BE1028414A1 - Kokerdop en kokersamenstel - Google Patents
Kokerdop en kokersamenstel Download PDFInfo
- Publication number
- BE1028414A1 BE1028414A1 BE20215475A BE202105475A BE1028414A1 BE 1028414 A1 BE1028414 A1 BE 1028414A1 BE 20215475 A BE20215475 A BE 20215475A BE 202105475 A BE202105475 A BE 202105475A BE 1028414 A1 BE1028414 A1 BE 1028414A1
- Authority
- BE
- Belgium
- Prior art keywords
- cap
- sleeve
- rods
- tubular body
- piston
- Prior art date
Links
Classifications
-
- B—PERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
- B65—CONVEYING; PACKING; STORING; HANDLING THIN OR FILAMENTARY MATERIAL
- B65D—CONTAINERS FOR STORAGE OR TRANSPORT OF ARTICLES OR MATERIALS, e.g. BAGS, BARRELS, BOTTLES, BOXES, CANS, CARTONS, CRATES, DRUMS, JARS, TANKS, HOPPERS, FORWARDING CONTAINERS; ACCESSORIES, CLOSURES, OR FITTINGS THEREFOR; PACKAGING ELEMENTS; PACKAGES
- B65D83/00—Containers or packages with special means for dispensing contents
- B65D83/0055—Containers or packages provided with a flexible bag or a deformable membrane or diaphragm for expelling the contents
- B65D83/0072—Containers or packages provided with a flexible bag or a deformable membrane or diaphragm for expelling the contents the contents of a flexible bag being expelled by a piston or a movable bottom or partition provided in the container or the package
-
- B—PERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
- B05—SPRAYING OR ATOMISING IN GENERAL; APPLYING FLUENT MATERIALS TO SURFACES, IN GENERAL
- B05C—APPARATUS FOR APPLYING FLUENT MATERIALS TO SURFACES, IN GENERAL
- B05C17/00—Hand tools or apparatus using hand held tools, for applying liquids or other fluent materials to, for spreading applied liquids or other fluent materials on, or for partially removing applied liquids or other fluent materials from, surfaces
- B05C17/005—Hand tools or apparatus using hand held tools, for applying liquids or other fluent materials to, for spreading applied liquids or other fluent materials on, or for partially removing applied liquids or other fluent materials from, surfaces for discharging material from a reservoir or container located in or on the hand tool through an outlet orifice by pressure without using surface contacting members like pads or brushes
- B05C17/00586—Means, generally located near the nozzle, for piercing or perforating the front part of a cartridge
-
- B—PERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
- B65—CONVEYING; PACKING; STORING; HANDLING THIN OR FILAMENTARY MATERIAL
- B65D—CONTAINERS FOR STORAGE OR TRANSPORT OF ARTICLES OR MATERIALS, e.g. BAGS, BARRELS, BOTTLES, BOXES, CANS, CARTONS, CRATES, DRUMS, JARS, TANKS, HOPPERS, FORWARDING CONTAINERS; ACCESSORIES, CLOSURES, OR FITTINGS THEREFOR; PACKAGING ELEMENTS; PACKAGES
- B65D47/00—Closures with filling and discharging, or with discharging, devices
- B65D47/04—Closures with discharging devices other than pumps
- B65D47/06—Closures with discharging devices other than pumps with pouring spouts or tubes; with discharge nozzles or passages
-
- B—PERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
- B05—SPRAYING OR ATOMISING IN GENERAL; APPLYING FLUENT MATERIALS TO SURFACES, IN GENERAL
- B05C—APPARATUS FOR APPLYING FLUENT MATERIALS TO SURFACES, IN GENERAL
- B05C17/00—Hand tools or apparatus using hand held tools, for applying liquids or other fluent materials to, for spreading applied liquids or other fluent materials on, or for partially removing applied liquids or other fluent materials from, surfaces
- B05C17/005—Hand tools or apparatus using hand held tools, for applying liquids or other fluent materials to, for spreading applied liquids or other fluent materials on, or for partially removing applied liquids or other fluent materials from, surfaces for discharging material from a reservoir or container located in or on the hand tool through an outlet orifice by pressure without using surface contacting members like pads or brushes
- B05C17/00583—Hand tools or apparatus using hand held tools, for applying liquids or other fluent materials to, for spreading applied liquids or other fluent materials on, or for partially removing applied liquids or other fluent materials from, surfaces for discharging material from a reservoir or container located in or on the hand tool through an outlet orifice by pressure without using surface contacting members like pads or brushes the container for the material to be dispensed being deformable
Landscapes
- Engineering & Computer Science (AREA)
- Mechanical Engineering (AREA)
- Containers And Packaging Bodies Having A Special Means To Remove Contents (AREA)
- Packages (AREA)
- Closures For Containers (AREA)
- Coating Apparatus (AREA)
Abstract
De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een kokerdop die op een distaal uiteinde van een kokerlichaam kan worden gemonteerd voor gebruik met een extrusiepistool. De dop omvat een afgifteopening die zich in de lengterichting rond een lengteas van de uitgang uitstrekt. De dop bestaat verder uit een doplichaam dat zich radiaal naar buiten uitstrekt vanaf de opening. Bovendien strekt zich in de lengterichting een veelvoud van staven uit vanaf een binnenoppervlak van het doplichaam. Ten minste één staaf van de veelheid van staven is aangepast om een flexibele zak te doorboren wanneer de flexibele zak tegen de ten minste ene staaf wordt gedrukt. Bovendien hebben de uiteinden van ten minste twee van de veelheid van staven een verschillende scherpte. De onderhavige uitvinding heeft verder betrekking op een kokersamenstel dat een dergelijke kokerdop omvat.
Description
' BE2021/5475
KOKERDOP EN KOKERSAMENSTEL Gebied van de uitvinding De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een wegwerpbare koker voor gebruik met een extrusiepistool omvattend een hol, buisvormig lichaam en een zuiger die verplaatsbaar is verschaft in het buisvormige lichaam langs een kokerwand. De onderhavige uitvinding heeft verder betrekking op een kokersamenstel omvattend een koker zoals hierboven beschreven en een flexibele zak verschaft in het buisvormige lichaam met inhoud om uit de koker te worden gedreven met behulp van het extrusiepistool.
Achtergrondtechniek Elke beschrijving van de stand der techniek in deze beschrijving dient op geen enkele wijze te worden beschouwd als een erkenning dat die stand van de techniek algemeen bekend is of deel uitmaakt van de algemene kennis op het gebied.
Bouwmaterialen zoals kit, afdichtmiddel, voegspecie of hechtmiddel, worden vaak geleverd in kokers met een plastic lichaam. Kenmerkend is een dop van de koker aan de koker bevestigd en moet deze handmatig worden opengesneden om de inhoud van de flexibele zak door en uit de dop te kunnen drijven.
In een professionele omgeving is het echter bekend om kokerzakken afzonderlijk te leveren. De praktijk van het handmatig openen en/of installeren van de kokerzakken in het interieur van een buisvormig lichaam van de koker is niet wijdverspreid vanwege de vele uitdagingen bij het veilig en effectief gebruiken van de kokerzakken, ook bekend als folieverpakkingen, buisvormige zakken, foliezakken of filmbuiszakken, vooral in een thuisomgeving of door niet-professionele gebruikers en/of doe-het-zelvers. Zo kan het te ver opensnijden van de kokerzakken risico's van lekkage en vervuiling van de koker opleveren. Als de zakken te krap worden opengesneden, bestaat het risico dat het product inefficiënt en ondoeltreffend is en dat het extrusieproces (bijv. de stroming) van het product te traag verloopt of dat er te veel kracht voor nodig is.
Verder zijn er kokerdoppen bekend die zijn voorzien van middelen om de kokerzak te openen. EP 1065153 A1 bijvoorbeeld beschrijft een afdekdeel dat in een positie kan worden gebracht, waarin de doorn door de buisvormige foliezak dringt. Het gebruik van een dergelijk dekseldeel levert echter verschillende problemen op. Zo kan het een uitdaging
° BE2021/5475 zijn om het afdekdeel in de juiste positie te brengen, vooral voor niet-professionele gebruikers in een thuisomgeving. Bovendien past het beschreven afdekdeel niet op conventionele of universele extrusiepistolen. Verder zorgt het afdekdeel niet voor een doeltreffende opening van de kokerzak.
Andere problemen kunnen zich voordoen bij de verwijdering en recycling van deze kokers wanneer zij (bijna) leeg of over de datum zijn. De kokers komen terecht in het huisvuil/kantoorafval van plastic verpakkingen, en dit staat een recyclingproces dat duurzaam is voor de toekomst in de weg. De overgebleven inhoud van de weggegooide koker is één probleem in het recyclingproces. De meeste weggegooide kokers bevatten nog stukjes bevestigingsmateriaal, welke de machines in het recyclingproces kunnen hinderen. De onderhavige uitvinders hebben veel van de problemen kunnen oplossen die gepaard gaan met conventionele constructiebevestigingsproducten en hebben een buisvormige zak kunnen ontwikkelen voor gebruik met een extrusiepistool (of een ander mechanisme) dat veel van de bovengenoemde problemen kan ondervangen. Het Amerikaanse octrooi nr.
6.234.348 beschrijft een extrusiemechanisme voor een buisvormige zak en een werkwijze om de inhoud van een buisvormige zak te extruderen, waarbij een afdichtingsmateriaal of iets dergelijks uit de buisvormige zak wordt geëxtrudeerd en uitgedreven met een extrusiepistool.
Een doel van de onderhavige uitvinding kan zijn om een kokerdop voor gebruik met een cardridge voor gebruik met een extrusiepistool te verstrekken, dat de bovengenoemde nadelen overwint die met huidige producten worden geassocieerd.
Het kan een ander doel van de uitvinding zijn om een kokerdop te verstrekken waarmee de gebruiker een efficiënte en effectieve opening van een kokerzak in een bijbehorende koker kan bereiken zonder extra hulpmiddelen, b.v. een mes of een schaar, en zonder de koker te openen.
Het kan een ander doel van de uitvinding zijn om een kokerdop te verstrekken die het belemmeren van de stroomdoorgang door de dop voorkomt.
Het kan nog een ander doel van de uitvinding zijn om een kokersamenstel voor gebruik met een extrusiepistool te verstrekken, omvattend een kokerdop en een bijbehorende koker die een veilige en betrouwbare uitdrijving mogelijk maakt van een bevestigingsmateriaal voor de bouw uit een kokerzak die is omvat in een buisvormig lichaam van de koker.
> BE2021/5475 Deze en andere doelen kunnen worden verwezenlijkt door de uitvinding die in de volgende tekst en figuren wordt beschreven.
Samenvatting van de uitvinding In een eerste aspect dat kan voorkomen in combinatie met de andere aspecten en uitvoeringsvormen van de uitvinding die hierin worden beschreven, heeft de onderhavige uitvinding betrekking op een kokerdop die kan worden gemonteerd op een distaal uiteinde van een kokerlichaam voor gebruik met een extrusiepistoolapparaat, b.v. een standaard extrusiepistool voor kokers.
De dop omvat een doseeropening, bijvoorbeeld een holle cilindrische buis, die zich in de lengterichting rond een lengteas van de opening uitstrekt.
De dop omvat verder een doplichaam dat zich radiaal naar buiten uitstrekt vanaf die uitlaat.
Bovendien strekt zich in de lengterichting een veelheid van staven uit vanaf een binnenoppervlak van het doplichaam, d.w.z. een oppervlak van het doplichaam dat naar de binnenruimte van een koker moet worden gericht wanneer het op een koker is gemonteerd.
Ten minste één staaf van de veelheid van staven, d.w.z. een doorborende staaf, is aangepast om een flexibele zak te doorboren wanneer de flexibele zak tegen de ten minste ene staaf wordt gedrukt, bijvoorbeeld door verplaatsing van een zuiger van een koker.
Bovendien hebben de uiteinden van ten minste twee van de veelheid van staven een verschillende scherpte en/of strekken ten minste twee van de veelheid van staven zich uit naar verschillende posities in de lengterichting, d.w.z. dat ten minste één staaf verder in de kokerbehuizing steekt dan ten minste een andere staaf wanneer de kokerdop op het distale uiteinde van de kokerbehuizing is gemonteerd.
Bijvoorbeeld wanneer de ten minste twee van de veelheid van staven zich vanaf dezelfde aanvankelijke longitudinale positie uitstrekken, zullen die ten minste twee van de veelheid van staven verschillende lengten hebben.
Scherpte kan worden gemeten als kromtestraal, bijvoorbeeld met behulp van scanning elektronenmicroscopie, SEM.
In uitvoeringsvormen heeft de punt van een doorborende staaf een krommingsstraal minder dan ongeveer 50 nanometer.
De krommingsstraal kan gelijk aan of kleiner dan ongeveer 50, 40, 30, 20, 10, 5 of 3 nanometer zijn; en/of gelijk aan of groter dan ongeveer 3, 5, 10, 20, 30 of 40 nanometer.
Bovendien of als alternatief, kan de scherpte worden gemeten als een kracht vereist voor een doorprikstaaf om de flexibele zak te doorboren gelijk aan of minder dan ongeveer 90, 80, 60, 40, 20, 10, 5 of 4 N.
Deze kracht kan worden gemeten door een of meer krachtsensoren.
Bovendien of als alternatief
‘ BE2021/5475 kan de scherpte worden gemeten als een schuine hoek, bijvoorbeeld met behulp van een lasergoniometer. De schuine hoek kan gelijk zijn aan of kleiner zijn dan ongeveer 50, 40, 30, 20, 10 of 5 mm.
