BE1028722B1 - Dakinrichting voor een overkapping, set onderdelen voor het opbouwen van de dakinrichting, en werkwijze voor het plaatsen van een ledstrip in de dakinrichting - Google Patents

Abstract

Een dakinrichting voor een overkapping. De dakinrichting is voorzien van twee ten opzichte van elkaar hoekvormende liggers (3, 4) die elk een binnenzijde en een buitenzijde hebben; een hoekstuk (600) gepositioneerd tussen de liggers, welk hoekstuk een binnenzijde en een buitenzijde heeft; en een ledstripverlichting die nagenoeg continu doorloopt over de buitenzijde van genoemd hoekstuk en over de buitenzijde van ten minste een deel van elk van genoemde liggers. Het voorzien van een ledstripverlichting aan de buitenzijde van de dakinrichting levert een bijkomende mogelijkheid op om verlichting te voorzien voor een overkapping.

Description

opbouwen van de dakinrichting, en werkwijze voor het plaatsen Technisch vakgebied De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een dakinrichting voor een overkapping.

De onderhavige uitvinding heeft eveneens betrekking op een set onderdelen voor hel opbouwen van de dakinrichting en werkwijze voor het plaatsen van een ledstrip in de dakinrichting.

Stand der techniek Overkappingen worden doorgaans opgesteld om een buien gelegen plaats af te schermen of juist vrij te maken.

Zo worden dergelijke overkappingen vaak opgesteld bij woningen, restaurants, winkels, etc. om een buitenterras of dergelijke af te schermen van zonnestralen, neerslag en/of wind of juist om tijdelijk zonnestralen binnen te laten, Deze overkappingen kunnen bijvoorbeeld worden uitgevoerd onder de vorm van een luifel, een pergola, een veranda, een carport, een paviljoen, enz.

Een dergelijke overkapping omvat typisch een dakinrichting die minslens gedeeltelijk ondersteund is door kolommen, Uilzonderlijk kan de dakinrichting ook ondersteund zijn door een andere dakconstructie, De dakinrichting is algemeen opgebouwd uit meerdere liggers die samengesteld zijn tot één of meerdere kaders waarin een dakinvulling kan worden bevestigd.

De liggers zelf zijn vaak een samenstelling van meerdere individuele profielen.

Een dergelijke dakinrichting is typisch ondersteund door vier {of meer) kolommen waartussen een wandinvulling kan worden voorzien.

Eveneens kunnen er minder kolommen worden gebruikt in geval de dakinrichting ondersteund wordt door andere structuren, zoals een muur van een reeds beslaande structuur.

De dakinvulling kan vast of verplaatsbaar zijn, bijvoorbeeld een

D BE2020/5738 openschuiibaar dak. De dakinvulling van een openschuifbaar dak kan bijvoorbeeld beslaan uit een oprolbaar doek of scherm, lamellen die rond hun as roteren, of van segmenten die over elkaar heen kunnen schuiven. De segmenten kunnen panelen zijn die (deels) gemaakt zijn van metaal, zoals aluminium, {gelaagd} glas of kunststof, zoals polycarbonaat (PC) of polymethyimeihacrylaat (PMMA). De wandinvulling kan eveneens vast of verplaatsbaar zijn. Voorbeelden zijn een oprolbaar doek of scherm of beweegbare, Le. verschuifbare of vouwbare, panelen. Afhankelijk van de materiaalkeuze kan de lichtdoorlatendheid en robuustheid van de dakinvulling en/of wandinvulling afgestemd worden naar de gewenste toepassing.

In de context van een dakinriching voor overkappingen is er typisch sprake van vier oriëniaties (namelijk boven, onder, buiten en binnen) voor het kader van de dakinrichting. Daarbij verwijst “boven” naar het gedeelte van de dakinrichting dat georiënteerd is of zal zijn richting het bovenvlak (ie. de hemel, eg. de open lucht), “onder” naar het gedeelte van de dakinrichting dal georiënteerd is of zal zijn richting het grondvlak (Le, de aarde, e.g. de terrasviver), “buiten” naar het gedeelte van de dakinrichiing dat georiënteerd is of zal zijn weg van het dak (Le.

weg van de dakinvulling) en “binnen” naar het gedeelte van de dakinrichting dat georiënteerd is of za! zijn naar de binnenzijde van hel dak (ie. gericht naar de dakinvulling).

Bij overkappingen is het reeds bekend om verlichting te voorzien voor de ruimte onder de overkapping. Meer specifiek is het bekend om één of meerdere ledstrips te voorzien aan de binnenzijde van het kader van de dakinrichting. Typisch is daarbij dan één ledstrip voorzien per ligger waarbij het einde van de ledstrip uitgelijnd is met het, vanuit de binnenzijde zichtbare, uiteinde van de ligger en het begin van de ledstrip (waar de stroomvoorziening is op aangesloten) verwerkt is in het kader van de dakinrichting aan het ander uiteinde van de ligger.

