BE1026809B1 - Sleepinrichting voor poolkettingdraden in een baddoek weefmachine - Google Patents

Sleepinrichting voor poolkettingdraden in een baddoek weefmachine Download PDF

Info

Publication number
BE1026809B1
BE1026809B1 BE20180145A BE201800145A BE1026809B1 BE 1026809 B1 BE1026809 B1 BE 1026809B1 BE 20180145 A BE20180145 A BE 20180145A BE 201800145 A BE201800145 A BE 201800145A BE 1026809 B1 BE1026809 B1 BE 1026809B1
Authority
BE
Belgium
Prior art keywords
support
bellows spring
bellows
assembly according
spring
Prior art date
Application number
BE20180145A
Other languages
English (en)
Other versions
BE1026809A1 (nl
Inventor
Ward Boudry
Original Assignee
Picanol Nv
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Picanol Nv filed Critical Picanol Nv
Priority to BE20180145A priority Critical patent/BE1026809B1/nl
Publication of BE1026809A1 publication Critical patent/BE1026809A1/nl
Application granted granted Critical
Publication of BE1026809B1 publication Critical patent/BE1026809B1/nl

Links

Classifications

    • DTEXTILES; PAPER
    • D03WEAVING
    • D03DWOVEN FABRICS; METHODS OF WEAVING; LOOMS
    • D03D49/00Details or constructional features not specially adapted for looms of a particular type
    • D03D49/04Control of the tension in warp or cloth
    • D03D49/22Back rests; Lease rods; Brest beams
    • DTEXTILES; PAPER
    • D03WEAVING
    • D03DWOVEN FABRICS; METHODS OF WEAVING; LOOMS
    • D03D39/00Pile-fabric looms
    • D03D39/22Terry looms
    • D03D39/223Cloth control

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Textile Engineering (AREA)
  • Looms (AREA)

Abstract

Een sleepsamenstelling voor poolkettingdraden (13) in een baddoek weefmachine (1), waarbij een spanrol (16) is aangebracht om de poolkettingdraden (13) te geleiden, waarbij de steunboom (33) gemonteerd is om heen en weer roteerbaar te zijn om een steunboom as (34), waarbij de spanrol (16) evenwijdig met de steunboom (33) ondersteund is door twee of meer steunelementen (51), welke steunelementen (51) vast in positie op de steunboom (33) zijn gemonteerd, en waarbij de sleepsamenstelling met een steunboom (33) die aan zijn manteloppervlak voorzien is van een positioneringselement (65) dat zich evenwijdig met de steunboom as (34) uitstrekt en steunelementen (51) die ten opzichte van elkaar zijn uitgelijnd door middel van het positioneringselement (65). Een baddoek weefmachine met een dergelijke sleepsamenstelling (3).

