BE1023012B1 - Lamel en lamelleninrichting - Google Patents

Abstract

Lamel (1) en lamelleninrichting (2) omvattende dergelijk lamel (1), waarbij de lamel (1) een eerste langwerpig lameldeel (3) omvat dat vervaardigd is uit een5 waterondoorlaatbaar materiaal en dat hoofdzakelijk een eerste zijde van de lamel (1) vormt, waarbij de lamel (1) een met het eerste lameldeel (3) verbonden tweede langwerpig lameldeel (4) omvat, waarbij het tweede lameldeel vervaardigd is uit hout of houtcomposiet, waarbij de lengterichtingen van het eerste en het tweede lameldeel (4) zich nagenoeg evenwijdig aan elkaar uitstrekken en waarbij het tweede10 lameldeel (4) hoofdzakelijk een tweede zijde van de lamel (1) vormt, waarbij de tweede zijde zich tegenover de eerste zijde uitstrekt.

Description

LAMEL EN LAMET ,LENÏNRICHTING

Deze uitvinding betreft een lamel voor een lamelleninrichting omvattende een eerste langwerpig lameldeel dat vervaardigd is uit een waterondoorlaatbaar materiaal en dat hoofdzakelijk een eerste zijde van de lamel vormt.

Deze uitvinding betreft ook een lamelleninrichting, zoals bijvoorbeeld een lamellendak, omvattende meerdere langwerpige lamellen, waarvan de lengterichtingen zich allen nagenoeg evenwijdig aan elkaar uitstrekken.

Lamellen worden onder meer gebruikt in lamelleninrichtingen zoals lamellendaken of luifels omvattende lamellen. Lamellendaken of luifels worden gebruikt om terrassen en dergelijke af te schermen. In eerste instantie zorgen ze vooral voor afscherming van de zon. Echter het is ook gewenst dat ze een zekere waterdichtheid hebben zodat ze, indien nodig, ook in staat zijn om als regenafscherming dienst te doen. Vele van deze lamelleninrichtingen zijn dan ook voorzien van lamellen die hoofdzakelijk vervaardigd zijn uit waterondoorlaatbare materialen zoals metaal of kunststof. Het voordeel hier is dat deze lamellen zorgen voor de nodige afscherming van zon en regen. Een van de nadelen is dat het uitzicht van deze lamellen door velen als weinig esthetisch of weinig passend wordt beschouwd. Het is namelijk zo dat deze lamelleninrichtingen vaak zijn opgesteld in een omgeving met veel groen zoals tuinen, parken, enz. waar voorwerpen vervaardigd uit metaal of kunststof door velen als storend worden aanzien.

Om bovengenoemd esthetisch probleem op te lossen, kiezen velen er dan ook voor om lamelleninrichtingen te plaatsen die houten lamellen omvatten. Deze lamellen zijn echter minder waterdicht. Bij veelvuldige blootstelling aan regen rotten ze ook sneller.

Het is dan ook een doel van de uitvinding om lamellen te vervaardigen die bruikbaar zijn in lamelleninrichtingen zoals lamellendaken of luifels, waarbij deze lamellen regen kunnen tegenhouden en waarbij het uitzicht van deze lamellen als meer esthetisch wordt ervaren. Het is eveneens een doel om goed uitziende lamelleninrichtingen te vervaardigen, die voorzien zijn van één of meerdere dergelijke lamellen.

Deze doelen worden bereikt door te voorzien in een lamel voor een lamelleninrichting omvattende een eerste langwerpig lameldeel dat vervaardigd is uit een waterondoorlaatbaar materiaal en dat hoofdzakelijk een eerste zijde van de lamel vormt, waarbij de lamel een met het eerste lameldeel verbonden tweede langwerpig lameldeel omvat, waarbij het tweede lameldeel vervaardigd is uit hout of houtcomposiet, waarbij de lengterichtingen van het eerste en het tweede lameldeel zich nagenoeg evenwijdig aan elkaar uitstrekken en waarbij het tweede lameldeel hoofdzakelijk een tweede zijde van de lamel vormt, waarbij de tweede zijde zich tegenover de eerste zijde uitstrekt.