Beschrijving van de uitvinding Het is een doel van de onderhavige uitvinding om meer opties te voorzien qua verlichting van een dakinrichting voor een overkapping.

Dit doel wordt gerealiseerd door een dakinrichiing voor een overkapping, waarbij de dakinrichting voorzien is van: ten minsie twee ten opzichte van elkaar hoekvormende liggers die elk een binnenzijde en een buitenzijde hebben; een hoekstuk gepositioneerd tussen genoemde liggers, welk hoeksiuk een binnenzijde en een builenzijde heeft; en een ledstripverlichting die nagenoeg continu doorloopt over de buitenzijde van genoemd hoekstuk en over de buitenzijde van len minste een deel van eik van genoemde liggers.

Het voorzien van een ledstripverlichting aan de buitenziide van de dakinrichting levert een bijkomende mogelijkheid op om verlichting te voorzien voor een overkapping. Daarenboven is het voordelig om de ledstrip te lalen doorlopen aan de buitenzijde van het hoekstuk voor het maximaliseren van de verlichting.

In een uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding omvat genoemd hoekstuk een beginprofiel en een eindprofiel die elk een lggerkant, een hoekkant, een binnenkant en een buitenkant hebben, waarbij de liggerkant en de hoekkant zich tegenover elkaar bevinden en waarbij de binnenkant en de builenkant zich tegenover elkaar bevinden, waarbij de binnenkanten van het beginprofiel en het eindprotiel samen de binnenzijde van het hoekstuk vormen en waarbij de buitenkanten van het beginprofiel en het eindprofiel samen de buitenzijde van het hoekstuk vormen, waarbij het beginprofiel aan zijn liggerkant nagenoeg aansluit op een eerste van genoemde liggers, waarbij het eindproliel aan zijn liggerkant nagenoeg aansluit op een tweede van genoemde liggers en waarbij de hoekkanten van het beginprofiel en het eindprofiel ten minsle gedeeltelijk nagenceg op elkaar aansluiten, waarbij genoemde ledstripverliching ten minsle twee ledstrips (namelijk een eersie ledsirip en een tweede ledstrip) omvat die elk een begindeel met een eerste uiteinde en een einddeel mel een tweede uiteinde omvallen.

Het gebruik van meerdere ledstrips is voordelig om het lichtverval te beperken. Typisch heeft een ledstrip een maximale lengte (bv. 5 or 6 meter) omdat de hoeveelheid beschikbare elektriciteit afneemt naarmate meer leds na elkaar worden geplaatst zonder het voorzien van een bijkomende stroombron. Het gebruik van meerdere ledstrips per dakinrichting laal dus toe om de gehele omtrek van de dakinrichting te voorzien van een nagenoeg constante lichtintensiteit onafhankelijk van de omtrek van de dakinrichting, welke omtrekt typisch meer is dan de gewoonlijke maximale lengle van een ledstrip.

Het dient duidelijk te zijn dat het hoekstuk, alhoewel beschreven onder verwijzing naar een beginprofiel en een eindprofiel die bij voorkeur afzonderliike elementen zijn die worden bevestigd aan elkaar, ook gevormd kan zijn als één integraal vervaardigd element. Het voorzien van aparte beginprofielen en eindprofielen laat toe om deze afzonderlijke te vervaardigen door middel van een extrusieproces.

Het dient tevens duidelijk te zijn dat het beginprofiel integraal! vervaardigd kan zijn met de eerste ligger en het eindprofiel met de tweede ligger. Het integraal vervaardigen van het beginprofiel met de eerste ligger en het eindprofiel met de tweede ligger leidt tot een dakinrichting met een mindere hoeveelheid onderdelen.

in een eerste alternatieve voordelige uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding is de eerste ledstrip gepositionserd in het beginprofiel en genoemde eerste ligger en de tweede ledsirip in het eindprofiel en genoemde tweede ligger, waarbij het begindeel van de eersle ledstrip, nabij de hoekkant van het beginprofiel, gebogen is zodanig dat het eerste uiteinde van de eerste ledstrip zich bevindt aan de binnenzijde van het hoekstuk en waarbij hel iweede uiteinde van de tweede ledstrip zich bevindt aan de hoekkant van het hoekstuk.

In deze uitvoeringsvorm is het begin van de eersle ledsirip (waar normaal de stroomvoorziening aanwezig is), door het buigen van het begindeel van de ledstrip, verwerkt aan de binnenzijde van het hoekstuk en is het einde van tweede de ledstrip zodanig geplaatst dat dit aan het Uiteinde zit van het hoekstuk, Elke ledstrip strekt zich dus nagenoeg (op uitzondering van het begindeel) in één rechte lijn uit langsheen één 5 buitenwand van de dakinrichting. in deze uitvoeringsvorm is er vandaar een partiële overlapping van de twee ledstrips in de hoek van het hoekstuk.

