologisch reinigingsmiddel. Afhankelijk van de dosis en werkingssterkte, zal een UV-C lamp nagenoeg alle micro-organismen en virussen doden zodat een biologische reiniging bekomen wordt.

Bij voorkeur is de minstens één UV-C lamp beweegbaar in de behuizing gemonteerd zodanig dat de UV-C lamp rondom de aslijn beweegbaar is om een invalshoek van straling van de UV-C lamp op het doorvoerpad te wijzigen. Bij voorkeur bevat de minstens één UV-C lamp een geheel aantal N UV-C lampen waarbij N groter of gelijk is aan 2 en waarbij de UV-C lampen gepositioneerd zijn omheen de aslijn met een angulaire tussenafstand van 360 graden gedeeld door N. Een UV-C lamp kan beschouwd worden als puntbron. Wanneer een dergelijke puntbron in een tijdsperiode 360 graden bewogen wordt rondom een aslijn, wordt bekomen dat licht van de puntbron binnen de tijdsperiode vanuit alle loodrechte richtingen invalt op de aslijn. De vakman begrijpt dat alternatief een UV-C lamp ringvormig, al dan niet in meerdere segmenten, rond de aslijn kan voorzien worden om invallen van licht vanuit alle loodrechte richtingen te voorzien.

Bij voorkeur zijn de N UV-C lampen op een structuur gemonteerd die draaibaar in de behuizing gelagerd is, welke structuur voorzien is om heen en weer te roteren om de aslijn tussen twee eindposities die op een angulaire tussenafstand van elkaar liggen van minstens 360 graden gedeeld door N. Door het bijvoorbeeld voorzien van vier UV-C lampen, en het laten heen en weer roteren over 90 graden van de structuur waarop de vier lampen voorzien zijn, wordt op eenvoudige wijze gerealiseerd dat licht van de UV-C lampen vanuit alle loodrechte richtingen invalt op de aslijn.

Bij voorkeur bevat de behuizing verder een sensor voor het meten van een werkingsintensiteit van de reinigingsmiddelen. Bij voorkeur 1s de sensor operationeel gekoppeld met het doorvoermechanisme om een doorvoersnelheid minstens gedeeltelijk te regelen op basis van een output van de sensor. Omdat de reinigingsmiddelen in een behuizing zitten, kan niet visueel gecontroleerd worden of de reinigingsmiddelen correct werken. Door een sensor te voorzien en de werking van de reinigingsmiddelen rechtstreeks te meten, kan gegarandeerd worden dat ook de mondmaskers een vooraf bepaalde dosis van de reinigingsmiddelen ondergaan hebben. Daarbij kan, afhankelijk van de werkingsintensiteit van de reinigingsmiddelen, de doorvoersnelheid aangepast worden om te garanderen dat elk mondmasker een minimale reiniging gehad heeft. Dit laat toe een kwaliteitsgarantie te bieden. Ook laat de sensor toe incorrecte werking of falen van een reinigingsmiddel onmiddellijk te detecteren.

Bij voorkeur zijn een beladingszone en een ontladingszone voorzien grenzend aan de toevoeropening en de afvoeropening, respectievelijk.

Via de beladings- en ontladingszone kan de inrichting eenvoudig manueel of automatisch respectievelijk beladen en ontladen worden.

De uitvinding heeft verder betrekking op cen werkwijze voor het reinigen van

5 mondmaskers, de werkwijze bevattende:

- het doorvoeren van de mondmaskers door een behuizing gebruik makend van een doorvoermechanisme van een inlaatopening naar een uitlaatopening volgens een doorvoerpad;

- het reinigen in de behuizing via reinigingsmiddelen die voorzien zijn rondom het doorvoerpad op zodanige wijze dat de reiniging effect heeft vanuit nagenoeg alle loodrechte invalsrichtingen op het doorvoerpad,

- het afschermen van de reinigingsmiddelen via een inlaatafscherming en uitlaatafscherming welke een toevoeropening en een afvoeropening bevatten, waarbij het doorvoeren verder bevat het voeren van de mondmaskers van de toevoeropening naar de inlaatopening van de uitlaatopening naar de afvoeropening, waarbij de toevoeropening en de afvoeropening op cen afstand liggen van een aslijn van doorvoerpad.

