BE1026096A9 - In de hand te houden werkmachine - Google Patents

Abstract

Een heggentrimmer (100) die een in de hand te houden werkmachine is heeft een framedeel (20) waaraan een werkmachinelichaam (3) met een motor (1) is bevestigd. Het werkmachinelichaam (3) heeft een snijbladdeel (4) dat daarop is gevormd. Het framedeel (20) omvat een hoofdframe (21) dat is gevormd om een tandwielkast (2) van het werkmachinelichaam (3), en een bescherming (30) die is geïntegreerd met het hoofdframe (21) op een binnenste perifere zijde daarvan en die zich uitstrekt langs een buitenste vorm van een onderste deel (1a) van de motor (1).

Description

IN DE HAND TE HOUDEN WERKMACHINE

TECHNISCH GEBIED [0001] De onderhavige uitving heeft betrekking op een in de hand te houden werkmachine.

ACHTERGROND [0002] Een heggentrimmer met een heen en weer bewegend blad is gewoonlijk bekend als een in de hand te houden werkmachine zoals geopenbaard, bijvoorbeeld, in Patent Document 1 (Patent Document 1: Japans niet-onderzocht patent publicatie Nr. 2010-51329). hr deze heggentrimmer ondersteunt een frame met een handvat een motor. Een bevestigingsveer is tussen het frame en de motor geplaatst als een anti-trillingstructuur.

SAMENVATTING [0003] Traditionele in de hand te houden werkmachines snijden takken en bladeren met heen en weer bewegende bladen (trimbladen of snijbladen) aan de voorzijde van de werkmachines en zijn zodanig gestructureerd dat de gesneden takken en bladeren natuurlijk vallen en gemakkelijk worden afgevoerd. Bijvoorbeeld, het werkmachinelichaam dat de motor bevat is aan een frame gemonteerd met een groot gat dat is gevormd tussen het werkmachinelichaam en het frame. Aanvullend, bovenoppervlakken en dergelijke van verschillende delen lopen voornamelijk schuin af zodat de takken en bladeren die zich hechten aan of afzetten rond de motor natuurlijk vallen door, bijvoorbeeld, trillingen van de motor.

[0004] Echter, in een conventionele in de hand te houden werkmachine, kunnen de takken en bladeren die door het trimblad zijn gesneden zich hechten aan de motor (aandrijfbron) en kunnen deze een koelingsluchtinlaat van de motor afsluiten of de motor binnekomen, waardoor wordt verhinderd dat voldoende koelingslucht wordt verschaft. In dergelijke gevallen, wanneer de gebruiker doorgaat met het gebruiken van de werkmachine zonder zich bewust te zijn van deze

2,5 problemen, kan de motor onvoldoende gekoeld worden. Als de temperatuur van de motor stijgt door onvoldoende koeling kan motorschade, zoals het vastlopen daarvan, voorkomen.

[0005] Het is een doel van de onderhavige uitvinding om een in de hand te houden werkmachine te verschaffen die voorkomt dat takken en bladeren en dergelijke afzetten rond een aandrijfbron of voorkomt dat deze in de aandrijfbron worden gezogen.

[0006] De onderhavige uitvinding is een in de hand te houden werkmachine (100) waarbij een werkmachinelichaam (3) met een aandrijfbron (1) is bevestigd aan een framedeel (20) en een bladdeel (4) is gevormd op het werkmachinelichaam (3), waarbij het framedeel (20) een hoofdframe (21) omvat dat is gevormd om een onderste gedeelte (2) van het werkmachinelichaam (3) in te sluiten, en een bescherming (30) die is geïntegreerd met het hoofdframe (2,1) op een binnenste perifere zijde daarvan en die zich uitstrekt langs een buitenste vorm van een onderste gedeelte (la) van de aandrijfbron (1).