In een tweede alternatieve voordelige uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding is genoemde eerste ledstrip gepositioneerd in genoemde eerste ligger, het beginprofiel en het eindprofiel en de iweede ledstrip in genoemde tweede ligger, waarbij het begindeel van de eerste ledstrip, nabij de liggerkani van hel eindprofiel, gebogen is zodanig dat het eerste uiteinde van de eerste ledstrip zich bevindt aan de binnenzijde van het hoekstuk en waarbij het tweede uiteinde van de tweede ledstrip zich bevindt aan het uiteinde van de tweede ligger die nagenoeg aansluit op de liggerkant van het eindprofiel. In het bijzonder omvat de tweede ledstrip in deze alternalieve voordelige uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding minsiens twee afzonderlijke ledstrips waarvan een eerste gepositioneerd is in genoemde tweede ligger en een lweede gepositioneerd is in het hoekstuk.

In deze uitvoeringsvorm is het begin van de eerste ledsirip (waar normaal de stroomvoorziening aanwezig is), door het buigen van het begindeel van de ledstrip, verwerkt aan de binnenzijde van het hoekstuk en is het einde van tweede de ledstrip zodanig geplaatst dat dit aan het uiteinde zit van een ligger. In deze uitvoeringsvorm is er vandaar een partiële overlapping van de twee ledstrips nabij de overgang van de ligger naar het hoekstuk. Daarenboven, door het gebruik van nog minstens twee (of drie) ledstrips voor het vormen van de tweede ledstrip (en eventueel ook de eerste ledstrip} is het mogelijk om elk apart profiel (Le. elke ligger en het hoeksluk en/of elk profiel van het hoekstuk) van de dakinrichting te voorzien van zijn eigen individuele ledstrip waarbij de begindelen van de ledstrips weggewerki worden op de overgang lussen de liggers en het hoekstuk.

In een derde alternatieve voordelige uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding is genoemde eerste ledstrip gepositioneerd in genoemde eerste ligger en de tweede ledstrip in het beginprofiel, het eindprofiel, genoemde eersie ligger en genoemde tweede ligger, waarbij het begindeel van de eerste ledstrip gebogen is zodanig dat het eerste uiteinde van de eersle ledstrip zich bevind! aan de binnenzijde van genoemde tweede ligger en waarbij het tweede uiteinde van de tweede ledstrip zich bevind! nabij hel gebogen gedeelte van de eerste ledstrip.

In deze uitvoeringsvorm is het begin van de eerste ledstrip (waar normaal de stroomvoorziening aanwezig is), door het buigen van hel begindeel van de ledstrip, verwerkt aan de binnenzijde van de ligger en is het einde van tweede de ledstrip zodanig geplaatst dat dit gedeeltelijk overlapt met het naar binnen gebogen gedeelte. In deze uitvoeringsvorm is er vandaar een partiële overlapping van de twee ledstrips in de ligger.

In elk van deze voordelige uitvoeringsvormen is de overgang tussen de ledsthps nagenoeg niet zichtbaar, in het bijzonder door de partiële overlapping, waardoor de twee ledstrips samen één continue ledstrip lijken te vormen. Verder is ook telkens de stroomvoorziening {typisch aan het begin van de ledstrip) verwerkt aan de binnenzijde van de dakinrichting zodat stoomkabels en dergelijke kunnen worden geplaaist zonder dat deze zichtbaar zijn aan de buitenziide van de overkapping.

Daarenboven heeft het wegwerken van het begin van elke ledstrip aan de binnenzijde van de dakinrichting (Le. de binnenzijde van het hoekstuk of de binnenzijde van een ligger) nog een bijkomend voordeel. Het is namelijk zo dat gewoonlijke ledstrips slechts op specifieke lengtes kunnen worden afgesneden, bijvoorbeeld tot een nauwkeurigheid van ongeveer 50 mm. Echter is de dakinriching van een overkapping op maal gemaakt typisch tol een nauwkeurigheid van ongeveer 1 mm. Dit betekent dat het vaak niet mogelijk is om de ledstrip exact even lang te maken als de totale lengte van één zijde van de dakinrichting. Het gebogen begindeel van de ledstrip laal toe om de ledstrip langer te maken dan de zijde en het te lang afgesneden stuk weg le werken aan de binnenzijde van de dakinrichting zodat dit niet zichtbaar is aan de buitenzijde.

De eerste alternatieve voordelige uitvoerngsvorm draagt de voorkeur ten opzichte van de andere alternatieve voordelige uitvoeringsvormen. Het is namelijk zo dat, bij de tweede voordelige uitvoeringsvorm, hel begindeel van de ledsirio typisch 180° dient gebogen te worden, terwijl dit maar 90° is bij de eerste voordelige Uitvoeringsvorm. Verder is het voor de derde voordelige uitvoeringsvorm nodig dat een parallel kanaal (naast hetgeen waar de ledstrip is in aangebracht) is voorzien in de ligger voor het naar binnen gebogen gedeelte van de ledstrip. Omdat de liggers typisch via een extrusieproces worden gemaakt, betekent dit dat een dergelijk parallel kanaal dient te worden voorzien over de gehele lengie van de ligger, wal het extrusieproces mosilijker maakt, meer materiaal vergt en derhalve de kosipriis van de ligger verhoog. Tevens neem! een dergelijke parallel kanaal ook ruimte in van de ligger, waardoor die ruimte niet langer beschikbaar is ten behoeve van het voorzien van andere functionaliteit in de ligger of dient de ligger in zijn geheel groter te worden uitgevoerd.