0016] Bij voorkeur zal, wanneer de flexibele zak tegen de veelheid van staven wordt gedrukt, de aanwezigheid van een stompe staaf, d.w.z. een staaf met een minder scherpe punt, de drukverdeling verbeteren en daardoor zal de snijspanning verbeteren, er kan b.v. een asymmetrische snijspanning worden aangebracht op de flexibele zak waardoor het snijden wordt verbeterd. Dus kan de kokerdop een geschiktere koker voor doe-het-zelvers betreffen. De doe-het-zelvers hoeven bijvoorbeeld niet langer een buis of een zak open te snijden, wat veiliger is en een handeling minder vergt, en de doe-het-zelvers blijven in hun comfortzone door de koker te gebruiken met een extrusieapparaat, zoals hun kokerpistool. In uitvoeringsvormen kan de veelheid van staven uit doorborende staven en stompe staven bestaan, waarbij elk type een uiteinde met verschillende scherpte heeft. In verdere uitvoeringsvormen kan de veelheid van staven uit een even aantal doorborende staven, bijvoorbeeld twee, en een oneven aantal stompe staven, bijvoorbeeld één, bestaan. In een eerste uitvoeringsvorm die kan voorkomen in combinatie met de andere aspecten en uitvoeringsvormen van de uitvinding die hierin worden beschreven, is de veelheid van staven symmetrisch gerangschikt rond de lengteas. Met andere woorden, de veelheid van staven kan bij voorkeur op gelijke afstand van elkaar rond de lengteas worden gerangschikt. In een tweede uitvoeringsvorm die kan voorkomen in combinatie met de andere aspecten en uitvoeringsvormen van de uitvinding die hierin worden beschreven, strekken zich twee vleugels in tegengestelde richtingen uit van ten minste één staaf van de veelheid van staven, bij voorkeur is elk van de veelheid van staven voorzien van vleugels die zich in tegengestelde richtingen uitstrekken. In een de voorkeur hebbende uitvoeringsvorm strekken deze vleugels zich uit in een hoekrichting rond de lengteas. Bij voorkeur, wanneer een flexibele zak in de richting van de veelheid van staven wordt gedrukt/bewogen, kunnen de twee vleugels een opening vergroten die wordt doorboord door een staaf in de flexibele zak. In een derde uitvoeringsvorm die kan voorkomen in combinatie met de andere aspecten en uitvoeringsvormen van de uitvinding die hierin worden beschreven, strekt een brug zich radiaal naar binnen uit vanaf de veelheid van staven en verbindt meerdere staven van de veelheid van staven. Met andere woorden, de dop bestaat uit een element dat een deel van de uitlaat, gezien in de lengterichting, afsluit. Bij voorkeur voorkomt de brug dat grotere
> BE2021/5475 elementen, zoals de metalen clip van de flexibele zak, de uitlaat van de dop kunnen verstoppen.
In een andere uitvoeringsvorm die kan voorkomen in combinatie met de andere aspecten en uitvoeringsvormen van de uitvinding die hierin worden beschreven, strekt zich in de lengterichting een ringvormige wand uit, waarbij het doplichaam zich radiaal naar binnen uitstrekt van genoemde ringvormige wand naar de uitlaat.
Het doplichaam kan grotendeels in de door de ringvormige wand bepaalde ruimte worden geplaatst.
In een andere uitvoeringsvorm die kan voorkomen in combinatie met de andere aspecten en uitvoeringen van de uitvinding die hierin worden beschreven, zijn aan een buitenoppervlak van de ringvormige wand middelen aangebracht voor de bevestiging van de dop aan het distale uiteinde van het kokerlichaam.
De bevestigingsmiddelen kunnen buitenringen omvatten die op een buitenoppervlak van de ringvormige wand zijn aangebracht en/of een flens die radiaal naar buiten uit die ringvormige wand steekt.
In uitvoeringsvormen die kunnen voorkomen in combinatie met de andere aspecten en uitvoeringsvormen van de uitvinding die hierin worden beschreven, is het buitenoppervlak van de uitlaat voorzien van een schroefdraad, d.w.z. een nok die in de vorm van een helix om de uitlaat gewikkeld is.
Bij voorkeur kan een mondstuk gemakkelijk aan de uitlaat van de dop worden bevestigd.
In een ander aspect dat kan voorkomen in combinatie met de andere aspecten en uitvoeringsvormen van de uitvinding die hierin worden beschreven, heeft de onderhavige uitvinding betrekking op een kokersamenstel die een koker omvat met een hol, buisvormig lichaam dat uitgevoerd is om een flexibele zak op te nemen die inhoud bevat die uit de koker moet worden gedreven, waarbij het lichaam een kokerwand omvat die zich in de lengterichting uitstrekt.
De koker bevat verder een zuiger die in het lichaam aan het proximale uiteinde wordt verstrekt, waarbij de zuiger afsluitbaar langs een kokerwand in de lengterichting verplaatsbaar is.
Verder omvat het kokersamenstel een flexibele zak die inhoud bevat die uit de koker in het buisvormige lichaam moet worden gedreven, en een kokerdop, bij voorkeur zoals hierboven beschreven, afsluitbaar verbonden met het proximale gedeelte van de koker, waarbij de koker wordt uitgevoerd om het uitdrijven van de inhoud door een afgifteopening van de kokerdop door verplaatsing van de zuiger mogelijk te maken.
De inhoud van de flexibele zak kan minstens één van de groep bevatten die kitten, afdichtmiddelen,
° BE2021/5475 voegspecie en hechtmiddelen omvat. In een voorkeursuitvoeringsvorm bevat de flexibele zak siliconen.
Volgens een uitvoeringsvorm heeft de onderhavige uitvinding betrekking op het hierboven beschreven kokersamenstel, waarbij het buisvormige lichaam zodanig is aangepast dat een belangrijk deel daarvan, dat hoofdzakelijk is vervaardigd van een duurzaam materiaal, b.v. een op papier gebaseerd materiaal, gemakkelijk kan worden verwijderd van de kokerdop, bijvoorbeeld kan het buisvormige lichaam worden aangepast om te worden verdeeld in een proximaal gedeelte en een distaal gedeelte, waarbij het proximale gedeelte hoofdzakelijk is vervaardigd van een op papier gebaseerd materiaal. Het buisvormige lichaam kan verder middelen omvatten om het distale gedeelte en het proximale gedeelte van elkaar te scheiden. Volgens nog een uitvoeringsvorm heeft de onderhavige uitvinding betrekking op het hierboven beschreven kokersamenstel, waarbij het scheidingsmiddel een scheurstrip omvat die zich uitstrekt in een perifere richting en die het proximale gedeelte en het distale gedeelte losneembaar met elkaar verbindt. Korte beschrijving van de tekeningen De uitvinding zal hieronder nader worden toegelicht aan de hand van tekeningen waarin illustratieve uitvoeringsvormen daarvan worden getoond. Zij zijn uitsluitend bedoeld voor illustratieve doeleinden en niet om het concept van de uitvinding te beperken, welk door de bijgevoegde conclusies wordt gedefinieerd. Figuur 1 toont een dwarsdoorsnede van een kokerdop van het kokersamenstel volgens de onderhavige uitvinding; Figuur 2 toont een perspectiefaanzicht van een koker van het in Figuur 1 getoonde kokersamenstel; De Figuren 3A en 3B tonen respectievelijk een dwarsdoorsnedes en een perspectiefaanzicht van een kokerdop van het kokersamenstel getoond in Figuur 1; De Figuren 4A en 4B tonen respectievelijk een dwarsdoorsnede van een kokerdop van een kokersamenstel volgens de onderhavige uitvinding; Figuur 5 toont een perspectiefaanzicht van een koker van het kokersamenstel getoond in de Figuren 4A en 4B;
! BE2021/5475 Figuren 6A en 6B tonen respectievelijke perspectiefaanzichten van een zuiger van een koker van het kokersamenstel getoond in de Figuren 4A en 4B; De Figuren 7A, 7b, 7C en 7D tonen respectievelijke dwarsdoorsnedeaanzichten van de zuiger van de Figuren 6A en 6B; en De Figuren 8A, 8B en 8C tonen respectievelijke dwarsdoorsnedeaanzichten van een kokerdop van het in de Figuren 4A en 4B getoonde kokersamenstel. Gedetailleerde beschrijving van de tekeningen In het navolgende moet worden opgemerkt dat de term "omvattend" de termen "in hoofdzaak bestaande uit" en "bestaande uit" omvat. Waar de term "omvattend" wordt gebruikt, hoeven de vermelde stappen of opties niet uitputtend te zijn en kunnen verdere stappen of functies worden opgenomen. Zoals hierin gebruikt, betekent het onbepaalde lidwoord "een" en de overeenkomstige bepaalde lidwoorden "de" en "het" ten minste één of één of meer, tenzij anders gespecificeerd.
Verder moet worden opgemerkt dat de term "afsluitbaar" wordt gebruikt om een interactie tussen twee oppervlakken te beschrijven die een "afdichting" tot stand brengt, hetgeen verwijst naar het maken van een dichte, mogelijk luchtdichte, omsluiting. Wanneer dus twee voorwerpen "afsluitbaar met elkaar zijn verbonden", wordt een oppervlak van het voorwerp omsloten en stevig bevestigd of vastgezet door een oppervlak van een tweede voorwerp. Wanneer het eerste voorwerp "afsluitbaar verplaatsbaar" is in het tweede voorwerp, is het oppervlak van het eerste voorwerp ingesloten in het oppervlak van het tweede voorwerp, waarbij het eerste voorwerp verschuifbaar kan worden verplaatst in het tweede voorwerp terwijl het stevig wordt ingesloten. Verder zullen de termen "flexibele zak" en "kokerzak" hier door elkaar worden gebruikt.
Fig. 1 toont een kokersamenstel 100 uitgevoerd voor gebruik met een extrusiepistool of andere extrusieapparaten, zoals een standaardkokerpistool. Het kokersamenstel 100 omvat een koker 300 en een kokerdop 200. De koker 300 bestaat uit een buisvormig lichaam 310 dat zich in een lengterichting uitstrekt. Het buisvormige lichaam 310 is over het algemeen hol met twee open uiteinden: een proximaal uiteinde en een distaal uiteinde. Een lengteas A strekt zich in de lengterichting uit van het open proximale uiteinde van de koker 300 door het distale uiteinde van het buisvormige lichaam 310 en door de kokerdop 200. De kokerdop 200 is afsluitbaar verbonden met koker 300, in het bijzonder met het buisvormige
’ BE2021/5475 lichaam 310, meer in het bijzonder aan het distale uiteinde van buisvormig lichaam 310. Dus heeft een buitenoppervlakte van de kokerdop 200 die afsluitbaar met de koker 300 1s verbonden een algemene vorm die vergelijkbaar is met de binnenvorm van het buisvormige lichaam 310.
Het buisvormige lichaam 310 kan een binnenvorm en een buitenvorm hebben die gelijk of verschillend zijn. Bijvoorbeeld kan de buitenvorm één van een cirkelcilinder, driehoekcilinder, vierkante cilinder, vijfhoekcilinder, zeshoekcilinder, achthoekcilinder of andere cilindrische vorm zijn, en kan de binnenvorm één van een cirkelcilinder, driehoekcilinder, vierkante cilinder, vijfhoekcilinder, zeshoekcilinder, achthoekcilinder of andere cilindrische vorm zijn, waarbij de binnenvorm en de buitenvorm gelijk of verschillend zijn. Aan een uiteinde van de kokerdop 200 kan een mondstuk 110 zijn bevestigd. Hier strekt de lengteas A zich verder door het mondstuk 110 uit. Als alternatief kunnen het mondstuk 110 en de kokerdop 200 als één enkel element worden gevormd. Dit kan de fabricagekosten drukken en kan als bijkomend voordeel hebben dat de lengte van de buis toeneemt. In de in Fig. 1 getoonde uitvoeringvorm is een zuiger 320 aangebracht tussen het proximale uiteinde van het buislichaam 310 en de kokerzak 303. Door dus de zuiger 320 naar de kokerzak 303 te bewegen, kan de druk die door de zuiger 320 op de kokerzak 303 wordt uitgeoefend de kokerzak 303 vervormen. Met andere woorden, de zuiger 320 kan de kokerzak 303 op kokerdop 200 drukken. De inhoud van de kokerzak 303 wordt verstrekt voor extractie uit de kokerzak 303. De zuiger 320 kan worden verstrekt voor het uitoefenen van druk op een einde (proximale einde) van de kokerzak 303 en waardoor de extractie van de inhoud van de kokerzak 303 uit een ander einde (distale einde) van de kokerzak 303, bij voorkeur wordt het distale einde van de kokerzak 303 geopend of is het geopend. De inhoud van de kokerzak 303 kan worden geëxtraheerd door de kokerdop 200. Het distale einde van de kokerzak 303 wordt kenmerkend afgedicht/gesloten met een afdichtend/afsluitend middel, zoals vastmaken (bv. een metalen/kunststof klem), vastbinden (bv. met een metalen draad/strip, kunststof draad/strip, vezeltouw, …) of vastplakken (bv. lijm, warmte, …) en wordt geopend vóór gebruik of tijdens gebruik van de kokerzak 303. Dit voorkomt morsen/lekken van de inhoud van de kokerzak 303 en laat een betere opslag en vervoer van het kokersamenstel 100 of koker 300 toe. Bovendien verbetert het afdichten van de kokerzak 303 de houdbaarheidsperiode van de kokerzak 303 (resp. de koker 300 en het kokersamenstel 100). Het proximale uiteinde van de kokerzak 303 kan
? BE2021/5475 worden afgedicht/afgesloten met een afdichtend/afsluitend middel vergelijkbaar met of verschillend van het afdichtende/afsluitende middel van het distale uiteinde.