BE2019/5114 [0007] Volgens deze in de hand te houden werkmachine (100), is de aandrijfbron (1) aangedreven en voert het bladdeel (4) een snijhandeling van een object uit. Bijvoorbeeld, takken en bladeren en dergelijke worden getrimd. Het werkmachinelichaam (3) is bevestigd aan het framedeel (20) en het framedeel (20) heeft de bescherming (30) die is geïntegreerd met het hoofdframe (21) op een binnenste perifere zijde daarvan. De bescherming (30) strekt zich uit langs een buitenste vorm van het onderste gedeelte (l a) van de aandrijfbron (1) om te verhinderen dat takken en bladeren en dergelijke afzetten rond de aandrijfbron (1) of in de aandrijfbron (1) worden gezogen. Zodoende worden onvoldoende koeling en temperatuurstijging van de aandrijfbron (1) voorkomen en schade aan de aandrijfbron (1) is venneden.

[0008] Bovenste uiteinden (32a, 33a, 34a) van de bescherming (30) kunnen gelijk met of hoger zijn dan bovenste uiteinden (22a, 23a, 24a) van het hoofdframe (21) en dichter bij de aandrijfbron (1) dan de bovenste uiteinden (22a, 23a, 24a). In dit geval, aangezien de bovenste uiteinden (32a, 33a, 34a) van de bescherming (30) dichter bij de aandrijfbron (1) zijn, wordt voorkomen dat takken en bladeren en dergelijke zich hechten aan en rond de aandrijfbron (1), binnendringen m de aandrijfbron (1) of het werkmachinelichaam (3), of afzetten rond de aandrijfbron (1).

[0009] De bescherming (30) kan worden gevormd uit een elastisch materiaal. In dit geval, bijvoorbeeld, kunnen beschadigingen aan de bescherming (30) worden voorkomen zelfs wanneer de bescherming (30) contact maakt met de aandrijfbron (1).

[0010] Het framedeel (20) kan een binnenste frame (28) omvatten dat is gevormd op de binnenste perifere zijde van het hoofdframe (21) en het werkmachinelichaam (3) ondersteunt, en de bescherming (30) kan tussen het hoofdframe (21) en het binnenste frame (28) worden gepast. In dit geval, het framedeel (20) is m staat het binnendringen en afzetten van de takken en bladeren en dergelijke te voorkomen door middel van de bescherming (30) terwijl het werkmachinelichaam (3) wordt ondersteund met het binnenste frame (28). Het framedeel (20) dient deze meerdere rollen,

2,5 zodat de handeling en voordelen die hierboven zijn beschreven worden behaald door middel van een simpele configuratie.

[0011] Volgens de onderhavige uitvinding zorgt de bescherming (30) ervoor dat geen takken of bladeren of dergelijke afzetten rond de aandrijfbron (1) of in de aandrijfbron (1) worden gezogen. KORTE BESCHRIJVING VAN DE TEKENINGEN [0012] FIG. 1 is een perspectief aanzicht van de rechter zijde en toont een in de hand te houden werkmachine volgens een uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding.

FIG. 2 is een bodemperspectief-aanzicht dat de in de hand te houden werkmachine van Figuur 1 toont.

FIG. 3 is een perspectiefaanzicht dat een framedeel en handvatdelen toont.

FIG. 4 is een dwarsdoorsnedeaanzicht dat een onderste structuur van de in de hand te houden werkmachine toont en is doorgesneden op de locatie van de achterste veren.

BE2019/5114

FIG. 5 is een perspectiefaanzicht dat het framedeel toont met een bescherming die daarmee is geïntegreerd.

FIG. 6 is een zijaanzicht van het framedeel van FIG. 5.

GEDETAILLEERDE BESCHRIJVING [0013] Uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding zullen hieronder worden beschreven onder verwijzing naar de tekeningen. Het zou moeten worden opgemerkt dat gelijkwaardige elementen gelijkwaardige referentiecijfers hebben gekregen in de beschrijving van de tekeningen en dat overtollige uitleg is weggelaten. Richting-aangevende termen die hierbij worden gebruikt, zoals boven, beneden, voorkant, achterkant, links en rechts refereren aan richtingen ten opzichte van een gebruiker die de in de hand te houden werkmachine gebruikt. De voorkant voor de gebruiker (snij bladzij de) is gedefinieerd als vóórkant.