Een bijkomend voordeel van de eerste alleratieve voordelige Uitvoeringsvorm is dat het mogelijk is om elke ledstrip reeds vooraf ie plaatsen in de ligger terwijl er slechts een minimale hoeveelheid ledstrip nog dient uit te steken, namelijk (iets meer dan) de lengte van het beginprofiel van het hoekstuk aan weerszijden van de ligger. Een vooraf geplaalsie ledstrip verlaagt de tijd nodig om de dakinrichiing op te bouwen bij het plaalsen van de overkapping. Alhoewel het vooraf plaatsen van de ledslrips nog mogelijk is bij de tweede alternatieve voordelige uitvoeringsvorm dient er wel een langer deel ledstrip uit te steken vanuit de ligger waardoor het risico op beschadiging tijdens transport, plaatsing, enz. verhoogt. Bij de derde alternatieve voordelige Uitvoeringsvorm is het vooral plaatsen van de ledstrips niet mogelijk.

In een voordelige uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding is het beginprofiel vanaf zijn liggerkant over een deel van zijn lengte voorzien van een ledstriphouder waarin een gedeelte van genoemde ledstripverlichting is geplaalst, waarbij genoemd deel kleiner is dan zijn lengte, in het bijzonder kleiner is dan 95%, meer in het bijzonder kleiner is dan 90%, van zijn lengte en in het bijzonder groter is dan 50%, meer in het bijzonder groler is dan 70%, meest in het bijzonder groter is dan 80%, van zijn lengte.

Omdat de ledstriphouder zich niet over de gehele lengte van het beginprofiel uitstrekt is er een opening aanwezig waarin het gebogen begindeel van de ledstrip kan worden geplaalst. Verder is het voordelig om de ledsiriphouder over een zo groot mogelijk deel van het beginprofiel te voorzien omdat de ledstrip dan over zo veel mogelijk van zijn lengte ook bevestigd kan worden aan het beginprofiel, In een voordelige uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding is het eindprofiel over zijn gehele lengie voorzien van een ledslriphouder waarin een gedeelte van genoemde ledstripverlichting is geplaatst.

Het is voordelig om de ledslriphouder over een zo groot mogelijk deel van het eindprofiel te voorzien omdat de ledstrip dan over zo veel mogelijk van zijn lengte ook bevestigd kan worden aan het eindprofiel.

In een meer voordelige uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding is elke ledstriphouder gevormd door een U-vormig deel van het beginprofiel, respectievelijk eindprofiel, waarbij de open zijde van het U- vormig deel in het bijzonder naar de onderzijde van het hoekstuk is gericht. Bij voorkeur, in combinalie met de eerste alternatieve voordelige Uitvoeringsvorm, slaat het begindeel van de eerste ledstrip len minste gedeeltelijk aan tegen het U-vormig deel van het eindprofiel.

Een L-vormig deel is vooreerst relatief gemakkelijk ie vormen met een extrusieproces zodat het beginprofiel en het eindprofiel door middel van extruderen kunnen worden gevormd. Verder is het ook vrij eenvoudig om een ledstrip te plaatsen in een U-vormig deel zodat de dakinrichting snel en eenvoudig kan worden vervaardigd.

In een alternatieve meer voordelige uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding is elke ledstriphouder gevormd door een nagenoeg vlak plaalgedeele. Een dergelijk plaalgedeelte kan dienen voor het verlijmen van een ledstrips, in hel bijzonder is dit voordelig bij zelfklevende ledstrips.

In een voordelige uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding hebben het beginprofie!l en het eindprofiel elk een verschuifbaar wanddeel aan hun binnenkant, welke wanddelen samen een hoek vormen.

Deze verschuifbare wanddelen worden als eerste verbonden (Le.

voordat het hoekstuk geplaatst wordt op de rest van de dakinrichting). Dit laat toe om de buitenwanden van het hoekstuk (i.e. de buitenwanden van het beginprofie! en het eindprofiel) met elkaar uit te lijnen voor het bekomen van een buitenhoek zonder openingen. Met andere woorden laat dit {oe om toleranties tijdens het vervaardigen van de verschillende profielen op te vangen.

In een uitvoeringsvorm van de onderhavige uilvinding is de dakinrichting verder voorzien van een afdekking die op de bovenzijde van het hoekstuk is geplaatst, waarbij, aan de buitenzijde van het hoekstuk, een langwerpige uisparing aanwezig is tussen de afdekking en het hoekstuk.