De kokerdop 200 kan middelen omvatten om de kokerzak 303 open te prikken. Zoals eerder beschreven, kan een zuiger 320 worden verstrekt om de kokerzak 303 op de kokerdop 200 te drukken, waarbij de kokerzak 303 kan worden doorboord en/of worden geopend nadat een geschikte kracht op/door de zuiger 320 wordt toegepast. Andere middelen kunnen worden gebruikt om de kokerzak 303 op de dop te drukken, waarbij de doorborende/openende middelen de kokerzak 303 kunnen doorboren/openen nadat een geschikte druk op de doorborende/openende middelen is uitgeoefend.
Om een geschikte kracht op/door de zuiger 320 uit te oefenen, kan deze door het buisvormige lichaam 310 worden geduwd door middel van een extrusieapparaat, zoals een extrusiepistool, dat met de hand, met een motor of met lucht kan worden aangedreven. Andere extrusiemiddelen kunnen ook worden gebruikt, zoals het handmatig duwen van een voorwerp, zoals een zuiger, van geschikte afmetingen (d.w.z. diameter en lengte) in het buisvormige lichaam 310 om de zuiger te kunnen bereiken en met een geschikte structurele sterkte om genoeg kracht op de zuiger 320 uit te oefenen om deze te verplaatsen.
Het kokersamenstel 100 kan verder een mondstuk 110 omvatten dat is uitgevoerd om aan één uiteinde van de kokerdop 200 worden vastgemaakt, in het bijzonder aan een afgifteopening 202 die in de kokerdop 200, b.v. een cilindrische buis 202, wordt omvat.
Het mondstuk 110 kan bestaan uit een cilindrische buis en een kegelvormige buis die zich uitstrekt langs de lengteas A, waarbij de cilindrische buis een open proximaal uiteinde heeft en waarbij het proximale uiteinde van de cilindrische buis in het mondstuk 110 is verbonden met de kokerdop 200. De conische buis heeft een distaal einde dat gesloten of open kan zijn. De kegelvormige buis van het mondstuk 110 kan cilindrisch of driehoekig zijn.
Bovendien kan de buitenkant van het mondstuk 110 een cilindrische vorm of een driehoekige speervorm hebben. Bovendien kan elke vorm van de buitenkant van het mondstuk 110 en de kegelvormige buis van het mondstuk 100 worden gecombineerd.
De dop van de koker 200 kan een doplichaam 201 omvatten (zoals getoond in Fig. 3A, 4B en 8C) dat zich radiaal naar buiten uitstrekt vanaf de afgifteopening 202 die in de dop van de koker 200 is opgenomen, en dat zich bij voorkeur uitstrekt langs de lengteas A. Het doplichaam 201 kan zo zijn uitgevoerd dat de inhoud van een kokerzak 303 in de koker 300 daar doorheen kan worden geëxtraheerd. Een voordeel van het doplichaam 201 is de verbetering van de materiaalstroom er doorheen. Het doplichaam 201 kan kegelvormig zijn met een breed uiteinde (d.w.z., proximaal uiteinde) en een smal uiteinde (d.w.z. distaal uiteinde), waarin het brede uiteinde wordt verschaft in het buisvormige lichaam 310 gericht naar de kokerzak 303, wanneer de kokerdop 200 afsluitbaar op de koker 300 is bevestigd. Het smalle uiteinde van het doplichaam 201, bij voorkeur van de kegelvormige buis 201, kan uit het distale uiteinde van het buislichaam 310 steken. Het mondstuk 110 kan een plastic mondstuk, een metalen mondstuk of een mondstuk van papier/karton zijn. De spuitdoppen van kunststof en van papier/karton kunnen voorzien zijn van een gesloten distaal uiteinde van het mondstuk 110. De spuitdoppen van kunststof en van papier/karton kunnen ten minste één snijlijn omvatten die door de gebruiker kan worden gesneden. De ten minste één snijlijn kan worden aangebracht onder een hoek ten opzichte van de lengteas A tussen O en 60 graden, bij voorkeur onder 45 graden. De spuitdop van papier/karton kan worden voorgesneden of vervaardigd met een open distaal uiteinde van het mondstuk 110 met een hoek van een van de eerder beschreven hoeken. Het metalen mondstuk heeft een open distaal uiteinde van het mondstuk 110, het open uiteinde met een hoek van om het even welke van de eerder beschreven hoeken.
Zodra het proximale uiteinde 311 is gescheiden van het distale uiteinde 312 van het buisvormige lichaam 310, kan het proximale uiteinde 311 ook worden gescheiden van de kokerzak 303 en de kokerdop 200. Bovendien kan het proximale uiteinde 311 worden gescheiden van de zuiger 320.
Om de gebruiker te informeren met betrekking tot de juiste verwijdering van de koker, kunnen instructies in de vorm van geschreven instructies of illustraties op het buisvormige lichaam 310 worden verstrekt. De instructies worden bij voorkeur afgedrukt op het buitenoppervlak van het buisvormige lichaam 310. Het verstrekken van verwijderingsinstructies op een oppervlakte van de koker 300 kan voordelig zijn omdat dergelijke instructies zichtbaar zullen zijn wanneer de koker 300 of het kokersamenstel 100 wordt gekocht of uit het extrusieapparaat wordt verwijderd.
De koker 300 zal nu in meer detail met verwijzing naar Fig. 1 en 2 worden beschreven. De koker 300 die hierin wordt beschreven omvat een aantal verbeteringen die verbeterde prestaties kunnen verstrekken. De koker 300 kan een verbeterd buisvormig lichaam 310 en verbeterde middelen van verwijdering omvatten. Elk van deze verbeteringen zal in meer detail hieronder worden beschreven. Bovendien zal het worden gewaardeerd dat de hieronder beschreven eigenschappen in een kokersamenstel 100 alleen kunnen worden opgenomen, of in combinatie met andere eigenschappen van de kokerdop 200 en/of het kokersamenstel 100 om een verder verbeterd product te verstrekken. Het buisvormige lichaam 310 dat in de koker 300 wordt omvat kan van een op papier- gebaseerd materiaal, zoals gelaagd karton of karton worden vervaardigd. In dit verband betekent de term gelaagd karton een materiaal op basis van cellulosevezels of cellulose of houtpulp of oud papier of combinaties daarvan dat gewoonlijk, maar niet noodzakelijk, een veelheid van lagen papier of karton van verschillende dikte en/of verschillend materiaal omvat. Deze lagen worden vaak op elkaar geperst zonder het gebruik van lijm. Eén of beide zijden van het karton kunnen in dit verband gecoat of geverfd zijn. Een voorbeeld van gelaagd karton of karton is kraftpapier. Het gewicht van gelaagd karton of karton ligt tussen 80 en 600 g/m2. De voorkeur wordt gegeven aan gewichten tussen 80 en 500 g/m2, tussen 80 en 400 g/m2, tussen 80 en 300 g/m2, tussen 80 en 200 g/m2, tussen 80 en 150 g/m2, tussen 80 en 120 g/m2 en tussen 80 en 100 g/m2, evenals aan combinaties van de bovengenoemde bovengrenzen (100, 120, 150, 200, 300, 400, 500, 600 g/m2), waarbij de uitvinding niet beperkt wordt tot een van deze gewichtsklassen. Het buisvormige lichaam 310 is uitgevoerd om te worden verdeeld in een proximaal gedeelte 311 en een distaal gedeelte 312. Het buisvormige lichaam 310 kan een scheidingsmechanisme omvatten dat uitgevoerd is om het proximale gedeelte 311 en het distale gedeelte van elkaar te scheiden. Het scheidingsmiddel kan tussen het proximale gedeelte en het distale gedeelte worden aangebracht. Zo kunnen het proximale gedeelte 311 en het distale gedeelte 312 worden afgebakend ten opzichte van het scheidingsmechanisme
305. Het scheidingsmiddel 305 kan een scheurlijn en/of een scheurstrip omvatten tussen het proximale gedeelte 311 en het distale gedeelte 312 in een omtrekrichting. In sommige uitvoeringsvormen kan het scheidingsmiddel 305 ook in de lengterichting of axiale richting van het buisvormige lichaam 310 worden aangebracht. Een voordeel van een longitudinaal scheidingsmiddel 305 is dat het proximale gedeelte 311 en het distale gedeelte beter van elkaar kunnen worden gescheiden. Een ander voordeel is het verbeteren van de verwijdering van het proximale gedeelte 311 van het buisvormige lichaam 310 van een ander gedeelte van de koker 300. De scheurlijn kan perforaties omvatten. Als alternatief of aanvullend kan de scheurlijn een koord of vezel omvatten waardoor de scheurlijn kan worden ingebed in het buisvormige lichaam 310. Voorbeelden zijn een perforatielijn, een scheurperforatielijn enzovoort.
De scheurstrook kan bestaan uit een gegolfde rits of een scheurperforatie. Als alternatief of aanvullend kan de scheurstrook bestaan uit een polyethyleen strip waardoor de scheurstrook kan worden ingebed in het buisvormige lichaam 310. Andere voorbeelden van een scheurstrook kunnen een scheurband, een afscheurlint enzovoort zijn. Om het gebruik van het scheidingsmiddel 305 te verbeteren, kan een rand van de scheurlijn of de scheurstrook worden verschaft als een grijpmiddel, bijvoorbeeld de rand van de scheurlijn of de scheurstrook kan uit het buisvormige lichaam 310 steken of kan worden uitgevoerd om te worden gebogen om een grijpmiddel te vormen, b.v. een flap (zoals getoond in Fig. 4A en 4B). Als alternatief of aanvullend kan de rand van de scheurlijn of de scheurstrook worden vastgegrepen met behulp van een vooraf gemaakte opening in het buisvormige lichaam 310 of een opening die wordt gemaakt door de rand van de scheurlijn of de scheurstrook naar binnen te duwen of te buigen (b.v. door op het buisvormige lichaam 310 te drukken) zodat de rand van de scheurlijn of de scheurstrook aan de binnenkant van het buisvormige lichaam 310 kan zijn geplakt (b.v. een geperforeerd of geponst deel kan in het buisvormige lichaam 310 worden geduwd waardoor een flap aan de binnenkant van het buisvormige lichaam 310 wordt gevormd).
Fig. 2 toont een perspectiefaanzicht van een koker van het kokersamenstel volgens de onderhavige uitvinding. Een afstand D1 kan worden gedefinieerd tussen het distale einde van het buisvormige lichaam 310 en het scheidingsmiddel 305 (b.v. een scheurlijn), bij voorkeur het distale einde van het scheidingsmiddel 305 (b.v. een scheurstrook). De afstand D1 wordt gemeten in de lengterichting, waarbij D1 tussen 1 - 6 cm kan zijn. De voorkeur hebbende afstanden liggen tussen 2 - 6 cm, tussen 3 - 6 cm, tussen 4 - 6 cm, tussen 5 -6 cm, tussen 1 - 5 cm, tussen 1 - 4 cm, tussen 1 - 3 cm, tussen 1 - 2 cm, waarbij de uitvinding niet beperkt is tot een van deze afstandsbereiken.
In uitvoeringsvormen is het scheidingsmiddel een scheurstrook 305 met een breedte W die wordt gemeten in de lengterichting evenwijdig aan de lengteas A. De breedte W kan liggen tussen 0,01 en 5 cm. De voorkeur wordt gegeven aan breedten tussen 0,01 en 2,5 cm, tussen 0,01 en 2 cm, tussen 0,01 en 1,5 cm, tussen 0,01 en 1 cm, en tussen 0,01 en 0,5 cm, alsmede aan breedten tussen verschillende combinaties van de hierboven genoemde bovengrenzen (0,5, 1, 1,5, 2, 2,5, 3, 5 cm), waarbij de uitvinding niet beperkt is tot een van deze breedtebereiken.
In uitvoeringsvormen bestaat het scheidingsmiddel uit een scheurlijn met een andere breedte die in de lengterichting wordt gemeten. Deze breedte kan tussen 0,1 en 10 mm liggen. De voorkeursbreedten liggen tussen 0,1 en 8 mm, tussen 0,1 en 6 mm, tussen 0,1 en 4 mm, tussen 0,1 en 2 mm, tussen 0,1 en 1 mm, en tussen 0,1 en 0,5 mm, alsook tussen verschillende combinaties van de hierboven vermelde bovengrenzen (0,5, 1, 2, 4, 6, 8, 10 mm), waarbij de uitvinding niet beperkt is tot een van deze breedtebereiken. Bovendien of bij wijze van alternatief kunnen perforaties in de scheurlijn een barststerkte of TPI (tanden per inch of stroken per inch) hebben van 3-4 TPI 5-6 TPL, 7-10 TPI, 11-14 TPI of 15-18 TPI. Hogere TPI-waarden zorgen voor een hogere weerstand. De perforaties kunnen verder een snij- (spleet-) / strook grootte hebben van 0,5 - 2 mm, bij voorkeur 0,5 - 1,5 mm of 0,5 - 1 mm of een bereik tussen verschillende combinaties van de hierboven genoemde bovengrenzen (1, 1,5, 2 mm), waarbij de uitvinding niet beperkt is tot een van deze breedtebereiken. De perforaties kunnen verder een tandgrootte hebben van 0,8 - 12 mm, bij voorkeur 0,8 - 10 mm, 0,8 - 8 mm, 0,8 - 6 mm, 0,8 - 4 mm, 0,8 - 2 mm, 0,8 - 1,5 mm of combinaties van de bovengenoemde bovengrenzen (1,5, 2, 4, 6, 8, 10 mm), waarbij de uitvinding niet beperkt 1s tot een van deze breedtebereiken.