De voordelen en effecten van de werkwijze zijn analoog aan de hierboven beschreven voordelen en effecten van de inrichting.

Bij voorkeur bevat de werkwijze verder het meten van een werkingsintensiteit van de reinigingsmiddelen tijdens het doorvoeren.

Bij voorkeur bevat de reinigingsmiddelen een geheel aantal N UV-C lampen waarbij N groter of gelijk is aan 2 en waarbij de UV-C lampen gepositioneerd zijn omheen de aslijn met een angulaire tussenafstand van 360 graden gedeeld door N en waarbij de stap van het reinigen bevat het heen en weer roteren om de aslijn van de N UV-C lampen over een angulaire afstand van minstens 360 graden gedeeld door N.

De voordelen en effecten van deze voorkeuren van de werkwijze zijn analoog aan de hierboven beschreven voordelen en effecten van de analoge voorkeuren van de inrichting.

De uitvinding zal nu nader worden beschreven aan de hand van in de tekeningen weergegeven uitvoeringsvoorbeelden.

In de tekening laat : figuur 1 een schematische langsdoorsnede zien van een inrichting volgens een uitvoeringsvorm van de uitvinding; figuur 2 een schematische dwarsdoorsnede zien van een behuizing uit een inrichting volgens een uitvoeringsvorm van de uitvinding; figuren 3A — 3D aspecten zien van een doorvoermechanisme uit een inrichting volgens een uitvoeringsvorm van de uitvinding; en figuur 4 een perspectief zicht van een inrichting volgens cen uitvoeringsvorm van de uitvinding. In de tekening is aan eenzelfde of analoog element eenzelfde verwijzingscijfer toegekend.

De uitvinding is tot stand gekomen bij het zoeken naar een oplossing voor het reinigen van mondmaskers. Daarbij beoogt de uitvinding een inrichting en werkwijze te voorzien waarmee cen kwaliteitsgarantie kan gegeven worden betreffende de reiniging. Dit wil zeggen dat alle aspecten van de reiniging maximaal vrij zijn van willekeur, en bij voorkeur ook meetbaar zijn. Een belangrijk aspect van de reiniging heeft betrekking op de aanvoer, afvoer alsook de manipulatie tijdens het reinigen. Wanneer bijvoorbeeld een mondmasker moet omgedraaid worden om tweezijdig gereinigd te worden, zal dit omdraaien typisch een onzekerheid geven over de reiniging. Namelijk zulk omdraaien zal steeds een rechtstreeks of onrechtstreeks contact mogelijk maken tussen een reeds gereinigde kant en een nog niet gereinigde kant van het mondmasker. Hierdoor kan nooit gegarandeerd worden dat de reiniging volledig en ongecompromitteerd is.

De principes die in de inrichting en werkwijze volgens de uitvinding toegepast zijn, blijken bijzonder voordelig voor het reinigen van mondmaskers. Echter de vakman begrijpt dat in tweede instantie ook andere voorwerpen middels deze inrichting en werkwijze reinigbaar zijn. Deze beschrijving biedt daarom ook expliciet basis voor het reinigen van voorwerpen. De voorwerpen hebben bij voorkeur, net zoals een mondmasker, een functionele zone en één of meerdere bevestigingselementen. De bevestigingselementen zijn bij voorkeur voorzien om de functionele zone bij gebruik van het voorwerp in een vooraf bepaalde positie te plaatsen en/of vast te houden. Zo zijn de bevestigingselementen bij een mondmasker typisch gevormd door twee lussen die aan weerszijden van het mondmasker bevestigd zijn en voorzien zijn om achter de oren van een gebruiker te grijpen teneinde het mondmasker tegen het gezicht van de gebruiker te houden. Andere voorwerpen die kunnen gereinigd worden gebruik makend van de inrichting volgens de uitvinding zijn brillen zoals veiligheidsbrillen en gehoorbescherming. Door het schalen en aanpassen van de vorm en opstelling van de inrichting worden de mogelijke toepassingen nog breder zodat nagenoeg alle gebruiksvoorwerpen die tegen UV straling bestand zijn en die baat hebben bij gedesinfecteerd te worden, als voorwerp in aanmerking komen.