Deze lamellen hebben één zijde, de eerste zijde, die hoofdzakelijk gevormd wordt door het eerste lameldeel. Daar dit eerste lameldeel vervaardigd is uit een waterondoorlaatbaar materiaal, is deze eerste zijde ook waterondoorlaatbaar. Wanneer men een dergelijke lamel gebruikt in een lamelleninrichting, kan men dus de lamel zo oriënteren dat regen nagenoeg enkel in contact komt met de eerste zijde, wanneer het regent. Op deze manier kan de lamel dan regen tegenhouden. De tweede zijde is hoofdzakelijk gevormd uit hout of uit houtcomposiet. Hout of houtcomposiet past in omgevingen zoals tuinen en parken en wordt bovendien door velen als esthetisch aanzien. Deze tweede zijde kan men dan zo oriënteren dat vooral de tweede zijde zichtbaar is voor degene die gebruik maakt van de lamelleninrichting. Wanneer men bij regen ervoor zorgt dat nagenoeg enkel de eerste zijde in contact komt met de regen en de tweede zijde dus droog blijft, wordt de tweede tijde zijde nagenoeg niet blootgesteld aan regen. Het tweede lameldeel kan hier dus vervaardigd worden uit een houtsoort die gevoeliger is aan rotten en/of een houtsoort die geen of een beperktere behandeling, om het hout regenbestendiger te maken, heeft verkregen.

Uiteraard kan men het tweede lameldeel ook vervaardigen uit een houtsoort die weersb est endig is of weersbestendig is gemaakt.

Lamellendaken of luifels kunnen bijvoorbeeld één of meerdere dergelijke lamellen omvatten. Deze lamellen kunnen al dan niet roteerbaar opgesteld zijn rond hun lengterichtingen. Wanneer ze roteerbaar opgesteld zijn, zijn ze normaal gezien roteerbaar tussen een gesloten stand, waarbij de lamellen een gesloten dak vormen, en een open stand waarbij er zich tussenruimtes tussen de lamellen uitstrekken. In de gesloten stand zullen de lamellen dan bij voorkeur zo gericht zijn dat de eerste zijde naar boven toe gericht is en dus de bovenzijde vormt en dat de tweede zijde naar onder toe gericht is en dus de onderzijde vormt. In gesloten toestand zullen degene, die zich onder het lamellendak bevinden, nagenoeg enkele de tweede zijde zien, waardoor het lamellendak als esthetisch wordt aanzien. De eerste zijden van de lamellen gaan ervoor zorgen dat hetgeen zich onder de lamellen bevindt, afgeschermd is van regen in de gesloten stand.

Bijkomend is het materiaal waaruit het eerste lameldeel vervaardigd is, bij voorkeur ook bestendig tegen Uv-licht, temperatuurschommelingen enz. zodat de lamellen gedurende lange tijd bruikbaar zijn. Zo kan het eerste lameldeel vervaardigd zijn uit kunststof of uit metaal. Deze eerste lameldelen worden dan bijvoorbeeld vervaardigd door extrusie of door plooien.

In een voorkeurdragende uitvoeringsvorm omvat het eerste lameldeel een eerste koppelmiddel en omvat het tweede lameldeel een met dit eerste koppelmiddel overeenkomstige tweede koppelmiddel, waarbij het eerste en het tweede koppelmiddel schuifbaar in elkaar grijpbaar zijn ter verbinding van het eerste lameldeel met het tweede lameldeel. Het in elkaar schuiven van twee onderdelen kan eenvoudig en snel plaatsvinden waardoor een dergelijke lamel snel vervaardigd kan worden. Door hier te werken met twee aparte onderdelen die in elkaar geschoven moeten worden, heeft men ook het voordeel dat men kan voorzien in een assortiment van standaard eerste lameldelen met dezelfde vorm en standaard tweede lameldelen met dezelfde vorm, waarbij deze eerste lameldelen en tweede lameldelen schuifbaar in elkaar grijpbaar zijn. Zo kan men bijvoorbeeld voorzien in eerste lameldelen die vervaardigd zijn uit verschillende materialen en/of een verschillend kleur hebben. Zo kan men bijvoorbeeld ook voorzien in tweede lameldelen die vervaardigd zijn uit verschillende houtsoorten/houtcomposietsoorten en/of een verschillende kleur hebben. Hierdoor verkrijgt men dus eenvoudig een uitgebreid assortiment van lamellen.

