BE1028223B1

BE1028223B1 - Een ligger voor een overkapping

Info

Publication number: BE1028223B1
Application number: BE20205265A
Authority: BE
Inventors: Meulemeester Lennart De; Frene Joost De; Rycke Thomas De; Pieter Brabant; Kristof Lemiegre
Original assignee: Renson Sunprotection Screens
Priority date: 2020-04-21
Filing date: 2020-04-21
Publication date: 2021-11-22
Also published as: EP4139539A1; BE1028223A1; WO2021214675A1; EP4139538A1; AU2021261741A1; JP2023524644A; WO2021214673A1; EP4139538C0; US20230151610A1; EP4139538B1; US20230151614A1; CA3175583A1

Abstract

Een ligger voor een overkapping, waarbij de ligger een binnenzijde en een buitenzijde heeft. De ligger omvat een integraal gevormd gootdeel (13) dat, in zijn dwarsdoorsnede, voorzien is van: een inwendige holte (27) voor het afvoeren van op de overkapping invallende neerslag naar een kops uiteinde van de ligger; en een ruimte (30) voor het houden van één uit een veelheid van functioneel verschillende profielen, welke ruimte zich onder de holte bevindt. Door de ruimte open te laten aan zijn onderzijde is het mogelijk om andere profielen te integreren in de ligger.

Description

[0001] Technisch vakgebied

[0002] De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een hgger, zoals een spanbalk of pivotbalk, van een overkapping. De onderhavige uitvinding heeft ook betrekking op een overkapping omvattende een dergelijke ligger.

[0003] Stand der techniek

[0004] Dergelijke overkappingen worden doorgaans opgesteld om een buiten gelegen plaats af te schermen of juist vrij te maken. Zo worden dergelijke schermunrichtingen vaak opgesteld bij woningen, restaurants, winkels, etc. om een buitenterras of dergelijke af te schermen van zonnestralen, neerslag en/of wind of juist om tijdelijk zonnestralen binnen te laten. Deze overkappingen kunnen bijvoorbeeld worden uitgevoerd onder de vorm van luifels, pergola’s, veranda's, carports, enz.

[00051] Een dergelijke overkapping omvat typisch een dakkader dat minstens gedeeltelijk ondersteund is door kolommen. Uitzonderlijk kan het dakkader ook ondersteund zijn door een andere dakconstructie. Het dakkader is algemeen opgebouwd uit meerdere liggers die samengesteld zijn tot één of meerdere kaders waarin cen dakinvuiling kan worden bevestigd. De leggers zelf zijn vaak een samenstelling van meerdere individuele profielen. Een dergelijk dakkader is typisch ondersteund door vier (of meer) koiommen waartussen een wandinvulling kan worden voorzien, Eveneens kunnen er minder kolommen worden gebruikt in geva] het dakkader ondersteund wordt door andere structuren, zoals een muur van een reeds bestaande structuur,

[0006] De dakinvulling kan vast of verplaatsbaar zijn, bijvoorbeeld een openschuifbaar dak, De dakinvuiling van een openschuifbaar dak kan bijvoorbeeld bestaan uit een oprolbaar doek of scherm, lamellen die rond hun as roteren, of van segmenten die over elkaar heen kunnen schuiven. De segmenten kunnen panelen zijn die deels gemaakt zijn van (gelaagd) glas of kunststof, zoals PC of PMMA. Afhankelijk van de materiaalkeuze kan de lichtdoorlatendheid en robuustheid van het dak afgestemd worden naar de gewenste toepassing. De wandinvulling kan eveneens vast of verplaatsbaar zijn. Voorbeelden zijn een oprolbaar doek of scherm of beweegbare, i.e. verschuifbare of vouwbare, panelen.

[0007] Een bekend probleem met dergelijke overkappingen is de hoeveelheid maatwerk die en/of het aantal standaard onderdelen dat nodig kan zijn om voldoende variatie te voorzien in de opbouwmogelijkheden van de overkapping.

[00081] BE 2014/00015 openbaart een overkapping die tot doel heeft voornoemd probleem ten nunste ten dele op te lossen. BE 2014/00015 openbaart een ligger voor een overkappmg, welke ligger voorzien is van een interne holte ten behoeve van afvoeren van op de overkapping invallende neerslag naar een kops uiteinde van de ligger, Boven de holte is een ruimte voorzien waarin een schermrol kan worden aangebracht die neerwaarts kan worden afgerold, waarbij het scherm zich dan tussen de holte en de buitenste zijde {gevormd door de voorkap van de ligger) bevindt,

[0009] In de praktijk is het ook mogelijk om andere types wandinvulling, in bet bijzonder verschuifbare paneelwanden, toe te passen met de ligger geopenbaard in BE 2014/00015, Daartoe wordt de schermholte aan de onderzijde afgesloten en wordt een bijkomend wandhouderprofiel bevestigd aan de onderzijde van de ligger.

[0010] Echter, door het bevestigen van een bijkomend wandhouderprofiel neemt de totale grootte van de ligger toe, hetgeen niet gewenst is onder andere voor redenen zoals windbelasting en esthetisch uitzicht, Daarenboven is een naad te zien tussen de ligger en het wandhouderprofiel wat visueel niet gewenst is. Verder is het ook slechts mogelijk om één type wandmvulling, bijvoorbeeld scherm of paneel, tegelijkertijd te gebruiken.

[00111] Samengevat is in de praktijk gebleken dat de ligger geopenbaard in BE 2014/00015 nog te weinig de mogelijkheid biedt tot een integratie van de verschillende types zijwandinvuiling die gangbaar zijn bij overkappingen,

[0012] Beschrijving van de uitvinding

[0013] Het is een doel van de onderhavige uitvinding om een Hgger voor een overkapping te voorzien die meer integratie toelaat van de bij overkappingen gangbare types zijwandinvulling.

[0014] Dit doel wordt gerealiseerd door een ligger voor een overkapping, waarbij de Hgger een binnenzijde en een buitenzijde heeft en cen integraal gevormd gootdeel omvat dat, in zijn dwarsdoorsnede, voorzien is van: een inwendige holte voor het afvoeren van op de overkapping invallende neerslag naar een Kops uiteinde van de ligger, welke holte gevormd is door een bovenste wand, een onderste wand, een buitenwand en een binnenwand; en een ruimte voor het houden van één uit een veelheid van functioneel verschillende profielen, welke ruimte zich onder de holte bevindt en gevormd is door een bovenste wand, een buitenwand en een binnenwand. [00151 In de overkapping geopenbaard in BE 2014/00015 is er weliswaar een (beperkte) ruimte onder de goot voorzien, echter is deze ruimte geheel afgesloten door de vormgeving van het gootprofiel zodanig dat de ruimte geen tot slechts een beperkte Functionaliteit heeft. Met beperkte functionaliteit wordt hier bedoeld dat de ruimte wel kan dienen voor het ontvangen van één of meerdere bouten ten behoeve van het vastmaken van een bijkomend wandhouderprofiel onder de ligger.

[0016] De onderhavige uitvinding brengt hierop een verbetering aan door diezelfde ruimte open te laten aan zijn onderzijde, Dit laat toe dat andere profielen, bijvoorbeeld een wandhouderprofiel, Kunnen worden ingebracht in die ruimte. Dit komt de variatie in functionaliteit ten goede. [00171 Zoals reeds hierboven beschreven is een gelijkaardige functionaliteit mogelijk met de ligger geopenbaard in BE 2014/00015 door het bevestigen van een bijkomend wandhouderprofiel aan de onderzijde van de ligger.

[0015] De onderhavige uitvinding brengt hierop een verbetering aan door dat de open tuimie onder de inwendige goot toelaat om het bijkomend wandhouderprofiel te integreren in de ligger zonder daarbij een visueel zichtbare naad te vertonen aan de buitenzijde van de ligger,

[0019] In een uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding omvat de ligger een basisdeel dat, in zijn dwarsdoorsnede, voorzien is van: een opstaande binnenwand die bovenaan voorzien is van een eerste bovenste verbindingsmiddel, in het bijzonder een vrouwelijk pinverbindingselement, en onderaan verbonden is met het gootdeel; en een liggende wand die zich boven de holte bevindt en zich uitstrekt van de opstaande binnenwand in de richting van de buitenzijde van de ligger, waarbij de opstaande liggende wand nabij zijn uiteinde voorzien is van een eerste verbindingsmiddel en een tweede verbindingstmiddel.

[0020] Algemeen dient, onder ander voor de stevigheid en onderlinge positionering, per verbinding van twee profielen met elkaar, gebruik gemaakt te worden van twee afzonderlijke verbindingen. Het is namelijk zo dat, indien slechts één verbinding wordt gebruikt voor twee profielen, er meer speling is van de onderlinge positionering, hetgeen aanleiding kan geven tot een afwijkende positionering, in het bijzonder door windlasten en/of neerslag. [00211 In de overkapping geopenbaard in BE 2014/00015 is het basisdeel van de ligger vandaar voorzien van een eerste bevestigingsmiddel nabij het uiteinde van de liggende wand en een tweede bevestigmgsmiddel nabij een uiteinde van een opstaande wand die zich uitstrekt vanaf de locatie van het eerste bevestigingsmiddel zodanig dat een zekere middelmatige afstand aanwezig is tussen de bevestigingsmiddelen. Dit betekent dat de ruimte tussen de twee bevestigingsmiddelen, na plaatsing van een verder profiel, zoals een voorkap, niet kan bijdragen bij de variatie in functionaliteit van de liggers.

[0022] Het is vandaar voordelig om nabij het uiteinde van de hggende wand twee verbindingsmiddelen te voorzien in tegenstelling tot slechts één verbindingsmiddel in de ligger van BE 2014/00015. In het bijzonder laten de twee verbindingsmiddelen toe om meerdere functioneel verschillende profielen te verbinden met het uiteinde van de liggende wand zonder dat daarbij nog een verbinding dient voorzien te worden op een andere plaats van het basisdeel zoals het geval is in BE 2014/00015, Er is dus minder verlies aan ruimte in het basisdeel.

(00231 In een voordelige uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding omvat het tweede verbindingsmiddel een eerste verbindingselement, in het bijzonder een gleuf, en/of een tweede verbindingselement, in het byzonder een haak, Er zijn met andere woorden tot drie verbindingselementen beschikbaar nabij het uiteinde van de liggende wand, waardoor de mogelijkheden voor het verbinden van andere profielen verder verhoogt zodat de functionaliteit van de ligger verbetert.

[0024] In een voordelige uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding zijn het basisdeel en het gootdeel gevormd als afzonderlijke profielen, waarbij de opstaande binnenwand van het basisprofiel onderaan voorzien is van ten minste één, bij voorkeur ten minste twee, verbindingsmiddel en dat bet gootprofiel voorzien is van ten minste één, bij voorkeur ten minste twee, overeenkomstig verbindingsmiddel voor het verbinden van het basisprofiel met het gootprofiel. Het gebruik van afzonderlijke profielen heeft als voordeel dat de ligger eenvoudiger te vervaardigen is. Het is namelijk gebieken dat een extrusieproces voor het vervaardigen van één profiel waarin het basisdeel en het gootdeel vervat zit technisch moeilijk realiseerbaar is, in het bijzonder gezien de geruime hoogte van een dergelijk profiel.

[0025] In een voordelige uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding omvat bet basisdeel een opstaande buitenwand die zich uitstrekt vanaf het uiteinde van de liggende wand en bovenaan voorzien is van een tweede bovenste verbindingsmiddel, in het bijzonder een vrouwelijk pinverbindingselement. De twee bovenste verbindingsmiddelen laten toe om de ruimte gevormd door de opstaande binnenwand, de opstaande buitenwand en de liggende wand van de omgeving af te sluiten, Deze ruimte kan dan bijvoorbeeld gebruikt worden als technische ruimte voor de plaatsing van motoren voor de aandrijving van een lamellendak en/of de geleiding van elektrische kabels.

[0026] In een voordelige uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding is de opstaande buitenwand, op zijn naar buiten gerichte zijde, voorzien van een derde verbindingsmiddel, in het bijzonder een haak, Het voorzien van bijkomende verbindingsmiddelen laat toe om de mogelijkheden voor het verbinden van andere profielen verder te verhogen zodat de functionaliteit van de ligger verbetert.

[0027] In een voordelige uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding is de ligger verder voorzien van: een verbindingsprofiel dat verbonden is met het basisdeel door middel van het eerste verbindingsmiddel, waarbij het verbindingsprofiel aan zijn naar buiten gerichte zijde is voorzien van een vierde verbindingsmiddel, in het bijzonder een vrouwelijk pinverbindingselement; en een 5 voorkap dat verbonden is met het basisdeel door middel van het tweede verbindingsmiddel en met het verbindingsprofiel door middel van het vierde verbindingsmiddel. Door het gebruik van een voorkap ontstaat een interne roumte, namelijk een ruimte gevormd door de voorkap, de bovenwand van de holte en de liggende wand en opstaande wand van het basisdeel. Deze ruimte kan worden gebruikt voor het houden van een schernvol als wandinvullime.