De langwerpige uisparing laai toe dat licht van de ledstrip zichtbaar is aan de buitenzijde van de dakinrichting terwijl de ledstrip zelf ingewerkt zit in de dakinrichting en derhalve niet of op zijn mins! minder bloot wordt gesteld aan de natuurelementen, zoals wind, regen, enz.

In een uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding is het hoekstuk voorzien van een difiusorhouder die zich, in het bijzonder,

onder genoemde ledstripverichting bevindt, waarbij de dakinrichting verder voorzien is van ten minste één diffusor die ten minste gedeeltelijk is ondersteund door de diffusorhouder. Bij voorkeur omvat de diffusor een transparantie holle buis.

De diffusor en diffusorhouder zorgen dat het licht opgewekt door de ledstip verspreid wordt als een uniforme schijn. Een holle transparante buis draagt de voorkeur aangezien dit de lichtverspreiding optimaliseert.

in een voordelige uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding zit de transparante holle buis geklemd lussen de afdekking en het hoekstuk, in het bijzonder nabij genoemde langwerpige uitsparing.

Op die manier voorkomt de transparante holle buis dat er vuil en/of dieren via de langwerpige uitsparing de ledstrip kunnen benaderen, hetgeen nadelige effecten zou hebben op de uniformiteit van het licht opgewekt door de ledstrip.

In een voordelige uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding is de diffusorhouder gevormd door een verder U-vormig deel van het hoekstuk, waarbij de open zijde van het verder U-vormig deel in het bijzonder naar de buitenzijde van het hoeksiuk is gericht.

Een U-vormig deel is vooreerst relatief gemakkelijk te vormen met een extrusieproces zodat het beginprofiel en het eindprofiel door middel van extruderen kunnen worden gevormd. Verder is het ook vrij eenvoudig om een diffusor te plaatsen in een U-vormig deel zodat de dakinrichting snel en eenvoudig kan worden vervaardigd.

In een meer voordelige uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding omvat de diffusor verder een plaalgedeelte dat vast bevestigd is in de diffusorhouder, waarbij genoemde transparante holle buis vast bevestigd is aan de onderzijde van het plaalgedeelle.

Dit plaatgedeelte heeft als resultaat dat er een verticale afstand is lussen de ledsirip en de transparante holle buis die dienst doet als diffusor. Op die manier kan de transparante holle buis zo dicht mogelijk worden geplaaisi bij de langwerpige uitsparing waardoor mogelijke effecten van de inkleuring van de profielen (i.e. de ligger, het eindprofiel, het beginprofiel, de afdekking, etc.) op de lichtkleur van de ledsirip worden verminderd.

In een voordelige uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding omvat genoemde ten minste één diffusor een eerste diffusor en een tweede diffusor, waarbij de eerste diffusor gepositioneerd is in het beginprofiel en genoemde eerste ligger en de tweede diffusor in het eindprofiel en genoemde tweede ligger, waarbij elke diffusor zich bij voorkeur uitstrekt over de gehele lengte van de eerste, respectievelijk tweede, ligger en beginprofiel, respectievelijk eindprofiel.

Op die manier is er één diffusor per zijde van de dakinrichting zodat het niet nodig is om de diffusor te buigen bij een hoek van de dakinrichting.

In een uitvoeringsvorm van de onderhavige uilvinding is de dakinrichting voorzien is van ten minste vier liggers die samen een kader, in het bijzonder een hoofdzakelijk rechthoekig kader, vormen, waarbij een hoekstuk identiek aan genoemd hoekstuk voorzien is lussen elke iwee ten opzichie van elkaar hoekvormende liggers, waarbij genoemde ledstripverlichting nagenoeg continue doorloopt over de buitenzijde van elk hoekstuk en over de buitenzijde van elk van genoemde ten minste vier liggers.

Het is derhalve mogelijk om een ledstrip nagenoeg continu te laten doorlopen over elk van de vier zijden en buitenhoeken van de dakinrichting.

In een uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding sluiten genoemde liggers ten minste gedeeltelijk rechtstreeks op elkaar aan, waarbij genoemd hoeksluk gevormd door een gedeelie van een eerslie ligger van genoemde liggers en een gedeelte van een tweede ligger van genoemde liggers.

Dit vereenvoudigt het ontwerp van de dakinrichting omdat er geen nood meer is aan een apart hoeksiuk. Een mogelijke manier om de liggers rechtstreeks met elkaar te verbinden is bijvoorbeeld deze in verstek laten aansluiten.

in een voordelige uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding omvat de ledstripverlichting een eerste ledstrip en een tweede ledstrip die elk een begindeel met een eerste uiteinde en een einddeel met een tweede uiteinde omvatten, waarbij de eerste ledstrip zich hoofdzakelijk bevindt in een eerste ligger van genoemde liggers en de tweede ledstrip zich hoofdzakelijk bevindt in een tweede ligger van genoemde liggers, waarbij het begindeel van de eerste ledstrip, nabij het uiteinde van de eerste ligger dat aansluit op de tweede ligger, gebogen is zodanig dat het eersle uiteinde van de eerste ledsirip zich bevindt aan de binnenzijde van genoemde liggers en waarbij het tweede uiteinde van de tweede ledstrip zich bevindt aan het uiteinde van de iweede ligger dat aansluit op de eerste ligger.