Verder bij voorkeur strekt het eerste koppelmiddel en/of het tweede koppelmiddel zich uit volgens een genoemde lengterichting en zijn het eerste en het tweede koppelmiddel schuifbaar in elkaar grijpbaar volgens deze lengterichting. Daar lamellen in gebruik zich normaal gezien zo uitstrekken dat de genoemde lengterichtingen zich licht hellend uitstrekken ten opzichte van de ondergrond, zullen het eerste en het tweede lameldeel moeilijk van elkaar loskomen wanneer ze volgens een genoemde lengterichting in elkaar geschoven zijn. Dergelijk verbinding is dus een goede verbinding. Bovendien is het met dergelijke verbinding gemakkelijk om een lamel te vervaardigen waarbij het eerste lameldeel de eerste zijde vormt en het tweede lameldeel de tweede zijde vormt. De genoemde lengterichtingen van de lamellen strekken zich normaal gezien licht hellend uit ten opzichte van de ondergrond, zodat water afvoerbaar is. De lengterichtingen kunnen zich echter ook evenwijdig uittrekken aan de ondergrond.

Ook verder bij voorkeur strekt het eerste en/of het tweede koppelmiddel zich uit over nagenoeg de volledige lengte van respectievelijk het eerste lameldeel en het tweede lameldeel. Op deze manier worden de lameldelen over hun volledige lengterichting verbonden aan elkaar waardoor een goede en stevige verbinding wordt verkregen.

Ook bij voorkeur omvat het eerste koppelmiddel een uitsteeksel en omvat het tweede lameldeel een met dit uitsteeksel overeenkomstige groef als een genoemd tweede koppelmiddel. Groeven en overeenkomstige uitsteeksels zijn eenvoudig schuifbaar in elkaar grijpbaar. Ook is het eenvoudig om eerste lameldelen met uitsteeksels te vervaardigen. Zo kan men bijvoorbeeld eenvoudig eerste lameldelen extruderen met uitsteeksels. Het is ook eenvoudig om groeven aan te brengen in hout of houtcomposiet. Zo kan men bijvoorbeeld groeven frezen in hout. Nog meer bij voorkeur omvat het eerste lameldeel minstens twee eerste koppelmiddelen die uitgevoerd zijn als uitsteeksels en omvat het tweede lameldeel minstens twee tweede koppelmiddelen die uitgevoerd zijn als groeven. De verbinding tussen het eerste lameldeel en het tweede lameldeel is dan nog steviger.

Verder in een zeer voorkeurdragende uitvoeringsvorm heeft het uitsteeksel, dwars op de lengterichting van het eerste lameldeel, een L-vormige doorsnede. Gezien in een vlak dwars op de lengterichting van het tweede lameldeel, omvat het tweede lameldeel dan bij voorkeur een L-vormige uitsparing, die nagenoeg overeenkomt met de genoemde L-vormige doorsnede van het uitsteeksel, waarbij deze uitsparing de groef omvat. Het uitsteeksel strekt zich dan uit in de uitsparing wanneer het eerste en het tweede lameldeel met elkaar verbonden zijn.

In een voorkeurdragende uitvoeringsvorm omvat het eerste lameldeel een naar buiten gerichte holte, die zich uitstrekt volgens de lengterichting van het eerste lameldeel en waarin water opvangbaar en afvoerbaar is. Wanneer het regent is het belangrijk dat een lamel het tegengehouden regenwater goed kan opvangen en afvoeren. Met behulp van een dergelijke holte is dat mogelijk. Door de lamel dan licht te doen afhellen, kan het opgevangen regenwater dan afgevoerd worden met deze holte naar bijvoorbeeld een goot. Wanneer de lamel deel uitmaakt van een lamellendak, kan aan het uiteinde van de holte, waarnaar het water loopt, een opvanggoot worden voorzien die dan het regenwater verder afvoert.