Description

Sleepinrichting voor poolkettingdraden in een baddoek weefmachine.
Sleepsamenstelling voor pookkettingdraden in een baddoek weefmachine.
Technisch gebied en stand van de techniek.
De uitvinding betreft een sleepsamenstelling voor poolkettingdraden in een baddoek weefmachine, bevattende een spanrol en een steunboom, waarbij de spanrol aangebracht is om de poolkettingdraden te geleiden, waarbij de steunboom op een freem van de weefmachine monteerbaar is om heen en weer roteerbaar te zijn om een steunboom as, en waarbij de spanrol evenwijdig met de steunboom ondersteund is door twee of meer steunelementen, welke steunelementen vast in positie op de steunboom zijn gemonteerd.
Zoals algemeen gekend voor de vakman, voor het weven van een baddoek weefsel, wordt de weefsellijn van het weefsel ten opzichte van een riet verplaatst voor het veroorzaken van een variatie van een afstand tussen een constante aanslaglijn en de weefsellijn. Indien, nadat meerdere ingebrachte inslagdraden en aanslagen die tot stand zijn gebracht op een afstand van de weefsellijn, de weefsellijn van het weefsel wordt verplaatst zodanig dat de weefsellijn dichter bij de aanslaglijn van het riet wordt bewogen, worden de vooraf ingebrachte inslagdraden meegedragen naar de weefsellijn tijdens aanslag van een volgende ingebrachte inslagdraad. De inslagdraden bewegen ten opzichte van de strakker gespannen grondkettingdraden, terwijl ze de losser gespannen
BE2018/0145 poolkettingdraden met zich meedragen. Daardoor vormen de poolkettingdraden lussen.
Voor het vormen van lussen is een lage poolkettingspanning vereist. In baddoek weefsels is het echter gebruikelijk om een eerste weefseldeel geweven als een baddoek weefsel te hebben gevolgd door een tweede weefseldeel geweven als een normaal of plat weefsel. Daarom is het algemeen gekend in baddoek weefmachines om een lage spanning van de poolkettingdraden voor het weven van een baddoek weefsel en hoge spanning van de poolkettingdraden voor het weven van een plat weefsel tussen de baddoek weefsels te gebruiken.
Zoals bijvoorbeeld in EP 1888826 BI beschreven, is het gekend om een veerkrachtig gehouden spanrol te voorzien die is aangebracht om de poolkettingdraden te geleiden, die samen met het geweven weefsel kunnen bewegen als het geweven weefsel weg van de aanslaglijn wordt bewogen om te vermijden dat poolkettingdraden uit het zojuist geweven baddoek weefsel worden teruggetrokken.
Het is een doel van de huidige aanvraag om te voorzien in een sleepsamenstelling met een beweegbaar gemonteerde spanrol, waarbij het vermeden wordt dat een spanning van de poolkettingdraden aanzienlijk zal toenemen tijdens een beweging van de spanrol bij een verplaatsing van het geweven weefsel.
Het is een ander doel van de huidige aanvraag om te voorzien in een sleepsamenstelling met een spanrol die door steunbeugels op een steunboom is gemonteerd, wat een eenvoudige aanpassing van een positie van de steunbeugels toelaat langs de steunboom as op de steunboom.
BE2018/0145
Samenvatting van de uitvinding.
Volgens een eerste aspect van de uitvinding wordt een sleepsamenstelling voor poolkettingdraden in een baddoek weefmachine voorzien, bevattende een spanrol en een steunboom, waarbij de spanrol is aangebracht om de poolkettingdraden te geleiden, waarbij de steunboom op een freem van de weefmachine monteerbaar is om heen en weer roteerbaar te zijn om een steunboom as, waarbij de spanrol evenwijdig met de steunboom ondersteund is door twee of meer steunelementen, welke steunelementen vast in positie op de steunboom zijn gemonteerd, en waarbij de spanrol door minstens één balgveer is belast.
De spanrol wordt veerkrachtig gemonteerd zodat de spanrol verplaatsbaar is bij een beweging van een geweven weefsel voor het vormen van lussen in de poolkettingdraden van een baddoek weefsel. In voorkeurdragende uitvoeringsvormen is de sleepsamenstelling een passieve inrichting, waarbij de spanrol verplaatst wordt door krachten uitgeoefend door de poolkettingdraden zonder een aandrijving voor het actief verplaatsen van de spanrol.
Met behulp van minstens één balgveer wordt een kettingspanning van de poolkettingdraden ingesteld. In de context van de aanvraag wordt de uitdrukking balgveer gebruikt om een veer te beschrijven die één balg of meerdere balgen gevuld met een comprimeerbaar fluïdum bevat, welke balg toelaat dat de veer in een lineaire richting uitzet en inkrimpt. De elastische kracht of veerkracht van de balgveer is instelbaar door de druk van het fluïdum in de balg. In voorkeurdragende uitvoeringsvormen is de balg gevuld met lucht, in het bijzonder perslucht. De vakman zal begrijpen dat in plaats van
BE2018/0145 lucht een ander fluïdum kan worden gebruikt. De balgveer kan zo worden uitgevoerd dat de druk en, aldus, de kracht uitgeoefend door de balgveer niet of slechts onbeduidend varieert met de uitzetting en inkrimping van de balg te wijten aan een beweging van de spanrol.
De kettingspanning van de poolkettingdraden hangt af van de druk binnen de balgveer. Door het instellen van de druk, kan de kettingspanning eenvoudig en zonder stappen worden ingesteld. Met de beweging van de spanrol, wordt/worden de balg of de balgen van de balgveer uitgezet of ingekrompen in een lineaire richting. Wanneer de balgveer zo wordt uitgevoerd dat de kracht uitgeoefend door de balgveer niet of slechts onbeduidend varieert met de uitzetting en inkrimping van de balg(en) te wijten aan een beweging van de spanrol kan een minstens hoofdzakelijk constante kettingspanning bereikt worden in de poolkettingdraden die door de spanrol worden geleid zelfs wanneer de spanrol over een grote afstand wordt bewogen voor een verplaatsing van het geweven weefsel in gebruik van de baddoek weefmachine. Met andere woorden, de sleepsamenstelling heeft een lage inertie en de beweging van de spanrol veroorzaakt enkel lage variaties of geen variaties in de kettingspanning tijdens het baddoek weefproces, hoewel de sleepsamenstelling zelf vrij stijf is en de spanrol over een grote afstand beweegt.
De sleepsamenstelling in uitvoeringsvormen bevat of werkt samen met een drukregelaar systeem dat in staat is om de druk van het fluïdum te regelen in de minstens één balgveer en/of de druk van het fluïdum te meten in de minstens één balgveer, welke druk evenredig is met de poolkettingdraadspanning. Het gebruikte fluïdum is bij voorkeur lucht.
BE2018/0145
In voorkeurdragende uitvoeringsvormen is de balgveer een rolbalg veer, in het bijzonder een rolbalg luchtveer. De rolbalg veer bevat een balg, die meestal bevestigd is aan één einde van een afrolzuiger, welke afrolzuiger bijvoorbeeld gemaakt is uit metaal of kunststof. Bij een inkrimping beweegt de afrolzuiger binnen de balg, en wordt de balg over de afrolzuiger geduwd zodat de balg een rolbalg bepaalt die rolt over het buitenoppervlak van de afrolzuiger. Een intern volume van een dergelijke rolbalg veer verandert slechts marginaal wanneer de rolbalg veer uitzet of inkrimpt, dit betekent wanneer de balg over het buitenoppervlak van de afrolzuiger rolt. Als alternatief of als aanvulling is de balgveer in fluïdum communicatie met een grote fluïdum container, in het bijzonder een grote luchttank, voor het voorzien van een intern volume, dat slechts marginaal verandert met de uitzetting of inkrimping van de balgveer. Verschillende rolbalg veren kunnen gecombineerd worden om één balgveer te vormen.
De spanrol beweegt in een weefvlak, dat minstens hoofdzakelijk in een horizontaal vlak is. In een uitvoeringsvorm is de balgveer gemonteerd om evenwijdig met de weefrichting uit te zetten of in te krimpen en met de steunelementen gekoppeld voor een krachtuitoefening. De balgveer is bij voorkeur gemonteerd om uit te zetten en in te krimpen in een richting hoofdzakelijk loodrecht op de weefrichting. Volgens een voorkeurdragende uitvoeringsvorm is de minstens één balgveer met de steunboom gekoppeld door een verbindingssysteem met minstens een koppel hefboom bevestigd aan de steunboom om met de steunboom te roteren. Dit laat een geschikte opstelling van de balgveer op de omtrek van de steunboom toe, terwijl de steunbeugels, die zich doorheen de kettingdraden kunnen uitstrekken, klein gehouden worden.
BE2018/0145
In een uitvoeringsvorm is een afstand tussen de krachtaanbrengpositie van de minstens één balgveer op de koppel hefboom en de steunboom as korter dan of gelijk aan een afstand tussen een as van de spanrol en de steunboom as. Wanneer de afstand tussen de krachtaanbrengpositie van de minstens één balgveer op de koppel hefboom en de steunboom as korter is dan of gelijk is aan de afstand tussen de spanrol as en de steunboom as, wordt een hefboom effect voordelig gebruikt omdat elke variatie in de druk uitgeoefend door de minstens één balgveer een kleiner effect op de kettingspanning zal hebben dan uitgeoefend op de poolkettingdraden door de spanrol.
In een uitvoeringsvorm zijn de koppel hefboom via welke de minstens één balgveer met de steunboom is gekoppeld en de steunelementen die de spanrol ondersteunen onder een hoek van ongeveer 75° tot ongeveer 105° aangebracht. Hierdoor is een bewegingsrichting aan een uiteinde van de koppel hefboom nagenoeg loodrecht op een bewegingsrichting aan een uiteinde van de steunelementen. Hierdoor wordt, wanneer de spanrol in een weefvlak wordt bewogen, dat minstens hoofdzakelijk in een horizontaal vlak is, het uiteinde van de koppel hefboom minstens hoofdzakelijk in een verticale richting bewogen.
In een uitvoeringsvorm wordt de balgveer geleid om een beweging van de balgveer in andere richtingen dan zijn axiale richting te vermijden en aldus om een knikken of buigen van de balg van de balgveer te vermijden. In voorkeurdragende uitvoeringsvormen is het verbindingssysteem een vierkoppeling verbinding bevattende een stang die zich in een axiale richting van de minstens één balgveer of zich evenwijdig met een axiale richting van de minstens één balgveer uitstrekt, de koppel hefboom is met de stang aan een