Merk op dat een lengte van het distale gedeelte 312 van het buisvormige lichaam 310 kan worden gedefinieerd als het verschil tussen de afstand Dl en een breedte van een willekeurige of combinatie van breedten van de scheurstrook en de scheurlijn, bijvoorbeeld D1-W, waarbij genoemde lengte wordt gemeten in de lengterichting.
Opgemerkt moet worden dat een hoger gramgewicht van het buislichaam 310 de rigiditeit en/of stijfheid van het lichaam kan verhogen en/of de scheursterkte van het buislichaam 310 bij het scheidingsmiddel 305 kan vergroten. Een grotere breedte W van de scheurstrook 305 kan de rigiditeit en/of stijfheid van de scheurstrook verhogen. Aldus kan een combinatie van geschikt gramgewicht van het buislichaam 310 en geschikte breedte van de scheurstrook 305 gewenst zijn. Bijvoorbeeld een hoger gramgewicht met een grotere breedte, zoals 600 g/m2 voor het buislichaam 310 in combinatie met 3 cm voor de scheurstrook 305, of een lager gramgewicht met een kleinere breedte, zoals 80 g/m2 voor het buislichaam 310 in combinatie met 0,25 cm voor de scheurstrook 305, of andere combinaties zoals 400 g/m2 voor het buislichaam 310 in combinatie met 2 cm voor de scheurstrook 305 of 200 g/m2 voor het buislichaam 310 in combinatie met 1 cm voor de scheurstrook 305, waarbij de uitvinding niet beperkt is tot een van deze combinaties van gramgewicht van het buislichaam 310 en breedte van de scheurstrook 305. Bovendien kan de samenstelling van het scheidingsmiddel 305 de rigiditeit en/of stijfheid ervan aanvullend of alternatief beïnvloeden. Aldus kan een combinatie van geschikt gewicht van het buislichaam 310 en geschikte samenstelling van het scheidingsmiddel 305 gewenst zijn.
Bijvoorbeeld kan een combinatie van een scheurlijn en een scheurstrook geschikt zijn voor een buisvormig lichaam 310 met een gewicht van 300 g/m2 of meer.
De zuiger 320 is op het proximale uiteinde van het buislichaam 310 aangebracht en is langs de lengteas A afsluitbaar verplaatsbaar vanaf het proximale uiteinde naar het distale uiteinde van het buislichaam 310. Aldus heeft een buitenoppervlak van de zuiger 320 een algemene vorm die gelijk is aan de binnenvorm van het buislichaam 310. De zuiger 320 kan een holle buis zijn met twee gesloten uiteinden, waarvan een buitenoppervlak van beide uiteinden een plat oppervlak heeft, bij voorkeur kan het buitenoppervlak van een distaal uiteinde van de zuiger 320, dat naar het proximale uiteinde van de kokerzak 303 kan zijn gericht, plat zijn en kan het buitenoppervlak van een proximaal uiteinde, dat naar het proximale uiteinde van het buislichaam 310 kan zijn gericht wanneer de zuiger 320 in het buislichaam 310 is aangebracht, groeven en/of uitsteeksels hebben, bij voorkeur in een vorm die complementair is aan een vorm van een extrusieplaat (b.v. van een zuiger). Als alternatief kan de zuiger 320 een over het algemeen holle buis zijn, waarbij het proximale uiteinde open of gesloten 1s en het distale uiteinde gesloten of open is.
Met andere woorden, het open uiteinde van de zuiger 320 is zodanig uitgevoerd dat de extrusieplaat in het open uiteinde van de zuiger 320 past.
Het buitenoppervlak van het proximale uiteinde van de zuiger 320 kan groeven en/of uitsteeksels hebben, bij voorkeur in een vorm die een vorm die complementair is met de extrusieplaat.
Bovendien, of als alternatief, kan het buitenoppervlak van het proximale en/of distale uiteinde van de zuiger 320 een vlak oppervlak hebben.
In de voorkeur hebbende uitvoeringsvormen kan het distale uiteinde van de zuiger 320 een vorm hebben die complementair is met de vorm van het proximale uiteinde van de kokerzak 303. Hierdoor kan de zuiger 320 effectiever op de kokerzak 303 worden geduwd.
In uitvoeringsvormen kan de zuiger 320 cilindrisch zijn met afgeronde randen.
De afgeronde randen zorgen ervoor dat de zuiger soepel in het buislichaam 310 kan bewegen zonder vast te komen zitten in het buislichaam 310, waardoor het buislichaam 310 zou kunnen scheuren.
Bovendien zorgen de afgeronde randen ervoor dat de kokerzak 303 beter kan worden geleegd, en dat het afval tot een minimum wordt beperkt.
Meer details worden hieronder gegeven met verwijzing naar Fig. 6A, 6B, 7A, 7B, 7C en 7D.
Een inkeping 304 kan nabij of op het proximale einde van het buislichaam 310 worden aangebracht, bij voorkeur tussen het proximale einde van het buislichaam 310 en de zuiger
320. De inkeping 304 voorziet in een middel om de zuiger 320 te stoppen/blokkeren om uit het buislichaam 310 te geraken.
De inkeping 304 kan in een ononderbroken lijn langs de perifere of omtrekrichting worden gevormd.
Als alternatief kan de inkeping 304 in punten langs dezelfde richting worden gevormd.
Er kan een afstand D2 tussen het proximale uiteinde van het buisvormige lichaam 310 en de inkeping 304 worden gedefinieerd.
De afstand D2 wordt gemeten in de lengterichting, waarin D2 maximaal 1 cm kan zijn.
De voorkeursafstanden zijn maximaal 1 cm, tot 0,9 cm, tot 0,8 cm, tot 0,7 cm, tot 0,6 cm, tot 0,5 cm, tot 0,4 cm, tot 0,3 cm, tot 0,2 cm, tussen 0,2 en 1 cm, tussen 0,3 en 1 cm, tussen 0,4 en 1 cm, tussen 0,5 en 1 cm, tussen 0,6 en 1 cm, tussen 0,7 en 1 cm, tussen 0,8 en 1 cm, tussen 0,9 en 1 cm, evenals bereiken tussen verschillende combinaties van de hierboven beschreven onder- en bovengrenzen, waarbij de uitvinding niet wordt beperkt tot een van deze afstandsbereiken.
De koker 300 kan merktekens omvatten die op een buitenoppervlak van het buisvormige lichaam 310 zijn gevormd zoals eerder beschreven.
De aanwijzingsmarkeringen geven de stappen aan om het buisvormige lichaam in het proximale gedeelte 311 en het distale gedeelte 312 te verdelen, of geven de plaats van de middelen aan om het distale gedeelte en het proximale gedeelte van elkaar te scheiden.
De koker 300 kan een kokerzak 303 in het buisvormige lichaam 3 10 omvatten.
De kokerzak 303 kan worden verkregen door de vervaardiging van zogenaamde "worsten". De kokerzak 303 kan een externe diameter tussen 10 en 100 mm hebben.
De voorkeursdiameters liggen tussen 10 en 20 mm, tussen 10 en 30 mm, tussen 10 en 40 mm, tussen 10 en 50 mm, tussen 10 en 60 mm, tussen 10 en 70 mm, tussen 10 en 80 mm, tussen 10 en 90 mm, tussen 20 en 100 mm, tussen 30 en 100 mm, tussen 40 en 100 mm, tussen 50 en 100 mm, tussen 60 en 100 mm, tussen 70 en 100 mm, tussen 80 en 100 mm, tussen 90 en 100 mm, alsmede bereiken tussen verschillende combinaties van de hierboven genoemde onder- en bovengrenzen, waarbij de uitvinding niet wordt beperkt tot een van deze diameterbereiken.
De kokerzak 303 kan in de lengterichting een lengte hebben tussen 10 en 60 cm.
De voorkeurslengtes liggen tussen 10 en 20 cm, tussen 10 en 30 cm, tussen 10 en 40 cm, tussen 10 en 45 cm, tussen 10 en 50 cm, tussen 10 en 55 cm, tussen 20 en 60 cm, tussen 30 en 60 cm, tussen 40 en 60 cm, tussen 45 en 60 cm, tussen 50 en 60 cm, tussen 55 en 60 cm, en ook tussen verschillende combinaties van bovengenoemde onder- en bovengrenzen, waarbij de uitvinding niet beperkt is tot een van deze lengtebereiken.
De kokerzak 303 kan een volume hebben tussen 7,85 en 4712 ml.
Andere volumebereiken van de kokerzak 303 kunnen worden afgeleid door pi te vermenigvuldigen met een lengte uit de hierboven vermelde lengtebereiken en met het kwadraat van de helft van een diameter uit de hierboven vermelde diameters.
Een lengte van het buislichaam 310 in de lengterichting kan een som zijn van de bovenvermelde maten van het proximale gedeelte 311 en het distale gedeelte 312. Met andere woorden, de lengte van het buislichaam 310 kan variëren van ongeveer 150,1 mm tot ongeveer 280 mm.
Andere bereiken kunnen worden afgeleid uit de som van om het even welke waarde in de bereiken hierboven voor het proximale gedeelte 311 (d.w.z. 150-250 mm, 175-200 mm, 190 mm, enzovoort) met om het even welke waarde in de bereiken hierboven voor het distale gedeelte 312 (d.w.z. 0,1-30 mm, 10-20 mm, 15 mm, enzovoort). Bovendien kunnen het buisvormige lichaam 310, het proximale gedeelte 311 en het distale gedeelte 312 een interne diameter hebben gelijk aan of groter dan om het even welk van de hierboven vermelde externe diameterbereiken van de kokerzak 303. De verschillende combinaties van afmetingen van koker 300 of het buisvormige lichaam 310 (d.w.z, lengte, interne diameter, volume) en kokerzak 303 (lengte, externe diameter, volume) kunnen worden overwogen, zodanig dat koker 300 of het buisvormige lichaam 310 de kokerzak 303 (d.w.z., de afmetingen van kokerzak 303 kunnen kleiner zijn dan of gelijk aan de afmetingen van koker 300 of het buisvormige lichaam 310, of kokerzak 303 die grotere afmetingen heeft dan koker 300 of buisvormig lichaam 310 kan worden vervormd om in koker 300 of buisvormig lichaam 310 te passen). De koker 300 kan een kokerzak 303 in het buisvormige lichaam 3 10 omvatten.
De kokerzak 303 kan een pasta-achtig materiaal/inhoud, zoals kitten (b.v. rigide siliconen, latex of acrylstoffen), afdichtingen (b.v. zachte siliconen of spachtelplamuur), voegspecie (b.v. cement) of hechtmiddel (b.v. lijm of cyanoacrylaat), of een ander materiaal omvatten dat in de stand der techniek bekend is.
Het pasta-achtige materiaal/de inhoud in de kokerzak 303 wordt verschaft voor extractie uit de kokerzak 303. De kokerzak 303 kan worden verschaft van een materiaal, zoals metaal, bij voorkeur aluminiumfolie, of biaxiaal georiënteerd polyethyleentereftalaat (BoPET), bij voorkeur Mylar® of Melinex® polyesterfolie, of enig ander materiaal dat in de stand der techniek bekend is en dat geschikt is voor de inhoud van de kokerzak 303 en/of geschikt is voor gebruik met de zuiger 320. De zuiger 320 kan worden uitgevoerd in een materiaal dat geschikt is voor gebruik met de kokerzak 303 en/of de inhoud daarvan.
Voorbeeldmaterialen van de zuiger 320 zijn staal, aluminium, zacht leer, geïmpregneerd leer, nitrilrubber, nylon, polyethyleen, plastic, polytetrafluorethyleen (PTFE), zoals Teflon®, of thermoplastische polyesterelastomeren, zoals Hytrel®, of enig ander materiaal dat in de stand der techniek bekend is.
Een zeer viskeuze inhoud van de kokerzak 303 (b.v. koud urethaan of twee-componenten epoxy) kan bijvoorbeeld een zuiger 320 vereisen die van een materiaal met lage wrijvingseigenschappen (b.v.
Teflon®) wordt verschaft om de kracht te verminderen die door een gebruiker wordt uitgeoefend en de uitdrijving van bovengenoemde inhoud te verbeteren.
De zuiger 320 kan worden gevormd door middel van gieten, 3D-printen, frezen, naaien of andere in de stand der techniek bekende middelen.
Een afstand D3 kan worden gedefinieerd tussen het breedste einde of proximale einde van het doplichaam 201 en het scheidingsmiddel 305 (b.v. scheurlijn), bij voorkeur het proximale einde van het scheidingsmiddel 305 (b.v. scheurstrook). De afstand D3 wordt gemeten in de lengterichting, waarbij D3 tot 4 cm kan bedragen.