Verder bij voorkeur, gezien volgens de lengterichting van het eerste lameldeel, is de holte aan de ene kant begrensd door een onderdeel van het eerste lameldeel dat gericht is naar de tegenoverliggende kant van de holte, zodanig dat de holte aan de genoemde ene kant een gootvormig gedeelte omvat. Dit gootvormige gedeelte heeft zijn nut indien de lamel gebruikt wordt in een lamellendak of luifel waarbij de lamel roteerbaar is opgesteld rond een as die zich nagenoeg uitstrekt volgens de lengterichting van de lamel. Wanneer het regent en de lamel zo gericht is dat het eerste lamel deel de bovenzijde van de lamel vormt, vangt de holte regenwater op en voert het dit regenwater weg. Na een regenbui kan het gewenst zijn om de lamel wat te roteren. Dit is het geval wanneer de lamel deel uitmaakt van een lamellendak of luifel met meerdere lamellen waarbij de lamellen roteerbaar zijn tussen een gesloten stand, waar de lamellen een gesloten dak vormen en een open stand waarbij er openingen tussen de aaneenliggende lamellen aanwezig zijn, zodat zonlicht tussen de lamellen kan schijnen. Na een regenbui kan er wat regenwater achterblijven in de goot. Bij het roteren van de lamel is het dan uiteraard niet de bedoeling dat dit overgebleven regenwater naar beneden valt op degene of hetgeen zich onder de lamel bevindt. Door te werken met een gootvormig gedeelte en ervoor te kiezen om de lamel zo te roteren dat dit gootvormige gedeelte onderaan komt te liggen, zal dit overgebleven regenwater opgevangen worden in het gootvormige gedeelte waardoor het niet naar beneden kan vallen.

Dit doel van de uitvinding wordt ook bereikt door te voorzien in een lamelleninrichting omvattende meerdere langwerpige lamellen, waarvan de lengterichtingen zich allen nagenoeg evenwijdig aan elkaar uitstrekken, waarbij de lamellen minstens één lamel omvatten zoals hierboven omschreven.

Lamelleninrichtingen zoals lamellendaken of luifels worden vooral gebruikt als afscherming voor de zon. Zo kunnen ze bijvoorbeeld geplaatst worden op (een deel van) een terras. Daar lamelleninrichtingen vaak geplaatst worden in tuinen, parken of dergelijke, is het gewenst dat ze passen in een groene omgeving. Onderdelen vervaardigd uit hout en houtcomposiet worden vaak als passend en esthetisch ervaren in een groene omgeving. De tweede zijde van de genoemde één of meerdere lamellen is hoofdzakelijk gevormd uit hout of uit houtcomposiet. Deze tweede zijde kan men dan zo te oriënteren dat vooral de tweede zijde zichtbaar is voor degene die zich onder of in de nabijheid van het lamellendak bevindt, om zo een goed esthetisch zicht te verkrijgen.

Bijkomend is het ook gewenst dat een lamelleninrichting wat regenwater kan tegenhouden, zodat bijvoorbeeld het meubilair dat zich onder de lamellen bevindt, niet nat wordt. Door dan de eerste zijde van de genoemde één of meerdere lamellen te richten naar de regen, kan men hetgeen, dat zich onder de lamellen bevindt, relatief droog houden.