BE2018/0145 eerste verbinding gekoppeld en bevestigd aan de steunboom om met de steunboom te roteren, en een hulphefboom evenwijdig is aangebracht met de koppel hefboom, de hulphefboom is met de stang aan een tweede verbinding gekoppeld en monteerbaar op het freem van de weefmachine om heen en weer roteerbaar te zijn om een as evenwijdig met de steunboom as. Het vierkoppeling verbindingssysteem vermijdt eveneens een doorbuiging van de stang en dus een beweging van de balgveer in andere richtingen dan zijn axiale richting, waarbij bovendien wrijvingskrachten zijn vermeden.
In een uitvoeringsvorm is de minstens één balgveer gemonteerd via een krachtmeetinrichting voor het meten van de kracht die op balgveer werkt. De krachtmeetinrichting is bijvoorbeeld tussen de balgveer en een freem van de weefmachine gemonteerd. In voorkeurdragende uitvoeringsvormen, in het bijzonder wanneer de balgveer gemonteerd is om in een verticale richting uit te zetten en in te krimpen, is de krachtmeetinrichting onder de balgveer gemonteerd. In een uitvoeringsvorm wordt een kettingspanning bepaald op basis van dergelijke gemeten krachten die op de balgveer werken. In voorkeurdragende uitvoeringsvormen, in gebruik wordt een kettingspanning bepaald op basis van een druk van het fluïdum in de balgveer gemeten door een druksensor of elke andere drukmeetinrichting, waarbij de krachtmeetinrichting die tussen de balgveer en het freem van de weefmachine is gemonteerd bijvoorbeeld gebruikt wordt om een waarde van de kettingspanning te kalibreren gebaseerd op de waarde van de druk in de balgveer gemeten door de druksensor of elke andere drukmeetinrichting. Als alternatief of als aanvulling, ingeval een kracht uitgeoefend op een uiteinde van de koppel hefboom nagenoeg loodrecht op een kettingspanning is zoals uitgeoefend op de spanrol door de
BE2018/0145 poolkettingdraden in een weefrichting, is in een uitvoeringsvorm de steunboom gemonteerd via een steunboom krachtmeetinrichting voor het meten van de kracht die evenwijdig met het weefvlak op de steunboom werkt.
Als alternatief of als aanvulling op de krachtmeetinrichting is in een uitvoeringsvorm een positiebepaalinrichting voorzien voor het bepalen van een positie van de spanrol. Een bepaalde positie van de spanrol wordt in een uitvoeringsvorm gebruikt voor het sturen van een rotatie van een poolkettingboom via welke poolkettingdraden zodanig worden toegevoerd naar de spanrol, dat de spanrol heen en weer om deze bepaalde positie beweegt binnen een bepaald bereik, bijvoorbeeld een bepaalde positie waarin de steunelementen voor de spanrol nagenoeg verticaal zijn georiënteerd. In een uitvoeringsvorm wordt de positie van de spanrol direct gemeten. In voorkeurdragende uitvoeringsvormen wordt de positie van de spanrol indirect bepaald door een hoekpositie van de steunboom te meten. In een uitvoeringsvorm wordt de hoekpositie van de steunboom gemeten met behulp van een absolute hoekpositie sensor, bijvoorbeeld een encoder. In andere uitvoeringsvormen wordt een positiedetector, bijvoorbeeld een lineaire afstandsdetector, voorzien op een freem van de weefmachine, welke positiedetector met een nokkenprofiel samenwerkt dat op de steunboom is gemonteerd voor het meten van een lineaire afstand tussen het nokkenprofiel en de positiedetector, zodat de hoekpositie van de steunboom bepaald kan worden op basis van de gemeten afstand tussen het nokkenprofiel en de positiedetector.
De positiebepaalinrichting en de minstens één balgveer kunnen aan tegenoverliggende einden van de steunboom worden aangebracht. In voorkeurdragende uitvoeringsvormen zijn de
BE2018/0145 positiebepaalinrichting en de minstens één balgveer aan hetzelfde einde van de steunboom aangebracht.
In een uitvoeringsvorm wordt de positiebepaalinrichting gebruikt om te bepalen of de spanrol binnen een bepaald bereik ligt. In andere uitvoeringsvormen, als alternatief of als aanvulling, wordt een veiligheidsdetector inrichting voorzien om te detecteren of een positie van de spanrol binnen een bepaald bereik ligt, welke veiligheidsdetector inrichting bevattende een sensoren een detector object, waarbij één van de sensor en het detector object aangebracht is om met de steunboom te bewegen en de andere vast in positie op het freem van de weefmachine is gemonteerd. De sensor of het detector object, dat aangebracht is om met de steunboom te bewegen, is in een uitvoeringsvorm op de steunboom zelf bevestigd. In andere uitvoeringsvormen is het aan een verder element bevestigd, dat met de steunboom is gekoppeld om met de steunboom te bewegen. Het zou bijvoorbeeld kunnen worden bevestigd op het nokkenprofiel van de positiebepaalinrichting, op één van de steunelementen, op één van de elementen van het verbindingssysteem, bijvoorbeeld de koppel hefboom, of op een bijkomend element, dat met de steunboom is gekoppeld om met de steunboom te bewegen. De veiligheidsdetector inrichting en de minstens één balgveer kunnen aan tegenoverliggende einden van de steunboom worden aangebracht. In voorkeurdragende uitvoeringsvormen zijn de veiligheidsdetector inrichting en de minstens één balgveer aan hetzelfde einde van de steunboom aangebracht.
In voorkeurdragende uitvoeringsvormen is de druk van de minstens één balgveer variabel tussen een lage druk en een hoge druk om toe te laten met verschillende kettingspanningen te weven, bijvoorbeeld
BE2018/0145 voor verschillende bindingen. Zoals hierboven beschreven, in gebruik van baddoek weefmachines, is het goed gekend om een baddoek handdoek te produceren die een eerste deel met baddoek lussen heeft en die een tweede deel heeft, bijvoorbeeld een eindboord, welk tweede deel een normaal of plat weefsel zonder baddoek lussen is. Het is gebruikelijk om een dergelijk tweede deel met een vrij hoge spanning voor de poolkettingdraden te weven. Hierdoor worden in een uitvoeringsvorm de poolkettingdraden langs de spanrol geleid om een hogere spanning te hebben wanneer een normaal weefsel moet worden geweven, dan wanneer een baddoek weefsel moet worden geweven, waarbij de kettingspanning wordt geregeld door de druk van de minstens één balgveer te variëren.
Om een eenvoudige aanpassing van de spanning van de poolkettingdraad toe te laten, zijn in een uitvoeringsvorm minstens een eerste balgveer en een tweede balgveer voorzien, waarbij bij voorkeur de druk in de eerste balgveer anders instelbaar is dan de druk in de tweede balgveer. Met een dergelijke uitvoeringsvorm, wordt de eerste balgveer bijvoorbeeld op een lage druk ingesteld, zodat de resulterende poolkettingspanning geschikt is voor het weven van baddoek weefsel, waarbij de aangewende spanning in voorkeurdragende uitvoeringsvormen minstens hoofdzakelijk constant is om het vormen van lussen van vrij constante hoogte toe te laten. De tweede balgveer wordt op een hoge druk ingesteld voor het weven van een plat weefsel, bijvoorbeeld een eindboord. In een uitvoeringsvorm is de tweede balgveer mechanisch ontkoppeld van de steunboom voor het weven van baddoek weefsel. In andere uitvoeringsvormen is de tweede balgveer bovendien op een lage druk ingesteld of zelfs een minstens bijna nuldruk bij het weven van baddoek weefsel.
BE2018/0145
Met andere woorden, het voorzien van minstens twee balgveren biedt het voordeel dat de druk van de eerste balgveer op de gewenste lage druk kan worden ingesteld en de eerste balgveer kan worden geregeld om de gewenste lage druk zo constant mogelijk te houden, bijvoorbeeld op een constante waarde. Die lage druk is in de eerste balg aanwezig tijdens het weven van baddoek, en bij voorkeur ook bij het weven van een plat weefsel. Anderzijds is de druk op de tweede balgveer variabel en ingesteld op een hoge druk voor het weven van een plat weefsel en op een lage of nuldruk ingesteld bij het weven van een baddoek weefsel. Voor dit doel wordt in een uitvoeringsvorm een geschikt drukregelaar systeem, in het bijzonder een kleppensysteem, voorzien voor het toevoeren van een fluïdum van hoge druk via het regelaar systeem naar de tweede balgveer bij het weven van een normaal weefsel, en om het fluïdum te laten ontsnappen, bijvoorbeeld via een uitlaatklep, voor het weven van een baddoek weefsel. In een uitvoeringsvorm bevat het regelaar systeem een afsluitventiel, dat tussen een fluïdum inlaat naar de tweede balgveer en een grote fluïdum container is aangebracht. Voor het weven van een normaal weefsel is het afsluitventiel gesloten om te verhinderen dat het fluïdum die in de tweede balgveer aanwezig is uit de balg ontsnapt en naar de grote fluïdum container vloeit, zodat de tweede balgveer als een veer werkt met een stijvere of sterkere karakteristiek. Bij het voorzien van een tweede balgveer met een relatief klein volume, laat dit een snelle toename van de druk van het fluïdum in de tweede balgveer toe.
In een alternatieve uitvoeringsvorm wordt in plaats van een tweede balgveer een mechanische veersamenstelling voorzien, die met de toevoerboom is gekoppeld voor het weven van een plat weefsel en van de toevoerboom is ontkoppeld voor het weven van baddoek
BE2018/0145 weefsel.
In een uitvoeringsvorm zijn de eerste balgveer en de tweede balgveer aan tegenoverliggende einden van de spanrol aangebracht.
Volgens een tweede aspect is een sleepsamenstelling voor poolkettingdraden in een baddoek weefmachine bevattende een spanrol en een steunboom voorzien, waarbij de spanrol is aangebracht om de poolkettingdraden te geleiden, waarbij de steunboom monteerbaar is op een freem van de weefmachine om heen en weer roteerbaar te zijn om een steunboom as, waarbij de spanrol evenwijdig met de steunboom ondersteund is door twee of meer steunelementen, welke twee of meer steunelementen vast in positie op de steunboom zijn gemonteerd, in het bijzonder bevestigd in een instelbare positie op de steunboom, waarbij de steunboom aan zijn manteloppervlak voorzien is van een positioneringselement dat zich evenwijdig met de steunboom as uitstrekt, en waarbij de steunelementen langs de steunboom as verplaatsbaar zijn en ten opzichte van elkaar uitgelijnd zijn door middel van het positioneringselement.