Figuur 1 toont in langsdoorsnede een opbouw van een inrichting 1 volgens een uitvoeringsvorm van de uitvinding. De inrichting heeft een behuizing 3. De behuizing 3 is bij voorkeur voorzien om voorwerpen in de behuizing 3 af te schermen van de omgeving. Zoals hieronder meer in detail besproken, zijn reinigingsmiddelen 7 voorzien in de behuizing 3. Daarbij is de behuizing 3 ook voorzien om de reinigingsmiddelen 7 fysiek en functioneel af te schermen van de omgeving. Met functioneel afschermen wordt bedoeld dat de reinigingsmiddelen geen noemenswaardig werkingseffect vertonen buiten de behuizing. Wanneer de reinigingsmiddelen op basis van straling werken, zal de behuizing de straling blokkeren zodat de straling de omgeving niet kan bereiken of minstens niet rechtstreeks kan bereiken. De behuizing 3 heeft een inlaatopening 4 en een uitlaatopening 5. Tussen de inlaatopening 4 en de uitlaatopening 5 strekt zich een doorvoerpad 6 uit. Mondmaskers kunnen via de inlaatopening 4 over het doorvoerpad 6 naar de uitlaatopening 5 gevoerd worden. De behuizing 3 is bij voorkeur nagenoeg symmetrisch rond het doorvoerpad 6 gevormd. Het zal duidelijk zijn dat de behuizing ter plaatse van zijn inlaatopening 4 en uitlaatopening 5 de reinigingsmiddelen niet afschermt. Hiertoe is de inrichting 1 voorzien van een inlaatafscherming en uitlaatafscherming. De inlaatafscherming en uitlaatafscherming kunnen gevormd worden door een sluis met deuren of kleppen die niet gelijktijdig open zijn. Een sluit laat een discontinue toevoer en afvoer van mondmaskers toe. Alternatief, zoals getoond in de figuur, wordt een bocht voorzien ter plaatse van elk van de inlaatopening 4 en uitlaatopening 5, welke bocht afgeschermd is door een omhulsel. Dit omhulsel kan gevormd zijn door een verlengstuk van de behuizing 3.

De inlaatafscherming en uitlaatafscherming hebben respectievelijk een toevoeropening 8 en afvoeropening 9. Via de toevoeropening 8 kunnen te reinigen mondmaskers in de inrichting gebracht worden. via de afvoeropening 9 kunnen gereinigde mondmaskers uit de inrichting verwijderd worden. De toevoeropening 8 is verbonden met de inlaatopening 4 van de behuizing. De uitlaatopening 5 is verbonden met de afvoeropening 9. Terwijl reinigingsmiddelen wel typisch nog minstens gedeeltelijk uitwerking hebben ter plaatse van de inlaatopening 4 en uitlaatopening 5, zijn de inlaatafscherming en uitlaatafscherming zo gevormd dat de reinigingsmiddelen geen noemenswaardige uitwerking meer hebben ter plaatse van de toevoeropening 8 en afvoeropening 9. In de getoonde uitvoeringsvorm, is de bocht zo vormgegeven dat de reinigingsmiddelen 7 niet in een rechte lijn, getoond in figuur 1 als lijn 12, de toevoer- en/of afvoeropening 8, 9 kan bereiken.

In de getoonde uitvoering liggen de toevoeropening 8 en de afvoeropening 9 op een afstand van de aslijn 10 die bepaald wordt door het doorvoerpad 6. Deze afstand is in figuur 1 aangeduid met pijl 11. De vakman begrijpt dat een meanderbocht, waarbij de toevoeropening 8 en afvoeropening 9 wel op de aslijn 10 liggen, maar waarbij zich een bocht tussen toevoeropening 8 en inlaatopening 4 en tussen afvoeropening 9 en uitlaatopening 5 bevindt eveneens mogelijk is. Anders gezegd kan de inlaatafscherming en uitlaatafscherming gevormd als labyrint. Wanneer sluisdeuren voorzien worden, zal tussen toevoeropening 8 en inlaatopening 4 en tussen afvoeropening 9 en uitlaatopening 5 geen bocht moeten voorzien worden. De vakman begrijpt de implicaties van de inlaatafscherming en uitlaatafscherming, en kan deze toepassen in de inrichting op basis van de werkingsvoorkeuren van de inrichting.