In een voorkeurdragende uitvoeringsvorm zijn de lamellen roteerbaar opgesteld rond hun respectievelijke lengterichting en is de lamelleninrichting omvormbaar tussen een open en een gesloten stand door rotatie van de lamellen rondom rotatieassen die zich evenwijdig uitstrekken aan de respectievelijke lengterichtingen, waarbij elke lamel, zijdelings begrensd is door haakstructuren die aangrijpbaar zijn in overeenkomstige haakstructuren van de aangrenzende lamellen, waarbij de haakstructuren van de aangrenzende lamellen in elkaar grijpen in de gesloten stand van de lamelleninrichting en zo een gesloten geheel vormen. In de open stand bevinden de lamellen zich op een afstand van elkaar zodat zonlicht zich tussen de lamellen kan begeven. In de gesloten stand kan zonlicht en/of regen zich niet tussen lamellen begeven daar de aangrenzende lamellen in elkaar gehaakt zijn tot een gesloten geheel. Afhankelijk van de weersomstandigheden kan men dan ervoor kiezen om de lamellen in een bepaalde stand te roteren.

In een uitvoeringsvorm van de lamel waarbij de lamel een naar buiten gerichte holte omvat, die zich uitstrekt volgens de lengterichting van het eerste lameldeel en waarin water opvangbaar en afvoerbaar is, en waarbij deze holte aan de ene kant begrensd is door een onderdeel van het eerste lameldeel dat gericht is naar de tegenoverliggende kant van de holte, zodanig dat de holte aan de genoemde ene kant een gootvormig gedeelte omvat, kan dit genoemde onderdeel van het eerste lameldeel een genoemde haakstructuur zijn.

In een zeer voorkeurdragende uitvoeringsvorm is de lamelleninrichting een lamellendak.

Deze uitvinding wordt nu nader toegelicht aan de hand van de hierna volgende gedetailleerde beschrijving van een voorkeurdragende uitvoeringsvorm van een lamel en een lamelleninrichting volgens deze uitvinding. De bedoeling van deze beschrijving is uitsluitend verduidelijkende voorbeelden te geven en om verdere voordelen en bijzonderheden van dit lamel en deze lamelleninrichting aan te duiden, en kan dus geenszins geïnterpreteerd worden als een beperking van het toepassingsgebied van de uitvinding of van de in de conclusies opgeëiste octrooirechten.

In deze gedetailleerde beschrijving wordt door middel van referentiecijfers verwezen naar de hierbij gevoegde tekeningen, waarbij - Figuur 1 een perspectiefvoorstelling weergeeft van een lamel volgens de uitvinding; - Figuur 2 een dwarsdoorsnede weergeeft van de lamel weergegeven in figuur i; - Figuur 3 een lamelleninrichting weergeeft volgens de uitvinding omvattende meerdere lamellen zoals weergegeven in figuren 1 en 2; - Figuur 4 een dwarsdoorsnede weergeeft van het eerste lameldeel van de lamel weergegeven in figuren 1 en 2; - Figuur 5 een dwarsdoorsnede weergeeft van het tweede lameldeel van de lamel weergegeven in figuren 1 en 2.

In de figuren wordt één mogelijke uitvoeringsvorm van een lamel (1) weergegeven en een lamellendak (2) omvattende dergelijke lamellen (1). Uiteraard zijn ook andere uitvoeringsvormen mogelijk.

Elke lamel (1) van het lamellendak (2), dat weergegeven is in figuur 3, omvat een eerste langwerpig lameldeel (3) vervaardigd uit aluminium. Aluminium is een licht, waterondoorlaatbaar en weersbestendig materiaal. Dit eerste lameldeel (3) wordt apart weergegeven in figuur 4. Elke lamel (1) omvat ook een tweede langwerpig lameldeel (4) dat vervaardigd is uit hout. Dit tweede lameldeel (4) is weergegeven in figuur 5. Zoals weergegeven in figuren 1 tot 3 vormt het eerste lameldeel (3) de bovenzijde van de lamel (1) en vormt het tweede lameldeel (4) de onderzijde van de lamel (1). De lengterichtingen van het eerste en het tweede lameldeel (3, 4) strekken zich evenwijdig aan elkaar uit.

Het eerste lameldeel (3) wordt via extrusie bekomen en het tweede lameldeel (4) is een houten lat.