Om te zorgen voor een voldoende draagvermogen is het algemeen gekend om een aantal steunelementen te voorzien, die verdeeld langs de steunboom zijn aangebracht. Bij voorkeur, om de kettingdraden die zich in een geweven baddoek weefsel uitstrekken niet te beschadigen, zijn de steunelementen tussen twee naast elkaar te weven handdoeken aangebracht. Hierdoor kunnen alleen kettingdraden worden beschadigd die zich tussen twee te weven baddoek handdoeken uitstrekken, en zullen beschadigde kettingdraden niet in de handdoek zelf aanwezig zijn. Het is daarvoor algemeen gekend om het aantal en/of positie van de
BE2018/0145 steunelementen langs de steunboom as aan te passen afhankelijk van een breedte van een te weven handdoek en/of een aantal gelijktijdig te weven aantal handdoeken.
Met het positioneringselement kan een positie langs de as van de verplaatsbaar aangebrachte steunelementen eenvoudig worden aangepast terwijl het positioneringselement zorgt voor een perfecte uitlijning van de steunelementen ten opzichte van elkaar. Dit laat toe om alle steunelementen in eenzelfde hoekpositie ten opzichte van de steunboom aan te brengen. Een dergelijke steunboom met een positioneringselement is voordelig voor verschillende types sleepsamenstellingen. In een dergelijke sleepsamenstelling is de spanrol bij voorkeur belast door minstens één balgveer. In andere uitvoeringsvormen, in een dergelijke sleepsamenstelling met een positioneringselement, wordt de spanrol belast door een mechanische veersamenstelling of enkel belast door middel van een actieve inrichting voor het verplaatsen van de spanrol.
In voorkeurdragende uitvoeringsvormen bevat het positioneringselement minstens één railsegment, waarbij de steunelementen elk voorzien zijn van een geleidingsgroef, welke geleidingsgroef complementair met de vorm van het railsegment is gevormd en aangepast is om het railsegment te ontvangen om het bijbehorende steunelement verschuifbaar op de steunboom te connecteren. Een railsegment is voordelig voor het voorkomen van stofophoping.
In een uitvoeringsvorm wordt een positioneringselement voorzien dat gemaakt is uit een enkel railsegment, ook rail genoemd, dat zich over de volledige lengte van de steunboom uitstrekt. In andere uitvoeringsvormen bevat het positioneringselement minstens twee
BE2018/0145 railsegmenten die ten opzichte van elkaar uitgelijnd zijn aangebracht, en bijvoorbeeld aangrenzend of op een kleine afstand van elkaar.
In een uitvoeringsvorm zijn de steunelementen op het railsegment gemonteerd. In voorkeurdragende uitvoeringsvormen voorziet het railsegment in een uitlijning, waarbij de steunelementen telkens op de steunboom zijn gemonteerd door middel van een beugel samenstelling die de steunboom omringt, de beugel samenstelling bevattende minstens een eerste beugel en een tweede beugel, welke eerste beugel en tweede beugel samen de steunboom omringen. Dit zorgt voor een veilige montage met een voldoende draagvermogen.
Volgens een derde aspect wordt een baddoek weefmachine voorzien die een dergelijke sleepsamenstelling bevat.
Korte beschrijving van de tekeningen.
Hierna wordt een uitvoeringsvorm van de uitvinding in detail beschreven met verwijzing naar de tekeningen. Doorheen de tekeningen worden dezelfde elementen aangeduid door dezelfde referentienummers. In de schematische tekeningen
Figuur 1 toont een baddoek weefmachine met een sleepsamenstelling voor poolkettingdraden.
Figuur 2 is een perspectief aanzicht van een sleepsamenstelling voor poolkettingdraden.
Figuur 3 is een perspectief aanzicht van de sleepsamenstelling van figuur 2 zonder een freem van de weefmachine.
Figuur 4 toont een detail van de sleepsamenstelling van figuur 2. Figuur 5 toont een zijaanzicht detail van de sleepsamenstelling
BE2018/0145 van figuur 2 zonder het freem van de weefmachine.
Figuur 6 toont een positiemeetinrichting van de sleepsamenstelling van figuur 1.
Figuur 7 toont in detail een deel van een spanrol die op een steunboom is gemonteerd door een steunbeugel.
Figuur 8 toont een detail van de sleepsamenstelling volgens een tweede uitvoeringsvorm gelijkaardig aan figuren 2 tot 7 gezien van een andere zijde.
Figuur 9 toont een baddoek weefmachine met een sleepsamenstelling voor poolkettingdraden volgens een derde uitvoeringsvorm gelijkaardig aan figuur 3.
Figuur 10 toont een luchttoevoersysteem voor een baddoek weefmachine met een sleepsamenstelling van figuur 9.
Gedetailleerde beschrijving van uitvoeringsvormen van de uitvinding.
Figuur 1 toont schematisch een baddoek weefmachine 1 met een sleepsamenstelling 3 voor poolkettingdraden 13, welke sleepsamenstelling 3 onder andere een spanrol 16 en een steunboom 33 bevat. De baddoek weefmachine getoond in figuur 1 is gelijkaardig aan de baddoek weefmachine die gekend is uit EP 1888826 BI. Een baddoek weefmachine kan een lansweefmachine, een luchtstraalweefmachine of eender welk gelijkaardig type weefmachine zijn.
De baddoek weefmachine 1 getoond in figuur 1 bevat een kettingboom 10 met grondkettingdraden 11 en een kettingboom 12 met poolkettingdraden 13. De grondkettingdraden 11 worden over een sleep 14 in het weefvlak omgebogen. De poolkettingdraden 13 lopen over een ombuiger 15 naar een spanrol 16 en via de spanrol
BE2018/0145 in het weefvlak. Zowel de grondkettingdraden 11 en de poolkettingdraden 13 lopen naar gaapvormingsinrichtingen aangeduid door pijlen 17.
Stroomopwaarts van de sleep 14 voor de grondkettingdraden 11 is een stationaire ombuigrol 44 voorzien, zodat de grondkettingdraden 11 altijd onder dezelfde hoek naar de sleep 14 worden geleid, ongeacht een hoeveelheid grondkettingdraden 11 die op de kettingboom 10 zijn gewikkeld zoals aangeduid door stippellijnen 11A, UB. Voor hetzelfde doel is een stationaire ombuigrol 45 stroomopwaarts van de ombuiger 15 aangebracht, zodat de poolkettingdraden 13 altijd in dezelfde richting naar de ombuiger 15 lopen, waarbij de baan van de poolkettingdraden 13 door stippellijnen 13A, 13B is aangeduid.
Inslagdraden (niet getoond) zijn ingebracht in de weefvakken gevormd door de grondkettingdraden 11 en de poolkettingdraden 13, gezamenlijk aangeduid als kettingdraden. Een riet 19, dat gemonteerd is op en zwenkbaar is met een lade 18, brengt de ingebrachte inslagdraden naar een aanslaglijn. Aan de aanslaglijn worden de inslagdraden ingebonden door middel van de kettingdraden 11, 13 wanneer het weefvak wordt veranderd. Een geweven weefsel 20 op die manier gevormd wordt door middel van een optrek rol 21 opgetrokken en daarna op een doekboom 22 gewikkeld. In de uitvoeringsvorm getoond in figuur 1 zijn een borstboom 23 en twee ombuigers 24, 25 stroomopwaarts van de optrek rol 21 aangebracht, welke optrek rol 21 in de optrekrichting wordt aangedreven. Het geweven weefsel 20 dat door de borstboom 23 naar beneden uit het weefvlak wordt omgebogen, wordt zodanig door de ombuiger 25 omgebogen dat dezelfde weefselzijde (onderzijde van het weefsel) die op de borstboom 23 ligt ook op het
BE2018/0145 omtrek oppervlak van de optrek rol 21 ligt. In een niet getoond alternatief is de ombuiger 25 weggelaten en ligt het geweven weefsel 20 met zijn bovenzijde op het omtrek oppervlak van de optrek rol 21, en wordt verder via een andere geleiding naar de doekboom 22 5 geleid, gelijkaardig zoals getoond in de uitvoeringsvorm getoond in figuur 12 van EP 1899515 BI hierbij door referentie geïncorporeerd.
De sleep 14 van de grondkettingdraden 11 en de borstboom 23 kunnen heen en weer worden bewogen zoals respectievelijk ίο aangeduid door twee-puntige pijlen A en B. In deze uitvoeringsvorm is de sleep 14 voor de grondkettingdraden 11 zwenkbaar door middel van hefbomen 26 gehouden aan zijn twee einden. De hefbomen 26 zijn gekoppeld met een stationaire as 40 die coaxiaal ten opzichte van de as 48 van de sleep 14 voor de grondkettingdraden 11 is 15 aangebracht. De hefboom 26 die de sleep 14 draagt, bevat een arm 46 die door een veerelement 47 wordt gehouden dat op het freem van de weefmachine wordt ondersteund. In de uitvoeringsvorm getoond in figuur 1 is het veerelement 47 aan de rechter zijde van de sleep 14 aangebracht. In een alternatief kan het veerelement 47 20 aan de linker zijde van de sleep 14 worden aangebracht. De borstboom 23 is aan beide zijden via hefbomen 27 gemonteerd, die zwenkbaar zijn om een as coaxiaal met de as van de ombuiger 24.
De hefbomen 26, 27 worden in werking gesteld door 25 overbrengingsbaren 28, 29, waarvan de respectievelijke andere einden met een zwenkarm 30 zijn gekoppeld. Aan beide zijden van de weefselbreedte zijn dergelijke zwenkarmen 30 niet-roteerbaar aangebracht op een as die heen en weer kan worden gezwenkt door middel van een aandrijfmotor 31, bijvoorbeeld een stappenmotor of 30 een tandwielmotor. Door middel van dit aandrijfsysteem 32 bevattende de hefbomen 26, 27, de overbrengingsbaren 28, 29, de
BE2018/0145 zwenkarmen 30 en de aandrijfmotor 31, kunnen de sleep 14 voor de grondkettingdraden 11 en de borstboom 23 heen en weer in dezelfde richting worden bewogen. Tijdens deze heen- en weergaande beweging wordt het geweven weefsel 20 ten opzichte van het riet 5 19 verplaatst, dat tussen een achterste positie en een voorste positie kan worden gezwenkt. In het proces wordt de afstand vanaf de weefsellijn van het geweven weefsel 20 naar de aanslaglijn van het riet 19 gevarieerd.
ίο In de getoonde uitvoeringsvorm wordt de sleepsamenstelling 3 voor de poolkettingdraden 13, waarvan de uitvoering hierna in meer detail wordt uitgelegd, niet aangedreven door het aandrijfsysteem 32. De spanrol 16 is echter veerkrachtig gemonteerd, zodat het beweegbaar is in een richting, die minstens hoofdzakelijk samenvalt 15 met het weefvlak. Hierbij kan de spanrol 16 de beweging van het geweven weefsel 20 volgen. De spanrol 16 is deel van de sleepsamenstelling 3, die verder een steunboom 33 bevat, waarbij de spanrol 16 evenwijdig met de steunboom 33 wordt ondersteund door twee of meer steunelementen 51.