[0028] In een meer voordelige uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding is de hggende wand aan zijn onderzijde voorzien van een inkeping, waarbij het verbindingsprofiel voorzien 18 van een naar binnen gerichte aftakking die aangrijpt in de inkeping. De inkeping draagt bij aan de correcte plaatsing van het verbindingsprofiel ten opzichte van het basisdeel.

[00291] In een alternatieve voordelige uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding is de ligger verder voorzien van een druipprofiel dat verbonden is met het basisdeel door middel van het eerste verbindingsmiddel, Het druipprofiel laat toe om een (vaste) wand te voorzien onder de ligger zonder daarbij het risico te lopen dat van de overkapping aflopende neerslag bovenop de vaste wand zou terecht komen, hetgeen schade (zoals verkleuring) van de vaste wand kan veroorzaken,

[0030] In een meer voordelige uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding is het druipprofiel aan zijn onderste zijde voorzien van een vierde verbindingsmiddel, in het bijzonder een gleuf, en omvat de ligger een voorkap die verbonden is met het verbindingsprofiel door middel van het vierde verbindingsmiddel, waarbij de naar buiten gerichte zijde van het druipprofiel een neerwaarts uitstrekkende wand omvat die zich op een grotere afstand bevindt van de opstaande binnenwand dan de naar buiten gerichte zijde van de voorkap. Dit laat toe om bij een doorzichtige wand toch een voorkap te voorzien die de inwendige structuur van de ligger aan het zicht onttrekt terwijl de wand zich direct onder de Hgger bevindt, [00311 In een meer voordelige uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding omvat de ligger verder een dekselprofiel dat verbonden is met het basisdeel door middel van de bovenste verbindingsmiddelen en waarbij de naar buiten gerichte vlakken van bet dekselprofiel en de voorkap of het druipprofiel nagenoeg in éénzelfde vlak liggen. Met andere woorden, de buitenzijde van de ligger vormt nagenoeg één vlak hetgeen esthetisch gewenst is.

[0032] In een meer voordelige uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding is de ligger verder voorzien van: een wandhouderprofiel dat verbonden is met het basisdeel door middel van het tweede bovenste verbindmgsmiddel en het derde verbindingsmiddel. Het integreren van een wandhouderprofiel laat toe om een beweegbare wandinvulling te voorzien in de overkapping.

10D033]In een meest voordelige uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding is bet wandhouderprofiel aan zijn onderste zijde voorzien van een vierde verbindingsmiddel, in het bijzonder een gleuf, waarbij de ligger een voorkap omvat die verbonden is met het wandhouderprofiel door middel van het vierde verbindingsmiddel, en waarbij een buitenwand van het wandhouderprofiel zich op een grotere afstand bevindt van de opstaande binnenwand dan de naar buiten gerichte zijde van de voorkap. Dit laat toe om bij een doorzichtige wand toch een voorkap te voorzien die de inwendige structuur van de ligger aan het zicht onttrekt terwijl de wand zich direct onder de ligger bevindt.

[0024] Bij voorkeur omvat het wandhouderprofiel verder een derde bovenste verbindingsmiddel, waarbij de ligger verder een dekselprofiel omvat dat verbonden is met het basisdeel door middel van het eerste bovenste verbindingsmiddel en met het wandhouderprofiel door middel van het derde bovenste verbindingsmiddel en waarbij de naar buiten gerichte vlakken van het dekselprofiel en de buitenwand van het wandhouderprofiel nagenoeg in éénzelfde vlak liggen. Met andere woorden, de buitenzijde van de ligger vormt nagenoeg één vlak hetgeen esthetisch gewenst is.

[00351] In een meest voordelige uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding omvat het wandhouderproftel een rail geconfigureerd voor de geleiding van minstens één wanddeel, Door de rail te integreren in de ligger is er geen noodzaak meer voor geleiding aan de onderzijde van de wanddelen zodanig dat deze geen belemmering konnen vormen voor een vlotte doorgang onder de overkapping indien de wanddelen open zijn.

[0036] In een uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding is het gootdeel voorzien van een eerste onderste verbindingsmiddel, in het bijzonder een haak, aan het onderste uiteinde van de binnenwand van de ruimte en van een tweede onderste verbindingsmiddel, in het bijzonder een haak, aan het onderste uiteinde van de buitenwand van de ruimte, Deze onderste verbindingsmiddelen laten toe om een veelheid van functioneel verschillende profielen geplaatste in de ruimte te verbinden aan het gootdeel,

[0037] In een uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding heeft de buitenwand van de holte ten minste twee wanddelen die zich in een verschillend vlak bevinden, Dit laat toe om bijkomende profielen aan weerszijden van de buitenwand te verbinden, bijvoorbeeld door middel van klinknagels, zonder dat de afzonderlijke verbindingen een negatieve invloed, bijvoorbeeld elkaar belemmeren, hebben op elkaar aangezien deze konnen aangrijpen op een verschillend wanddeel.

[0038] In een uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding is de buitenwand van de ruimte op zijn naar binnen gerichte zijde nabij de holte voorzien van een centraal verbindingsmiddel, in het bijzonder een haak. Het voorzien van bijkomende verbindingsmiddelen laat toe om de mogelijkheden voor het verbinden van andere profielen verder te verhogen zodat de functionaliteit van de ligger verbetert,

[00239] In een uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding is de buitenwand van de holte op zijn naar buiten gerichte zijde voorzien van een aftakking. Het voorzien van een aftakking, hetgeen kan dienen als verbindingsmiddel, laat toe om de mogelijkheden voor het verbinden van andere proftelen verder te verhogen zodat de functionaliteit van de ligger verbetert,

[0040] In een uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding is de bovenste wand van de ruimte dezelfde als de onderste wand van de holte. Met andere woorden, de ruimte bevindt zich direct onder de holte zodanig dat de totale hoogte van de ligger wordt beperkt.

[00411 In een uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding omvat de ligger een afsiuitprofiel dat verbonden is met het gootdeel voor het afsluiten van de ruimte. Indien er geen nood is aan een wandinvuiling onder de holte, kan de open ruimte worden afgesloten zodat de inwendige structuur van de ligger aan het zicht onttrokken is.

(00421 In een alternatieve uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding omvat de ligger een wandhouderproftel dat verbonden is met het gootdeel en zich in de ruimte bevindt. Het integreren van een wandhouderprofiel laat toe om een, in het bijzonder beweegbare, wandinvulling te voorzien in de overkapping.

[0043] In een voordelige uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding omvat het wandhouderprofiel een rail geconfigureerd voor de geleiding van minstens één wanddeel, Door de rail te integreren in de ligger is er geen noodzaak meer voor geleiding aan de onderzijde van de wanddelen zodanig dat deze geen belemmering kunnen vormen voor een vlotte doorgang onder de overkapping indien de wanddelen open zijn.

(00441 In een uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding is het gootdeel voorzien van: een uitwendige goot die zich langszij de holte bevindt en voorzien is voor het afvoeren van op de overkapping invallende neerslag naar de holte, welke uitwendige goot gevormd is door een opstaande binnenwand, een bodem en een tussenwand die de scheiding vormt tussen de holte en de uitwendige goot; een aftakking die zich vanuit de bodem neerwaarts uitstrekt; en twee verbindingsmiddelen, waarbij een eerste van de twee verbindingsmiddelen zich nabij de overgang tussen de bodem en de opstaande binnenwand bevindt en in bet bijzonder een vrouwelijk pinverbindingselement omvat en waarbij een tweede van de twee verbindingsmiddelen zich aan een uiteinde van de aftakking bevindt en in het bijzonder een haak omvat. Door het voorzien van een uitwendige goot kan op de overkapping invallende neerslag worden afgevoerd naar de holte. Daarenboven laten de twee verbindingsmiddelen toe om de ruimte onder de uitwendige goot functioneel te gebruiken aangezien cen veelheid van functioneel verschillende profielen in deze ruimte kunnen worden aangebracht.

(00451 In een voordelige nitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding omvat de ligger een afwerkingsprofiel dat verbonden is met het gootdeel door middel van de twee verbindingsmiddelen. Het afwerkinesprofiel kan worden gevormd door één van: een wandhouderprofiel, dat bij voorkeur een rail omvat geconfigureerd voor de geleiding van minstens één wanddeel: een afsiuitprofiel, dat bij voorkeur in hoofdzaak L-vormig is; en een verlichtingshouderprofiel. Het integreren van een wandhouderprofiel laat toe om een, in het bijzonder beweegbare, wandinvulling te voorzien in de overkapping. Door de rail te integreren in de ligger is er geen noodzaak meer voor geleiding aan de onderzijde van de wanddelen zodanig dat deze geen belemmering kunnen vormen voor een vlotte doorgang onder de overkapping indien de wanddelen open zijn, Het afsluitprofiel dient om de interne stroctuur van de hgger aan het zicht te onttrekken indien er geen functionaliteit gewenst is onder de externe goot. Het verlichtingshouderprofiel laat tos om verlichting voor de overkapping te integreren in de ligger.

[0046] De hierboven beschreven voordelen worden tevens bereikt met een overkapping die de hierboven beschreven hager omvat.

[0047] Korte beschrijving van de tekeningen

[0048] De uitvinding zal hierna verder in detail worden verklaard aan de hand van de volgende beschrijving en van de bijgevoegde tekeningen.

[0049] Figuur 1 toont een schematisch beeld van een overkapping volgens de uitvinding.

[0050] Figuren 2A tot ZJ tonen alternatieve uitvoeringen van de overkapping met verschillende wandinvullingen.

10651} Figuren 3A tot 3K tonen elk een doorsnede doorheen een alternatieve uitvoering van een externe pivotbalk met verschillende functionaliteit voor wandinvullingen.

[0052] Figuur 4 toont een doorsnede doorheen een basisuitvoering van een spanbalk.

[0053] Figuur 5 toont een doorsnede doorheen een uitvoering van een centrale pivotbalk.

[0054] Figuren 6A tot 6C tonen individuele profielen gebruikt in de opbouw van de externe pivothalk en/of de spanbalk, 16055] Uitvoeringsvormen van de uitvinding

[0056] De onderhavige uitvinding zal hierna beschreven worden aan de hand van welbepaalde uitvoeringsvormen en onder verwijzing naar bepaalde tekeningen, doch de uitvinding is daar niet toe beperkt en wordt enkel gedefinieerd door de conclusies. De hier weergegeven tekeningen zijn enkel schematische weergaven en zijn niet beperkend. In de tekeningen kunnen de afmetingen van bepaalde onderdelen vergroot zijn weergegeven, wat betekent dat de onderdelen in kwestie dus niet op schaal zijn weergegeven, en dit enkel voor illustratieve doeleinden. De afmetingen en de relatieve afmetingen komen niet noodzakelijkerwijze overeen met de werkelijke praktijkuitvoeringen van de uitvinding.

[0057] Daarenboven worden termen zoals “eerste”, “tweede”, “derde”, en dergelijke in de beschrijving en in de conclusies gebruikt om een onderscheid te maken tussen gelijkaardige elementen en niet noodzakelijkerwijze om een sequentiële of chronologische volgorde aan te geven, De termen in kwestie zijn onderling verwisselbaar in de daarvoor geschikte omstandigheden, en de uitvoeringsvormen van de uitvinding kunnen in andere volgorden werken dan deze die hier worden beschreven of geïllustreerd. 10058] De term “omvattende” en afgeleide termen, zoals die gebruikt worden in de conclasies, moet of moeten niet geïnterpreteerd worden als beperkt zijnde tot de middelen die teikens daama vermeld worden; de term sluit andere elementen of stappen niet ut, De term moet geïnterpreteerd worden als een specificatie van de vermelde eigenschappen, gehele getallen, stappen, of componenten waarnaar wordt verwezen, zonder dat evenwel de aanwezigheid of het toevoegen wordt uitgesloten van een of meer bijkomende eigenschappen, gehele getallen, stappen, of componenten, of groepen daarvan, De reikwijdte van een uitdrukking zoals “een inrichting omvattende de middelen À en B” is dan ook niet enkel beperkt tot inrichtingen die zuiver bestaan uit componenten À en B. Wat er daarentegen bedoeld wordt, is dat, voor wat betreft de onderhavige uitvinding, de enige relevante componenten A en B zijn.

[0059] Met betrekking tot figuren 3, 4 en 6 zal elke verwijzing naar een oriëntatie van de liggers geïnterpreteerd worden met referentie tot de stand bij montage in de overkapping, Op die manier is sprake van vier oriëntaties, namelijk boven, onder, buiten en binnen. Daarbij verwijst “boven” naar het gedeelte van de ligger dat georiënteerd is of zal zijn nichtmg bet bovenvlak (de hemel, e.g. de open lucht), “onder” naar het gedeelte van de ligger dat georiënteerd is of zal zijn richting het grondvlak (de aarde, e.2. de terrasvioer), “buiten” naar het gedeelte van de ligger dat georiënteerd is of zal zijn weg het dak, Le. weg van de dakinvulling Ge. de linkerzijde in figoren 3, 4 en 6) en “binnen” naar het gedeelte van de ligger dat georiënteerd is of zal zijn naar de binnenzijde van het dak, Le. gericht naar de dakinvulling (Le. de rechterzijde in figuren 3, 4 en 6).