De voorkeursafstanden zijn tot 3,5 cm, tot 3 cm, tot 2,5 cm, tot 2 cm, tot 1,5 cm, tot 1 cm, en tot 0,5 cm, evenals bereiken tussen verschillende combinaties van de hierboven genoemde bovengrenzen (0,5, 1, 1,5, 2, 2,5, 3, 3,5, 4 cm), waarbij de uitvinding niet beperkt is tot een van deze afstandsbereiken.
Gezien het bovenstaande kan de afstand D3 gelijk zijn aan de breedte W van de scheurstrook zoals weergegeven in Fig. 1. De kokerdop zal nu meer in detail worden beschreven met verwijzing naar Fig. 3A-3B.
De hier beschreven kokerdop 200 omvat een aantal verbeteringen die voor verbeterde prestaties kunnen zorgen.
De kokerdop 200 kan verbeterde doorborende openingsmiddelen en een verbeterde conische buis omvatten.
Elk van deze verbeteringen zal in meer detail hieronder worden beschreven.
Bovendien zal het worden gewaardeerd dat de hieronder beschreven eigenschappen in een kokersamenstel 100 alleen kunnen worden opgenomen, of in combinatie met andere eigenschappen om een verder verbeterd product te verschaffen.
Zoals getoond in Fig. 3B, omvat de kokerdop 200 middelen om een kokerzak 300 in een koker 300 te doorboren en/of te openen.
Bedoelde doorborende/openende middelen bestaan uit een veelheid van staven 210 die zich in de lengterichting A uitstrekken van een binnenoppervlak 220 van het doplichaam 201, b.v. naar buiten uitstrekkend van het binnenoppervlak 220 van het doplichaam 201. Ten minste één van de veelheid van staven 210 kan de vorm hebben van een cirkelcilinder, driehoekcilinder, vierkante cilinder, vijfhoekcilinder, zeshoekcilinder, achthoekcilinder of andere cilindrische vormen.
Ten minste één van de veelheid van staven 210 is aangepast om de kokerzak 303 in de koker 300 te doorboren wanneer de kokerzak 303 in de richting van de kokerdop 200 wordt gedrukt. Diverse middelen om de kokerzak 303 op de kokerdop 200 te drukken zijn eerder beschreven. De veelheid van staven 210 kan de kokerzak 303 doorboren nadat een geschikte kracht op de kokerzak 303 wordt uitgeoefend. De geschikte kracht kan gelijk zijn aan een kracht als gevolg van de veelheid van staven 210 op de kokerzak 303.
De punten van ten minste twee van de veelheid van staven 210 hebben verschillende scherpte. De veelheid van staven 210 kan bestaan uit doorborende en stompe staven met punten van verschillende scherpte. De stompe staaf (of staven) kan (kunnen) een stomp uiteinde 211 hebben en de prikstaaf (of staven) kan (kunnen) een scherp uiteinde 212 hebben, zoals een spilpuntuiteinde of een kegelvormig uiteinde. Aldus wordt een onevenwichtige druk op de kokerzak 303 veroorzaakt door de veelheid van staven 210. Met andere woorden kan er meer druk op de ten minste ene scherpe staaf 212 staan, waardoor deze de kokerzak 303 efficiënter kan doorboren. Vervolgens kan de stompe staaf 211 ook de kokerzak 303 openen.
0066] In de uitvoeringvorm van Fig. 3B is de veelheid van staven 210 aangebracht rond de lengteas A, bij voorkeur kan de veelheid van staven 210 symmetrisch aangebracht zijn rond de lengteas A. Met andere woorden is de veelheid van staven 210 aangebracht op het binnenoppervlak 220 van het doplichaam 201 tussen het brede uiteinde en het smalle uiteinde van het doplichaam 201 of tussen het proximale uiteinde en het distale uiteinde van het doplichaam 201, bij voorkeur halverwege tussen de twee uiteinden van het doplichaam 201. De veelheid van staven 210 kan op gelijke afstand van de lengteas A zijn geplaatst. Met andere woorden kan de veelheid van staven 210 omtreksgewijs zijn gerangschikt, bij voorkeur op gelijke radiale afstand van de lengteas A. De veelheid van staven 210 kan op gelijke afstand van elkaar zijn geplaatst. Met andere woorden, de veelheid van staven 210 kan op een gelijke omtrekafstand van elkaar zijn geplaatst.
In de uitvoeringsvormen van de Figuren 3A-3B wordt getoond dat de veelheid van staven 210 zich in de lengterichting parallel aan de lengteas A uitstrekt, waardoor de veelheid van staven 210 een effectievere contacthoek met de kokerzak 303 kan hebben.
De kokerdop kan verder een brug 205 omvatten die op de binnenoppervlakte 220 van het doplichaam 201 is gemonteerd. In dit opzicht betekent de term brug een structuur die op een bepaalde afstand in de lengterichting over een opening is gemonteerd, in het bijzonder het smalle uiteinde of distale uiteinde van het doplichaam 201. De brug 205 kan zich radiaal naar binnen uitstrekken vanaf de staven 210 en elk van de veelheid van staven 210 met elkaar verbinden. De brug 205 kan zich verder in de lengterichting uitstrekken tot een afstand kleiner dan een afmeting van de veelheid van staven 210 in de lengterichting om de effectieve werking van de veelheid van staven 210 bij het doorboren/openen van de kokerzak 303 mogelijk te maken zonder de functionaliteit van de veelheid van staven 210 te verminderen. Wanneer de kokerzak 303, die een afgesloten uiteinde zoals eerder beschreven heeft, op de kokerdop 200 wordt gedrukt, wordt de brug gevormd om het afgelsoten uiteinde van de kokerzak 303 te blokkeren om het doplichaam 201, in het bijzonder het smalle uiteinde of het distale uiteinde van het doplichaam 201 te belemmeren. De brug 205 kan op een veelheid van punten op de binnenoppervlakte 220 van het doplichaam 201 worden gemonteerd, bij voorkeur van waaruit de veelheid van staven 210 zich uitstrekt. In de uitvoeringsvorm van Fig. 3B wordt getoond dat de brug 205 zich radiaal uitstrekt van de lengteas A naar elk van de veelheid van staven 210 of omgekeerd de veelheid van staven 210 verbindt.
In de uitvoeringsvormen van de Figuren 3 A-3B kan de veelheid van staven 210 elk een of meer zijwanden of vleugels 203 omvatten. De ene of meerdere zijwanden of vleugels 203 kunnen zich vanuit elk van de veelheid van staven 210 naar buiten uitstrekken (d.w.z. in een omtrekrichting van elk van de veelheid van staven 210). De ene of meerdere zijwanden of vleugels 203 zijn uitgevoerd om de doorboring/opening te vergroten die in de kokerzak 303 wordt gevormd door de veelheid van staven 210 wanneer de kokerzak 303 op de kokerdop 200 wordt gedrukt.
Fig. 3B toont twee zijwanden of vleugels 203 die zich uitstrekken van de zijkanten van elk van de veelheid van staven 210 in tegengestelde richtingen. In een ander voorbeeld kan de veelheid van staven 210 elk een zijwand hebben die zich uitstrekt van een andere zijde van de veelheid van staven 210 in een naar buiten gerichte radiale richting (d.w.z. in de richting van de lengteas A naar het breedste uiteinde of proximale uiteinde van het doplichaam 201).
De veelheid van staven 210 kan bestaan uit de combinatie van de drie zijwanden of vleugels 203 zoals hier beschreven. De drie zijwanden of vleugels 203 kunnen zich uitstrekken aan verschillende zijden van elk van de veelheid van staven 210, waarbij een eerste zijwand loodrecht staat op een tweede en derde zijwand, waarbij de tweede en derde wand in tegengestelde richtingen uitsteken.
De ene of meerdere zijwanden of vleugels 203 kunnen zich uitstrekken naar het binnenoppervlak van het doplichaam 201. De ene of meerdere zijwanden of vleugels 203 kunnen een uniforme dikte hebben langs de uitstrekrichting. Of de dikte kan toenemen of afnemen langs de uitstrekrichting van de ene of meerdere zijwanden of vleugels 203 (d.w.z. bij een staaf vandaan). Aanvullend op of als alternatief voor een al dan niet uniforme dikte van de ene of meerdere zijwanden of vleugels 203, kunnen de ene of meerdere zijwanden of vleugels 203 van elk van de veelheid van staven 210 naar buiten toe een uniforme hoogte hebben (d.w.z. de hoogte wordt gemeten in een richting waarin de veelheid van staven 210 zich uitstrekken, zoals de lengterichting). Als alternatief kan de hoogte niet-uniform zijn, bij voorkeur afnemend langs de uitstrekrichting van de ene of meerdere zijwanden of vleugels 203 (d.w.z. bij een staaf vandaan). De ene of meerdere zijwanden of vleugels 203 kunnen zich omtreksgewijs uitstrekken.
Fig. 3B toont verder dat de twee zijwanden of vleugels 203 zich uitstrekken rond de lengteas A.
Dus wordt hiermee bedoeld dat één zijwand van één staaf van de veelheid van staven 210 zich radiaal naar binnen kan uitstrekken naar een andere zijwand van een andere staaf van de veelheid van staven 210. Het heeft de voorkeur dat de ene zijwand van een staaf van de veelheid van staven 210 een andere zijwand van een andere staaf van de veelheid van staven 210 niet snijdt of ontmoet.
Met andere woorden kan er een opening zijn tussen de ene zijwand van de ene staaf van de veelheid van staven 210 en een andere zijwand van een andere staaf van de veelheid van staven 210. Hierdoor kan de inhoud van de kokerzak 303 door het doplichaam 201 worden geëxtraheerd zonder dat deze ernstig wordt geblokkeerd door de ene of meerdere zijwanden of vleugels 203. In de uitvoeringsvormen van de Figuren 3A-3B wordt getoond dat de kokerdop 200 een afgifteopening 202 omvat die zich in de lengterichting rond de lengteas A uitstrekt, b.v. een cilindrische buis die zich uitstrekt van het smalle uiteinde of het distale uiteinde van het doplichaam 201 langs de lengteas A.
Een proximaal uiteinde van de afgifteopening 202 kan verbonden zijn met het smalle uiteinde of het distale uiteinde van het doplichaam 201. De lengte van de afgifteopening 202 in de lengterichting is een geschikte lengte om er een mondstuk 110 op aan te sluiten.
Voorbeelden van een mondstuk 110 zijn eerder beschreven.
De afgifteopening 202 kan een buitenoppervlak hebben met een buitenschroefdraad 213 voor de afdichtbare aansluiting van het mondstuk 110, bijv. een schroefdraad.
Met andere woorden kan de cilindrische buis van het mondstuk 110 een binnenoppervlak hebben met een binnenschroefdraad die complementair is aan de buitenschroefdraad van de afgifteopening 202 van de kokerdop 200.
In de uitvoeringsvormen van Fig. 3 A-3B is te zien dat het doplichaam 201 omgeven is door een ringvormige wand die in de kokerdop 200 is opgenomen. De ringvormige wand kan betrekking hebben op het buitenoppervlak van de kokerdop 200. De ringvormige wand kan zich in de lengterichting uitstrekken, waarbij het doplichaam 201 zich radiaal naar binnen uitstrekt van de ringvormige wand tot aan de opening 202. De ringvormige wand kan een algemene vorm hebben die vergelijkbaar is met de binnenvorm van het buisvormige lichaam 310, zoals eerder beschreven. Verder zijn middelen voor de bevestiging van de kokerdop 200 aan het distale uiteinde van het patroonlichaam of het buisvormige lichaam 310 op een buitenoppervlak van de ringvormige wand voorzien. De ringvormige wand of de montagemiddelen kunnen buitenringen 206 omvatten die op een buitenoppervlak van de ringvormige wand worden verschaft. De buitenringen kunnen worden aangebracht voor het afsluitbaar verbinden van de kokerdop 200 met de koker 300. De buitenste ringen 206 kunnen worden gevormd als omtrekkanalen of ringvormige groeven. De buitenringen 206 kunnen er voor zorgen dat de kokerdop 200 zichzelf in de koker 300 of het buisvormige lichaam 310 drukt, bij voorkeur bij het distale gedeelte 312, om te voorkomen dat de kokerdop 200 uit of van de koker 300 of het buisvormige lichaam 310 valt.
Merk op dat de afgifteopening 202 van de kokerdop 200 een hals van de kokerdop 200 kan worden genoemd, en dat het doplichaam 201 van de kokerdop 200 een schouder van de patroondop 200 kan worden genoemd. Het mondstuk 110 kan bijvoorbeeld in het algemeen aan de hals van de kokerdop 200 worden bevestigd door middel van complementaire schroefdraad op de hals en in het mondstuk 110. Als een ander voorbeeld kan de kokerdop 200 in het algemeen worden bevestigd aan het buisvormige lichaam 310 door middel van buitenste ribbels, buitenste schroefdraad en/of buitenste ringen 206 in de ringvormige wand van de schouder van de kokerdop 200.