De reinigingsmiddelen 7 zijn geplaatst in de behuizing 3 op zodanige wijze dat de reinigingsmiddelen, rechtstreeks of onrechtstreeks en op elk moment of over een vooraf bepaalde tijdsperiode effect heeft minstens vanuit nagenoeg alle loodrechte invalsrichtingen op het doorvoerpad 6. Dit kan op verschillende manieren gerealiseerd worden, zoals duidelijk zal zijn uit de beschrijving hieronder. Ook strekken de reinigingsmiddelen 7 zich uit in de richting van het doorvoerpad 6 over een afstand die bij voorkeur minstens de helft, meer bij voorkeur minstens twee derde bedraagt van de lengte van het doorvoerpad 6.

Figuur 2 toont een dwarsdoorsnede van de behuizing 3. In de in figuur 2 getoonde uitvoeringsvorm, zijn de reinigingsmiddelen gevormd als UV-lampen, bij voorkeur UV-C lampen. UV-C lampen en hun effect op micro-organismen en virussen zijn bekend en worden daarom in deze beschrijving niet verder uitgelegd. In figuur 2 zijn vier buisvormige UV-C lampen weergegeven die zich elk uitstrekken over minstens 90 graden rond het doorvoerpad 6. De vier lampen samen, door hun positionering, zorgen ervoor dat straling onder elke loodrechte hoek invalt op het doorvoerpad 6. De vakman begrijpt dat de lampen in één vlak dwars op het doorvoerpad 6 kunnen geplaatst zijn, maar dat de lampen ook volgens een spiraal, dit wil zeggen met een component in de lengterichting, kunnen geplaatst zijn over de minstens 90 graden. De lampen zijn bij voorkeur buisvormig en kunnen recht zijn (niet weergegeven) of gebogen zijn. De vakman begrijpt dat wanneer cen rechte buisvormige lamp zich over een hoek uitstrekt, het centrale deel van de buisvormige lamp dichter bij het doorvoerpad 6 ligt dan de uiteinden van de buisvormige lamp. Hierdoor is de intensiteit niet constant, maar zal wel straling invallen vanuit elke hoek. In elk geval, wanneer de lampen stilstaand gemonteerd worden in de behuizing 2, worden N lampen voorzien en strekt elke lamp zich uit over 360/N graden om het effect te bekomen dat de straling minstens onder elke loodrechte hoek invalt op het doorvoerpad 6. Omdat straling typisch niet enkel in één richting uit de lampen komt, zal de straling bijkomend ook invallen onder meerdere andere hoeken dan de loodrechte hoek op het doorvoerpad 6. Dit verbetert de werking van de reinigingsmiddelen. Meer bepaald is het effect dat wanneer reinigingsmiddelen minstens effect hebben vanuit alle loodrechte richtingen op het doorvoerpad 6, schaduwen (of onrechtreeks effect) van de reinigingsmiddelen wordt vermeden zelfs wanneer het oppervlak van het mondmasker een complexe driedimensionale vorm heeft. Figuur 3A toont een frame 15 voor een mondmasker. Het frame vormt een kader, bij voorkeur rechthoekig, waarbij nabij elke hoek een nok 14 voorzien is. De grootte van het frame 15 en de positie van de nokken 14 zijn gekozen op basis van het te reinigen mondmasker. Daarbij zal de vakman begrijpen dat een uitvoering met vier nokken slechts een voorbeeld is. Om een voorwerp binnen een frame te bevestigen op een bepaalde positie, zijn drie nokken minimaal.