[00601] De term “nagenoeg” omvat variaties van +/- 10% of minder, bij voorkeur +/-5% of minder, meer bij voorkeur +/-1% of minder, en meer nog bij voorkeur +/-0,1% of minder, van de gespecificeerde toestand, in zo ver de variaties van toepassing zijn om te functioneren in de bekend gemaakte uitvinding. Het dient te worden verstaan dat de term “nagenoeg A” bedoeld is om ook “A” te omvatten,

[0061] Figuur 1 illustreert een overkapping 1 voor een grondoppervlak, bijvoorbeeld een terras of tuin, De overkapping omvat een veelheid aan kolommen 2 die verschillende hggers 3, 4, 5 ondersteunen, De kolommen en liggers vormen samen kaders waaraan wandinvullingen 6 en/of dakbedekkingen 7 kunnen worden bevestigd zoals hiema beschreven, De overkapping | omvat drie types liggers 3, 4, 5, namelijk: - een ligger 3 die aan de buitenzijde van de overkapping 1 dienst doet als externe pivotbaik 3; - een ligger 4 die centraal in de overkapping 1 dienst doet als centrale pivotbalk 4: en - een ligger 5 die dienst doet als spanbalk 5.

Het zal ook worden geapprecieerd dat de Hggers 3, 4, 5 aan andere structuren, bijvoorbeeld een muur of gevel, kunnen worden bevestigd in plaats van uitsluitend steunend op kolommen 2 zoals getoond in figuur |. Op een dergelijke manier kan de overkapping 1 algemeen ingezet worden voor het afschermen van een buitenruimte, alsook voor een binnenruimte.

[0062] Figuren ZA tot 27 tonen overkappingen | met alternatieve wandinvullingen 6. De getoonde overkappingen 1 hebben gemeenschappelijk dat vier steunkolommen 2 zijn voorzien die een kader, ook dakkader genoemd, ondersteunen, Het kader is gevormd uit twee externe pivotbalken 3 en twee spanbalken 5 waartussen een dakbedekking 7 is voorzien.

[0063] In de getoonde uitvoeringen wordt de dakbedekking 7 gevormd door lamellen die aan hun kopse uiteinden draaibaar bevestigd zijn aan pivotbalken 3. De lamellen zijn draaibaar tussen een open stand en een gesloten stand. In de open stand bevindt er zich een tussenruimte tussen de lamellen waardoorheen bijvoorbeeld lucht de onderliggende ruimte kan binnengebracht worden of deze onderliggende ruimte kan verlaten. In de gesloten stand vormen de lamellen een gesloten fi BE2020/5265 afdak waarmee de onderliggende ruimte kan afgeschermd worden van bijvoorbeeld wind en/of neerslag, zoals regen, hagel of sneeuw, Naar afvoer van neerslag toe zijn de lamellen typisch schuin aflopend opgesteld naar één van beide pivotbalken 3 toe.

[0064] De lamellen zijn typisch vervaardigd uit een rigide materiaal, Dit kan bijvoorbeeld aluminium zijn. Aluminium heeft veel voordelen als materiaal, het is namelijk tegelijk robuust en licht, goed bestand tegen slechte weersomstandigheden en vereist weinig onderhoud. Andere materialen zijn echter ook geschikt en de voor- of nadelen ervan zijn verondersteld gekend te zijn door de vakman. Een lamel kan met behulp van verschillende technieken geproduceerd worden afhankelijk van het materiaal, waaronder extruderen, frezen, zetten, gisten, lassen, enzovoort. De gepaste productietechniek wordt verondersteld gekend te zijn door de vakman. Bij voorkeur worden de Jamellen vervaardigd door middel van een extrusieproces. Eventueel kunnen opvulelementen uit bijvoorbeeld polycarbonaat, glas, hout, enz. gebruikt worden om de holle lamellen ten minste gedeeltelijk op te vullen, bijvoorbeeld om een ander uitzicht van de larnel te bekomen.

[0065] In een uitvoering kunnen de lamellen daarnaast, in hun open stand, eventueel verschuifbaar in de overkapping 1 voorzien zijn, dit om de regelopties qua lichtinval, stralingswarmte en ventilatie verder te vergroten.

[0066] Meer algemeen is de dakbedekking 7 vast opgesteld of verplaatsbaar, Een verplaatsbare dakbedekking omvat, bijvoorbeeld, kantelbare en/of verschuifbare lamellen (zoals hierboven beschreven) en/of op- en afrolbare schermen en/of verschuifbare panelen, De individuele elementen van de verplaatsbare dakbedekking 7 vormen in hun gesloten stand een nagenoeg waterdicht dak waarmee de onderliggende ruimte kan afgeschermd worden van bijvoorbeeld wind en/of neerslag, zoals regen, hagel of sneeuw. Deze dakbedekking 7 wordt typisch afgewaterd naar de pivotbalken 3, 4 en van daaruit direct of via de spanbalken 5 naar de kolommen 2. Door verschuiven en/of roteren van lamellen en/of de panelen en/of door oprollen van een scherm kan de dakbedekking 7 minstens gedeeltelijk geopend en/ot gesloten worden om zo lichtinval, stralingswarmte, ventilatie, neerslag, etc. naar de ruimte onder de dakbedekking 7 toe naar keuze te kunnen bepalen.

[0067] Wandinvullingen 6 zijn typisch bedoeld om openingen onder de overkapping | tossen de kolommen 2 af te schermen. De wandinvullingen 6 kunnen vast opgesteld of verplaatsbaar zijn. Verplaatsbare zijwanden omvatten, bijvoorbeeld, op- en afrolbare schermen en/of wandelementen die verschuifbaar opgesteld zijn ten opzichte van elkaar, etc. Vast opgesteide zijwanden kunnen vervaardigd worden uit verschillende materialen, zoals kunststof, glas, metaal, textiel, hout, etc. Combinaties van verschillende wandinvullmgen 6 zijn eveneens mogelijk.

[0068] Figuur 2A illustreert een wandinvulling in de vorm van een op- en afrolbaar scherm 6a. Het scherm 6a strekt zich uit tussen twee aangrenzende kolommen 2 en is afrolbaar vanuit de externe pivotbalk 3. Het scherm 6a doet voornamelijk dienst als wind- en/of zonnescherm.

[0069] Figuur 2B illustreert een wandinvulling in de vorm van verschuifbare wandpanelen ób, In de getoond uitvoering zijn aan weerszijden van de wand, drie panelen 6b voorzien. De panelen 6b zijn paarsgewijs (namelijk één aan weerszijden) verschuifbaar in een daartoe voorziene rail in de externe pivotbalk 3. Op de grond is ook geleiding 99 voorzien voor de wandpanelen 6b, maar deze geleiding 99 is optioneel. Figuur 2C illustreert de overkapping 1 van figuur 2B met de wandpanelen 6b in hun gesloten toestand. De wandpanelen 6b zijn doorzichtig en bij voorkeur uit glas vervaardigd. Natuurlijk zijn niet-doorzichtige wandpanelen 6b ook mogelijk. Hun functie is voornamelijk wind- en waterbescherming, maar afhankelijk van hun materiaal is bescherming tegen zon ook mogelijk. Een combinatie van de wandinvullmgen van figuren 2A tot 2C is getoond in figuur 2D. Daar is een dubbele wandinvulling voorzien die enerzijds een op- en afrolbaar scherm Ga omvat en anderzijds verschuifbare wandpanelen 6b (in dit geval vier panelen 6b aan weerszijden).

[0070] Een volgend type wandinvulling is getoond in figuren 2E en ZF. De wandinvulling omvat opvouwbare wandpanelen 6c. De wandpanelen 6c zijn opvouwbaar naar de kolom 2. Figuur 2F diustreert de overkapping | van figuur 2E met de wandpanelen 6c in hun gesloten toestand. Om de geheie wand tussen de kolommen 2 af te dekken zijn bijkomende wandpanelen 6c nodig. De wandpanelen 6c zijn doorzichtig en bij voorkeur uit glas vervaardigd. Eveneens zijn niet doorzichtige wandpanelen 6c ook mogelijk. Hun functie is voornamelijk wind- en waterbescherming, maar afhankelijk van hun materiaal is bescherming tegen zon ook mogelijk. Eenzelfde type wandinvulling, Le. opvouwbare wandpanelen bc, is ook getoond in figuur 2G. Echter, in dit geval bevinden de panelen 6c zich onder de exteme pivotbalk 3, terwijl, in de uitvoering van figuren 2E en ZF, de panelen 6c, in hun gesloten toestand, de externe pivotbalk 3 nagenoeg geheel bedekken. 10671} Figuren 2H tot 27 lustreren vaste wandinvullingen 6d. Het kenmerkende aan de vaste wandinvulling 6d is dat het mogelijk is om deze aan de buitenzijde van een kolom 2 ononderbroken te laten doorlopen. Met andere woorden, de kolom 2 kan aan het zicht worden onttrokken zoals in figuur 2H. De vaste wandinvulling ód kan eveneens geheel doorzichtig zijn zoals in figuur 21 of deels doorzichtig zoals in figuur 2}. De functie van een vaste wandinvulling is afhankelijk van het type en omvat, in het algemeen, zowel wind-, water- alsook zonnebescherming.

[0072] De verschillende variaties liggers 3, 4, 5 zullen worden beschreven onder verwijzing naar figuren 3 tot 6. De liggers 3, 4, 5 zijn opgebouwd uit één of meerdere profielen zoals hierna beschreven. De profielen zijn typisch vervaardigd uit een rigide materiaal. Dit kan bijvoorbeeld aluminium zijn. Aluminium heeft veel voordelen als profielmateriaal, het is namelijk tegelijk robuust en licht, goed bestand tegen slechte weersomstandigheden en vereist weimg onderhoud. Andere materialen zijn echter ook geschikt en de voor- of nadelen ervan zijn verondersteld gekend te zijn door de vakman. Een profiel kan met behulp van verschillende technieken geproduceerd worden afhankelijk van het materiaal, waaronder extruderen, frezen, zetten, gieten, lassen, enzovoort, waarbij extruderen de voorkeur draagt. De gepaste productetechniek wordt verondersteld gekend te zijn door de vakman. 10073] De liggers 3, 4, 5 van de overkapping | zijn hol uitgevoerd zoals blijkt uit figuren 3 tot 6. De liggers 3, 4, 5 zijn samengesteld uit een veelheid aan profielen 10, 11, …, 24. Hierma wordt ingegaan op de verschillende profielen van de liggers en hun onderlinge verbinding, Het spreekt voor zich dat meerdere varianten voor zowel samenstelling van de liggers als de onderlinge verbinding van de profielen denkbaar zijn alsook dat de specifieke vormgeving van de profielen kan verschillen, Daarenboven is het ook mogelijk dat de functionaliteit van verschillende profielen wordt gecombineerd in éénzelfde integraal vervaardigd profiel, bijvoorbeeld is het mogelijk om het basisprofiel 12 met het intern of het extern gootprofiel 11, 13 samen te vormen als een integraal gevormd kernprofiel.

[0074] Algemeen wordt bedoeld om profielen met éénzelfde plaatsing en functionaliteit, maar met een afwijkende vormgeving aan te duiden met hetzelfde referentiecijfer door gebruik van één of meerdere accenttekens, bv. basisprofiel 12 en 12° in figuren 3A en 4, Algemeen wordt bedoeld om profielen met éénzelfde plaatsing maar met een gewijzigde vorm als gevolg van een gewijzigde functionaliteit van de ligger aan te duiden met hetzelfde reterentiecijfer door gebruik van letters, bv. afwerkingsprofiel 14, 1da in figuren 3A en 3C.

[0075] Voor het vormen van de liggers 3, 4, 5 worden de profielen 10, 11, … 24 op een specifieke manier met elkaar verbonden, Algemeen wordt gebruik gemaakt van pinverbindingen en/of haakverbindingen. In een pinverbinding is typisch een elastisch element (niet getoond) aanwezig io een vrouwelijk element, bijvoorbeeld een sleufelement, waan een mannelijk element, bijvoorbeeld een pin, aangrijpt. Vandaar omvat een pinverbinding in zijn algemeenheid een elastisch in elkaar aangrijpend mannelijk en vrouwelijk element hiertoe kan een bijkomend elastisch element worden voorzien, maar dit is met noodzakelijk het geval. De elasticiteit kan ook voortkomen uit de vormgeving van de mannelijke en vrouwelijke elementen. In een haakverbindingen is typisch sprake van twee elementen met een zodanige vormgeving dat deze in elkaar baken, Hierbij is er geen sprake van een elastisch element en wordt de verbinding uit elkaar gehaald door de elementen in de correcte richting van elkaar weg te bewegen,

[0076] Daarenboven wordt, algemeen, per verbinding van twee profielen met elkaar, gebruik gemaakt van twee afzonderlijke verbindingen, Dit bevordert de stevigheid van de verbinding, maar draagt voornamelijk toe aan de correcte onderlinge positionering van de profielen, Het is namelijk zo dat, indien slechts één verbinding wordt gebruikt voor twee profielen, er meer speling is van de onderlinge positionering, hetgeen aanleiding kan geven tot een afwijkende positionering, in het bijzonder door windlasten en/of neersiaglasten. 10077] Een eerste vormgeving van een externe pivotbalk 3 is getoond in figuur 3A, De pivotbalk 3 is bedoeld om niet voorzien te zijn van een wandinvulling 6. De pivotbalk 3 omvat een basisprofiel 12 en een dubbel gootprofiel 13 die met elkaar verbonden zijn. Het basisprofiel 12 en het dubbel gootprofiel 13 zijn op zichzelf ook getoond in figuren 6A en 6B.