[0014] Zoals getoond in FIGS. 1 en 2, omvat een heggentrimmer 100, die een in de hand te houden werkmachine is, een werkmachinehchaam 3 dat een motor (aandrijfbron) 1 heeft, welke motor een aandrijfbron is, en een tandwielkast 2 die is verbonden met een onderste gedeelte van de motor 1, en een framedeel 20 waaraan het werkmachinelichaam 3 is bevestigd. Het werkmachmelichaam 3 heeft een trimbladdeel 4 dat is voorwaarts uitstekend is verschaft vanaf de motor 1 en een voorste gedeelte van het framedeel 2,0. Het trimblad 4 omvat een geleider 4a die voorwaarts uitstekend vanaf de motor 1 is geplaatst en een bovenste blad 4b en een onderste blad 4c die zijn bevestigd teneinde zich langs de geleider 4a op te stellen en die een aantal bladen hebben die uitsteken in een links-naar-recht richting en zijde aan zijde zijn aangebracht in een voorkant-naar-achterkant richting. Het bovenste blad 4a en het onderste blad 4c van het trimbladdeel 4 bewegen heen en weer door een roterende beweging van de motor 1 die wordt omgezet naar een heen en weer bewegende beweging door een tandwiel in de tandwielkast 2 teneinde een object dat moet worden gesneden, zoals een heg of boom, uniform te trimmen.

2,5 [0015] Het framedeel 20 heeft een perifeer hoofdframe 21. De tandwielkast 2 vormt een onderste gedeelte van de motor 1 en wordt ingesloten door het hoofdframe 21. Dat wil zeggen, de tandwielkast 2 is geplaatst in een centrale opening A (zie FIG. 3) van het framedeel 20. Het zou moeten worden opgemerkt dat de motor 1 is gecombineerd en geïntegreerd met een brandstoftank 11. Een luchtverschoningsafscherming 19 is bevestigd aan een rechter zijde van de motor 1.

[0016] Het framedeel 20 heeft een voorste handvat 5 dat een omgekeerde U-vorm heeft die oversteekt achter het trimbladdeel 4 en vóór de motor 1. Het framedeel 20 heeft ook een achterste handvat-bevestigingsgedeelte 6 op een achterste uiteinde, en een achterste handvat 7 die rechthoekig-ringvormig is als gezien vanuit een zijaanzicht en roteerbaar is verbonden met het achterste handvat-bevestigingsgedeelte 6. Het voorste handvat 5 wordt vastgehouden door een hand van een gebruiker en het achterste handvat 7 wordt vastgehouden door de andere hand van de gebruiker. Het achterste handvat 7 heeft een gashendel 13 die op een onderste zijde van een

BE2019/5114 bovenste aangrijpgedeelte 12, is geplaatst en een veiligheidshendel 14 die op een bovenste zijde van het aangrijpgedeelte 12 is geplaatst. Het achterste handvat 7 heeft ook een roterende hendel 15 die vóór een de bovenste veiligheidshendel 14 is geplaatst, en een stopschakelaar 16 (zie FIG. 3) voor het stoppen van de motor 1 die op een Imker zijde van de roterende hendel 15 is geplaatst.

[0017] De gashendel 13 is bedoeld voor het aanpassen van een vermogen van de motor 1 en de veiligheidshendel 14 is bedoeld voor het mogelijk maken van bediening van de gashendel 13. In een initiële staat, steekt een bovenste achterste gedeelte van de veiligheidshendel 13 bovenwaarts uit vanaf het aangrijpgedeelte 12 zodat de gebruiker het kan vasthouden met de palm van zijn of haar hand. De roterende hendel 15 maakt rotatie van de achterste handvat 7 mogelijk terwijl bediening van de gashendel 13 wordt gelimiteerd en is in staat om de rotatie van het achterste handvat 7 gedurende bediening van de gashendel 13 te limiteren.