Zoals zichtbaar in figuren 2 en 4 omvat het eerste lameldeel (3) twee uitsteeksels (5), die zich uitstrekken volgens de lengterichting van het eerste lameldeel (3) en die een L-vormige dwarsdoorsnede hebben. Het tweede lameldeel (4) omvat, zoals zichtbaar in figuren 2 en 5, twee aan deze uitsteeksels (5) overeenkomstige groeven (6) waarin de uitsteeksels (5) kunnen aangrijpen. Ter vorming van deze groeven (6) zijn er twee uitsparingen met een L-vormige dwarsdoorsnede uitgefreesd in het tweede lameldeel (4).

De groeven (6) en uitsteeksels (5) zijn schuifbaar in elkaar aangrijpbaar volgens de genoemde lengterichtingen van de lameldelen (3, 4), zodat het tweede lameldeel (4) verbonden kan worden met het eerste lameldeel (3). Door de L-vormige uitsparingen zijn de uitsteeksels (5) nagenoeg niet zichtbaar voor iemand die zich recht onder de lamelleninrichting (2) weergegeven in figuur 3 bevindt.

Verder omvat het eerste lameldeel (3) een naar buiten gerichte holte (7), die zich uitstrekt volgens de lengterichting van het eerste lameldeel (3), en waarin water opvangbaar en afvoerbaar is. Deze holte (7) doet dus dienst als goot. De lengterichtingen van de lamellen (1) zijn zeer lichtjes hellend ten opzichte van de ondergrond waarop de lamelleninrichting (2) geplaatst is zodat het regenwater via de holtes (7) afvoerbaar is.

Verder, zoals weergegeven in figuren 2 en 4, is de rechterkant van de holte (7) begrensd door een onderdeel (9) van het eerste lameldeel (3) dat gericht is naar de linkerkant van de holte (7). Dit ter vorming van een gootvormig gedeelte (8).

De lamellen (1) van de lamelleninrichting (2) zijn licht hellend ten opzichte van de ondergrond en zijn ook allen roteerbaar opgesteld rondom een as die zich uitstrekt volgens hun respectievelijke lengterichting. Hierdoor kunnen ze roteren tussen een gesloten stand, waarbij de lamellen (1) een gesloten dak vormen en meer geopende standen waarbij er openingen tussen de aaneenliggende lamellen (1) zijn, waardoorheen zonlicht kan schijnen. Om ervoor te zorgen dat in de gesloten stand de lamellen (1) één gesloten geheel vormen, zijn de eerste lameldelen (3) van de lamellen (1) zijdelings voorzien van haakstructuren (9, 10). Dit is duidelijk zichtbaar in figuren 2 en 4. Met behulp van deze haakstructuren (9, 10) kunnen aaneenliggende lamellen (1) in elkaar grijpen en zo elkaar deels overlappen.

De haakstructuur (9) die aan de rechterkant van de figuren 2 en 4 is weergegeven is het reeds genoemde onderdeel (9) van het eerste lameldeel (3) dat gericht is naar de linkerkant van de holte (7).

Verder zijn de lamellen (1), gezien volgens hun lengterichting, op hun beide uiteinden voorzien van eindvlakken (11), waarmee ze bevestigbaar zijn aan een frame (12) van een lamellendak (2).

Claims (12)