[0078] Het basisprofiel 12 (zie figuur GA) omvat een opstaande wand 100 waarvan zich een leggende wand 101 uitstrekt naar de buitenzijde van het basisprofiel, De opstaande wand 100 15 onderaan voorzien van een eerste onderste verbindingsmiddel 103, in het bijzonder een haakmiddel. De opstaande wand 100 heeft tevens een onderste vertakking 104 die eindigt in een tweede onderste verbindingsmiddel 105. De onderste verbindingsmiddelen 103, 105 dienen voor de bevestiging van het basisprofiel 12 met het dabbel gootprofiel 13.

[0079] Het dubbel gootprofiel 13 (zie figuur 6B) heeft een centrale holte 27 die aan de bovenzijde gevormd is door een bovenste Hggende wand 200. De wand 200 eindigt aan zijn binnenzijde in een opstaande vertakking 202 die eindigt in een eerste bovenste verbindingsmiddel 203, in het bijzonder een haakmiddel. De liggende wand 200 is aan zijn bovenzijde voorzien van een bovenste vertakking 201 die dienst doet als tweede bovenste verbindingsmiddel 205. Het basisprofiel 12 en het dubbel gootprofiel 13 worden met elkaar verbonden door enerzijds de haakmiddelen 103, 203 in elkaar te haken Ge. haakverbinding 51) en anderzijds de wanden 105, 205 direct aan elkaar te verbinden, bijvoorbeeld door deze vast te klinken (verbinding 53). Alternatief kunnen deze profielen integraal vervaardigd worden als één enkel kernprofiel. Het nadeel daarbij is dat een dergelijk profiel, gezien de geruime hoogte, niet eenvoudig te vervaardigen is door middel van een exirusieproces,

[0080] Figuur 6A illustreert verder dat de opstaande wand 190 van het basisprofiel 12 aan zijn bovenzijde voorzien is van een knik 106 waardoor een eerste bovenste verbindingsmiddel 102, in het bijzonder een vrouwelijk pinverbindingsmiddel, meer naar de buitenzijde van het basisprofiel 12 is voorzien, Zoals getoond in figuur 3A, wordt het eerste bovenste verbindingsmiddel 102 gebruikt voor het verbinden van het dekselprofiel 15, Het dekselprofiel 15 omvat een liggende wand 400 die aan zijn uiteinden overgaat in twee opstaande wanden 401, 402 en is derhalve algemeen U-vormig hetgeen voordelig is voor bet vermijden of minstens verminderen van insijpelend water. De onderzijde van de liggende wand 400 is voorzien van twee verbindingsmiddelen 403, 404, in het bijzonder pinnen. De pin 403 wordt gebukt samen met het eerste bovenste verbindingsmiddel 102 voor het verbinden van het dekselprofiel 15 aan het basisprofiel 12. Door de knik 106 bevinden de opstaande wand 100 van het basisprofiel 12 en de opstaande wand 401 van het dekselprofiel 15 zich in éénzelfde vlak.

[0081] Het dekselprofiel 15 dient voor het afsluiten van een technische ruimte 26 in de externe pivotbalk 3. Deze technische ruimte 26 kan dienen voor het huizen van aandrijfmiddelen voor het kantelen van lamellen van de dakbedekking 7 en/of bekabeling voor bijvoorbeeld verlichting, enz. Met andere woorden, de lamellen van een dakbedekking 7 zijn bevestigd aan een wanddeel 1002 (zie figuur GA) dat onderdeel uitmaakt van de opstaande wand 100 en zich uitstrekt tussen de liggende wand 101 en de knik 106, In het bijzonder zijn de lamellen daar gedeeltelijk doorheen geplaatst en vast bevestigd aan cen bevestigingsmechanisme (niet getoond) binnenin de technische ruimte 26. De aanwezigheid van dit bevestigingsmechanisme is tevens een deel van de reden waarom de liggende wand 101 twee wanddelen 10la, 101b omvat die zich op een verschillende hoogte bevinden en verbonden zijn door een knik 107, De lagere plaatsing van wanddeel 10la laat voldoende ruimte voor het bevestigingsmechanisme, terwijl de hogere plaatsing van wanddeel 101b de nodige ruimte toelaat voor het aanbrengen van een op- en afrolbaar scherm in een schermholte 25.

[0082] De liggende wand is nabij zijn uiteinde voorzien van meerdere verbindingsmiddelen waarvan de functionaliteit hierna wordt beschreven. De verbindmgsmiddelen omvatten een eerste verbindingsmiddel 108, in het bijzonder een haakmiddel gevormd door twee haken, en een tweede verbindingsmiddel 109, in het bijzonder een gleuf. Deze verbindingsmiddelen dienen voor de bevestiging van een voorkap 14 voor het afschermen van de schermholte 25, Deze voorkap 14 vormt typisch de buitenzijde van de externe pivotbaik 3.

[0083] De voorkap 14 is bevestigd aan het basisprofiel door tussenkomst van een verbindingsprofiel 16, Het verbindingsprofiel 16 omvat een holle kamer gevormd tussen vier wanden 411, 412, 413, 414. De wand 414 vormt de bovenzijde van het verbindingsprofiel 16 en is voorzien van een eerste verbindingsmiddel 35, in het bijzonder een haakmiddel gevormd door twee baken, overeenkomstig met bet eerste verbindingsmiddel 108. Vanaf de bovenwand 414 strekt zich een, in het bijzonder elastisch vervormbare, vertakking 415 uit richting de binnenzijde van de externe pivotbalk 3. Het uitemde van de vertakking 415 grijpt aan in een inkeping 110 in het basisprofiel 12. Aan de onderste wand 412 is het verbindingsprofiel 16 van cen tweede verbindingsmiddel 416, in het bijzonder een vrouwelijk pinverbindingsmiddel, voorzien, Het tweede verbindingsmiddel 416 dient voor het ontvangen van cen overeenkomstig tweede verbindingsmiddel 36, in het bijzonder een pin. Dit tweede verbindingsmiddel 36 is voorzien aan de binnenzijde van de voorkap 14. Een verdere bevestiging van de voorkap 14 aan het basisprofiel 12 is gevormd door het einddeel 37 van de voorkap 14 te plaatsen, in het bijzonder door een scharnierende beweging, in een daartoe voorziene gleuf 109 in het basisprofiel 12.

[0084] Op zich is de hierboven beschreven bevestiging van de voorkap 14 aan het basisprofiel 12 voldoende. Echter, gezien de relatief lange afstand waarover de voorkap 14 zich naar onder uitstrekt, verdient het de voorkeur om nog een steunprofiel 17 en/of een vulprofiel 18 te gebruiken. Het steunprofiel 17 omvat een liggende wand 420 dis eindigt in een eerste verbindingsmiddel 421, in het bijzonder een vrouwelijk pinverbindingsmiddel. Een overeenkomstig verbindingsmiddel 39, in het bijzonder een pin, is voorzien op de binnenzijde van de voorkap 14. Aan het ander niteinde van de liggende wand 420 is een opstaande wand 422 en een, in het bijzonder elastisch vervormbare, vertakking 423 voorzien. De opstaande wand 422 dient als aanslag tegen de interne holte 27 van het dubbel gootprofiel 13, Le. tegen de buitenste opstaande wand 206. Het uiteinde van de opstaande wand 422 grijpt aan in een inkeping 207 in het dubbel gootprofiel 13, in het bijzonder een inkeping 207 in de buitenwand 206 van de holte 27. Op een gelijkaardige manier grijpt het uiteinde van de vertakking 423 aan in een opening 208 nabij de hoek van de interne holte 27,

[0085] Het vulprofiel 1S is algemeen U-vormig met een vlakke onderzijde 430 en opstaande zijwanden 431, 432. De opstaande zijwand 432, in het bijzonder het wtemde daarvan, is bedoeld om vast verbonden te worden met wanddeel 209a van een buitenste opstaande aftakking 209 van het dubbel gootprofiel 13. In een voorbeeld worden klinknagels gebruikt voor deze verbinding. De resterende opstaande zijwand 431 is vrij en dient als aanslag voor de onderzijde van de voorkap 14, Indien gewenst kan de opstaande zijwand 431 ook vast bevestigd worden met de voorkap 14. Tenslotte dient nog opgemerkt worden dat de opstaande zijwand 432 voorzien is van een verbindingsmiddel 433, in het bijzonder een pin, waarvan de functie later zal worden beschreven.

[0086] In de getoonde uitvoeringsvormen is de voorkap 14 verder voorzien van een verstevigingsnibbe 41 en een sleuf 42. De verstevigingsribbe 41 draagt bij aan de stijfheid van de voorkap 14 en is nuttig voor het bekomen van de vereiste weerstand bij grotere belastingen, in het bijzonder bij bet overbruggen van relatief grote lengtes. De functie van de sleuf 42 wordt Merna nog beschreven onder verwijzing naar figuur 2B.

[0087] Het is duidelijk dat de voorkap 14 afneembaar is door meerdere van de verbindingen los te koppelen. Daardoor is de schermholte 25 toegankelijk zodanig dat aanpassingen, regelingen en/of herstellingen kunnen worden uitgevoerd indien nodig. Op een gelijkaardige wijze is het dekselprofiel 15 afneembaar voor aanpassingen, regelingen en/of herstellingen van elementen in de technische ruimte 26, zoals de aandrijving van de lamellen die de dakinvulling 7 kunnen vormen. 10088] Figuur 6A illustreert verder dat de liggende wand 101 overgaat in een buitenste opstaande wand 111 die aan zijn onderzijde voorzien is van een onderste verbindingsmiddel 112, in bet bijzonder een haakmiddel, en aan zijn bovenzijde voorzien is van een tweede bovenste verbindingsmiddel 113, in bet bijzonder een vrouwelijk pimverbindingsmiddel. Zoals getoond in figuur 3A, wordt het tweede bovenste verbindingsmiddel 113 gebruikt voor het verbinden van het dekselprofiel 15 via pin 404. Eveneens is de buitenzijde van de opstaande wand 111 voorzien van een aftakking 114 die dienst kan doen als verbindingsmiddel en/of houder voor één of meerdere componenten die dienen te worden aangebracht in ruimte 32. Er is cen opening 33 voorzien tussen de voorkap 14 en het dekselprofiel 15, in het bijzonder de buitenwand 402 daarvan. 10089] Figuur 6B toont meer details omtrent het dubbel gootprofiel 13 van de externe pivotbalk 3 getoond in figuur 3A. Het dubbel gootprofiel 13 omvat een bovenste liggende wand 200, een buitenste opstaande wand 206, een onderste liggende wand 210 en een opstaande tussenwand 211 die samen de holte 27 omsluiten. Verdere wanden van het dubbel gootprofiel 13 zijn een onderste buitenste aftakking 209 die nagenoeg de verlenging is van de buitenwand 206, een liggende aftakking 213 die nagenoeg een verlenging is van de onderste liggende wand 210, een onderste binnenste aftakking 212 die nagenoeg de verlenging is van de tussenwand 211, en een opstaande ig BE2020/5265 binnenwand 214 die zich vanaf het uiteinde van de aftakking 212 naar boven uitstrekt en samen met de aftakking 212 en de tussenwand 211 een ruimte 28 bepaalt. De wanden 209, 212, 213 van het dubbel gootprofiel 13 vormen nog een aantal ruimten. Zo is er een ruimte 29 die zich onder de externe goot 28 bevindt en naast de aftakking 212. Verder is ook een ruimte 30 die zich tussen de aftakkingen 209, 212 bevindt. Het doel van deze ruimten 29, 30 wordt hierna beschreven onder verwijzing naar figuren 3D tot 3G. Echter, in de externe pivotbalk 3 van figuur 3A, hebben deze ruimten geen functie waardoor deze aan het zicht kunnen worden onttrokken door het voorzien van een afsiuitprofiel 19,

[0090] De externe pivotbalk 3 is bedoeld om aan de buitenzijde van de overkapping } te worden geplaatst en dient te voorzien in waterafvoer van op de overkapping invallende neerslag. In het bijzonder kan deze neerslag bijvoorbeeld zijn opgevangen door een lamellendak 7 dat neerslag afvoert naar deze pivotbalk 3. De dakinvulling 7 voert de neerslag af naar de pivotbalk 3 waar deze wordt opgevangen in de externe goot 28. Tussen de externe goot 28 en de holte 27 is de tussenwand 29 aanwezig die voorzien is van één of meerdere openingen, bijvoorbeeld een reeks perforaties, zodanig dat de neerslag van de externe goot 28 naar de holte 27 wordt afgeleid. Vandaar dat ook de bodem van de externe goot 28 bij voorkeur hellend afloopt naar de holte 27 toe. De holte 27 doet dienst als interne goot voor de doorvoer van neerslag van één of meerdere hierop aansluitende pivotbalken 3 naar een kolom 2 waarlangs deze neerslag de overkapping I kan verlaten.