Door meer dan drie nokken te voorzien, wordt een flexibiliteit met betrekking tot te bevestigen voorwerpen en/of de stabiliteit van bevestigde voorwerpen verhoogd. Het frame is bij voorkeur koppelbaar met een doorvoermechanisme, dat hieronder met verwijzing naar figuur 4 meer in detail besproken is. De koppeling kan op basis van wrijving gerealiseerd worden. Volgens een meest eenvoudige uitvoering, worden de frames op een beweegbaar element van het doorvoermechanisme gelegd, en blijft het frame daarop liggen door de zwaartekracht om meegenomen te worden doorheen de inrichting. Alternatief is een klemverbinding of haakverbinding voorzien. Verder alternatief en bij voorkeur is een magnetische verbinding voorzien. Daarbij is bij voorkeur het frame voorzien van één of meerdere magneten en 1s het doorvoermechanisme voorzien van een ferromagnetisch materiaal om eenvoudige koppeling en ontkoppeling van het frame met het doorvoermechanisme te realiseren.

Figuur 3B toont een frame 15 en een mondmasker 2 dat met het frame 15 verbonden is. Het frame 15 vormt een kader en heeft meerdere nokken 14. Het mondmasker 2 heeft een functionele zone en twee bevestigingselementen 13, die aan weerszijden van de functionele zone voorzien zijn. De bevestigingselementen 13 zijn bijvoorbeeld koordjes of clastiekjes waarmee het mondmasker voor de mond en neus van een drager kan vastgehouden worden. De koordjes of elastiekjes zijn voorzien om achter de oren of achter het hoofd van de drager ervan te grijpen. Dezelfde koordjes of elastiekjes worden achter de nokken 14 gehangen om zo het mondmasker met het frame te verbinden. Figuur 3B toont hoe een mondmasker binnen het frame opgehangen kan worden door de bevestigingselementen 13 achter de nokken te haken. Daarbij zal duidelijk zijn dat de term ‘binnen het frame’ betrekking heeft op één projectie van mondmasker en frame, meer bepaald de projectie loodrecht op het kadervormige frame. Zoals duidelijk is uit figuren 3B en 3C zal in een zijwaartse projectie het mondmasker door zijn driedimensionale vorm niet ‘binnen’ het frame vallen.

Figuur 3C toont hetzelfde frame 15 en mondmasker 2 als figuur 3B, maar in perspectief. Uit deze figuur is duidelijk dat het mondmasker, door zijn driedimensionale vorm, boven het frame kan uitsteken wanneer het mondmasker met het frame verbonden is. Ook toont deze figuur 3C dat het frame niet noodzakelijk in één vlak moet gevormd worden, maar dat verschillende zijden van het frame in verschillende vlakken kunnen gevormd zijn. Wanneer segmenten van het frame die tussen twee doorvoersnaren (hieronder verder toegelicht) vallen, lager gelegen zijn dan de segmenten die op de doorvoersnaren komen te liggen, wordt positioneren van het frame op de doorvoersnaren vergemakkelijkt.

Figuur 3D toont een alternatieve uitvoeringsvorm van een frame 15. In het frame 15 is een ander mondmasker 2 bevestigd dan het mondmasker getoond in figuren 3B en 3C. Verder toont figuur 3D een uitvoeringsvorm waarbij het frame 8 nokken heeft. Door 8 nokken te voorzien kunnen mondmaskers met verschillende afmetingen en specificaties met het frame verbonden worden. Zo kunnen grote mondmaskers, maat large, verbonden worden met de vier buitenste nokken. Ook kunnen kleine mondmaskers, maat small, verbonden worden met de vier binnenste nokken. Tussenliggende groottes kunnen met andere combinaties van nokken verbonden worden. De vakman begrijpt dat dit ook toelaat verschillende soorten mondmaskers op eenzelfde frame te bevestigen, waarbij de nokken 14 van het frame die gebruikt worden voor het bevestigen van het mondmasker afhankelijk zijn van de grootte en specificaties van het mondmasker. Koppelingselementen zoals magneten kunnen ter plaatse van één of meerdere nokken worden voorzien. Alternatief kunnen magneten in speciaal daarvoor voorziene openingen worden voorzien.