[0018] De structuur van het framedeel 20 dat het werkmachinelichaam 3 ondersteunt wordt hieropvolgend in detail beschreven onder verwijzing naar FIGS. 1-3. Zoals getoond in FIGS. 1-3, het framedeel 20 omvat het hoofdfranie 21 dat is gevormd teneinde de tandwielkast 2 in te sluiten vanaf linker en rechter zijden en vanaf de achterkant, het voorste handvat 5 dat is gevormd op een voorste gedeelte van het hoofdframe 21, en het achterste handvat 7 dat is gevormd op een achterste gedeelte van het hoofdframe 21. Het framedeel 20 is gevormd, bijvoorbeeld, uit versterkt, plastic. [0019] Het hoofdframe 21 strekt zich uit in een U-vorm als gezien vanuit een bovenaanzicht langs een onderoppervlak van het werkmachinelichaam 3, dat wil zeggen, een onderoppervlak van de tandwielkast 2. Het hoofdframe 21 vormt een skelet van het framedeel 20 en heeft voldoende sterkte om het werkmachinelichaam 3 te ondersteunen gedurende gebruik van de heggentrimmer 100 (gedurende bedrijf van de motor 1). Het hoofdframe 21 stabiliseert tevens de heggen tri mm er 100, bijvoorbeeld, wanneer de heggentrimmer 100 op de grond is geplaatst. Het voorste gedeelte van het hoofdframe 21 is open en een voorste uiteinde van de tandwielkast 2 en een basisuiteinde

2,5 van het trimbladdeel 4 zijn geplaats in dat open gedeelte. Een voorste afscherming 27 die het voorste uiteinde van de tandwielkast 2 en het basisuiteinde van het trimbladdeel 4 vanaf boven afschermt is verbonden aan het voorste gedeelte van het hoofdfranie 21 onder het voorste handvat 5. Een voorste bescherming 26 die voorwaarts uitstrekt en tussen het trimbladdeel 4 en het voorste handvat 5 is geplaatst is gevormd op een voorste gedeelte van de voorste afscherming 27. De voorste afscherming 26 kan een geluidsdemper 17 (zie FIG. 3) daardoorheen ingevoegd hebben. [0020] Het framegedeelte 20 is gestructureerd teneinde te voorkomen dat gesneden takken en bladeren en dergelijke zich hechten aan of afzetten rond de motor 1 of in de motor 1 worden gezogen gedurende een trimhandeling van takken en bladeren en dergelijke met gebruik van de heggentrimmer 100. Dat wil zeggen, een bescherming 30 die U-vormig is als gezien vanuit een bovenaanzicht en enigszins kleiner is dan het hoofdframe 21 is geïntegreerd met het hoofdframe 21 op een binnenste perifere zijde daarvan. De bescherming 30 is gevormd, bijvoorbeeld, uit een

BE2019/5114 elastisch materiaal, zoals rubber. De bescherming 30 is gevormd in een vorm corresponderend met een binnenste perifeer oppendak van het hoofdframe 21 en is, bijvoorbeeld, aan de binnenste perifere zijde van het hoofdframe 21 gepast. Het aanhechten (passen) van de bescherming 30 behoeft geen fittingen of dergelijke in het bijzonder (een hulpfitting of dergelijke voor het fixeren van de bescherming 30 kan, uiteraard, worden gebruikt).

[0021] In het bijzonder, zoal getoond in FIGS. 3, 4 en 5, heeft het framedeel 20 een binnenste frame 28 dat is gevormd op de binnenste perifere zijde van het hoofdframe 21 en ondersteunt het werkmachinelichaam 3. Dat binnenste frame 28 vormt een meest binnenste perifeer oppervlak van het framedeel 20 en definieert de hierboven genoemde centrale opening A. Het binnenste frame 28 10 sluit de tandwielkast 2 van het werkmachinelichaam 3 in vanaf de linker en rechter zijden en vanaf de achterkant. Een onderoppervlak van het binnenste frame 28 is in hoofdzaak gelijk met een onderste oppervlak van het hoofdframe 21, en de tandwielkast 2 en andere delen zijn boven deze onderoppervlakken geplaatst (zie FIG. 4). Het hoofdframe 21, het binnenste frame 28, de voorste bescherming 26, en de voorste afscherming 27 zijn, bijvoorbeeld, integraal gevormd uit versterkt 15 plastic.

[0022] Zoals getoond in FIGS. 3 en 5, de bescherming 30 is tussen het hoofdframe 21 en het binnenste frame 28 gepast. De bescherming 30 kan gepaard aan het hoofdframe 21 en binnenste frame 28 zijn gepast maar niet daarmee gekoppeld. Het zou moeten worden opgemerkt dat de bescherming 30 kan worden gekoppeld aan het hoofdframe 21 en het binnenste frame 28, bijvoorbeeld, middels adhesie.