[0091] Verder is het dubbel gootprofiel 13 nog voorzien van een binnenste verbindingsmiddel 215, in het bijzonder een vrouwelijk pinverbindingsmiddel, van een onderste binnenste verbindingsmiddel 216, in het bijzonder een haakmiddel, die het uiteinde van de aftakking 212 vormt, van een onderste buitenste verbindingsmiddel 217, in het bijzonder een haakmiddel, die het uiteinde van de aftakking 209 vormt, en van een verbindingsmiddel 218, in het bijzonder een haakmiddel, vlak onder de inwendige goot 27. De functie van het onderste buitenste verbindingsmiddel 217 zal worden beschreven onder verwijzing naar 3G, terwijl de functie van de verbindingsmiddelen 215, 216 en 21% hierna wordt beschreven.

10092] Het afsluitprofiel 19 is hoofdzakelijk U-vormig met een onderste wand 440 en twee opstaande wanden 441, 443. De onderste wand 440 is aan zijn bovenzijde voorzien van een verbindingsmiddel 445, in het bijzonder een haakmiddel, voorzien om samen te werken met het onderste binnenste verbindingsmiddel 216 voor de bevestiging van bet afsiutiprofiel 19 aan bet dubbel gootprofiel 13, De opstaande binnenste wand 443 is aan zijn bovenzijde voorzien van een verbindingsmiddel 444, in het bijzonder een pin, voorzien om samen te werken met het binnenste verbindingsmiddel 215 voor de bevestiging van bet afshutprotiel 19 aan het dubbel gootprofiel 13. Verder is de opstaande buitenste wand 441 aan zijn bovenzijde voorzien van een verbindingsmiddel 442, in het bijzonder een haakmiddel, voorzien om samen te werken met het verbindingsmiddel 21% voor de bevestiging van het afsiuitprofiel 19 aan het dubbel gootprofiel 13. Het onderste buitenste verbindingsmiddel 446 is op zijn beurt voorzien om samen te werken met het verbindingsmiddel 433 op het vulprofiel 18 voor hon onderlinge verbinding.

[0093] Verder is de externe pivotbalk 3 nog voorzien van schroefkanalen 115, 116, 117, 208, 219, 220 voor bet met bebuip van schroeven of bouten op een uiteinde van deze ligger 3 vastschroeven van een kopschot ten behoeve van het verbinden van de ligger met een kolom van de overkapping

1. Schroefkanaal 115 is voorzien aan de onderzijde van aftakking 104; schroefkanaal 116 is voorzien aan de onderzijde van wanddeel 10ia; schroefkanaal 117 is voorzien naast het tweede bovenste verbindingsmiddel 113 in de technische ruimte 26: het schroefkanaal 208 is voorzien op het bovenste buitenste hoekpunt van de inwendige goot 27; en de schroefkanalen 219, 220 zijn voorzien onder de inwendige goot 27 aan weerszijden daarvan. Natuurlijk zijn meer of minder schroefkanalen tevens mogelijk en/of kan de plaatsing daarvan verschillen.

[0094] Het dient duidelijk te zijn dat andere manieren mogelijk zijn met minder of meer verbindingsmiddelen om de verschillende profielen die de externe pivotbalk 3 vormen met elkaar te verbinden, Eveneens kunnen bijkomende verbindingen, bijvoorbeeld door middel van lijm, bouten, klinknagels, etc. voorzien worden tossen bepaalde profielen om deze nagenoeg permanent met elkaar te verbinden. Klinknagels kunnen bijvoorbeeld gebruikt worden om wanden 105, 205 of wanden 209b, 441 of wanden 2094, 432 te verbinden.

[0095] Zoals reeds hierboven beschreven is de externe pivotbalk 3 (figuur 3A) bedoeld om geen gebruik te maken van een wandinvulling, in tegenstelling tot de externe pivotbalken van figuren 3B en verder, Dit betekent ook meteen dat deze externe pivotbalk 3 nagenoeg geheel zichtbaar is in de overkapping 1, Vandaar is het voordelig dat de zichtbare oppervlakken strak afgewerkt zijn. Voorbeelden hiervan zijn: het in hetzelfde vlak liggen van de voorkap 14 en de dekselwand 402; het in hetzelfde vlak liggen van de opstaande wand 100 van het basisprofiel 12 en de dekselwand 401; het in betzelfde vlak liggen van het vulprofiel 18 en bet afwerkingsproliel 19; het slechts sporadisch aanwezig zijn van een opening tussen zichtbare profielvlakken; etc.

[0096] Figuur 3B illustreert een tweede type externe pivotbalk, waarbij de pivotbalk bedoeld is voor bet vormen van een zijwand 6. Identieke elementen zullen worden aangeduid met hetzelfde nummer en worden niet beschreven. 10097] De pivotbalk van figuur 3B is ontworpen voor het houden van een op- en afrolbaar scherm 6a dat dienst doet als zijwand (zie figuur 2A) en dat aangebracht is in de schermbolte 25. Het voornaamste verschil met de pivotbalk van figuur 3A is de afwezigheid van steunprofiel 17 en vulproftel 18. Deze zouden namelijk de normale werking van bet scherm 6a verstoren. De sleuf 42 is voorzien voor het hierin aanbrengen van een houder (niet getoond) die dienst doet als aanslag voor het scherm 6a bij het oprollen daarvan. Alternatief kan de sleuf 42 zelf dienst doen als dergelijk schermrolaansiag. De wand 43 (die zich aan de binnenzijde van de voorkap 14 naar binnen toe uitstrekt) en de wand 221 (die zich aan de buttenzijde van de inwendige goot 27 naar buiten toe uitstrekt} kunnen ook dienen als aanslag voor het scherm 6a.

[00098] Figuur 3C illustreert een derde type externe pivotbalk, waarbij de pivotbaik bedoeld is voor het vormen van een zijwand 6. Identieke elementen zullen worden aangeduid met hetzelfde nummer en worden niet beschreven.

[0099] De pivotbalk van figuur 3C is ontworpen voor samenwerking met een vaste wand (zie figuren 2H tot ZJ). De voornaamste verschillen met de pivotbalk van figuur 3A zijn de vormgeving van de voorkap 14a en het vulelement 18a en het aanwezig zijn van een drutpproftel 24 als alternatief op het verbindingsprofiel 16.

[0100] Het druipprofiel 24 heeft een hoofdzakelijk higgende wand 450 die aan zijn bovenzijde voorzien is van eerste verbindingsmiddel 35, in het bijzonder een haakmiddel gevormd door twee haken, overeenkomstig met het eerste verbindingsmiddel 108 in bet basisprofiel 12. Het druipprofiel 24 heeft teven een tweede verbindingsmiddel 453, in het bijzonder een haak als uiteinde van een elastisch opstaande wand 454. Dit tweede verbindingsmiddel 453 grijpt in op een overeenkomstig verbindingsmiddel 118 {zie figuur 6A), in het bijzonder een haak aan de onderzijde van het onderste verbindingsmiddel 112, op het basisprofiel 12. De verbindingsmiddelen 35, 108, 118, 453 zorgen samen voor de bevestiging van bet druipprofiel 24 aan het basisprofiel 12.

[01011 Aan zijn naar buiten gerichte zijde ts het druipprofiel 24 afgewerkt met een opstaande wand 452 die zich neerwaarts uitstrekt vanaf de liggende wand 450. In het bijzonder bevindt deze opstaande wand 452 zich in éénzelfde vlak als de dekselwand 402, Aan de onderzijde van de liggende wand 450 is cen gleuf 451 voorzien die eenzelfde functie heeft als gleuf 109 in het basisprofiel 12, namelijk een bevestiging voor de voorkap Ida, in het bijzonder het uiteinde 37a daarvan. Tevens is er de opening 33 aanwezig tussen de buitenwand 402 van het dekselprofiel 15 en de opstaande wand 452 van het druipprofiel 24.

[0102] De voorkap 14a heeft wederom een nagenoeg vlakke buitenzijde, die in deze uitvoering niet in hetzelfde vlak ligt als de dekselwand 402, maar zich meer naar de binnenzijde van de externe pivotbalk 3 bevindt, In het bijzonder is de afstand tussen de buitenzijde van de voorkap 14a en de opstaande wand 100 van bet basisprofiel 12 klemer dan voorheen, Dit laat toe om de vaste wand 6d te plaatsen zodat deze nagenoeg in hetzelfde vlak ligt als de dekselwand 402. In het bijzonder bevindt de vaste wand 6d zich tussen de buitenzijde van de voorkap 14a en de opstaande wand 452 van het druipprofiel 24 met zijn bovenzijde nagenoeg tegen de onderzijde van de liggende wand 450. Dit verklaart ook meteen de bijkomende functie van bet druipprofiel 24, in het bijzonder de wand 452, namelijk voorkomen dat neerslag zou kunnen vallen op de bovenzijde van de vaste wand 6d, welke neerslag eventueel schade, verkleuring, etc. zou kunnen veroorzaken bij de vaste wand 6d.

[01031 De voorkap lda is aan zijn binnenzijde wederom voorzien van een versteviging dla die, alhoewel de gewijzigde vorm ten opzichte van de voorkap 14, dezelfde functie beeft. Aan de onderzijde van de externe pivotbalk 3 is tevens een vulprofiei ISa voorzien. Alhoewel de vormgeving van het volprofiel 184 is gewijzigd ten opzichte van het vulprofiel 18 getoond in figuur 3A, is de functie ongewijzigd, namelijk het afdichten van de ruimte tussen de voorkap 14a en het dubbel gootprofiel 13. Verdere details worden vandaar ook niet opgenomen.

10104] Het dient duidelijk te zijn dat, in een uitvoeringsvorm waarbij de vaste wand ód niet doorzichtig is, bet niet nodig is om de voorkap 14a aan te brengen op de externe pivotbalk 3. De voorkap 14a is immers niet zichtbaar in een dergelijke uitvoering. Wel dient het vulprofiel 18a iets breder te worden uitgevoerd zodat dit nauw aansluit bij de vaste wand 6d zodat, van aan de binnenzijde van de overkapping 1 gezien, de pivotvalk 3 is afgewerkt nagenoeg zonder een zichtbare opening tussen de pivotbalk 3 en de vaste wand 6d.

[01051] Figuur 3D dlustreert een vierde type externe pivotbalk, waarbij de pivotbalk bedoeld is voor het vormen van een zijwand 6. Identieke elementen zullen worden aangeduid met hetzelfde nummer en worden niet beschreven, Tevens zijn ook wijzigingen gedaan aan de vormgeving van het basisprofiel 12’, het dubbel gootprofiel 13°, de voorkap 14’, het dekseiprofiel 15’, het verbindingsprofiel 16° en het steanprofiel 17’ zonder daarbij enige wijziging aan de functionaliteit zodanig dat de gewijzigde vormgeving niet nader wordt toegelicht. Wel dient te worden opgemerkt dat verbindingsmiddel 108 hetwelk in basisprofiel 12 gevormd is door twee haken (zie figuur 6A) nu gevormd is door één haak 108’2 en één aanslag 108’b,

[0106] De pivotbalk van figuur 3D is ontworpen voor samenwerking met een verplaatsbare wand Gb, óc (zie figuren 2B, 2C en 2G). Het voornaamste verschil met de pivotbalk van figuur 3A is de aanwezigheid van een wandhouderprofiel 21 in ruimte 29 onder de externe goot 28. Hierdoor is tevens de vormgeving van het afsluitprofiel 19a gewijzigd.

[0107] Het afshatprofie] 19a dient in deze uitvoering enkel voor het afsluiten van ruimte 30 onder de interne goot 27, Het afsluitprofiel 1924 omvat een liggende wand 440a die aan zijn naar buiten gerichte zijde overgaat in een opstaande wand d4la die zich, in tegenstelling tot opstaande wand 441, tussen het vulprofiel 18 en de onderste buitenste aftakking 209 van het gootprofiel 13° bevindt. In het bijzonder is bet bovenste ulteinde van de opstaande wand 44la verbonden met wanddeel 209b (zie figuur 6B), bijvoorbeeld door middel van klinknagels of dergelijke. Verbindingsmiddel 446 is identiek als bij de pivotbalk van figuur 3A en wordt niet nader beschreven. Aan het naar binnen gerichte uiteinde van de liggende wand 440a is een verbindingsmiddel 4454 voorzien, in het bijzonder een haakmiddel, voorzien om samen te werken met het onderste binnenste verbindingsmiddel 216 voor de bevestiging van het afsluitprofiel 19a aan het dubbel gootprofiel 13°.