Op deze manier is het begindeel van de ledstrips ook verwerkt aan de binnenzijde van de dakinrichting in het hoekpunt daarvan. Dit heeft een heel aantal voordelen zoals reeds hierboven beschreven onder verwijzing naar de eerste alternatieve voordelige uiivoeringsvorm.

De hierboven beschreven voordelen worden tevens bereikt met een set onderdelen voor het opbouwen van een dakinrichting zoals hierboven beschreven, waarbij de set genoemde ten minste twee liggers, genoemd ten minsie één hoeksiuk en genoemde ledstripverlichting omvat.

De hierboven beschreven voordelen worden levens bereikt met een werkwijze voor het plaatsen van een ledstrip in een dakinrichting zoals hierboven beschreven, waarbij de werkwijze omvat: het bepalen van een totale lengte van een zijde van de dakinrichting, welke zijde gevormd is door een ligger met aan weerszijde een hoekstuk; het op maal snijden van een ledstrip zodanig dat de lengie van de ledstrip ten minste gelijk is aan genoemde totale lengte; het plaalsen van een eerste uiteinde van de ledstrip aan de hoekkant van een eerste hoeksiuk; het plaatsen van de ledstrip in het eerste hoekstuk, de ligger en een tweede hoekstuk; en hel buigen van de ledstrip nabij de hoekkant van hel tweede hoekstuk zodat het tweede uiteinde van de ledstrip zich bevindt aan de binnenkant van het hoekstuk. Korte beschrijving van de tekeningen De uitvinding zal hierna verder in detail worden verklaard aan de hand van de volgende beschrijving en van de bijgevoegde tekeningen.

Figuur 1 toont een schematisch beeld van een overkapping.

Figuur 2 toont een uitvoering van de overkapping in meer detail.

Figuren 3A en 3B lonen een perspectefaanzicht van de buitenzijde, respectievelijk binnenzijde, van een hoekstuk van een dakinrichting volgens de onderhavige uitvinding.

Figuur 3C toont een gedeeltelijk uit elkaar genomen zicht van figuur 3B.

Figuren 4A en 4B tonen het hoekstuk van figuren 3A en 38 bevestigd lussen twee liggers en een kolom van de overkapping van figuur 2 met, respectievelijk zonder, afdekking.

Figuur 5 loont een perspectielaanzicht van de ledstrips en diffusor bevestigd op hel hoekstuk.

Figuur 6 toont een doorsnede doorheen de diffusor.

Figuren 7A tot 7J tonen een schematische voorstelling van verschillende mogelijke configuraties van de plaatsing van de ledstrips in de overkapping. Uitvoeringsvormen van de uitvinding De onderhavige uitvinding zal hierna beschreven worden aan de hand van welbepaalde uitvoeringsvormen en onder verwijzing naar bepaalde tekeningen, doch de uitvinding is daar niel toe beperkt! en wordt enkel gedefinieerd door de conclusies. De hier weergegeven lekeningen zijn enkel schematische weergaven en zijn niet beperkend. In de tekeningen kunnen de afmetingen van bepaalde onderdelen vergroot zijn weergegeven, wal belekent dal de onderdelen in kwestie dus niel op schaal zijn weergegeven, en dit enkel voor illustratieve doeleinden, De aimetingen en de relatieve afmetingen komen niet noodzakelijkerwijze overeen met de werkelijke praktijkuitvoeringen van de uitvinding.

Daarenboven worden termen zoals “eerste”, “iwesde”, “derde”, en dergelijke in de beschrijving en in de conclusies gebruikt om een onderscheid te maken lussen gelijkaardige elementen en niet noodzakelijkerwijze om een sequentiêle of chronologische volgorde aan te geven. De termen in kwestie zijn onderling verwisselbaar in de daarvoor geschikie omstandigheden, en de uilvoeringsvormen van de uitvinding kunnen in andere volgorden werken dan deze die hier worden beschreven of geïllustreerd.