Als alternatief of als aanvulling voor de buitenringen 206 kan de ringvormige wand een flens 207 omvatten die radiaal naar buiten uit die ringvormige wand uitsteekt. Bij voorkeur kan de flens 207 deel uitmaken van de bevestigingsmiddelen. De flens 207 kan een diameter hebben die gelijk is aan of groter is dan een diameter van de ringvormige wand. Merk op dat de diameter van de ringvormige wand gelijk 1s aan of groter is dan een diameter van het breedste einde of proximale uiteinde van het doplichaam 201. De flens 207 is uitgevoerd om te verhinderen dat de dop 200 van de koker het buisvormige lichaam 310 binnengaat tot/met een bepaalde afstand. Op deze wijze zorgt de flens 207 voor een correcte positionering van de kokerdop 200 van de koker wanneer deze afsluitbaar is verbonden met de koker 300 of het buisvormige lichaam 310, bij voorkeur met het distale gedeelte 312. Deze specifieke afstand kan worden gemeten als het verschil tussen de afstand tussen het breedste uiteinde of het proximale uiteinde van het doplichaam 201 en een scheidingselement 305 in het buisvormige lichaam 310 van de koker 300 (afstand D3 zoals hierboven beschreven) en een andere afstand tussen een proximaal uiteinde van het buisvormige lichaam 310 en het scheidingselement 305 (afstand D1 zoals hierboven beschreven). De specifieke afstand kan gelijk zijn aan of kleiner zijn dan een lengte van een distaal gebied 312 van het buislichaam 310. De lengte van het distale gebied 312 van het buislichaam 310 wordt hieronder verder in detail beschreven.
De flens 207 kan een uitsteeksel aan een omtrekzijde van flens 207 omvatten, waarbij het uitsteeksel een elleboog vormt met een distaal gedeelte van de elleboog dat zich in de lengterichting uitstrekt. De flens 207 kan verder ribben, schroefdraad en/of richels omvatten. De elleboog wordt zodanig uitgevoerd om de kokerdop 200 afsluitbaar met het buislichaam 310 van de koker 300 te verbinden, dat de elleboog een gedeelte van het buislichaam 310 omsluit. Deze verbinding kan een klikverbinding, een schroefdraadverbinding, een verbinding door middel van ribben en/of een verbinding door middel van richels zijn, waarbij de schroefdraad, ribben en/of richels in de flens 207 bij voorkeur complementair zijn aan de buitenste ribben, buitenste schroefdraad en/of buitenste ringen 206 in de ringvormige wand van de schouder van de kokerdop 200. Het uitsteeksel kan een ringvormig uitsteeksel zijn en kan betrekking hebben op een andere ringvormige wand die rond het buitenoppervlak van het doplichaam 201 is gevormd. Aldus kan de ringvormige wand rond het doplichaam 201 en het ringvormige uitsteeksel een deel van het distale gedeelte 312 van het buisvormige lichaam 310 mogelijk maken om daartussen afsluitbaar te worden verbonden. Dit zou de verbinding tussen de kokerdop 200 en de koker 300 verder verbeteren.
De Figuren 4A en 4B tonen respectievelijk dwarsdoorsnede aanzichten van een kokerdop van een kokersamenstel volgens de onderhavige uitvinding. De koker 300 en het kokersamenstel 100 van Fig. 4A en 4B komen in vele aspecten en/of eigenschappen overeen met de koker 300 en het kokersamenstel 100 van Fig. 1. In de uitvoeringsvorm van Fig. 4A, is de lengte in de lengterichting van de koker 300 237 mm en is de lengte van het distale gebied 312 10 mm. Bovendien is de breedte W in de lengterichting van de scheurstrip 305 20,5 mm. Hieruit kan worden afgeleid dat de afstand D1 30,5 mm is, dat is de som van de lengte van het distale gebied 312 en de breedte W van de traan strip 305.
Verder is de inwendige diameter van de koker 300 (en respectievelijk het proximale gebied 311, het distale gebied 312 en/of scheurstrip 305) 48 mm.
De kokerzak 303 getoond in Fig. 4B kan een uitwendige diameter hebben gelijk aan of kleiner dan de inwendige diameter van de koker 303 van 48 mm getoond in Fig. 4A.
Andere afmetingen (d.w.z. lengtes, breedtes, diameters, … ) kunnen worden overwogen zoals hierboven beschreven.
In Fig. 4B omvat de koker 300, bij voorkeur het buislichaam 310, middelen 304 om de verplaatsing van de zuiger 320 door het open proximale einde van het buislichaam 310 te verhinderen.
Dit middel ter preventie 304 kan een inkeping zijn zoals hierboven beschreven en/of een uitsteeksel aan een omtrekuiteinde van het proximale gedeelte 311, waarbij het uitsteeksel een schouder vormt met het proximale gedeelte 311 dat zich in de radiale richting naar binnen (d.w.z. naar het binnenste van het buisvormige lichaam 310) uitstrekt.
Zoals hierboven beschreven, kan de kokerdop 200 een doplichaam 201 omvatten.
Bij voorkeur wordt het breedste uiteinde of het proximale uiteinde van het doplichaam 201 verschaft bij de binnenwand van de kokerwand (d.w.z., de binnenoppervlakte van het buislichaam 310). Dit geeft een betere stroming van materiaal door het doplichaam 210 terwijl het materiaal dat door de kokerdop 200 wordt geblokkeerd, wordt verminderd, bijvoorbeeld door de ringvormige wand van de kokerdop 200 of het buitenoppervlak van de kokerdop 200. In sommige uitvoeringsvormen kan het distale gedeelte 312 binnenringen complementair aan de buitenringen 206 van de kokerdop 200 omvatten.
De binnenringen kunnen als ringvormige uitsteeksels worden gevormd die complementair zijn met de ringvormige groeven of de omtrekkanalen van de buitenringen 206. Fig. 5 toont een perspectiefaanzicht van een kokerdop van het kokersamenstel van de Figuren 4A en 4B.
De koker 300 en het kokersamenstel 100 van Fig. 5 komen wat betreft veel aspecten en/of eigenschappen overeen met de koker 300 en het kokersamenstel 100 van Fig. 2, welke verder een kokerdop 200 zoals hierboven beschreven omvat, welke bij voorkeur verder een spuitstuk zoals hierboven beschreven omvat.
Het mondstuk 110 kan een grijpmiddel omvatten, zoals een vergrendeling om de gebruiker gemakkelijker het mondstuk 110 met de kokerdop 200 te laten verbinden.
De Figuren 6A en 6B tonen respectievelijke perspectiefaanzichten van een zuiger van een koker van het kokersamenstel getoond in Figuren 4A en 4B.
Zoals hierboven beschreven, heeft het buitenoppervlak van de zuiger 320 een algemene vorm die vergelijkbaar is met de binnenvorm van het buisvormige lichaam 310. In Fig. 6A en 6B, is de zuiger 320 cilindrisch met afgeronde randen, vergelijkbaar met de cilindrische binnenvorm van het buislichaam
310 getoond in Fig. 5. Dit zorgt ervoor dat de zuiger 320 afsluitbaar langs de lengteas A kan worden verplaatst, bij voorkeur door het buislichaam 310. De zuiger 320 kan afgeronde randen 323 hebben (meer in detail getoond in Fig. 7C en 7D). Dergelijke afgeronde randen kunnen omtreksgewijs of aan de omtrek van het distale einde en/of proximale einde van de zuiger 320 worden aangebracht.
Deze afgeronde randen zorgen ervoor dat de zuiger 320 in het buislichaam 310 kan kantelen als gevolg van een ongelijkmatige hoekverdraaiing van een extrusieplaat (bijv. van een zuiger van een extrusiepistool). Dit voorkomt het verstoppen van de zuiger 320 in het buislichaam 310 en zorgt ervoor dat de zuiger afsluitbaar kan worden verplaatst naar het distale gedeelte 312 van het buislichaam 310. In uitvoeringsvormen kan de zuiger 320 ribben 322 aan het proximale uiteinde van de zuiger 320 hebben.
De ribben 322 kunnen rond de lengteas en/of op de genoemde afgeronde randen 323 zijn voorzien.
De ribben 322 maken het mogelijk om zuigers 320 die door spuitgieten (zoals spuitgieten of rotatiegieten) zijn gevormd, effectief te vervormen.
Als alternatief of aanvullend kan de zuiger 320 worden gevormd uit twee delen, een proximaal deel dat het proximale uiteinde omvat en een distaal deel dat het distale uiteinde omvat.
Deze delen kunnen worden samengevoegd door middel van bevestigingsmiddelen, zoals solventlassen, vibratielassen, inductielassen, naaien of andere soorten bevestigingsmiddelen.
Bij voorkeur vereisen de ribben 322 minder materiaal om te worden gevormd terwijl zij toch een noodzakelijke structurele steun aan de zuiger 320 bieden.
In Fig. 6A en 6B omvat de zuiger 320 een opening 321 die is uitgevoerd om het proximale uiteinde van de kokerzak te herbergen, bij voorkeur het proximale uiteinde van de kokerzak dat wordt afgedicht/afgesloten met een afdichtend/afsluitend middel.
De opening 321 kan worden gevormd langs de lengteas A (d.w.z. in het midden van de zuiger 320) of langs een lengterichting parallel aan de lengteas.
De opening 321 kan een inkeping of een uitgehold gedeelte in/aan het distale uiteinde van de zuiger 320 zijn, of de opening 321 kan via het distale uiteinde naar het proximale uiteinde van de zuiger 320 zijn gevormd (bijv. een cilindrische of conische opening door de zuiger 320 in de lengterichting). De opening 321 wordt verstrekt ten behoeve van het opnemen van het proximale uiteinde van de kokerzak 303, bij voorkeur wordt het proximale uiteinde van de kokerzak 303 afgedicht/afgesloten met een afdichtend/afsluitend middel.
Er kan bijvoorbeeld een metaalklem voor het afdichten/afsluiten van het proximale uiteinde van de kokerzak in die opening 321 worden geplaatst.
Bij voorkeur zorgt de zuiger 320 ervoor dat de kokerzak 303 op de juiste wijze in het buisvormige lichaam 310 (b.v. gecentreerd op de lengteas A) wordt geplaatst, en op de juiste wijze door de binnenwand van het buisvormige lichaam 310 (b.v. langs de lengteas A) wordt verplaatst.
De volgende uitvoeringsvormen zullen worden beschreven onder verwijzing naar de Figuren 7A, 7B, 7C en 7D, die respectievelijke doorsnedeaanzichten van de zuiger 320 van de Figuren 6A en 6B tonen.
In de uitvoeringvorm van Fig. 7A heeft de opening 321 een diameter van ongeveer 23 mm of minder.
Andere diameters van de opening 321 kunnen ongeveer 50 mm of minder, 40 mm of minder, 30 mm of minder, en 10 mm of minder zijn.
Fig. 7A toont de zuiger 320 met een uitwendige diameter van 46 mm.
De zuiger 320 kan een externe diameter hebben die gelijk is aan of kleiner is dan een van de hierboven genoemde externe diameterbereiken van de kokerzak 303 en/of het buisvormige lichaam 310. In de uitvoeringvorm van Fig. 7B zijn 14 ribben 322 gelijkmatig verdeeld onder een hoek van ongeveer 25,71 graden of minder tussen twee opeenvolgende ribben.
Andere aantallen ribben 322 kunnen tussen 3 en 24 liggen, bij voorkeur tussen 8 en 24, tussen 12 en 24 of tussen 16 en 24. Andere hoeken tussen twee opeenvolgende ribben kunnen tussen 15 en 120 graden zijn.
Voorkeurshoeken kunnen worden afgeleid door 360 graden te delen door een aantal ribben van het hierboven genoemde aantal ribben.
In de uitvoeringvorm van Fig. 7C heeft de zuiger 320 een lengte langs de lengteas A van ongeveer 18 mm of minder.
Andere lengtes van de zuiger 320 kunnen ongeveer 50 mm of minder, 40 mm of minder, 30 mm of minder, en 20 mm of minder zijn.
Het distale uiteinde van de zuiger 320 kan vlak zijn, waarbij de randen van het distale uiteinde van de zuiger 320 een hoek van 90 graden vormen met de lengteas of een hoek van 180 graden tussen twee tegenover elkaar liggende randen (ten opzichte van de lengteas A) van het distale uiteinde van de zuiger 320, of het distale uiteinde van de zuiger 320 kan hol zijn, waarbij bijvoorbeeld de randen van het distale uiteinde een hoek van 80 graden vormen met de lengteas of een hoek van 160 graden tussen twee tegenover elkaar liggende randen (ten opzichte van de lengteas A). Andere hoeken tussen genoemde tegenover elkaar liggende randen van het distale uiteinde van de zuiger 320 kunnen liggen tussen 120 en 180 graden, tussen 130 en 180 graden, tussen 140 en 180 graden, tussen 160 en 180 graden, en tussen 170 en 180 graden.
Fig. 7C toont dat de opening 321 kegelvormig is en een kegelhoek of openingshoek van 4 graden heeft, waarbij de hoek is gericht in de richting van het proximale uiteinde naar het distale uiteinde van de zuiger 320, bij voorkeur in de lengterichting. Andere kegelhoeken kunnen 60 graden of minder, 50 graden of minder, 40 graden of minder, 30 graden of minder, 20 graden of minder, 10 graden of minder en 5 graden of minder zijn, evenals elke andere kegelhoek afgeleid van een buitendiameter (of respectieve straal) van de hierboven vermelde buitendiameterbereiken van de zuiger 320 en van een lengte van de hierboven vermelde lengtes van de zuiger 320. De randen 323 van de zuiger 320 kunnen afgerond zijn, waarbij de afgeronde rand representatief kan zijn voor een deel van een cirkel met een straal van ongeveer 6 mm of meer. Andere stralen kunnen 2 mm of meer, 4 mm of meer, 8 mm of meer, 10 mm of meer en 12 mm of meer zijn.