[0023] Het framedeel 20 waarop het werkmachinelichaam 3 met inbegrip van de motor 1 is gemonteerd heeft een anti-trillingstructuur. Het binnenste frame 28 hierboven omvat een linker binnenste frame 28a dat zich uitstrekt in de voorkant-naar-achterkant richting aan de linker zijde van de tandwielkast 2 en een rechter binnenste frame 28b dat zich uitstrekt in de voorkant-naar25 achterkant richting aan de rechter zijde van de tandwielkast. Het linker binnenste frame 28a en het rechter binnenste frame 28b hebben linker en rechter voorveren 41 die respectievelijk daaraan zijn bevestigd aan voorste gedeelten daarvan. Het linker binnenste frame 28a en het rechter binnenste frame 28b hebben linker en rechter achterveren 42 die respectievelijk daaraan zijn bevestigd aan achterste gedeelten daarvan. De voorveren 41 en de achterveren 42 zijn gemonteerd op cilindrische veerbevestigingsgedeelten 29 (zie FIG. 4) die integraal zijn gevormd met het linker binnenste frame 28a en het rechter binnenste frame 28b en binnenste uiteinden van de voorveren 41 en de achterveren 42 zijn respectievelijk verbonden aan voorste verbindingswanden 51 en achterste verbindingswanden 52 van de tandwielkast 2 (zie FIGS. 2 en 4). De tandwielkast 2 is verbonden aan het framedeel 20 via de voorveren 41 en de achte neren 42, bijvoorbeeld middels vier verbindingsbouten 43. De structuur van hierboven dempt de transmissie van trillingen van de motor 1 naar het framedeel 20.

BE2019/5114 [0024] Zoals getoond in FIGS. 1 en 4, de bescherming 30 strekt zich uit langs een buitenste vorm van een onderste gedeelte la van de motor 1. Het gat tussen de bescherming 30 en het onderste gedeelte la van de motor 1 is ingesteld op de grootte van een minimale klaring met inachtneming van de trillingen van de motor 1 teneinde het binnenkomen en afzetten van takken en bladeren te voorkomen. Het zou moeten worden opgemerkt dat contact tussen het onderste gedeelte la van de trillende motor 1 en de bescherming 30 zonder gevolg is daar de rubberen bescherming 30 niet zal worden beschadigd.

[0025] Meer in het bijzonder, het hoofdframe 21 omvat een liniier frame 22 dat zicht uitstrekt in de voorkant-naar-achterkant richting aan een linker rand van het framedeel 20, een rechter frame

23 dat zich uitstrekt in de voorkant-naar-achterkant richting aan een rechter rand van het framedeel

20, en een achterste frame 24 dat de achterste uiteinden van het linker frame 22 en het rechter frame 23 verbindt. De bescherming 30 omvat een linker bescherming 32 die zich uitstrekt in de voorkant-naar-achterkant richting aan een binnenste perifere zijde van het linker frame 22 (tussen het linker frame 22 en het linker binnenste frame 28a), een rechter bescherming 33 die zich uitstrekt in de voorkant-naar-achterkant richting aan een binnenste perifere zijde van het rechter frame 23 (tussen het rechter frame 23 en het rechter binnenste frame 28b), en een achterste bescherming 34 die de achterste uiteinden van de linker bescherming 32 en de rechter bescherming 33 verbindt. Het linker frame 22, het rechter frame 23, en het achterste frame 24 en de linker bescherming 32, de rechter bescherming 33, en de achterste bescherming 34 zijn in hoofdzaak verticaal geplaatste wanden. Het zou moeten worden opgemerkt dat de linker bescherming 32 van de bescherming enkel achterwaarts vanaf het centrale gedeelte is gevormd in de voorkant-naarachterkant richting om het hinderen van de geluidsdemper 17 (zie FIGS. 3 en 5) hierboven te vermijden.

[0026] Zoals getoond in FIG. 6, het achterste frame 24 is hoger dan het linker frame 22 en het

2,5 rechter frame 23. De achterste bescherming 34 is enigszins hoger dan de linker bescherming 32 en de rechter bescherming 33.