Figuur 4 toont een voorkeurs uitvoeringsvorm van een doorvoermechanisme 16 en cen opstelling van reinigingsmiddelen voor toepassing in de inrichting volgens de uitvinding. Hieronder zal eerste de opstelling en werking van de reinigingsmiddelen 7 toegelicht worden. Daarna zal de opstelling en werking van het doorvoermechanisme 16 toegelicht worden. De vakman begrijpt dat beide onafhankelijk van elkaar toepasbaar zijn en dat de combinatie, die weergegeven is, een verdere voorkeurs uitvoeringsvorm vormt.

In figuur 4 zijn de reinigingsmiddelen 7 gevormd door rechte buisvormige UV-C lampen. De UV-C lampen zijn parallel aan het doorvoerpad geplaatst. In deze uitvoeringsvorm zijn vier UV-C lampen voorzien die elk op 90 graden van elkaar, ten opzichte van het doorvoerpad, geplaatst zijn, in de figuur geïllustreerd met pijl 20. In stilstaande toestand voldoet deze opstelling niet aan het criterium van de reiniging die effect heeft vanuit nagenoeg alle loodrechte invalsrichtingen op het doorvoerpad. Namelijk de reiniging zou in stilstaande toestand slechts effect hebben vanuit vier loodrechte invalsrichtingen die 90 graden verschoven zijn. De UV-C lampen zijn echter geplaatst in een frame dat heen en weer kan roteren over minstens 90 graden, in de figuur geïllustreerd met pijl 19. Daarbij begrijpt de vakman dat alternatieve opstellingen met meer of minder lampen mogelijk zijn, waarbij het frame minstens roteerbaar moet zijn over 360 graden gedeeld door het aantal lampen. Door het heen en weer roteren over een tijdsperiode T, zal straling effect hebben vanuit alle loodrechte invalsrichtingen op het doorvoerpad wanneer dit op de helft van de tijdsperiode T wordt beschouwd. De snelheid waarmee het frame heen en weer roteert, wordt afgestemd op de snelheid waarmee mondmaskers doorheen de behuizing wordt gevoerd en wel zodanig dat de helft van de hierboven genoemde tijdsperiode T minstens groter of gelijk is aan de tijd T1 die een mondmasker nodig heeft om een afstand gelijk aan de lengte van de UV-C lampen af te leggen. Binnen deze verhouding kan gegarandeerd worden dat de UV-C lampen vanuit alle richtingen ingewerkt hebben op het mondmasker.

Om de kwaliteit van de reiniging te garanderen, wordt bij voorkeur een sensor 22 geplaatst binnen de behuizing. De sensor 22 meet bij voorkeur continue het effect van de reinigingsmiddelen. Wanneer de reinigingsmiddelen gevormd zijn door UV-C lampen, meet de sensor 22 bij voorkeur continue de stralingsintensiteit. UV-C lampen hebben een opwarmtijd.

Verder blijken UV-C lampen te degraderen over de tijd, waardoor de werkingsintensiteit afneemt. Om deze te compenseren, wordt via de sensor 22 de werkingsintensiteit continue gemonitord, en wordt een doorvoersnelheid van mondmaskers aangepast aan de output van de sensor 22. Hierdoor kan een vakman een minimale werkingsinvloed van de reinigingsmiddelen op een mondmasker vastleggen. Via de sensor, die de werkingsintensiteit meet, en de doorvoersnelheid van de mondmaskers, die bepalend is voor de tijdsperiode waarin een mondmasker blootgesteld is aan de reinigingsmiddelen, kan een vakman registreren hoeveel werkingsinvloed van de reinigingsmiddelen op een mondmasker effect hebben gehad. De vakman kan dan ofwel de doorvoersnelheid aanpassen, ofwel de werkingsintensiteit aanpassen, of beide, om te verzekeren dat mondmaskers een optimale reiniging krijgen. Hiermee kan verder de capaciteit van de inrichting geoptimaliseerd worden terwijl de kwaliteit gegarandeerd blijft.