In deuitvoeringvorm van Fig. 7D bestaat de zuiger 320 uit een proximaal deel en een distaal deel. Het distale deel van de zuiger 320 kan een lengte hebben van ongeveer 12 mm of minder. Andere lengtes kunnen ongeveer 40 mm of minder, 30 mm of minder, 20 mm of minder, 10 mm of minder, enz. zijn. Het proximale deel van de zuiger 320 kan een lengte van ongeveer 6 mm of minder hebben. Andere lengtes kunnen ongeveer 40 mm of minder, 30 mm of minder, 20 mm of minder, 10 mm of minder, enz zijn. Beide lengtes van het proximale en distale deel van de zuiger 320 kunnen worden afgeleid uit de hierboven genoemde lengtes van de zuiger 320, te weten de som van genoemde beide lengtes.
Fig. 7B en 7D tonen dat elk van de ribben 322 uit een of meer ribben bestaat. Fig. 7B toont dat de ene of meerdere ribben in elk van de ribben 322 evenwijdig zijn. Fig. 7D toont dat de ene of meerdere ribben in elk van de ribben 322 een hoek tussen hen hebben van 3 graden of minder. Andere hoeken kunnen 20 graden of minder, 15 graden of minder, 10 graden of minder, 8 graden of minder, 6 graden of minder en 4 graden of minder zijn.
De volgende uitvoeringsvormen zullen worden beschreven onder verwijzing naar Fig. 8A, 8B en 8C, die respectievelijke dwarsdoorsnedeaanzichten van een kokerdop van het kokersamenstel tonen die in Fig. 4A en 4B wordt getoond.
In de uitvoeringsvorm van Fig. 8A heeft het breedste uiteinde of proximale uiteinde van het doplichaam 201 een diameter van ongeveer 42 mm. Het breedste uiteinde of proximale uiteinde van het doplichaam 201 kan een diameter hebben die gelijk is aan of kleiner is dan de binnendiameter van het buisvormige lichaam 310 en/of de buitendiameter van de kokerzak 303, d.w.z. een van de hierboven beschreven bereiken tussen 10 tot 100 mm. Bovendien kan een smal uiteinde of distaal uiteinde van het doplichaam 201 een diameter hebben in het bereik van ongeveer 5-20 mm. De voorkeur hebbende bereiken kunnen 5-15 mm, 5-12 mm, 5-10 mm, 7-15 mm, 7-12 mm, 7-10 mm enzovoort zijn.
Fig. 8A toont de kokerdop 200 met de flens 207 met een diameter van ongeveer 50 mm. De flens 207 kan een diameter hebben gelijk aan of groter dan de binnendiameter van het buislichaam 310 (d.w.z., om het even welk van de hierboven beschreven bereiken tussen 10 tot 100 mm), bij voorkeur gelijk aan of groter dan een buitendiameter van het buislichaam 310. De kokerdop 200 kan een brug 205 omvatten die op de binnenoppervlakte 220 van de kokerdop 200 zoals hierboven beschreven wordt gemonteerd. In Fig. 8A strekt de brug 205 zich radiaal uit van de lengteas A tot een veelheid van delen van het binnenoppervlak 220 of vice versa. Elk van deze uitsteeksels kan een breedte in radiale richting hebben van ongeveer 1-10 mm, bij voorkeur ongeveer 1-8 mm, 1-6 mm, 1-4 mm, en met hoge voorkeur ongeveer 2,3 mm. Fig. 8A toont dat de veelheid van staven 210 is aangebracht op het binnenoppervlak 220 van het doplichaam 201 op een afstand tussen elke twee verste staven van de veelheid van staven in de radiale richting van ongeveer 11,70 mm. Die afstand tussen de twee verste staven kan worden afgeleid als het dubbele van de afstand tussen elk van de veelheid van staven 210 en de lengteas A, bijv. wanneer de veelheid van staven 210 op gelijke afstand van de lengteas A is geplaatst. De veelheid van staven 210 kan worden aangebracht tussen het brede uiteinde (d.w.z. het proximale uiteinde) en het smalle uiteinde (d.w.z. het distale uiteinde) van het doplichaam 201 (d.w.z. met een afstand van de lengteas A groter dan een halve diameter van elk van de bovengenoemde bereiken van het smalle uiteinde of distale uiteinde van het doplichaam 201 en kleiner dan een halve diameter van elk van de bovengenoemde bereiken van het bredere uiteinde of proximale uiteinde van het doplichaam 201), bij voorkeur halverwege tussen de twee uiteinden van het doplichaam
201. In de uitvoeringsvorm van Fig. 8B is te zien dat de kokerdop 200 een afgifteopening 202 omvat die zich in de lengterichting rond de lengteas A uitstrekt, b.v. een buis in de lengterichting die zich uitstrekt vanaf het smalle uiteinde of het distale uiteinde van het doplichaam 201 langs de lengteas A. Het wordt getoond dat de lengte van de afgifteopening 202 in de lengterichting 14 mm is. Deze lengte kan variëren van 5-20 mm, 5-15 mm, 5-10 mm, 7-20 mm, 7-15 mm, 12-20 mm, enzovoort. De afstand tussen een distaal uiteinde van de afgifteopening 202 (d.w.z. waarop een mondstuk kan worden aangesloten) en een buitenoppervlak van de brug 205 (d.w.z. bij het binnenoppervlak 220 van het doplichaam 201 vandaan) is 22 mm. Deze afstand kan variëren van 10-40 mm, 10-30 mm, 10-25 mm, 10-20 mm, 10-15 mm, 15-40 mm, 15-30 mm, 15-25 mm, 15-20 mm, enzovoort.
Fig. 8B toont een veelheid van staven 210, waarbij één een scherp uiteinde 212 heeft met een schuine hoek van ongeveer 34 graden.
De schuine hoek van een scherp uiteinde 212 kan gelijk zijn aan of kleiner zijn dan ongeveer 50, 40, 30, 20, 10 of 5 graden.
Een andere staaf van de veelheid van staven 210 heeft een stomp uiteinde 211 met een schuine hoek van ongeveer 80 graden.
De schuine hoek van een stomp uiteinde 211 kan gelijk zijn aan of groter zijn dan ongeveer 51, 60, 70, 75, 80, 85 of 90 graden.
De veelheid van staven 210 kan zich in de lengterichting uitstrekken met een over het algemeen cilindrische of conische vorm.
Met andere woorden kan de veelheid van staven 210 een kegelhoek hebben die gelijk is aan of kleiner is dan ongeveer 10, 9, 8, 7,6 , 5, 4, 3, 2 of 1 graden, waarbij 0 graden overeenkomt met een cilindrische staaf.
De kegelhoek wordt in deze uitvoeringsvorm gevormd aan het uiteinde van de veelheid van staven 210, bij voorkeur in de richting van de lengterichting (d.w.z. in de richting van het breedste uiteinde (d.w.z., het proximale uiteinde) naar het smalle uiteinde (d.w.z. het distale uiteinde) van het doplichaam 201. Fig. 8B toont de ringvormige wand van de kokerdop 200 met een diameter van 46 mm.
De ringvormige wand kan een diameter hebben gelijk aan of kleiner dan de binnendiameter van het buislichaam 310 en/of de buitendiameter van de kokerzak 303, d.w.z, elk van de hierboven beschreven bereiken tussen 10 en 100 mm.
De kokerdop 200 kan verder buitenringen 206 omvatten, waarbij de diameter van de kokerdop 200 inclusief de buitenringen 206 47 mm bedraagt.
Met andere woorden kunnen de buitenste ringen 206 een uitstekende afstand hebben (d.w.z. radiaal uitsteken uit de ringvormige wand) van ongeveer 1 mm of minder, bij voorkeur 4 mm of minder, 3 mm of minder, 2 mm of minder, 1,5 mm of minder, 0,5 mm of minder, enzovoort.
In de uitvoeringsvorm van Fig. 8C heeft de afgifteopening 202 een kegelvorm met een kegelhoek van ongeveer 3 graden of minder, waarbij de kegelhoek gericht is vanaf een richting van het doplichaam 201 naar de afgifteopening 202, waarbij de richting bij voorkeur de lengterichting is.
De kegelhoek van de afgifteopening 202 kan tussen 10 mm of minder, 8 mm of minder, 6 mm of minder, 4 mm of minder, 3 mm of minder, 2 mm of minder, enzovoort liggen, waarbij O graden overeenkomt met een afgifteopening 202 met parallelle wanden.
Fig. 8C toont het doplichaam 201 met een hoek tussen een buitenoppervlak of binnenoppervlak 220 en de ringvormige wand of lengteas A van ongeveer 61,4 graden of minder.
Die hoek kan ongeveer 90, 80, 70, 65, 60, 55, 50 enzovoort bedragen.
Verder wordt getoond dat de ringvormige wand een kegelvorm heeft met een kegelhoek van 3 graden of minder, waarbij de kegelhoek is gericht in een richting van het doplichaam 201 naar de afgifteopening 202, bij voorkeur de richting in de lengterichting. De ringvormige wand kan een kegelhoek hebben die gelijk is aan of kleiner is dan ongeveer 10, 9, 8, 7,6, 5, 4, 3, 2 of 1 graden. Fig. 8C toont de buitenste ringen 206 met een breedte of dikte in de lengterichting van 1 mm of minder. De buitenste ringen 206 kunnen een breedte of dikte hebben die gelijk is aan of kleiner is dan ongeveer 10, 9, 8, 7, 6, 5, 4, 3, 2 of 1 mm. Bovendien kunnen de buitenste ringen 206 radiaal uitsteken onder een hoek met het breedste uiteinde of proximale uiteinde van het doplichaam 201 van 10, 9, 8, 7, 6, 5, 4, 3, 2, 1 graden of minder, bij voorkeur een hoek van 2 graden. Verder kunnen de buitenste ringen 206 in de lengterichting uitsteken en een hoek vormen met het breedste einde of proximale einde van het doplichaam 201 van 110, 109, 108, 107, 106, 105, 104, 103, 102, 101 graden of meer, bij voorkeur een hoek van 118 graden.
[00104] Fig. 8C toont de kokerdop 200 met een flens 207 met een breedte in de lengterichting van ongeveer 2 mm of minder. De flens 207 kan een breedte hebben die gelijk is aan of kleiner is dan 10, 9, 8, 7, 6, 5, 4, 3, 2 of 1 mm. De ringvormige wand kan een breedte in de lengterichting hebben die gelijk is aan of kleiner is dan ongeveer 20, 18, 16, 14, 12, 10, 8, 6 of 4 mm, bij voorkeur ongeveer 10 mm. Het doplichaam 201 kan een buisdikte (d.w.z. een afstand tussen het buiten- en binnenoppervlak) hebben die gelijk is aan of kleiner is dan ongeveer 6, 5, 4, 3, 2, 1 mm, bij voorkeur ongeveer 2 mm. De ene of meerdere zijwanden of vleugels 203 die zich uitstrekken vanaf de veelheid van staven 210 kunnen een afstand in de lengterichting hebben tussen een punt dat het verst verwijderd 1s van het binnenoppervlak 220 van het doplichaam 201 en het smalle uiteinde (d.w.z. het distale uiteinde) van het doplichaam 201 of een proximaal uiteinde van de afgifteopening 202, die verbonden kan zijn met het smalle uiteinde of het distale uiteinde van het doplichaam 201, gelijk aan of kleiner dan ongeveer 30, 25, 20, 18, 16, 14, 12, 10, 8 of 6 mm, bij voorkeur is dit ongeveer 16 mm. Het zal worden gewaardeerd dat de aspecten van de onderhavige uitvinding uitvoeringsvormen omvatten waarin de hierboven beschreven eigenschappen alleen of in combinatie met andere hier beschreven eigenschappen worden verschaft. Bijvoorbeeld kan de hierboven beschreven koker 300 in een kokersamenstel 100 worden verstrekt, waarbij het samenstel 100 een samenstel van de kokerdop 200 heeft die afsluitbaar met de koker 300 zoals hierin beschreven verbindt. In dergelijke samenstellen bestaat de kokerdop 200 uit een doplichaam 201 dat wordt gevormd om de inhoud van de kokerzak 303 daar doorheen te laten gaan.
De koker 300 kan in kokersamenstellen met verschillende doppen worden gebruikt.
Bovendien kan de hierboven beschreven kokerdop 200 in een kokersamenstel 100 worden verschaft, waarbij het samenstel 100 een koker 300 heeft die een kokerzak 303 omvat zoals hierin is beschreven.
In dergelijke samenstellen wordt de kokerdop 200 uitgevoerd om de kokerzak 303 in de koker 300 te openen wanneer de kokerzak 303 tegen de kokerdop 200 wordt gedrukt.
De kokerdop 200 kan in kokersamenstellen met verschillende kokers en kokerzakken worden toegepast.
Terwijl de uitvinding met betrekking tot illustratieve of de voorkeur hebbende uitvoeringsvormen is beschreven, zal het door vakbekwame mensen in de stand der techniek worden begrepen dat diverse veranderingen kunnen worden aangebracht en de equivalenten voor elementen daarvan kunnen worden gesubstitueerd zonder van het werkingsgebied van de uitvinding af te wijken.
Bovendien kunnen vele wijzigingen worden aangebracht om een bepaalde situatie of een bepaald materiaal van de beschrijving van de uitvinding aan te passen zonder van het essentiële toepassingsgebied ervan af te wijken.
Daarom is het de bedoeling dat de uitvinding niet wordt beperkt tot de bijzondere of de voorkeur hebbende uitvoeringsvormen of de voorkeur hebbende kenmerken die worden vermeld, maar dat de uitvinding alle uitvoeringsvormen omvat die binnen het toepassingsgebied van de bijgevoegde conclusies vallen.