[01081] Zoals reeds beschreven dient de externe pivotbalk van figuur 3D voor de samenwerking met een verplaatsbare wand 6b, óc. Het wandhouderprofiel 21 is voorzien van een geleidingskamer 460 gevormd door twee opstaande wanden 461, 462 verbonden met een Hhggende bovenste wand

463. De opstaande wanden 461, 462 vormen samen een rail 464 waarin één of meerder roliers (miet getoond) verplaatsbaar kunnen worden aangebracht, Het wandbouderprofiel 21 15 verder voorzien van een onderste wand 465 met daarin cen opening 469 die uitgeeft op geleidingskamer 460, Een gedeelte van de rollers en/of de wand strekt zich doorheen de opening 469 uit, Aan het naar buiten gerichte uiteinde van de onderste liggende wand 465 is een verbindingsmiddel 468 voorzien, in het bijzonder een haakmiddel, dat voorzien is om samen te werken met het onderste binnenste verbindingsmiddel 216 voor de bevestiging van het wandhouderprofiel 21 aan het dubbel gootprofiel 13°. Aan de naar binnen gerichte zijde van de onderste wand 465 gaat deze over in een opstaande wand 466 dat bovenaan voorzien is van een verbindingemiddel 467 (overeenkomstig met verbindingsmiddel 444 van afsluitprofiei 19), in het bijzonder een pin, voorzien om samen te werken met het binnenste verbindingsmiddel 215 voor de bevestiging van het wandhouderprofiel 21 aan het dubbel gootprofiel 13’. Voor het verhogen van de vormvastheid van het wandhouderprofiel 21 strekt de bovenwand 463 van de geleidingskamer 460 zich uit tot tegen de binnenwand 466.

[0109] Gezien de aanwezigheid van slechts één rail 464 in de externe pivotbalk van figuur 3D, betekent dit dat er slechts twee types verplaatsbare wand 6b, 6c mogelijk zijn, In het bijzonder is het mogelijk om een zijwand te voorzien met slechts één beweegbaar paneel 6b dat in de langsrichting van de externe pivotbalk 3 verschuifbaar is. Met andere woorden, dit vormt een zijwand 6b zoals in figuren 2B en 2C met slechts één of twee panelen in plaats van de daar getoonde zes panelen (drie aan weerszijden van de overkapping 1). Alternatief is cen vouwbare zijwand 6c mogelijk zoals getoond in figuur 26.

[Oi10] Figuur 3E illustreert een vijfde type externe pivotbalk, waarbij de pivotbalk bedoeld is voor het vormen van een zijwand 6. Identieke elementen zullen worden aangeduid met hetzelfde nummer en worden niet beschreven.

10111] De pivotbalk van figuur 3E is ontworpen voor samenwerking met een verplaatsbare wand 6b, 6e (zie figuren ZB en 2C). Het voornaamste verschil met de pivotbaik van figuur 3A is de aanwezigheid van een wandhouderprofiel 21 in ruimte 30 onder de interne goot 27, Hierdoor is tevens de vormgeving van het afsluitprofiel 19b gewijzigd.

[0112] Het afsluitprofiel 19b dient nu enkel voor het afsiuiten van ruimte 29 onder de externe goot

28. Het afslattprofiel 19b omvat een liggende wand 440b die aan zijn naar binnen gerichte zijde overgaat in een opstaande wand 443 die voorzien van een pin 444 identiek als bij de pivotbalk van figuur 3A zodat een nadere beschrijving overbodig is. De liggende wand 440b is aan zijn naar buiten gericht uiteinde voorzien van een verbindingsmiddei 4455, in het bijzonder een haakmiddel, voorzien om samen te werken met het onderste binnenste verbindingsmiddel 216 voor de bevestiging van het afsluitprofiel 19b aan het dubbel gootprofiel 13.

[0113] Zoals reeds beschreven dient de externe pivotbaik van figuur 3E voor de samenwerking meteen verplaatsbare wand 6b. Het wandhouderprofiel 214 is voorzien van twee geleidingskamers 460 die op éénzelfde wijze zijn gevormd als de geleidingskamer 460 van wandhouderprofiel 21 beschreven onder verwijzing naar figuur 3D. Vandaar zijn er de binnenste en buitenste opstaande wanden 461, 462 die de rails 464 vormen en verbonden zijn met de liggende wand 463. Ter versteviging is ook een liggend wanddeel 4632 aanwezig die de liggende wanden 463 van de aparte geleidingskamers 460 verbindt. De onderste wand 4652 is overeenkomstig voorzien van twee openingen 469, namelijk één voor elke geleidingskamer 460.

[0114] Aan het naar binnen gerichte uiteinde van de onderste liggende wand 465a is een verbindingsmiddel 46582 voorzien, in het bijzonder een haakmiddel, dat voorzien is om samen te werken met het onderste binnenste verbindingsmiddel 216 voor de bevestiging van het wandhouderprofiel 214 aan het dubbel gootprofiel 13. Aan het naar buiten gericht uiteinde van de onderste wand 21a is een opstaande wand 470 voorzien die zich tussen het vulprofiel 18 en de onderste buitenste aftakking 209 van het gootprofiel 13 bevindt. In het bijzonder is het bovenste uiteinde van de opstaande wand 470 verbonden met wanddeel 209b (zie figuur 65), bijvoorbeeld door middel van klinknagels of dergelijke, Tevens is een verbindingsmiddel 471 voorzien dat gelijkaardig is aan verbindingsmiddel 446 als bij de pivotbalk van figuur 3A en dient om samen te werken met het verbindingsmiddel 433 op het vulprofiei 18 voor hun onderlinge verbinding.

[01151] Gezien de aanwezigheid van twee rails 464 in wandhouderprofiel 21a ts bet mogelijk om in elke rail één of twee beweegbare panelen 6b te voorzien die in de langsrichting van de pivotbalk 3 verschuifbaar zijn, bijvoorbeeld door gebruik van rollers (niet getoond), De panelen 6b in de verschillende rail kunnen langsheen elkaar passeren. Met andere woorden, dit vormt een zijwand 6b zoals in figuren 28 en 2C met slechts twee of vier panelen in plaats van de daar getoonde zes panelen {drie aan weerszijden van de overkapping 1). Indien gewenst, kan ook een combinatie gemaakt worden van verschuifbare panelen 6b in één van de rails 464 en opvouwbare panelen 6c in de andere rail.

[0116] Figuur 3F illustreert een zesde type externe pivotbalk, waarbij de pivotbalk bedoeld is voor het vormen van een zijwand 6, Identieke elementen zullen worden aangeduid met hetzelfde nummer en worden niet beschreven.

[0117] De pivotbalk van fignar 3F is ontworpen voor samenwerking met een verplaatsbare wand 6b, 6c {zie figuren 2B en 2C). Het voornaamste verschil met de pivotbalk van figuur 3E is de aanwezigheid van een derde rail 464 waar normaal het vulprofiel 18 aanwezig is. Het wandhouderprofiel 21b is voorzien van drie geleidingskamers 460 die op éénzelfde wijze zijn gevormd als de geleidingskamer 460 van wandhouderprofielen 21, 2la beschreven onder verwijzing naar figuren 3D en 3E. De onderste wand 465b is vandaar overeenkomstig voorzien van drie openingen 469. De verbinding van het wandhouderprofiei 21b aan zijn binnenzijde met het dubbel gootprofiel 13 is identiek als voor wandhouderprofiel 21a en wordt niet nader beschreven. Aan zijn naar buiten gerichte zijde is de verbinding van het wandhouderprofiel 21b met het dubbel gootprofiel 13 gevormd door een opstaande wand 472 die zich opwaarts uitstrekt vanaf de liggende wand 463 van de meest naar buiten Hggende geleidingskamer 460, Deze opstaande wand 472 eindigt in een bovenste verbindingsmiddel 473, in het bijzonder een haakmiddel, dat samen werkt met de wand 221 (die zich aan de buitenzijde van de inwendige goot 27 naar buiten toe uitstrekt). Het onderste uiteinde van de voorkap 14 slaat aan tegen het buitenste uiteinde van de liggende wand 465b van het wandhouderprofiel 21b.

[0118] Gezien de aanwezigheid van drie rails 464 in wandhouderprofiel 21b is het mogelijk om in elke rail één of twee beweegbare panelen 6b te voorzien die in de langsrichting van de pivotbalk 3 verschuifbaar zijn, bijvoorbeeld door gebruik van rollers (niet getoond). De panelen 6b in de verschillende rail kunnen langsheen elkaar passeren. Met andere woorden, dit vormt een zijwand Gb zoals in figoren 2B en 2C. Indien gewenst, kan ook een combinatie gemaakt worden van verschuifbare panelen 6b in twee van de rails 464 en opvouwbare panelen 6c in de andere rail.

[0119] Figuur 3G illustreert een zevende type externe pivotbalk, waarbij de pivotbalk bedoeld is voor het vormen van een zijwand 6. identieke elementen zuilen worden aangeduid met hetzelfde nummer en worden niet beschreven. 10120] De pivotbalk van figuur 3G is ontworpen voor samenwerking met een verplaatsbare wand 6b (zie figuur 2D). Het voornaamste verschil met de pivotbalk van figuur 3E is de vormgeving van het wandhouderprofiel 2lc ten opzichte van het wandhouderprofiel 21a. Het wandhouderprofiel 210 omvat een liggende bovenste wand 463c waaruit zich vijf opstaande wanden 4610 neerwaarts uitstrekken zodat er vier geleidingskamers 4600 ontstaan. Aan de onderzijde is de meest naar binnen gerichte opstaande wand d6lc voorzien van een liggende aftakking 465c die een verbmdingsmiddel 468c omvat, in het bijzonder een haakmiddel, dat voorzien is om samen te werken met het onderste binnenste verbindingsmiddel 216 voor de bevestiging van het wandhoaderproftel 21c aan bet dubbel gootprofiel 13. De bevestiging aan de buitenste opstaande wand 461c is gevormd door deze wand vast te verbinden met wanddeel 209b (zie figuur 6B), bijvoorbeeld door middel van klinknagels of dergelijke. Verder is ook een verbindingsmiddel 471c voorzien dat gelijkaardig is aan verbindingsmiddel 446 als bij de pivotbalk van figuur 3A en dient om samen te werken met het verbindingsmiddel 433 op het vulprofie! 18 voor hun onderlinge verbinding. 10121] Het wandhouderprofiel 21c is typisch bedoeld voor verschuifbare wandpanelen 6b die dunner zijn, in vergelijking met de wandhouderprofielen 21, 21a en 21b. In het bijzonder is het wandhouderprofiel 2lc bedoeld voor glazen wandpanelen waarbij er maximaal vier (of acht} panelen 6b langsheen elkaar kunnen verschuiven zoals getoond in figuur 2D. Door het geringere gewicht van de wandpanelen 6b {gezien hun relatief lage dikte} is het mogelijk om minder stevige rails 464c te gebruiken waardoor wandhouderprofiel 21c compact is zodat meer wandpanelen óc in de dwarsrichting van de pivotbalk 3 kunnen worden voorzien, Dit compact wandhouderprofiel 2lc laat tevens ook toe dat andere vormen van wandinvulling, bijvoorbeeld een screen 6a, aanwezig kan zijn om tot de overkapping getoond in figuur 2D te komen. Daarenboven worden bij glazen wandpanelen 6b typisch rollers voorzien aan de onderzijde van de panelen op de grondgeleiding 99 zodanig dat de geleiding in de rails 460c compacter kunnen worden uitgevoerd of zelfs geheel achterwege gelaten kunnen worden,

[0122] Figuur 3H illustreert een achtste type externe pivotbalk, waarbij de pivotbalk bedoeld is voor het vormen van een zijwand 6. Identieke elementen zullen worden aangeduid met hetzelfde nummer en worden niet beschreven.

10123} De pivotbalk van figuur 3H is ontworpen voor samenwerking met een verplaatsbare wand 6b, óc {zie figuren ZE en 2F). Het voornaamste verschil met de pivotbaik van figuur 3A is de aanwezigheid van een wandhouderprofiel 20 dat naar buiten is gepositioneerd ten opzichte van de voorkap Ida’ die daardoor ook een gewijzigde vormgeving heeft, in het bijzonder éénzelfde vormgeving als de voorkap l4a bij een vaste wandinvulling beschreven onder verwijzing naar figuur 3C zodat een nadere beschrijving hier niet is opgenomen. Weliswaar dient te worden opgemerkt dat de voorkap 14a’ zich op een andere afstand bevindt van de opstaande wand 100 van het basisprofiel 12 in vergelijking met de voorkap 14a van de pivotbalk 3 getoond in figuur 3C. Tevens is de vormgeving van het dekselprofiel 15a gewijzigd. In het bijzonder heeft de liggende wand 400a een langere lengte zodat de afstand tussen de pinnen 403, 404 groter is en zodat de buitenste opstaande wand 402 zich op een grotere afstand bevindt van de opstaande wand 100 van bet basisprofiel 12. Deze langere lengte laat toe om het wandbouderprofiel 20 te integreren in het ontwerp van de pivotbalk 3 zonder daarbij de kwaliteit van de afwerking negatief te beïnvloeden.