De term “omvallende” en afgeleide termen, zoals die gebruikt worden in de conciusies, moe! of moelen niel geïnterpreteerd worden als beperkt zijnde tot de middelen die telkens daarna vermeld worden; de term sluit andere elementen of slappen niet uit. De term moet geïnterpreleerd worden als een specificatie van de vermelde eigenschappen, gehele getallen, stappen, of componenten waarnaar wordt verwezen, zonder dal evenwel de aanwezigheid of het toevoegen wordt uitgesloten van een of meer bijkomende eigenschappen, gehele getallen, stappen, of componenten, of groepen daarvan. De reikwijdte van een uitdrukking zoals “sen inrichting omvatiende de middelen A en B” is dan ook niet enkel beperkt tot inrichtingen die zuiver beslaan uit componenten A en B. Wat er daarentegen bedoeld wordt, is dat, voor wat betreft de onderhavige uitvinding, de enige relevante componenten A en B zijn, De term “nagenoeg” omvat variaties van +/- 10% of minder, bi voorkeur +/-5% of minder, meer bij voorkeur +/-1% of minder, en meer nog bij voorkeur +/-0.1% of minder, van de gespecificeerde toestand, in zo ver de variaties van loepassing zijn om te funclioneren in de onderhavige uitvinding. Het dient te worden verstaan dal de term “nagenoeg À” bedoeld is om ook “A” te omvallen.

Figuur 1 illustreert een overkapping 1 voor een grondoppervlak, bijvoorbeeld een terras of tuin. De overkapping omvat een veelheid aan kolommen 2 die verschillende liggers 3, 4, 5 ondersteunen. De kolommen en liggers vormen samen kaders waaraan wandinvullingen 6 en/of dakbedekkingen 7 kunnen worden bevestigd zoals hierna beschreven. De overkapping 1 omval drie types liggers 3, 4, 5, namelijk: - een ligger 3 die aan de buitenzijde van de overkapping 1 dienst doet ais externe pivotbalk 3; - een ligger 4 die centraal in de overkapping 1 dienst doel als centrale pivotbalk 4; en - een ligger 5 die dienst doel als spanbalk 5.

Het zal ook worden geapprecieerd dat de liggers 3, 4, 5 aan andere structuren, bijvoorbeeld een muur of gevel, kunnen worden bevestigd in plaats van uilsluilend steunend op kolommen 2 zoals getoond in figuur 1. Op een dergelijke manier kan de overkapping 1 algemeen ingezet worden voor het afschermen van een buitenruimte, alsook voor een binnenruimte.

De overkapping 1 getoond in figuur 2 omvat vier steunkolommen 2 die een kader, ook dakkader genoemd, ondersteunen. Het kader is gevormd uit [wee externe pivoibaiken 3 en twee spanbaken 5 waartussen een dakbedekking 7 is voorzien. In de geloonde uitvoering wordt de dakbedekking 7 gevormd door lamellen die aan hun kopse uiteinden draaibaar bevestigd zijn aan pivolbalken 3. De lamellen zijn draaibaar tussen een open stand en een gesloten stand. In de open stand bevindt er zich een tussenruimle [ussen de lamellen waardoorheen bijvoorbeeld lucht de onderliggende ruimie kan binnengebracht worden of deze onderliggende ruimte kan verlalen. in de gesloten stand vormen de lamellen een gesloten afdak waarmee de onderliggende ruimte kan afgeschermd worden van bijvoorbeeld wind en/of neerslag, zoals regen, hagel of sneeuw. Naar afvoer van neerslag toe zijn de lamellen typisch schuin aflopend opgesteld naar één van beide pivolbalken 3 toe.

De lamellen zijn typisch vervaardigd uit een rigide materiaal. Dit kan bijvoorbeeld aluminium zijn. Aluminium heeft veel voordelen als materiaal, het is namelijk tegelijk robuust en licht, goed bestand tegen slechte weersomstandigheden en vereist weinig onderhoud. Andere materialen zijn echter ook geschikt en de voor- of nadelen ervan zijn verondersteld gekend te zijn door de vakman. Een lamel kan met behulp van verschilende technieken geproduceerd worden afhankelijk van het materiaal, waaronder extruderen, frezen, zetten, gieten, lassen, enzovoorl. De gepaste productietechniek wordt verondersteld gekend te zijn door de vakman. Bij voorkeur worden de lamellen vervaardigd door middel van een exirusieproces. Eventueel kunnen opvulelementen uit bijvoorbeeld polycarbonaat, glas, hout, enz. gebruikt worden om de holle lamellen ten minste gedeeltelijk op le vullen, bijvoorbeeld om een ander uitzicht van de lamel te bekomen.

In een uitvoering kunnen de lamellen daarnaast, in hun open stand, eventueel verschuifbaar in de overkapping 1 voorzien zijn, dit om de regelopties qua lichtinval, stralingswarmte en ventilatie verder te vergroten.

Meer algemeen is de dakbedekking 7 vast opgesteld of verplaalsbaar. Een verplaalsbare dakbedekking omvat, bijvoorbeeld, kantelbare en/ol verschuifbare lamellen (zoals hierboven beschreven) en/of op- en afrolbare schermen en/of verschuilbare panelen. De individuele elementen van de verplaatsbare dakbedekking 7 vormen in hun gesloten stand een nagenoeg walerdicht dak waarmee de onderliggende ruimte kan afgeschermd worden van bijvoorbeeld wind en/ot neerslag, zoals regen, hagel of sneeuw. Deze dakbedekking 7 wordt typisch afgewaterd naar de pivotbalken 3, 4 en van daaruit direct of via de spanbalken 5 naar de kolommen 2. Door verschuiven en/of roteren van lamellen en/of de panelen en/of door oprollen van een scherm kan de dakbedekking 7 minstens gedeeltelijk geopend en/ot geslolen worden om zo lichtinval, stralingswarmte, ventilatie, neerslag, etc. naar de ruimte onder de dakbedekking 7 toe naar keuze te kunnen bepalen.