Figuur 4 toont verder een uitvoeringsvorm van een doorvoermechanisme 16, dat twee doorvoersnaren 17 heeft. De doorvoersnaren 17 lopen op een afstand van elkaar en nagenoeg parallel, en lopen in de behuizing ook parallel met het doorvoerpad. Het doorvoerpad 6 loopt bij voorkeur ongeveer midden tussen de doorvoersnaren 17. In figuur 4 is het doorvoermechanisme 16 enkel getoond ter plaatse van de inlaatopening 4. De vakman begrijpt dat het doorvoermechanisme 16 op geheel analoge wijze kan vormgegeven worden ter plaatse van de uitlaatopening 5. De beschrijving hieronder, die het getoonde doorvoermechanisme 16 beschrijft ter plaatse van de inlaatopening, zal daarom ook integraal als basis dienen voor het doorvoermechanisme ter plaatse van de uitlaatopening.

De doorvoersnaren 17 worden ter plaatse van de inlaatopening over respectievelijke geleidingsrollen 18 gevoerd zodat de beweegrichting van de doorvoersnaren 17 gewijzigd wordt. Dit kan, zoals getoond in figuur 4, ook meerdere keren gebeuren om een grote wijziging in beweegrichting te segmenteren in kleinere hoeken. Ook, niet getoond, kunnen verdere geleidingsrollen 18 voorzien worden om een beweegrichtingverandering in een tegengestelde richting te realiseren. Op een afstand van de inlaatopening 4 is een beladingszone voorzien. Ter plaatse van de beladingszone kunnen mondmaskers met de doorvoersnaren 17 verbonden worden. Bij voorkeur worden hiervoor frames gebruikt zoals getoond in figuur 3 en hierboven beschreven. Alternatief zijn de doorvoersnaren 17 zelf van nokken voorzien, en worden de mondmaskers rechtstreeks verbonden met de doorvoersnaren 17. Op een afstand van de uitlaatopening 5 kan een ontladingszone voorzien worden.

Op basis van de beschrijving hierboven zal de vakman begrijpen dat de uitvinding op verschillende manieren en op basis van verschillende principes kan uitgevoerd worden.

Daarbij is de uitvinding niet beperkt tot de hierboven beschreven uitvoeringsvormen.

De hierboven beschreven uitvoeringsvormen, alsook de figuren zijn louter illustratief en dienen enkel om het begrip van de uitvinding te vergroten.

De uitvinding zal daarom niet beperkt zijn tot de uitvoeringsvormen die hierin beschreven zijn, maar wordt gedefinieerd in de conclusies.

Claims (18)

Conclusies

1. Inrichting voor het reinigen van mondmaskers, de inrichting bevattende een behuizing met een inlaatopening en een uitlaatopening, waarbij een doorvoermechanisme voorzien is om de mondmaskers van de inlaatopening naar de uitlaatopening te voeren volgens een doorvoerpad, waarbij in de behuizing reinigingsmiddelen voorzien zijn rondom het doorvoerpad op zodanige wijze dat de reiniging effect heeft vanuit nagenoeg alle loodrechte invalsrichtingen op het doorvoerpad, waarbij de inrichting verder een inlaatafscherming en uitlaatafscherming bevat welke een toevoeropening en een afvoeropening bevatten, waarbij het doorvoermechanisme verder voorzien is om de mondmaskers van de toevoeropening naar de inlaatopening te voeren en voorzien is om de mondmaskers van de uitlaatopening naar de afvoeropening te voeren, waarbij de toevoeropening en de afvoeropening op een afstand liggen van het doorvoerpad om een omgeving van de reinigingsmiddelen af te schermen.

2. Inrichting volgens conclusie 1, waarbij de mondmaskers elk aan weerszijden een bevestigingselement hebben en waarbij het doorvoermechanisme voor elk mondmasker minstens twee, bij voorkeur minstens drie nokken heeft op een afstand van elkaar zodanig dat het mondmasker via zijn bevestigingselementen met de nokken verbindbaar is om tussen de nokken opgehangen te zijn.

3. Inrichting volgens conclusie 2, waarbij het doorvoermechanisme meerdere frames bevat met de nokken, waarbij elk frame voorzien is voor het vasthouden van een vooraf bepaald aantal mondmaskers, waarbij het doorvoermechanisme verder een transporteermiddel bevat waarmee de frames verbindbaar zijn om de frames met de mondmaskers langs het doorvoerpad te bewegen.