[0124] Het wandhouderprofiel 20 omvat een geleidingskamer 480 dat identiek is degene van wandhouderprofielen 21, 214 en 21b. De geleidingskamer 480 is vandaar begrensd door binnenste en een buitenste opstaande wanden 481, 482, een bovenste liggende wand 483 die de opstaande wanden 481, 482 verbindt, en een onderste wand 485 met daarin een opening 496. De opstaande wanden 481, 482 vormen samen een rail 484 waarin één of meerder rollers (niet getoond) verplaatsbaar kunnen worden aangebracht. Een gedeelte van de rollers en/of de wand strekt zich doorheen de opening 496 uit,

[0125] De onderste wand 485 omvat aan zijn naar binnen gericht kant een gleuf 490 voor het ontvangen van het uiteinde 37a van de voorkap 1da’ voor de bevestiging van de voorkap 14da’ aan het wandhouderprofiel 20. Deze gleuf 490 is in het bijzonder gevormd door een zich neerwaarts uitstrekkende aftakking 499 die vertrekt vanaf de onderzijde van de onderste wand 485. Aan het binnenste uiteinde van de onderste wand 485 gaat deze over in een opstaande wand 486 die nagenoeg in het midden voorzien is van een knik 497 zodat een onderste deel van de wand 486 meer naar binnen gelegen is ten opzichte van cen bovenste deel daarvan, De opstaande wand 486, in het bijzonder het onderste deel daarvan, is op de binnenste zijde daarvan voorzien van cen eerste binnenste verbindingsnuddel 487, in het bijzonder een haakmiddel, Het eerste binnenste verbindingsmiddel 487 dient voor samenwerking met het onderste verbindingsmiddel 112 (zie figour 6A) voor de verbinding van het wandhouderprofiel 20 aan het basisprofiel 12. De knik 497 laat toe dat het bovenste deel van de wand 4S6 meer naar buiten gepositioneerd is en aanslaat tegen de aftakking 114. Aan de bovenzijde van de opstaande wand 486 gaat deze over in een bovenste liggende wand 468. Eveneens is de bovenste wand 483 van de geleidingskamer 480 aan deze bovenste wand 488 verbonden door steundeel 495. De liggende wand 488 is aan zijn binnenste uiteinde voorzien van een tweede binnenste verbindingsmiddel 489, in het bijzonder een haakmiddel, dat haakt over het tweede bovenste verbindingsmiddel 113 voor de verbinding van het wandbouderprofie! 20 aan het bastsprofiel 12.

[0126] De buitenste wand 481 van de geleidingskamer 480 heeft tevens een opwaartse opstaande aftakking 492 die aan zijn bovenzijde voorzien is van een bovenste verbindingsmiddel 491, in het bijzonder een vrouwelijk pinverbindingsmiddel. Zoals getoond in figuur 3H, wordt het bovenste verbindingsmiddel 491 gebruikt voor het verbinden van het dekselprofiel 15a via pm 404, Een verbindingswand 494 is voorzien tussen de liggende wand 488 en de opstaande aftakking 492 ten behoeve van de stevigheid en draagkracht van het wandhouderprofiel 20, Aan de buitenzijde van de opstaande aftakking 492 is tevens een aftakking 493 voorzien. De onderste wand 485 is aan zijn naar buiten gerichte zijde voorzien van een opstaande afwerkingswand 498 die zich in hetzelfde vlak bevindt als de buitenste wand 402 van het dekselprofiel 15a. Tussen wanden 402, 498 is een opening 334 voorzien. 10127} Gezien de aanwezigheid van slechts één rail 484 in de externe pivotbalk van figuur 3H, betekent dit dat er slechts twee types verplaatsbare wand 6b, 6c mogelijk zijn. De bedoeling van deze rail 484 is voor bet houden van een vouwbare zijwand zoals getoond in figuren 2E en 2F.

Doch, zoals reeds beschreven onder verwijzing naar figuur 3D, kan één enkele rail 484 ook gebruikt worden voor het houden van één of twee schuifbare zijwandpanelen.

[0128] Figuur 31 illustreert een negende type externe pivotbalk, waarbij de pivotbalk bedoeld is voor het vormen van cen zijwand 6. Identieke elementen zullen worden aangeduid met hetzelfde nummer en worden niet beschreven. [01201 De pivotbalk getoond in figuur 31 heeft een gecombineerde functionaliteit, namelijk van de pivotbalken getoond in figuren 3C en 3H. Met andere woorden, de externe pivotbaik 3 heeft als zijwandinvulling 6 zowel een gedeelte met een vaste wand 6d als een gedeelte met een verplaatsbare, in het bijzonder een vouwbare, zijwand 6c, Bijvoorbeeld is de ene kant van een zijde van de overkapping | een vaste wand ód voorzien terwijl aan de andere kant van diezelfde zijde een vouwbare zijwand 6c aanwezig is,

[0130] De voorkap ida en het druipprofiel 24 van de pivotbalk van figuur 31 zijn identiek aan degene beschreven onder verwijzing naar figuur 3C en het dekselprofiel 15a is identiek aan hetgeen beschreven voor de pivotbalk van figuur 3H. Een nadere beschrijving is vandaar hier niet opgenomen, Daarenboven is het wandhouderprofiel 204 nagenoeg identiek aan hetgeen beschreven onder verwijzing naar figuur 3H. Het enige verschil is de afwezigheid van aftakking 499 die dienst deed als bevestiging voor de voorkap l4a, Deze aftakking 499 is nu niet nodig aangezien de voorkap 14a gehouden is door het druipprofiel 24 en zich naderbij de opstaande wand 100 van het basisprofiel 12 bevindt zodat er voldoende ruimte is voor het plaatsen van een vaste wand 6d.

[0131] Figuur 3J illustreert een tiende type externe pivotbalk, waarbij de pivotbalk bedoeld is voor het vormen van een zijwand 6. Identieke elementen zullen worden aangeduid met hetzelfde nummer en worden niet beschreven.

[0132] De pivotbalk getoond in figuur 3J heeft een gecombineerde functionaliteit, namelijk van de pivotbalken getoond in figuren 3C en 3E. Met andere woorden, de externe pivotbalk 3 heeft als zijwandinvulling 6 zowel een gedeelte met een vaste wand 6d als een gedeelte met een verplaatsbare, in bet bijzonder een verschuifbare, zijwand 6b. Bijvoorbeeld is de ene kant van een zijde van de overkapping | een vaste wand ód voorzien terwijl aan de andere kant van diezelfde zijde een verschuifbare zijwand 6b, in bet bijzonder gevormd door twee wandpanelen, aanwezig is.

[0133] Alie relevante profielen voor de opbouw van de pivotbalk getoond in figuur 33 werden reeds beschreven onder verwijzing naar figuur 3C en/of 3E. Een nadere beschrijving is vandaar hier niet opgenomen.

[0134] Figuur 3K illustreert cen elfde type externe pivotbaik, waarbij de pivotbalk bedoeld is voor het houden van een verlichting. Identieke elementen zullen worden aangeduid met hetzelfde nummer en worden niet beschreven.

[0135] De pivotbalk van figuur 3K is nagenoeg dezelfde als degene getoond in figuur 3D met het verschil dat het wandhouderprofiel 21 vervangen is door een verlichtineshouderprofiel 10, Het verlichungshouderprofiel 10 omvat twee ruimten 500, 501 waarin verlichting (met getoond), zoals één of meerdere lampen, LED verlichting, etc. kan worden aangebracht. De ruimte 500 kan worden gebruikt voor verlichting van de ruimte onder de overkapping 1, terwijl de ruimte 501 de mogelijkheid biedt om het gebied onder de pivotbalk 3 te verlichten. De ruimte 500 is hoofdzakelijk U-vormig en omvat een opstaande centrale wand 502, een bovenwand 503 en een onderwand 504. De bovenwand 503 is aan zijn uitemde voorzien van een opstaande binnenste aftakking 505 met daerop een verbindingsrmddel 506 (overeenkomstig met verbindingsmiddel 444 van afsluitprofiel 19), in het bijzonder een pin, voorzien om samen te werken met het binnenste verbindingsmiddel 215 voor de bevestiging van het verlichtingshouderprofiel 100 aan het dubbel gootprofiel 13’, De ruimte 501 is hoofdzakelijk U-vormig en omvat een opstaande centrale wand 502, een bovenwand 507 en een buitenwand 508. De buitenwand 508 1s aan zijn onderste uiteinde voorzien van een verbindingsmiddel 509 voorzien, in bet bijzonder een haakmiddel, dat voorzien is om samen te werken met het onderste binnenste verbindingsmiddel 216 voor de bevestiging van het verlichtineshouderprofiel 10 aan het dubbel gootprofiel 13°. In de ruimtes 500, 501 zijn ook bijkomende montagewanden 510, 511 voorzien waarop, onder andere, de verlichting kan worden bevestigd. Het is ook mogelijk om diffusors en/of andere elementen aan te brengen in de ruimtes 500, SOI ten behoeve van het optimaliseren van de lichtkwaliteit. Verder dient het duidelijk te zijn dat ook slechts één van de ruimten 500, 501 aanwezig kan zijn.

[0136] Figuur 4 illustreert een vormgeving van een spanbalk 5. De spanbalk 5 is bedoeld om niet voorzien te zijn van cen wandinvulling 6. De spanbaik 5 omvat een basisprofiel 12” en een enkel gootprofiel 11 die met elkaar verbonden zijn. Het enkel gootprofiel 11 15 op zichzelf ook getoond in figuur 6C. 10137} De getoonde spanbalk 5 is algemeen dezelfde als de pivotbalk getoond in figuur 3A doch met een ander type gootprofiel, namelijk een enkel gootprofiel 11 in plaats van een dubbel gootprofiel 13. Alhoewel de profielen 12”, 14”, 16”, 18” van de spanbalk 5 een iets andere vormgeving hebben dient het duidelijk te zijn dat deze inwisselbaar zijn met de hierboven beschreven profielen 12, 14, 16, 18, 12’, 14’, 16’, 18’, Evenzeer is het mogelijk om één of meerdere van de profielen 12, 14, 16, 18, 12°, 14’, 16’, 18’ in de externe pivotbalken 3 hierboven beschreven te vervangen door zijn gewijzigde vorm van éénzelfde profiel getoond in de spanbalk 3 van figuur 4. Een aantal van de wijzigingen worden summier beschreven, Inkeping 110 is niet voorzien in het basisproftel 12”, maar deze functionaliteit is overgenomen door haak 108” die naar onder uitsteekt ten opzichte van de Hggende wand 101”, De aftakking 415” op verbindingsprofiel 16” is overeenkomstig gewijzigd. De binnenste opstaande wand 432” van vulprofiel 18” is korter en zit direct verbonden op de opstaande buitenwand 44fa van het afsluitprofiel 19a in plaats van op het gootprofiel. De vormgeving van de sleuf 42” is gewijzigd,

[0138] Het enkel gootprofiei 11 is in meer detail getoond in figuur 6C. Gezien de vele overeenkomsten met het dubbel gootprofiel 13 is gekozen om gebruik te maken van éénzelfde nummering, maar met het éérste cijfer “2” vervangen door het cijfer “3”. Concreet is de vormgeving aan de bovenkant en de buitenkant van de gootprofielen 11, 13 identiek zodat een nadere beschrijving van elementen 300 tot 312 en 317 tot 321 overbodig is.

[0139] De wijzigingen van het enkel gootprofiel 11 ten opzichte van het dubbel gootprofiel 13 bevinden zich vandaar aan de binnenzijde van dit profiel, waar nu geen externe goot 28 meer aanwezig is. Er is vandaar een extra opstaand wanddeel 322 geplaatst dat parallel is met de tussenwand 311 (die, voor alle doidelijkheid, in de uitvoering van een enkel gootprofiel, niet voorzien is van openingen). Op die manier vormen de opstaande wanden 302, 312, 322 samen de binnenste opstaande wand 323 van het enkel gootprofiel 11. Dit ts tevens de extern zichtbare wand gezien van iemand die zich onder de overkapping 1 bevindt. Verder is het onderste binnenste verbindingsmiddel 316, in het bijzonder een haakmiddel, ook nagenoeg identiek aan verbindingsmiddel 216 met het verschil dat de haak zich enkel naar de buitenzijde uitstrekt zodat de afwerking van wand 323 ononderbroken is. 10140] Alhoewel slechts één uitvoering getoond is van een spanbalk 5, is het duidelijk dat het enige verschi tussen een externe pivotbalk 3 en een spanbalk 5 de vormgeving van het gootprofiel 11, 13 is, Vandaar heeft de uitvinding ook betrekking op meerders spanbalken die dezelfde functionaliteit hebben van de externe pivotbalken getoond in figuren 3A tot 3C en 3E tot 3J waar het dabbel gootprofiel 13 vervangbaar is door het enkel gootprofiel 11 van figuur 6C.