Indien bijvoorbeeld wordt voorzien dat het geweven weefsel 20 weg van het riet 19 moet worden bewogen, links in figuur 1, na aanslag van een inslagdraad naar de weefsellijn van het weefsel, worden de volgende inslagdraden niet aangeslagen naar de weefsellijn, maar 25 blijven op een afstand daarvan. Indien bijvoorbeeld het geweven weefsel 20 met zijn weefsellijn dan terug dichter naar het riet 19 wordt bewogen na twee tot vier of meer inserties, door de sleep 14 en de borstboom 23 overeenkomstig (rechts in figuur 1) te bewegen, beweegt het riet 19 de laatst ingebrachte inslagdraden tot de 30 weefsellijn tijdens de volgende aanslag. In het proces glijden deze inslagdraden langs de grondkettingdraden 11, die relatief strak
BE2018/0145 gespannen zijn. De poolkettingdraden 13 zijn minder strak gespannen, zodat de inslagdraden de poolkettingdraden 13 met zich dragen gedurende de aanslagbeweging. Op die manier worden de respectievelijke delen van de poolkettingdraden 13 tot lussen gevormd. Indien de sleep 14 en de borstboom 23 dan terug gezwenkt worden door middel van de aandrijfmotor 31 zodanig dat de weefsellijn van het geweven weefsel 20 weg van het riet 19 beweegt (links in figuur 1), worden de poolkettingdraden 13 aangespannen. De poolkettingdraden 13 trekken dan de spanrol 16 in de richting naar het riet 19 toe, waarbij het verend monteren van de spanrol 16 een beweging van de spanrol 16 toelaat zodanig dat de voorheen gevormde lussen niet teruggetrokken worden uit het geweven weefsel 20 wanneer het geweven weefsel 20 wordt verplaatst. In voorkeurdragende uitvoeringsvormen helpt de ombuiger 15 bij deze verende functie, waarbij de ombuiger 15 hiertoe van elastische constructie is. De ombuiger 15 is bij voorkeur een cilindrisch gebogen veerstaalplaat, waarvan de randen aan een staaf zijn bevestigd, gelijkaardig zoals getoond in de uitvoeringsvorm getoond in figuur 3 van EP 1888825 BI hierbij door referentie geïncorporeerd. In een andere uitvoeringsvorm (niet getoond), is de ombuiger 15 roteerbaar gemonteerd en/of voorzien van een rotatieve aandrijving.
Figuren 2 tot 7 tonen een uitvoeringsvorm van een sleepsamenstelling 3 voor poolkettingdraden 13 (zie figuur 1). De sleepsamenstelling 3 getoond in figuren 2 tot 7 bevat de steunboom 33, waarbij de steunboom 33 op een freem 50 (zie figuur 2) van de weefmachine 1 (zie figuur 1) is gemonteerd om heen en weer roteerbaar te zijn om een steunboom as 34 (zie figuur 3) zoals aangeduid door een twee-puntige pijl R in figuur 2.
BE2018/0145
De sleepsamenstelling 3 bevat verder de spanrol 16, welke spanrol 16 evenwijdig met de steunboom 33 door zes steunelementen 51 wordt ondersteund. In een uitvoeringsvorm wordt de spanrol 16 in de steunelementen 51 ondersteund om roteerbaar te zijn om zijn as 35. Bij voorkeur wordt de spanrol 16 in de steunelementen 51 ondersteund om niet roteerbaar te zijn om zijn as 35. De steunelementen 51 zijn vast in een ingestelde positie langs de steunboom as 34 op de steunboom 33 gemonteerd. Het is duidelijk voor de vakman dat het aantal en relatieve positie van steunelementen 51 slechts bij wijze van voorbeeld is en bijvoorbeeld kan worden aangepast afhankelijk van het aantal baddoek weefsels dat parallel wordt geweven.
De spanrol 16 wordt verder belast door een balgveer 52, in het bijzonder een rolbalg balgveer. In de getoonde uitvoeringsvorm is de balgveer 52 gekoppeld met de steunboom 33 door een verbindingssysteem 53, om indirect een belasting uit te oefenen op de spanrol 16 via de steunboom 33.
Zoals best in het detail van figuur 4 wordt getoond, in de getoonde uitvoeringsvorm, is het verbindingssysteem 53 een vierkoppeling verbinding met een stang 54 die zich evenwijdig met een axiale richting 42 van de balgveer 52 uitstrekt en een koppel hefboom 55 die op de steunboom 33 is bevestigd om met de steunboom 33 te roteren, waarbij de koppel hefboom 55 met de stang 54 is gekoppeld aan een eerste verbinding 56. Het verbindingssysteem 53 heeft verder een hulphefboom 57 die evenwijdig met de koppel hefboom 55 is aangebracht, waarbij de hulphefboom 57 met de stang 54 is gekoppeld aan een tweede verbinding 58 en monteerbaar op het freem van de weefmachine om heen en weer roteerbaar te zijn om een as 59 evenwijdig met de steunboom as 34 (zie figuur 3). In de
BE2018/0145 getoonde uitvoeringsvorm zijn de balgveer 52 en de stang 54 verticaal aangebracht, dit betekent dat de balgveer 52 zich uitzet of inkrimpt in de verticale richting. Het vierkoppeling verbindingssysteem voorziet een lineaire beweging van de stang 54 langs zijn lengterichting, dit betekent in de getoonde uitvoeringsvorm in de verticale richting zoals aangeduid door een twee-puntige pijl C in figuur 4, en vermijdt doorbuigingen van de stang 54. Hierdoor worden krachten op de balgveer 52 in andere richtingen dan zijn lengterichting, dit betekent de verticale richting in de getoonde uitvoeringsvorm, vermeden.
In de getoonde uitvoeringsvorm is de stang 54 evenwijdig met de axiale richting 42 van de balgveer 52 aangebracht. Deze opstelling is voordelig voor het monteren van de balgveer 52 op het freem 50. In andere uitvoeringsvormen is de stang 54 collineair ten opzichte van de axiale richting 42 van de balgveer 52 aangebracht.
De lengte van de koppel hefboom 55 en de positie van de eerste verbinding 56 zijn zo gekozen dat een afstand tussen de krachtaanbrengpositie van de balgveer 52 op de koppel hefboom 55 en de steunboom as 34 (zie figuur 3) korter is dan een afstand tussen de as 35 van de spanrol 16 en de steunboom as 34. Hierdoor is een effectieve hefboomarm voor een kracht uitgeoefend door de balgveer 52 korter dan een effectieve hefboomarm voor een resulterende kracht op de spanrol 16. Dit hefboomeffect is voordelig daar slechts een lage kettingspanning vereist is voor de poolkettingdraden.
In de getoonde uitvoeringsvorm zijn, de koppel hefboom 55 en de steunelementen 51 ondereen hoek van ongeveer 100° aangebracht. Hierdoor is een bewegingsrichting van de stang 54 die met de koppel
BE2018/0145 hefboom 55 is gekoppeld nagenoeg loodrecht op een bewegingsrichting van de spanrol 16 die door de steunelementen 51 wordt ondersteund.
Zoals best getoond in de details van figuren 4 en 5, in de getoonde uitvoeringsvorm, bevat de sleepsamenstelling 3 verder een krachtmeetinrichting 60 voor het meten van de kracht die op de balgveer 52 werkt. In de getoonde uitvoeringsvorm is de krachtmeetinrichting 60 onder de balgveer 52 aangebracht, tussen een steun 49 voor de balgveer 52 en een montagesteun 61, welke montagesteun 61 op het freem 50 van de weefmachine is bevestigd. De krachtmeetinrichting 60 meet de kracht die op de balgveer 52 werkt.
De kracht gemeten door de krachtmeetinrichting 60 wordt in een uitvoeringsvorm gebruikt voor het regelen van de kettingspanning. Bij voorkeur wordt een druk van het fluïdum in de balgveer 52 bijvoorbeeld ook gemeten door middel van een druksensor (niet getoond), waarbij de kettingspanning wordt geregeld op basis van een gemeten druk van het fluïdum in de balgveer 52. De kracht gemeten door de krachtmeetinrichting 60 wordt dan gebruikt voor het kalibreren van de waarde van de kettingspanning gebaseerd op de waarde van de druk van het fluïdum in de balgveer 52 gemeten door een druksensor.
Zoals best in het detail van figuren 5 en 6 wordt getoond, in de getoonde uitvoeringsvorm, bevat de sleepsamenstelling 3 verder een positiebepaalinrichting 62 voor het bepalen van een positie van de spanrol 16. In de getoonde uitvoeringsvorm wordt de positie van de spanrol 16 indirect bepaald door een hoekpositie van de steunboom 33 te meten. De positiebepaalinrichting 62 van de
BE2018/0145 getoonde uitvoeringsvorm bevat een positiedetector 63 bijvoorbeeld een lineaire afstandsdetector, die vast in positie op het freem 50 van de weefmachine 1 is aangebracht. Een nokkenprofiel 64 is op de steunboom 33 gemonteerd om met de steunboom 33 te roteren. De positiedetector 63 werkt samen met het nokkenprofiel 64 voor het meten van een lineaire afstand D tussen het nokkenprofiel 64 en de positiedetector 63. Wanneer het nokkenprofiel 64 met de steunboom 33 roteert, kan de hoekpositie van de steunboom 33 worden bepaald op basis van de gemeten afstand D tussen het nokkenprofiel 64 en de positiedetector 63.
In de getoonde uitvoeringsvorm zijn de positiebepaalinrichting 62 en de balgveer 52 aan hetzelfde einde van de steunboom 33 aangebracht. In andere uitvoeringsvormen zijn de positiebepaalinrichting 62 en de balgveer 52 aan tegenoverliggende einden van de steunboom 33 aangebracht.
De steunelementen 51 zijn vast in een instelbare axiale positie op de steunboom 33 gemonteerd, en in een bepaalde hoekpositie ten opzichte van de steunboom 33. Zoals best te zien is in figuur 7, in de getoonde uitvoeringsvorm, is de steunboom 33 aan zijn manteloppervlak voorzien van een positioneringselement 65 in de vorm van een railsegment 66 dat zich evenwijdig met de steunboom as 34 uitstrekt, waarbij de steunelementen 51 elk voorzien zijn van een geleidingsgroef 67, welke geleidingsgroef 67 complementair met de vorm van het railsegment 66 is gevormd en aangepast is om het railsegment 66 te ontvangen om het bijbehorende steunelement 51 verschuifbaar in een bepaalde hoekpositie op de steunboom 33 te connecteren. Zoals getoond in figuur 2, in de getoonde uitvoeringsvorm, bevat het positioneringselement 65 verschillende railsegmenten 66 die uitgelijnd en aangrenzend ten opzichte van
BE2018/0145 elkaar zijn aangebracht.