4. Inrichting volgens de voorgaande conclusie, waarbij het frame gevormd is als een kader, waarbij de nokken op het kader voorzien zijn zodat het mondmasker binnen grenzen van het kader ophangbaar is.

5. Inrichting volgens conclusie 3 of 4, waarbij het frame magnetisch compatibel is met het transporteermiddel om het frame magnetisch met het transporteermiddel te verbinden.

6. Inrichting volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij doorvoermechanisme twee parallelle doorvoersnaren bevatten waartussen de mondmaskers bevestigbaar zijn.

7. Inrichting volgens één van de conclusies 3-5 en conclusie 6, waarbij het transporteermiddel de doorvoersnaren bevat.

8. Inrichting volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij het doorvoermechanisme ter plaatse van elk van de inlaatopening en de uitlaatopening minstens één bochtelement bevat om een doorvoerrichting te wijzigen.

9. Inrichting volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij de reinigingsmiddelen minstens één UV-C lamp bevat.

10. Inrichting volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij de minstens één UV-C lamp beweegbaar in de behuizing is gemonteerd zodanig dat de UV-C lamp rondom de aslijn beweegbaar is om een invalshoek van straling van de UV-C lamp op het doorvoerpad te wijzigen.

11. Inrichting volgens de voorgaande conclusie, waarbij de minstens één UV-C lamp een geheel aantal N UV-C lampen bevat waarbij N groter of gelijk is aan 2 en waarbij de UV-C lampen gepositioneerd zijn omheen de aslijn met een angulaire tussenafstand van 360 graden gedeeld door N.

12. Inrichting volgens de voorgaande conclusie, waarbij de N UV-C lampen op een structuur gemonteerd zijn die draaibaar in de behuizing gelagerd is, welke structuur voorzien is om heen en weer te roteren om de aslijn tussen twee eindposities die op een angulaire tussenafstand van elkaar liggen van minstens 360 graden gedeeld door N.

13. Inrichting volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij de behuizing verder een sensor bevat voor het meten van een werkingsintensiteit van de reinigingsmiddelen.

14. Inrichting volgens de voorgaande conclusie, waarbij de sensor operationeel gekoppeld is met het doorvoermechanisme om een doorvoersnelheid minstens gedeeltelijk te regelen op basis van een output van de sensor.

15. Inrichting volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij een beladingszone en een ontladingszone voorzien zijn grenzend aan de toevoeropening en de _ afvoeropening, respectievelijk.

16. Werkwijze voor het reinigen van mondmaskers, de werkwijze bevattende: - het doorvoeren van de mondmaskers door een behuizing gebruik makend van een doorvoermechanisme van een inlaatopening naar een uitlaatopening volgens een doorvoerpad; - het reinigen in de behuizing via reinigingsmiddelen die voorzien zijn rondom het doorvoerpad op zodanige wijze dat de reiniging effect heeft vanuit nagenoeg alle loodrechte invalsrichtingen op het doorvoerpad, - het afschermen van de reinigingsmiddelen via een inlaatafscherming en uitlaatafscherming welke een toevoeropening en een afvoeropening bevatten, waarbij het doorvoeren verder bevat het voeren van de mondmaskers van de toevoeropening naar de inlaatopening van de uitlaatopening naar de afvoeropening, waarbij de toevoeropening en de afvoeropening op cen afstand liggen van een aslijn van doorvoerpad.

17. Werkwijze volgens de voorgaande conclusie, verder bevattende het meten van een werkingsintensiteit van de reinigingsmiddelen tijdens het doorvoeren.

18. Werkwijze volgens de voorgaande conclusies 16 of 17, waarbij de reinigingsmiddelen een geheel aantal N UV-C lampen bevat waarbij N groter of gelijk is aan 2 en waarbij de UV-C lampen gepositioneerd zijn omheen de aslijn met een angulaire tussenafstand van 360 graden gedeeld door N en waarbij de stap van het reinigen bevat het heen en weer roteren om de aslijn van de N UV-C lampen over een angulaire afstand van minstens 360 graden gedeeld door N.