[0027] Wanneer de hoogten van het hoofdframe 21 en de bescherming 30 worden vergeleken op dezelfde locaties, is de bescherming 30 hoger dan het hoofdframe 21. Dat wil zeggen, zoals getoond in FIGS. 4 en 6, een bovenste uiteinde 32a van de linker bescherming 32 is hoger dan een bovenste uiteinde 22a van het linker frame 22, en een bovenste uiteinde 33a van de rechter bescherming 33 is hoger dan een bovenste uiteinde 23a van het rechter frame. Een bovenste uiteinde 34a van de achterste bescherming is gelijk aan of hoger dan een bovenste uiteinde 24a van het achterste frame 24. Aanvullend, het bovenste uiteinde 32a, het bovenste uiteinde 33a, en het bovenste uiteinde 34a van de bescherming 30 zijn dichter bij de motor 1 dan het bovenste uiteinde

22a, het bovenste uiteinde 23a, en het bovenste uiteinde 24a. Bijvoorbeeld, zoals getoond in FIG.

4, het bovenste uiteinde 32a van de linker bescherming 32 is het dichts bij een

BE2019/5114 geluidsdemperafscherming 18 van de motor 1 en het bovenste uiteinde 33a van de rechter bescherming is het dichts bij de luchtverschoningsafscherming 19 van de motor.

[0028] De gebruikt tilt een heggentrimmer 100 op middels het vasthouden van het voorste handvat 5 en het achterste handvat 7, en wanneer de veiligheidshendel 13 en de gashendel 13 worden bediend ontvangen het bovenste blad 4b en het onderste blad 4c vermogen van de motor 1 en bewegen symmetrisch heen en weer in de voorkant-naar-achterkant richting. Het trimbladdeel 4 wordt dan naar boven en onder en links en rechts bewogen om de toppen en zijden van de takken en bladeren of heggen te trimmen. Wanneer dit geschiedt, zullen de getrimde en gesneden bladeren zich willen hechten aan of afzetten op het framedeel 20 en het werkmachinelichaam 3 (i.e., de motor 1 en dergelijke) maar de bescherming 30 van het framedeel zal dienst doen als een wand teneinde de hoeveelheid van gesneden bladeren die de motor 1 binnenkomen significant te reduceren.

[0029] In deze heggentrimmer 100, is het werkmachinelichaam 3 bevestigd aan het framedeel 20 en het framedeel 20 heeft de bescherming 30 geïntegreerd met het hoofdframe 21 op de binnenste 15 perifere zijde daarvan. De bescherming 30 strekt zich lang de buitenste vorm van het onderste gedeelte la van de motor 1 uit teneinde te voorkomen dat de takken en bladeren en dergelijke afzetten rond de motor 1 of in de motor 1 worden gezogen. Zodoende wordt onvoldoende koeling en temperatuurstijging van de motor 1 voorkomen en wordt schade aan de motor 1 vermeden. Aangezien de bescherming 30 is geïntegreerd met het hoofdframe 21 is het aantal componenten 20 verminderd en zijn geen manuren benodigd voor het aandraaien van schroeven of dergelijke, zodat de assemblage gefaciliteerd wordt.

[0030] De bovenste uiteinden 32a, 33a, 34a van de bescherming 30 zijn gelijk aan of hoger dan de bovenste uiteinden 22a, 23a, 24a van het hoofdframe 21 en zijn dichter bij de motor 1 dan de bovenste uiteinden 22a, 23a, 24a. Aangezien de bovenste uiteinden 32a, 33a, 34a van de

2,5 bescherming 30 dichter bij de motor 1 zijn, wordt voorkomen dat takken en bladeren en dergelijke zich hechten aan en rondom de motor 1, binnenkomen in de motor 1 of het werkmachinelichaam 3, of afzetten rond de motor 1.

[0031] De bescherming 30 wordt gevormd uit een elastisch materiaal. Zodoende, bijvoorbeeld, kunnen beschadigingen aan de bescherming 30 worden voorkomen zelfs wanneer de bescherming 30 30 contact maakt met de motor 1.