Voor het bevestigen van de steunelementen 51 in een gekozen positie op de steunboom 33, is elk steunelement 51 verder voorzien van een beugel samenstelling 68 die de steunboom 33 omringt. In de getoonde uitvoeringsvorm bevat de beugel samenstelling 68 een eerste beugel 69, die door middel van twee schroeven 70 op de steunelementen 51 is bevestigd. De beugel samenstelling 68 bevat verder een tweede beugel 71, die met schroeven 72 (zie figuur 6) aan de eerste beugel 69 is geschroefd voor het klemmen van de steunboom 33 tussen de twee beugels 69 en 71. Het positioneringselement 69 is in een uitvoeringsvorm voorzien van markeringen die vooraf bepaalde posities voor de steunelementen 51 aanduiden.
Het is duidelijk voor de vakman dat andere inrichtingen voor het bevestigen van de steunelementen 51 kunnen worden gecombineerd met de sleepsamenstelling 3 die een spanrol 16 heeft die door een balgveer 52 wordt belast, alsook kan de beugel samenstelling 68 voordelig in een sleepsamenstelling 3 worden gebruikt, waarbij de spanrol 16 niet door een balgveer 52 wordt belast.
In een uitvoeringsvorm wordt de hierboven beschreven positiebepaalinrichting 62 verder gebruikt voor het bepalen of de spanrol 16 binnen een bepaald bereik ligt, waarbij het verlaten van het bepaald bereik een noodstop van de weefmachine 1 veroorzaakt.
Figuur 8 toont een detail van de sleepsamenstelling 3 volgens een tweede uitvoeringsvorm. De sleepsamenstelling 3 van figuur 8 is gelijkaardig aan die van figuren 2 tot 7, waarbij dezelfde referentienummers worden gebruikt voor dezelfde of gelijkaardige
BE2018/0145 elementen. In de uitvoeringsvorm getoond in figuur 8, wordt naast de positiebepaalinrichting 62 een veiligheidsdetector inrichting 36 voorzien om te detecteren of een positie van de spanrol 16 binnen een bepaald bereik ligt. De veiligheidsdetector inrichting 36 bevat een sensor 73 en een detector object 74, bijvoorbeeld een deel van de hulphefboom 57, waarbij de sensor 73 vast in positie door middel van een bevestigingsplaat 37 op een freem van de weefmachine is gemonteerd. Het is duidelijk dat het detector object 74 een deel kan zijn van eender welk deel van het verbindingssysteem 53. In de getoonde uitvoeringsvorm zijn de veiligheidsdetector inrichting 36 en de balgveer 52 aan hetzelfde einde van de steunboom 33 aangebracht. In andere uitvoeringsvormen zijn de veiligheidsdetector inrichting 36 en de balgveer 52 aan tegenoverliggende einden van de steunboom 33 aangebracht.
In de hierboven getoonde uitvoeringsvormen is één balgveer 52 voorzien. Het is duidelijk voor de vakman dat in plaats van één balgveer 52, twee of meer balgveren aan dezelfde of tegenoverliggende einden van de steunboom 33 kunnen worden voorzien. Als alternatief of als aanvulling bevatten in een uitvoeringsvorm elke balgveer of afzonderlijke van meerdere balgveren meer dan één balg, waarbij de balgen via een gemeenschappelijk verbindingssysteem met de steunboom 33 zijn gekoppeld.
Zoals algemeen gekend bij baddoek weefsels is het gebruikelijk om een eerste weefseldeel geweven als een baddoek weefsel te hebben gevolgd door een tweede weefseldeel geweven als een normaal of plat weefsel, bijvoorbeeld aan een eindboord. Voor het weven van het platte weefsel is een hogere kettingspanning van de poolkettingdraden vereist. Hiervoor is in een uitvoeringsvorm de
BE2018/0145 druk in de balgveer 52 variabel tussen een lage druk voor het weven van een baddoek binding en een hoge druk voor het weven van een platte binding.
Figuren 9 en 10 tonen respectievelijk een sleepsamenstelling 3 volgens een derde uitvoeringsvorm en een fluïdum toevoersysteem 75 voor een dergelijke sleepsamenstelling 3. De sleepsamenstelling 3 van figuur 9 is gelijkaardig aan die van figuren 2 tot 7, waarbij dezelfde referentienummers worden gebruikt voor dezelfde of gelijkaardige elementen. In de uitvoeringsvorm getoond in figuren 9 en 10, zijn twee balgveren 52, 152 voorzien, die aan tegenoverliggende einden van de steunboom 33 zijn aangebracht. De balgveren 52, 152 zijn elk met de steunboom 33 via een verbindingssysteem 53, 153 gekoppeld. Beide verbindingssystemen 53, 153 zijn uitgevoerd als een vierkoppeling verbinding met een stang 54, 154 die zich evenwijdig met een axiale richting van de balgveer 52, 152 uitstrekt en een koppel hefboom 55, 155 die op de steunboom 33 is bevestigd om met de steunboom 33 te roteren, waarbij de koppel hefboom 55, 155 met de stang 54, 154 is gekoppeld aan een eerste verbinding 56, 156. Elk verbindingssysteem 53, 153 bevat verder een hulphefboom 57, 157 die evenwijdig met de koppel hefboom 55, 155 is aangebracht, waarbij de hulphefboom 57, 157 met de stang 54, 154 aan een tweede verbinding 58, 158 is gekoppeld en monteerbaar op het freem van de weefmachine om heen en weer roteerbaar te zijn om een as 59, 159 evenwijdig met de steunboom as 34 (zie figuur 3).
In een uitvoeringsvorm worden de drukken binnen de twee balgveren 52, 152 steeds zo ingesteld dat ze nagenoeg identiek zijn, met andere woorden minstens binnen grenzen identiek.
BE2018/0145
In voorkeurdragende uitvoeringsvormen wordt de druk in de eerste balgveer 52 anders ingesteld dan de druk in de tweede balgveer 152. De eerste balgveer 52 wordt bijvoorbeeld op een lage druk ingesteld, zodat de resulterende poolkettingspanning geschikt is voor het weven van het baddoek weefsel, de druk in de eerste balgveer 52 wordt constant gehouden voor alle weefprocessen. De druk in de tweede balgveer 152 is variabel. In een uitvoeringsvorm wordt de druk in de tweede balgveer 152 op een hoge druk ingesteld voor het weven van een plat weefsel, bijvoorbeeld een eindboord, en op een lage druk of zelfs een minstens nagenoeg nuldruk ingesteld bij het weven van het baddoek weefsel.
In de uitvoeringsvorm getoond in figuur 9 wordt elke balgveer 52, 152 via een krachtmeetinrichting 60, 160 op het freem 50 van de weefmachine gemonteerd. Verder is een positiebepaalinrichting 62 aan de zijkant van de steunboom 33 aangebracht waarop de eerste balgveer 52 is voorzien. Het is duidelijk dat de positiebepaalinrichting 62 ook aan de tegenoverliggende zijde van de steunboom 33 zou kunnen worden aangebracht waarop de tweede balgveer 152 is voorzien. In nog een andere uitvoeringsvorm is geen positiebepaalinrichting 62 voorzien.
Voor het regelen van de variabele druk van de tweede balgveer 152 evenals voor het regelen van de druk van de eerste balgveer 52 om een gewenste kettingspanning te bereiken, is in de getoonde uitvoeringsvorm het fluïdumtoevoer systeem 75 zoals getoond in figuur 10 voorzien. In de getoonde uitvoeringsvorm wordt een druk in de twee balgveren 52, 152 op dezelfde manier geregeld maar door onafhankelijke elementen om een onafhankelijke drukinstelling toe te laten.
BE2018/0145
Het fluïdumtoevoer systeem 75 is met een fluïdumtoevoer 76 geconnecteerd, in het bijzonder een luchttoevoer. Tussen de fluïdumtoevoer 76 en de balgveer 52, 152 wordt telkens een gestuurd drukregelaar systeem 77, 177 voorzien dat zorgt voor een regelbare fluïdumtoevoer naar de balgveer 52, 152 of een regelbare fluïdum ontsnapping uit de balgveer 52, 152. Stroomafwaarts van het drukregelaar systeem 77, 177 is een fluïdum container 78, 178 zoals een luchttank voorzien, die in fluïdum communicatie is met de bijbehorende balgveer 52, 152 via een gestuurd afsluitventiel 79, 179. De druk stroomafwaarts van het drukregelaar systeem 77, 177 wordt gemeten met behulp van een druksensor 80, 180, ook drukmeter genoemd.
De druk in de eerste balgveer 52 kan met het afsluitventiel 79 open worden ingesteld, dit betekent met de balgveer 52 in fluïdum communicatie met de fluïdum container 78. De druk wordt door het drukregelaar systeem 77 op een lage waarde die geschikt is voor het weven van een baddoek weefsel, ingesteld.
Zoals hierboven beschreven, in een uitvoeringsvorm, wordt de druk in de tweede balgveer 152 op een hoge druk ingesteld voor het weven van een plat weefsel, bijvoorbeeld een eindboord, en op een lage druk of zelfs een minstens bijna nuldruk ingesteld bij het weven van het baddoek weefsel. Voor het instellen van de druk in de tweede balgveer 152 op een lage waarde, kan de druk met het afsluitventiel 179 open worden ingesteld, dit betekent met de tweede balgveer 152 in fluïdum communicatie met de fluïdum container 178 zoals beschreven voor de eerste balgveer 52. Als alternatief wordt het drukregelaar systeem 177 zo gestuurd dat fluïdum uit de balgveer 152 kan ontsnappen, zodat geen kracht wordt uitgeoefend door de tweede balgveer 152 op de spanrol 16 (zie figuur 9). Voor dit doel
BE2018/0145 wordt het afsluitventiel 179 bij voorkeur gesloten, zodat het fluïdum aanwezig in de tweede balgveer 152 vrij snel uit de balgveer 152 kan ontsnappen, terwijl de druk aanwezig in de fluïdum container 178 behouden blijft. Om de druk op een hoge waarde in te stellen, wordt in een uitvoeringsvorm het drukregelaar systeem 177 zo gestuurd dat fluïdum van de fluidumtoevoer 76 naar de balgveer 152 vloeit, bijvoorbeeld wanneer het afsluitventiel 179 gesloten is zodat het toegevoerde fluïdum verhinderd wordt om naar de grote fluïdum container 178 te vloeien. Bijgevolg kan de druk in de balgveer 152 vrij snel toenemen. Verder, wanneer het afsluitventiel 179 gesloten is, werkt de tweede balgveer 152 als een veer met een stijvere of sterkere eigenschap. In het bijzonder, bij het voorzien van een tweede balgveer 152 met een relatief klein volume, laat dit een snelle toename van de druk van het fluïdum in de twee balgveer 152 toe.
In de getoonde uitvoeringsvorm is de sleepsamenstelling een passieve inrichting zonder een aandrijving voor het actief verplaatsen van de spanrol. In een andere uitvoeringsvorm wordt een aandrijfinrichting toegevoegd aan de sleepsamenstelling voor de poolkettingdraden bevattende de spanrol voor een actieve verplaatsing van de spanrol, welke aandrijfinrichting gelijkaardig kan zijn aan de aandrijfinrichting getoond in de uitvoeringsvorm getoond in figuur 3 van EP 1888825 BI hierbij door referentie geïncorporeerd. In nog een andere uitvoeringsvorm wordt een aandrijfinrichting toegevoegd aan de balgveer voor een actieve verplaatsing van de balgveer, waardoor een verplaatsing van de spanrol wordt veroorzaakt.