1. CONCLUSIES

   1. Lamel (1) voor een lamelleninrichting (2) omvattende een eerste langwerpig lameldeel (3) dat vervaardigd is uit een waterondoorlaatbaar materiaal en dat hoofdzakelijk een eerste zijde van de lamel (1) vormt, met het kenmerk dat de lamel (1) een met het eerste lameldeel (3) verbonden tweede langwerpig lameldeel (4) omvat, dat het tweede lameldeel (4) vervaardigd is uit hout of houtcomposiet, dat de lengterichtingen van het eerste en het tweede lameldeel (4) zich nagenoeg evenwijdig aan elkaar uitstrekken en dat het tweede lameldeel (4) hoofdzakelijk een tweede zijde van de lamel (1) vormt, waarbij de tweede zijde zich tegenover de eerste zijde uitstrekt.
2. 2. Lamel (1) volgens conclusie 1, met het kenmerk dat het eerste lameldeel (3) een eerste koppelmiddel (5) omvat en het tweede lameldeel (4) een met dit eerste koppelmiddel (5) overeenkomstig tweede koppelmiddel (6) omvat, waarbij het eerste en het tweede koppelmiddel (5, 6) schuifbaar in elkaar grijpbaar zijn ter verbinding van het eerste lameldeel (3) met het tweede lameldeel (4).
3. 3. Lamel (1) volgens conclusie 2, met het kenmerk dat het eerste koppelmiddel (5) en/of het tweede koppelmiddel (6) zich uitstrekt volgens een genoemde lengterichting en het eerste en het tweede koppelmiddel (5, 6) schuifbaar in elkaar grijpbaar zijn volgens deze lengterichting.
4. 4. Lamel (1) volgens conclusie 2 of 3, met het kenmerk dat het eerste en/of het tweede koppelmiddel (5, 6) zich uitstrekt over nagenoeg de volledige lengte van respectievelijk het eerste lameldeel (3) en het tweede lameldeel (4).
5. 5. Lamel (1) volgens één van de conclusies 2 tot 4, met het kenmerk dat het eerste koppelmiddel (5) een uitsteeksel (5) omvat en dat het tweede lameldeel (4) een met dit uitsteeksel (5) overeenkomstige groef (6) als een genoemd tweede koppelmiddel (6) omvat.
6. 6. Lamel (1) volgens conclusie 5, met het kenmerk dat het uitsteeksel (5), dwars op de lengterichting van het eerste lameldeel (3), een L-vormige doorsnede heeft.
7. 7. Lamel (1) volgens conclusie 5 of 6, met het kenmerk dat, gezien in een vlak dwars op de lengterichting van het tweede lameldeel (4), het tweede lameldeel (4) een L-vormige uitsparing omvat, die nagenoeg overeenkomt met de genoemde L-vormige doorsnede van het uitsteeksel (5), waarbij deze uitsparing de groef (6) omvat.
8. 8. Lamel (1) volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat het eerste lameldeel (3) een naar buiten gerichte holte (7) omvat, die zich uitstrekt volgens de lengterichting van het eerste lameldeel (3), en waarin water opvangbaar en afvoerbaar is.
9. 9. Lamel (1) volgens conclusie 8, met het kenmerk dat gezien volgens de lengterichting van het eerste lameldeel (3), de holte (7) aan de ene kant begrensd is door een onderdeel van het eerste lameldeel (3) dat gericht is naar de tegenoverliggende kant van de holte (7), zodanig dat de holte (7) aan de genoemde ene kant een gootvormig gedeelte (8) omvat.
10. 10. Lamelleninrichting (2) omvattende meerdere langwerpige lamellen (1), waarvan de lengterichtingen zich allen nagenoeg evenwijdig aan elkaar uitstrekken, met het kenmerk dat de lamellen (1) minstens één lamel omvatten zoals weergegeven in één van de conclusies 1 tot 9.
11. 11. Lamelleninrichting (2) volgens conclusie 10, met het kenmerk dat de lamellen (1) roteerbaar zijn opgesteld rond hun respectievelijke lengterichting en dat de lamelleninrichting (2) omvormbaar is tussen een open en een gesloten stand door rotatie van de lamellen (1) rondom rotatieassen die zich evenwijdig uitstrekken aan de respectievelijke lengterichtingen, waarbij elke lamel (1), zijdelings begrensd is door haakstructuren (9, 10) die aangrijpbaar zijn in overeenkomstige haakstructuren (9, 10) van de aangrenzende lamellen (1), waarbij de haakstructuren (9, 10) van de aangrenzende lamellen (1) in elkaar grijpen in de gesloten stand van de lamelleninrichting (2) en zo een gesloten geheel vormen.
12. 12. Lamelleninrichting (2) volgens conclusie 10 of 11, met het kenmerk dat de lamelleninrichting (2) een lamellendak is.