[0032] Het framedeel 20 omvat het binnenste frame 28 dat is gevormd op de binnenste perifere zijde van het hoofdframe 21 en ondersteunt het werkmachinelichaam 3, en de bescherming 30 is tussen het hoofdframe 21 en het binnenste frame 28 gepast. Zodoende is het framedeel 20 in staat het binnentreden en afzetten van de takken en bladeren en dergelijke te voorkomen middels de 35 bescherming 30 gedurende het ondersteunen van het werkmachinelichaam 3 met het binnenste

BE2019/5114 frame 28. Het framedeel 20 dient deze meerdere rollen, zodat het bedienen en de voordelen zoals hierboven beschreven worden behaald door middel van een simpele configuratie.

[0033] Hoewel de uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding hierboven zijn beschreven, is de onderhavige uitvinding hiertoe niet gelimiteerd. Bijvoorbeeld, de vormen van het hoofdframe

21 en de bescherming 30 kunnen worden veranderd indien nodig. Het binnenste frame 28 kan worden weggelaten en de tandwielkast 2 kan zijn verbonden met het hoofdframe via de voorveren 41 en de achterveren 42.

[0034] Een tandwielkast is niet gelimiteerd door het ingesloten zijn door een hoofdframe, en een deel anders dan de tandwielkast dat een onderste gedeelte van een werkmachinelichaam vormt kan 10 -worden ingesloten door het hoofdframe. Aanvullend, het onderste gedeelte van het werkmachinelichaam kan een onderste gedeelte van een motor zijn. In dit geval kan het hoofdframe het onderste gedeelte van de motor insluiten en een bescherming die is geïntegreerd met het hoofdframe op een binnenste perifere zijde daarvan kan zich uitstrekken langs een buitenste vorm van het onderste gedeelte van de motor teneinde het onderste gedeelte van de motor 15 in te sluiten vanaf de linkerzijde en de rechterzijde en de voorzijde en de achterzijde.

[0035] Bovendien, hoewel in de bovenstaande uitvoeringsvormen een motor wordt gebruikt als de aandrijfbron, een elektrische motor of dergelijke kan worden gebruikt als de aandrijfbron. De onderhavige uitvinding kan tevens worden toegepast op een herlaadbare heggentrimmer. Voorts, hoewel de bovenstaande uitvoeringsvormen zijn omschreven als heggentrimmers, als voorbeeld, de 20 onderhavige uitvinding kan worden toegepast op in de hand te houden werkmachines anders dan heggentrimmers. Het is enkel nodig dat de in de hand te houden werkmachine een bladdeel heeft dat is gevormd op het werkmachinelichaam en de onderhavige uitvinding kan worden toegepast op, bijvoorbeeld, een kettingzaag.

Claims (4)

1. In de hand te houden werkmachine (100) waarbij een werkmachinelichaam (3) met een aandrijfbron (1) is bevestigd aan een framedeel (20) en waarbij een bladdeel (4) is gevormd op het werkmachinelichaam. (3), waarbij het framedeel (20) omvat:

een hoofdframe (21) dat is gevormd om een onderste gedeelte (2) van het werkmachinelichaam (3) in te sluiten, en een bescherming (30) die is geïntegreerd met het hoofdframe (21) op een binnenste perifere zijde daarvan en die zich uitstrekt langs een buitenste vorm van een onderste gedeelte (la) van de aandrijfbron (1).

2. In de hand te houden werkmachine (100) volgens conclusie 1, waarbij bovenste uiteinden (32a, 33a, 34a) van de bescherming (30) gelijk zijn of hoger zijn dan bovenste 15 uiteinden (22a, 23a, 24a) van het hoofdframe (21) en dichter bij de aandrijfbron (1) zijn dan de bovenste uiteinden (22a, 23a, 24a).

3. In de hand te houden werkmachine (100) volgens conclusie 1 of 2, waarbij de bescherming (30) uit een elastisch materiaal is gevormd.

4. In de hand te houden werkmachine (100) volgens een van de conclusies 1-3, waarbij het framedeel (20) een binnenste frame (28) omvat dat is gevormd op de binnenste perifere zijde van het hoofdframe (21) en het werkmachinelichaam (3) ondersteunt, en waarbij de bescherming (30) tussen het hoofdframe (21) en het binnenste frame (28) is gepast.