Claims (17)

  1. Conclusies.
    1. Sleepsamenstelling voor poolkettingdraden (13) in een baddoek weefmachine (1), bevattende een spanrol (16) en een steunboom (33), waarbij de spanrol (16) is aangebracht om de poolkettingdraden (13) te geleiden, waarbij de steunboom (33) op een freem (50) van de weefmachine (1) monteerbaar is om heen en weer roteerbaar te zijn om een steunboom as (34), en waarbij de spanrol (16) evenwijdig met de steunboom (33) ondersteund is door twee of meer steunelementen (51), welke steunelementen (51) vast in positie op de steunboom (33) zijn gemonteerd, daardoor gekenmerkt dat de twee of meer steunelementen (51) vast in een positie op de steunboom (33) zijn gemonteerd, waarbij de steunboom (33) aan zijn manteloppervlak voorzien is van een positioneringselement (65) dat zich evenwijdig met de steunboom as (34) uitstrekt, en waarbij de steunelementen (51) langs de steunboom as (34) verplaatsbaar zijn en ten opzichte van elkaar zijn uitgelijnd door middel van het positioneringselement (65).
  2. 2. Sleepsamenstelling volgens conclusie 1, daardoor gekenmerkt dat de spanrol (16) door minstens één balgveer (52, 152) is belast.
  3. 3. Sleepsamenstelling volgens conclusie 1 of 2, daardoor gekenmerkt dat het positioneringselement (65) minstens één railsegment (66) bevat, waarbij de steunelementen (51) elk van een geleidingsgroef (67) zijn voorzien, welke geleidingsgroef (67) complementair met de vorm van het railsegment (66) is gevormd en aangepast om het railsegment (66) te ontvangen om het bijbehorende steunelement (51) verschuifbaar op de steunboom (33) te connecteren.
    BE2018/0145
  4. 4. Sleepsamenstelling volgens conclusie 1, 2 of 3, daardoor gekenmerkt dat het positioneringselement (65) minstens twee railsegmenten (66) bevat die ten opzichte van elkaar uitgelijnd zijn aangebracht, en in het bijzonder aangrenzend of op een afstand van elkaar.
  5. 5. Sleepsamenstelling volgens één van de conclusies 1 tot 4, daardoor gekenmerkt dat de steunelementen (51) telkens op de steunboom (33) zijn gemonteerd door middel van een beugel samenstelling (68) die de steunboom (33) omringt, in het bijzonder de beugel samenstelling (68) bevattende minstens een eerste beugel (69) en een tweede beugel (71).
  6. 6. Sleepsamenstelling volgens één van de conclusies 2 tot 5, daardoor gekenmerkt dat de minstens één balgveer (52, 152) met de steunboom (33) is gekoppeld door een verbindingssysteem (53, 153) met minstens een koppel hefboom (55, 155) bevestigd aan de steunboom (33) om met de steunboom (33) te roteren, waarbij bij voorkeur een afstand tussen de krachtaanbrengpositie van de minstens één balgveer (52, 152) op de koppel hefboom (55, 155) en de steunboom as (34) korter is dan of gelijk is aan een afstand tussen een as (35) van de spanrol (16) en de steunboom as (34).
  7. 7. Sleepsamenstelling volgens conclusie 6, daardoor gekenmerkt dat de koppel hefboom (55, 155) en de steunelementen (51) onder een hoek van ongeveer 75° tot ongeveer 105° zijn aangebracht.
  8. 8. Sleepsamenstelling volgens conclusie 6 of 7, daardoor gekenmerkt dat het verbindingssysteem (53) een vierkoppeling verbinding is bevattende een stang (54, 154) die zich in een axiale
    BE2018/0145 richting van de minstens één balgveer (52, 152) of zich evenwijdig met een axiale richting van de minstens één balgveer (52, 152) uitstrekt, de koppel hefboom (55, 155) met de stang (54, 154) aan een eerste verbinding (56, 156) gekoppeld is en aan de steunboom (33) bevestigd is om met de steunboom (33) te roteren, en een hulphefboom (57, 157) evenwijdig met de koppel hefboom (55, 155) aangebracht is, de hulphefboom (57, 157) met de stang (54, 154) aan een tweede verbinding (58, 158) gekoppeld is en op het freem (50) van de weefmachine (1) monteerbaar is om heen en weer roteerbaar te zijn om een as (59, 159) evenwijdig met de steunboom as (34).
  9. 9. Sleepsamenstelling volgens één van de conclusies 2 tot 8, daardoor gekenmerkt dat de minstens één balgveer (52, 152) via een krachtmeetinrichting (60, 160) is gemonteerd voor het meten van de kracht die op balgveer (52, 152) werkt.
  10. 10. Sleepsamenstelling volgens één van de conclusies 2 tot 9, daardoor gekenmerkt dat een positiebepaalinrichting (62) is voorzien voor het bepalen van een positie van de spanrol (16), waarbij in het bijzonder de positie van de spanrol (16) indirect is bepaald door het meten van een hoekpositie van de steunboom (33).
  11. 11. Sleepsamenstelling volgens conclusie 10, daardoor gekenmerkt dat de positiebepaalinrichting (62) en de minstens één balgveer (52, 152) aan een einde van de steunboom (33) zijn aangebracht.
  12. 12. Sleepsamenstelling volgens één van de conclusies 2 tot 11, daardoor gekenmerkt dat een veiligheidsdetector inrichting (36) is voorzien om te detecteren of een positie van de spanrol (16) binnen
    BE2018/0145 een bepaald bereik ligt, welke veiligheidsdetector inrichting (36) bevattende een sensor (73) en een detector object (74), waarbij één van de sensor (73) en het detector object (74) aangebracht is om met de steunboom (33) te bewegen en de andere vast in positie op het freem (50) van de weefmachine (1) is gemonteerd.
  13. 13. Sleepsamenstelling volgens één van de conclusies 2 tot 12, daardoor gekenmerkt dat de druk van de minstens één balgveer (52, 152) variabel is tussen een lage druk en een hoge druk om toe te laten met verschillende kettingspanningen te weven.
  14. 14. Sleepsamenstelling volgens één van de conclusies 2 tot 13, daardoor gekenmerkt dat een eerste balgveer (52) en een tweede balgveer (152) zijn voorzien, waarbij bij voorkeur de druk in de eerste balgveer (52) anders Instelbaar is dan de druk in de tweede balgveer (152).
  15. 15. Sleepsamenstelling volgens conclusie 14, daardoor gekenmerkt dat de eerste balgveer (52) en de tweede balgveer (152) aan tegenoverliggende einden van de spanrol (16) zijn aangebracht.
  16. 16. Sleepsamenstelling volgens één van de conclusies 2 tot 15, daardoor gekenmerkt dat de minstens één balgveer (52, 152) een luchtveer is, in het bijzonder een rolbalg luchtveer.
  17. 17. Baddoek weefmachine bevattende een sleepsamenstelling (3) volgens één van de conclusies 1 tot 16.
BE20180145A 2018-11-28 2018-11-28 Sleepinrichting voor poolkettingdraden in een baddoek weefmachine BE1026809B1 (nl)