[01411] Figuur 5 iliustreert een centrale pivotbalk 4. Aangezien de centrale pivotbalk 4 zich centraal in de overkapping 1 bevindt, is het niet de bedoeling dat zich een zijwand kan bevinden onder de ligger 5 waardoor de vormgeving van een heel aantal profielen wijzigt.

[0142] De centrale pivotbalk 4 is opgebouwd uit een beperkt aantal profielen, namelijk een basisprofiel 22, een gootprofiel 23, een dekselprofiel 15b en twee afsluitprofielen 19b. Het basisprofiel 22 is symmetrisch opgebouwd en is verbonden met het gootprofiel 23 door middel van verbindingen 58, 59, Verbindingen 58, 59 zijn verschillend oitgevoerd, waarbij verbinding 58 is getoond als een haakverbinding. Echter kunnen deze verbindingen identiek zijn aan elkaar. Aan zijn bovenzijde is het basisprofiel 22 afgedicht door een dekselprofiel 15b door middel van pinverbindingen 57. Het gootprofiel 23 omvat twee uitwendige goten 28 en de centrale goot 27 die gescheiden zijn door tussenwanden 56. Voor het afwerken aan de onderzijde onder de externe goten 28 wordt gebruik gemaakt van twee afsluitprofielen 19b die identiek zijn aan degene beschreven onder verwijzing naar figuur 3E, In het bijzonder maakt de bevestigmg gebruik van een verbindingsmiddel 55, in het bijzonder een vrouwelijk pinverbindingsmiddel, onder de externe goten 28, dat samenwerkt met pin 444, en een onderste verbindingsmiddel 54, in het bijzonder een haakmiddel, die het uiteinde van de aftakking 53 vormt en samenwerkt met haak 445b. Verder is de centrale pivotbalk 4 tevens voorzien van schroefkanalen 50 voor het met behulp van schroeven of bouten op een uiteinde van deze ligger 4 vastschroeven van een kopschot,

[01431] Het dient duidelijk te zijn dat afwerkingsprofiel 19b tevens kan vervangen worden door LED-bouderprofiel 10 beschreven onder verwijzing naar figuur 3K. Desgevallend is het ook mogelijk om het afwerkingsprofiel 19b te vervangen door wandhouderprofiel 21 beschreven onder verwijzing naar figuur 3D. Eventueel kan ook de ruimte 30 onder de interne goot 27 worden benut voor een wandhouderprofiel. (01441 Alhoewel bepaalde aspecten van de onderhavige uitvinding zijn beschreven met betrekking tot specifieke uitvoeringsvormen, is het duidelijk dat deze aspecten in andere vormen kunnen worden geïmplementeerd binnen de beschermingsomvang zoals bepaald door de conclusies.

Claims

Conclusies

1. Een ligger (3; 5) voor een overkapping (1), waarbij de ligger een binnenzijde en een buitenzijde heeft en een gootdeel (11; 13) omvat dat, in zijn dwarsdoorsnede, voorzien is van: - een inwendige holte (27) voor het afvoeren van op de overkapping (1) invallende neerslag naar een kops niteinde van de ligger, welke holte gevormd is door een bovenste wand (200; 300), een onderste wand (210; 310), een buitenwand (206; 306) en een binnenwand (211; 311); en - een ruimte (38) voor het houden van één uit een veelheid van foncuoneel verschillende profielen, welke ruimte zich onder de holte bevindt en gevormd is door een bovenste wand (210; 310), een 1D buitenwand (209; 309) en een binnenwand (212; 3123, daardoor gekenmerkt dat het gootdeel integraal gevormd is en dat genoemde ruimte aan zijn onderzijde open is,

2. De ligger (3; 5) volgens conclusie |, daardoor gekenmerkt dat de ligger een basisdeel (12) omvat dat, in zijn dwarsdoorsnede, voorzien is van: - een opstaande binnenwand (100) die bovenaan voorzien is van een eerste bovenste verbindingsmiddel (102), in het bijzonder een vrouwelijk pinverbindingselement, en onderaan verbonden is met het gootdeel; en - een liggende wand (101) die zich boven de holte bevindt en zich uitstrekt van de opstaande binnenwand (100) in de richting van de buitenzijde van de ligger, waarbij de opstaande liggende wand nabij zijn uiteinde voorzien is van een eerste verbindingsmiddel (108), in het bijzonder ten minste één haak, en een tweede verbindingsmiddel.

3. De ligger (3; 5) volgens conclusie 2, daardoor gekenmerkt dat het tweede verbindingsmiddel een eerste verbindingselement (109), in het bijzonder een gleuf, en/of een tweede verbindingselement (118), in het bijzonder een haak, omvat.

4. De ligger (3; 5) volgens conclusie 2 of 3, daardoor gekenmerkt dat het basisdeel (12) en het gootdeel (11; 13) gevormd zijn als afzonderlijke profielen, waarbij de opstaande binnenwand (100) van het basisprofiel onderaan voorzien is van ten minste één, bij voorkeur ten minste twee, verbindingsmiddel(ien) (103, 105) en dat het gootprofiel voorzien is van ten minste één, bij voorkeur ten minste twee, overeenkomstig(e) verbindingsmiddel(len) (203, 205; 303, 305) voor het verbinden van het basisprofiel met het gootprofiel.

5. De ligger (3; 5) volgens één van de conclusies 2 tot 4, daardoor gekenmerkt dat het basisdeel een opstaande buitenwand (111) omvat die zich uitstrekt vanaf het uiteinde van de liggende wand en bovenaan voorzien is van een tweede bovenste verbindingsmddel (113), in het bijzonder een vrouwelijk pinverbindingselement.

6. De ligger (3; 5) volgens conclusie 5, daardoor gekenmerkt dat de opstaande buitenwand (111), op zijn naar buiten gerichte zijde, voorzien is van een derde verbindingsmiddel (112), in het bijzonder een haak.

7. De ligger (3; 5) volgens één van de conclusies 2 tot 6, daardoor gekenmerkt dat de ligger verder voorzien is van! - een verbindingsprofiel (16) dat verbonden is met het basisdeel (12) door middel van het eerste verbindingsmiddel (108), waarbij het verbindingsprofiel aan zijn naar buiten gerichte zijde is voorzien van een vierde verbindingsmiddel (416), in het bijzonder een pinverbindingselement; en - gen voorkap (14) dat verbonden is met het basisdeel (12) door middel van het tweede verbindingsmiddel (108) en met het verbindingsprofiel door middel van het vierde verbindingsnuddel.

8. De hgger (3; 5) volgens conclusie 7, daardoor gekenmerkt dat de hggende wand (101) aan zijn onderzijde voorzien is van een inkeping (110) en waarbij het verbindingsprofiel voorzien is van een naar binnen gerichte aftakking (415) die aangrijpt in de inkeping.

9. De ligger (3; 5) volgens één van de conclusies 2 tot 6, daardoor gekenmerkt dat de ligger verder voorzien is van een druipprofiel (24) dat verbonden is met het basisdeel (12) door middel van het eerste verbindingsmiddel (108).

10, De ligger (3; 5) volgens conciusie 9, daardoor gekenmerkt dat het druipprofiel aan zijn onderste zijde is voorzien van een vierde verbindingsmiddel (45 D, in het bijzonder een gleuf, en dat de ligger verder voorzien is van een voorkap (14a) die verbonden is met het verbindingsprofiel door middel van bet vierde verbindimgesmiddel, waarbij de naar butten gerichte zijde van het druipprofiel (24) een neerwaarts uitstrekkende wand (452) omvat die zich op een grotere afstand bevindt van de opstaande binnenwand (100) dan de naar buiten gerichte zijde van de voorkap (142).

li. De ligger (3; 5) volgens één van de conclusies 7 tot 10 indien afhankelijk van ten minste conclusie 5, daardoor gekenmerkt dat de ligger verder een dekselprofiel (15) omvat dat verbonden is met het basisdeel (12) door middel van de bovenste verbindingsmiddelen (102, 113) en waarbij de naar buiten gerichte vlakken van het dekselprofiel (15) en de voorkap (14) of het druipprofiel (24) nagenoeg in éénzelfde vlak hggen,

12. De ligger (3; 5) volgens conclusie 6, daardoor gekenmerkt dat de ligger verder voorzien is van een wandhouderprofiel (20) dat verbonden 15 met het basisdeel (12) door middel van het tweede bovenste verbindingsmiddel (113) en het derde verbindingsmiddel (112).

13. De ligger (3; 5) volgens conclusie 12, daardoor gekenmerkt dat het wandhouderprofiel (20) aan zijn onderste zijde is voorzien van een vierde verbindingsmiddel (490), in het bijzonder een gleuf, waarbij de ligger een voorkap (14a) omvat die verbonden is met het wandhouderprofiel door middel van het vierde verbindingsmiddel, en waarbij een buitenwand (498) van het wandhouderprofiel (20) zich op een grotere afstand bevindt van de opstaande binnenwand (100) dan de naar buiten gerichte zijde van de voorkap (14a).

14. De ligger (3; 5) volgens conclusie 13, daardoor gekenmerkt dat het wandhouderprofiel (20) verder een derde bovenste verbindingsmiddel (491) omvat, waarbij de ligger verder een dekselprofiel (15a) omvat dat verbonden is met het basisdeel (12) door middel van het eerste bovenste verbindingsmiddel (102) en met het wandhouderprofiel (20) door middel van het derde bovenste verbindingsmiddel (491) en waarbij de naar buiten gerichte vlakken van het dekseiprofiel (15a) en de buitenwand van het wandhouderprofiel (20) nagenoeg in éénzelfde vlak liggen.

15. De ligger (3; 5) volgens één van de conclusies 12 tot 14, daardoor gekenmerkt dat het wandhouderproftel (20) een rail (484) omvat geconfigureerd voor de geleiding van minstens één wanddeel (6b; 6c).

16, De ligger (3; 5) volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat het gootdeel (11; 13) voorzien is van eerste onderste verbindingsmiddel (316; 216), in het bijzonder een haak, aan het onderste uiteinde van de binnenwand (212; 312) van de ruimte (30) en van een tweede onderste verbindingsmiddel (317; 217), in het bijzonder een haak, aan het onderste uiteinde van de buitenwand (209; 309) van de ruimte.

17, De ligger (3; 5) volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat de buitenwand (209; 309) van de holte (27) ten minste twee wanddelen (2092, 209b; 3094, 369b) heeft die zich in een verschillend vlak bevinden.

18. Deligger (3; 5) volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerki dat de buitenwand (209; 309) van de ruimte (30) op zijn naar binnen gerichte zijde nabij de holte (27) voorzien is van een centraal verbindingsmiddel (218; 318), in het bijzonder een haak.

19, De ligger (3; 5) volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat de buitenwand (206; 306) van de holte (27) op zijn naar buiten gerichte zijde voorzien is van een aftakking (221; 321).

20. De ligger (3; 5) volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat de bovenste wand (210; 310) van de ruimte (30) dezelfde is als de onderste wand (210; 310) van de holte (27).

21. De Hegger (3; 5) volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat de ligger een afsluitprofiei (19a) omvat dat verbonden is met het gootdeel (11; 13) voor het afsluiten van de ruimte (30).

22. De ligger (3; 5) volgens één van de conclusies 1 tot 20, daardoor gekenmerkt dat de ligger een wandhouderprofiel (21a; 21b; 21c) omvat dat verbonden is met het gootdeel (11; 13) en zich in de ruimte (30) bevindt.

23. De ligger (3; 5) volgens conclusie 22, waarbij het wandhouderprofiel een rail (464; 4640) omvat geconfigureerd voor de geleiding van minstens één wanddeel (6b; 60).

24, De ligger (3) volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat het gootdeel (13) voorzien is van: - een uitwendige goot (28) die zich langszij de holte (27) bevindt en voorzien is voor het afvoeren van op de overkapping invallende neerslag naar de holte, welke uitwendige goot gevormd is door een opstaande binnenwand (214), een bodem (213) en een tussenwand (211) die de scheiding vorrnt tussen de holte en de uitwendige goot; - een aftakking (212) die zich vanuit de bodem (213) neerwaarts uitstrekt; en -twee verbindingsmiddelen (215, 216), waarbij een eerste van de twee verbindingsmiddelen (215) zich nabij de overgang tussen de bodem (213) en de opstaande binnenwand (214) bevindt en un het bijzonder een pinverbindingselement omvat en waarbij een tweede van de twee verbindingsmiddelen (216) zich aan een uiteinde van de aftakking (212) bevindt en in het bijzonder cen haak omvat.

25. De ligger (3) volgens conclusie 24, daardoor gekenmerkt dat de ligger een afwerkingsprofiel omvat dat verbonden is met het gootdeel (13) door middel van de twee verbindingsmiddelen (215, 216), waarbij het afwerkingsprofiel bij voorkeur één omvat van: - cen wandhouderprofiel (21) dat bij voorkeur een rail (464) omvat geconfigureerd voor de geleiding van minstens één wanddeel (6b; 60); - cen afsluitprofiel (19b), dat bij voorkeur in hoofdzaak L-vormig is; en - een verlichtingshouderprofiel (10),

26. Een overkapping (1) omvattende een ligger (3; 5) volgens één van de voorgaande conclusies.