Claims (17)
1. Kokerdop (201) die te monteren is op een distaal uiteinde van een kokerlichaam (310) voor gebruik met een extrusiepistool, waarbij die dop een afgifte-uitlaat (202) omvat die zich uitstrekt in een longitudinale richting rond een longitudinale as (A) en een doplichaam (201) dat zich radiaal naar buiten uitstrekt vanaf die uitlaat (202), die dop een veelheid van staven (210) omvat die zich uitstrekken in de longitudinale richting (A) vanaf een binnenoppervlak (220) van het doplichaam (201), waarbij ten minste één doorborende staaf van de veelheid van staven (210) is aangepast om een flexibele zak te doorboren wanneer de flexibele zak tegen de ten minste ene staaf wordt gedrukt, met het kenmerk, dat de ten minste ene doorborende staaf en ten minste één stompe staaf van de veelheid van staven (210) punten met verschillende scherpte hebben en aangebracht zijn rond de longitudinale as (A).
2. Dop volgens conclusie 1, waarbij ten minste twee van de veelheid van staven (210) zich uitstrekken naar verschillende longitudinale posities in de longitudinale richting.
3. Dop volgens conclusie 1 of conclusie 2, waarbij de veelheid van staven (210) symmetrisch aangebracht is rond de longitudinale as (A).
4. Dop volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij die dop verder twee vleugels (203) omvat die zich in tegenovergestelde richtingen uitstrekken vanaf ten minste één staaf van de veelheid van staven (210).
5. Dop volgens conclusie 4, waarbij die vleugels (203) zich in een hoekrichting rond de longitudinale richting (A) uitstrekken.
6. Dop volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij die dop verder een brug (205) omvat die zich radiaal naar binnen uitstrekt vanaf de veelheid van staven (210) en elk van de veelheid van staven verbindt.
7. Dop volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij die dop verder een ringvormige wand omvat die zich in de longitudinale richting uitstrekt, waarbij het doplichaam (201) zich radiaal uitstrekt vanaf die ringvormige wand naar de uitlaat (202), waarbij het doplichaam (201) bij voorkeur hoofdzakelijk is aangebracht in de ruimte die wordt gedefinieerd door de ringvormige wand.
8. Dop volgens conclusie 7, waarbij middelen voor het monteren van de dop aan het distale uiteinde van het kokerlichaam zijn verschaft op een buitenoppervlak van de ringvormige wand.
9. Dop volgens conclusie 7, waarbij de middelen voor het monteren buitenringen (206) omvatten die zijn verschaft op een buitenoppervlak van de ringvormige wand; of waarbij de middelen voor het monteren een flens (207) omvatten die zich radiaal naar buiten uitstrekt vanaf die ringvormige wand.
10. Dop volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij een buitenoppervlak van de uitlaat (202) is voorzien van een schroefdraad (213).
11. Kokerdop (201) die te monteren is op een distaal uiteinde van een kokerlichaam (310) voor gebruik met een extrusiepistool, waarbij die dop een afgifte-uitlaat (202) omvat die zich uitstrekt in een longitudinale richting rond een longitudinale as (A) en een doplichaam (201) dat zich radiaal naar buiten uitstrekt vanaf die uitlaat (202), die dop een veelheid van staven (210) omvat die zich uitstrekken in de longitudinale richting (A) vanaf een binnenoppervlak (220) van het doplichaam (201), waarbij ten minste een doorborende staaf van de veelheid van staven (210) is aangepast om een flexibele zak te doorboren wanneer de flexibele zak tegen de ten minste ene staaf wordt gedrukt, gekenmerkt doordat ten minste twee van de veelheid van staven (210) op gelijke afstand van elkaar zijn aangebracht rond de longitudinale as (A) en zich uitstrekken naar verschillende longitudinale posities in de longitudinale richting.
12. Dop volgens conclusie 11, waarbij de ten minste ene doorborende staaf en ten minste één stompe staaf van de veelheid van staven (210) punten met verschillende scherpte hebben.
13. Kokersamenstel, omvattende: een koker met: een hol, buisvormig lichaam (310) dat is uitgevoerd om een flexibele zak (303) op te nemen die een inhoud bevat die uit de koker kan worden gedreven, waarbij het lichaam (310) een kokerwand omvat die zich in een longitudinale richting (A) uitstrekt; en een zuiger (302) die is verschaft in het lichaam aan het proximale uiteinde, waarbij de zuiger in de longitudinale richting (A) afsluitend verplaatsbaar is langs een kokerwand, een flexibele zak (303) die inhoud bevat die uit de koker verschaft in het buisvormige lichaam kan worden gedreven; en een kokerdop (200), bij voorkeur volgens een van de voorgaande conclusies, afsluitbaar verbonden met het proximale gedeelte (111), waarbij de koker is uitgevoerd om het uitdrijven van de inhoud mogelijk te maken via een afgifte-uitlaat van de kokerdop door middel van het verplaatsen van de zuiger (302), waarbij de kokerdop (200) verder een veelheid van staven omvat die zich uitstrekt in de longitudinale richting (A) vanaf een binnenoppervlak (212) van de dop, waarbij ten minste één doorborende staaf van de veelheid van staven is aangepast om de flexibele zak te doorboren wanneer de flexibele zak tegen de ten minste ene staaf wordt gedrukt door middel van het verplaatsen van de zuiger (302), en waarbij de punten van ten minste twee van de veelheid van staven een verschillende scherpte hebben.
14. Kokersamenstel volgens conclusie 13, waarbij de inhoud van de flexibele zak ten minste één omvat uit de groep met kit, afdichtmiddel, voegspecie en hechtmiddel, waarbij de flexibele zak bij voorkeur siliconen bevat.
15. Kokersamenstel volgens conclusie 14, waarbij het buisvormige lichaam is aangepast om te worden verdeeld in een proximaal gedeelte (311) en een distaal gedeelte (312),
waarbij het proximale gedeelte (311) hoofdzakelijk is gemaakt van op papier gebaseerd materiaal.
16. Kokersamenstel volgens een van de conclusies 11 tot en met 15, waarbij het buisvormige lichaam middelen omvat voor het van elkaar scheiden van het distale gedeelte en het proximale gedeelte.
17. Kokersamenstel volgens conclusie 15, waarbij het scheidende middel een scheurstrip (302) omvat die zich in een perifere richting uitstrekt en losneembaar het proximale gedeelte (311) en het distale gedeelte (312) met elkaar verbindt.
Applications Claiming Priority (1)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
EP20184786.0A EP3936454B1 (en) | 2020-07-08 | 2020-07-08 | Cartridge cap and cartridge assembly |
Publications (2)
Publication Number | Publication Date |
---|---|
BE1028414A1 true BE1028414A1 (nl) | 2022-01-20 |
BE1028414B1 BE1028414B1 (nl) | 2022-07-28 |
Family
ID=71527712
Family Applications (1)
Application Number | Title | Priority Date | Filing Date |
---|---|---|---|
BE20215475A BE1028414B1 (nl) | 2020-07-08 | 2021-06-17 | Kokerdop en kokersamenstel |
Country Status (4)
Country | Link |
---|---|
EP (1) | EP3936454B1 (nl) |
BE (1) | BE1028414B1 (nl) |
ES (1) | ES2938047T3 (nl) |
PL (1) | PL3936454T3 (nl) |
Families Citing this family (3)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
US12054334B2 (en) * | 2021-11-19 | 2024-08-06 | Red Devil, Inc. | Sausage package dispensing system, device and method |
DE202022101808U1 (de) | 2022-04-05 | 2022-04-13 | Pronova Dichtstoffe GmbH & Co. KG | Kartusche zur Aufnahme und Verarbeitung von Baustoffen |
DE202023107547U1 (de) | 2023-12-20 | 2024-01-26 | Pronova Dichtstoffe GmbH & Co. KG | Kartusche zur Aufnahme und Verarbeitung von Baustoffen |
Citations (1)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
EP1065153A1 (de) | 1999-07-02 | 2001-01-03 | Kettenbach GmbH & CO. KG | Folienverpackung für eine pastöse Substanz |
Family Cites Families (14)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
DE1536003A1 (de) | 1965-05-03 | 1969-10-16 | Dow Chemical Co | Abgabegeraet fuer breiige oder halbfluessige Massen |
DE9103038U1 (de) | 1991-03-13 | 1992-07-16 | Thera Patent GmbH & Co KG Gesellschaft für industrielle Schutzrechte, 8031 Seefeld | Aktiviervorrichtung für Schlauchpackung |
DE9116065U1 (de) | 1991-12-24 | 1992-02-20 | Schieferdecker Gmbh & Co Kg, 4006 Erkrath | Vorrichtung zur Verarbeitung von in Folienschläuchen verpackten Materialien |
DE4326114C2 (de) | 1993-08-04 | 1996-05-30 | Buck Chem Tech Werke | Verfahren zum Herstellen eines zerlegbaren Behälters |
EP0955099A1 (en) | 1997-11-25 | 1999-11-10 | Cemedine Co., Ltd. | Extrusion mechanism for film packs |
US6364163B1 (en) * | 1998-11-18 | 2002-04-02 | John J. Mueller | Refillable dispenser and cartridge |
EP1185378B1 (de) * | 1999-06-15 | 2003-02-19 | Createchnic AG | Einweg-selbstöffner zum öffnen einer schlauchbeutel-kartusche und ausdrücken einer pastösen masse aus derselben |
AUPR248700A0 (en) | 2000-12-22 | 2001-02-01 | Selleys Pty Limited | Dispensing apparatus |
DE102007060382B4 (de) | 2007-12-12 | 2015-01-29 | Henkel Ag & Co. Kgaa | Aufschneidvorrichtung zum Öffnen eines Schlauchbeutels |
GB2455372B (en) | 2008-05-16 | 2009-12-30 | Paul Evans | A container for extrudable material |
GB201012094D0 (en) | 2010-07-19 | 2010-09-01 | 2K Polymer Systems Ltd | Multi-component dispenser |
CA2816825A1 (en) | 2010-12-21 | 2012-06-28 | Sanofi-Aventis Deutschland Gmbh | Drug delivery device with housing comprising frangible zone |
PL2520360T3 (pl) | 2011-05-02 | 2014-11-28 | Sulzer Mixpac Ag | Mieszalnik do mieszania przynajmniej dwóch płynnych składników i urządzenie aplikujące |
US10766053B2 (en) * | 2017-01-04 | 2020-09-08 | Red Devil, Inc. | Material dispensing system and method |
-
2020
- 2020-07-08 EP EP20184786.0A patent/EP3936454B1/en active Active
- 2020-07-08 PL PL20184786.0T patent/PL3936454T3/pl unknown
- 2020-07-08 ES ES20184786T patent/ES2938047T3/es active Active
-
2021
- 2021-06-17 BE BE20215475A patent/BE1028414B1/nl active IP Right Grant
Patent Citations (1)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
EP1065153A1 (de) | 1999-07-02 | 2001-01-03 | Kettenbach GmbH & CO. KG | Folienverpackung für eine pastöse Substanz |
Also Published As
Publication number | Publication date |
---|---|
EP3936454B1 (en) | 2022-11-09 |
ES2938047T3 (es) | 2023-04-04 |
BE1028414B1 (nl) | 2022-07-28 |
PL3936454T3 (pl) | 2023-03-13 |
EP3936454A1 (en) | 2022-01-12 |
Similar Documents
Publication | Publication Date | Title |
---|---|---|
BE1028414B1 (nl) | Kokerdop en kokersamenstel | |
JP5476428B2 (ja) | 包装容器用の切断刃及びそれを有する包装容器 | |
US8991662B2 (en) | Adaptor and tips for caulking tubes | |
EP2986530B1 (en) | Applicator head | |
US20140193188A1 (en) | Stick applicator | |
JP5673529B2 (ja) | 詰替え容器 | |
JP5142557B2 (ja) | 可撓性容器 | |
EP3936455B1 (en) | Cartridge and cartridge assembly for use in an extrusion gun | |
US8424726B2 (en) | Reusable sealing apparatus for containers of extractable material | |
EP2620384B1 (en) | Packaging combination | |
US20110180567A1 (en) | Tubular dosing container | |
US20150284171A1 (en) | Hand-held system for dispensing viscous materials from a flexible pouch and methods of accomplishing the same | |
NL2012574B1 (en) | Container for metering liquid material. | |
EP2557055B1 (en) | Packaging combination comprising a tubular casing and a dispensing device with opening means | |
AU748027B2 (en) | A housing containing a replaceable flexible packaging unit | |
KR20180032266A (ko) | 절취가 편리한 절취선을 포함하는 포장 용기 | |
JP2007062783A (ja) | 可撓性容器 | |
EP2522594A1 (en) | Packaging combination | |
JP2002234553A (ja) | ホース状袋を空にするための装置 | |
US12054334B2 (en) | Sausage package dispensing system, device and method | |
NL2016622B1 (nl) | Houder voor vloeistof of poedervormige substantie voorzien van een handmatig breekbare afdichting. | |
US20230256466A1 (en) | Plunger system, device and method | |
US10202223B2 (en) | Multi-purpose cap for tube dispenser | |
JP5429681B2 (ja) | 塗布具付き容器 | |
SE541095C2 (en) | Disposable container for a medicine in paste or semi liquid form |
Legal Events
Date | Code | Title | Description |
---|---|---|---|
FG | Patent granted |
Effective date: 20220728 |