Priority Applications (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE20180145A BE1026809B1 (nl) 2018-11-28 2018-11-28 Sleepinrichting voor poolkettingdraden in een baddoek weefmachine

Applications Claiming Priority (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE20180145A BE1026809B1 (nl) 2018-11-28 2018-11-28 Sleepinrichting voor poolkettingdraden in een baddoek weefmachine

Publications (2)

Publication Number Publication Date
BE1026809A1 BE1026809A1 (nl) 2020-06-22
BE1026809B1 true BE1026809B1 (nl) 2020-06-29

Family

ID=64959026

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
BE20180145A BE1026809B1 (nl) 2018-11-28 2018-11-28 Sleepinrichting voor poolkettingdraden in een baddoek weefmachine

Country Status (1)

Country Link
BE (1) BE1026809B1 (nl)

Citations (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US5743307A (en) * 1995-10-24 1998-04-28 Michel Van De Wiele N.V. Hydraulic warp tensioning apparatus
EP1335052A1 (de) * 2002-02-06 2003-08-13 SCHÖNHERR Textilmaschinenbau GmbH Verfahren und Vorrichtung zur Einstellung und Überwachung der Kettfadenspannung an Webmaschinen
EP1888826B1 (en) * 2005-06-10 2010-12-29 Picanol N.V. Terry loom and backrest arrangement for a weaving machine

Family Cites Families (2)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE102005028126A1 (de) 2005-06-10 2006-12-14 Picanol N.V. Frottierwebmaschine
WO2006131324A2 (en) 2005-06-10 2006-12-14 Picanol N.V. Terry loom

Patent Citations (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US5743307A (en) * 1995-10-24 1998-04-28 Michel Van De Wiele N.V. Hydraulic warp tensioning apparatus
EP1335052A1 (de) * 2002-02-06 2003-08-13 SCHÖNHERR Textilmaschinenbau GmbH Verfahren und Vorrichtung zur Einstellung und Überwachung der Kettfadenspannung an Webmaschinen
EP1888826B1 (en) * 2005-06-10 2010-12-29 Picanol N.V. Terry loom and backrest arrangement for a weaving machine

Also Published As

Publication number Publication date
BE1026809A1 (nl) 2020-06-22

Similar Documents

Publication Publication Date Title
TW530104B (en) Cloth take-up device for loom
CN103359541B (zh) 用于张紧卷绕机中的卷绕线的装置
EP2614180B1 (en) Back rest for a weaving machine
BE1026809B1 (nl) Sleepinrichting voor poolkettingdraden in een baddoek weefmachine
BE1026319B1 (nl) Sleepinrichting voor poolkettingdraden in een baddoek weefmachine
CZ303650B6 (cs) Zpusob a zarízení ke zjistování opotrebení povrchu soucástí textilních stroju bezícím lineárním textilním materiálem
US4403630A (en) Apparatus for tensioning the warp thread sheet of a loom
US5722464A (en) Pile warp thread tension control apparatus for terry cloth weaving
WO2006131325A2 (en) Terry loom
EP2354070B1 (en) Yarn tensioner
US20100187349A1 (en) In or relating to creels
EP2349896B1 (en) Thread brake and method of using the thread brake
US3727818A (en) Apparatus for guiding webs in an extended condition
US3752378A (en) Device for supplying strip-like fabric by means of rollers
US284323A (en) Delivery apparatus for machines for finishing fabrics
US4781222A (en) Fabric winding device for weaving looms
ITMI961310A1 (it) Dispositivo frena-filo per macchine tessili
CS197284B2 (cs) Zařízení k dopravě vlasových osnovních nití u tkacích strojů pro vlasovou tkaninu
BE1021709B1 (nl) Sleepinrichting voor een weefmachine
BE1016428A6 (nl) Aandrijfsysteem voor een gaapvormingselement.
FI70949C (fi) Styrarrangemang foer sluten vaevnadsslinga i pappersmaskin
US1582394A (en) Weighting motion
GB2253862A (en) A thread delivery device for textile machines
BE1010263A3 (nl) Inrichting voor het spannen van een vlak kettingdraden.
JP2002539057A (ja) ビーム送り出し装置及びフィラメントを送り出す方法

Legal Events

Date Code Title Description
FG Patent granted

Effective date: 20200629