Wandinvullingen 6 zijn typisch bedoeld om openingen onder de overkapping 1 tussen de kolommen 2 af te schermen. De wandinvulliingen 6 kunnen vast opgesteld of verplaalsbaar zijn. Verplaatsbare zijwanden omvallen, bijvoorbeeld, op- en afrolbare schermen en/ot wandelementen die verschuifbaar opgesteld zijn ten opzichte van elkaar, etc. Vast opgestelde zijwanden kunnen vervaardigd worden uit verschillende materialen, zoals kunststof, glas, metaal, textiel, hout etc. Combinaties van verschillende wandinvullingen 6 zijn eveneens mogelijk. Figuur 2 illustreert een wandinvulling in de vorm van een op- en afrolbaar scherm 6. Het scherm 6 strekt zich uit lussen wee aangrenzende kolommen 2 en is afrolbaar vanuit de externe pivotbalk 3. Het scherm 6 doet voornamelijk dienst als wind- en/of zonnescherm.

Figuren 4A en 4B tonen een hoek van de dakinrichting volgens de onderhavige uitvinding. Figuur 4A toont twee ten opzichte van elkaar hoekvormende liggers 3, 4 die ondersteund zijn door een kolom 2.

Tussen de liggers 3, 4 is een afdekking 601 getoond die dienst doet om hel hoekstuk 600 aan het zicht te oninemen en om de hoek lussen de liggers 3, 4 af te dichten. Aan de onderzijde van de afdekking 601 is een open ruimte 602 voorzien tot aan de onderzijde van het hoekstuk 600, welke open ruimte 802 gevormd is als een langwerpige spieet. Zoals geloond in figuur 4A zijn overeenkomstige openingen 33 voorzien in de liggers 3, 4. Deze openingen 33, 602 laten toe dat licht, opgewekt door een ledstrip 603 bevestigd aan zowel de liggers 3, 4 ais het hoekstuk 600, vanaf de builenzijde van de dakinrichting zichtbaar terwijl de ledstrip 603 zelf niet direct zichtbaar is.

Figuur 4B, waar de afdekking 601 is weggenomen, toont meer details omtrent de interne structuur van de dakinrichting. Deze figuur

Hustreeri dat elke ligger 3, 4 door middel van een kopschot 60 bevestigd is aan een kroon 43 die op zijn beurt bevestigd is aan de kolom 2 (deze bevestiging is niet geloond). Op diezelfde kroon 43 is tevens het hoekstuk 600 bevestigd. Meer specifiek is het hoekstuk 600 voorzien van twee naar onder uitslekende platen 605 waarin een boutopening 606 is voorzien. Overeenkomstige boutopeningen (niet getoond) zijn voorzijn op de kroon 43 zodat het hoekstuk 600 door middel van bouten (niet getoond) bevestigd kan worden op de kroon 43.

Het dient duidelijk te zijn dat de hierboven aangegeven constructie van de verbinding lussen de liggers 3, 4, de kolom 2 en het hoekstuk 600 door middel van een kroon 43 slechts illustratief is. Andere manieren voor hel vormen van een hoekverbinding in de context van een dakinrichting voor een overkapping 1 zijn bekend bij de vakman en worden niet nader beschreven.

Het hoekstuk 600 zal in meer detail worden beschreven onder verwijzing naar figuren SA toi 3C. Het hoekstuk 600 omvat een beginprofiel 607 en een eindprofie!l 608. Deze profielen zijn typisch vervaardigd uit een rigide materiaal. Dit kan bijvoorbeeld aluminium zijn. Aluminium heeft veel voordelen als prolielmaieriaal, het is namelijk tegelijk robuust en licht, goed bestand tegen slechie weersomstandigheden en vereist weinig onderhoud. Andere materialen zijn echter ook geschikt en de voor- of nadelen ervan zijn verondersteld gekend te zijn door de vakman. Een profiel kan met behulp van verschilende technieken geproduceerd worden afhankelijk van het materiaal, waaronder extruderen, frezen, zeiten, gieten, lassen, enzovoort, waarbij exiruderen de voorkeur draagt. De gepaste productietechniek wordt verondersteld gekend te zijn door de vakman. Anderzijds is het ook mogelijk om het hoekstuk 600 inlegraal te vervaardigen, bijvoorbeeld als een gietstuk uit het gewenste materiaal, zoals aluminium.

Het dient ook duidelijk te zijn dat de beginprofielen 607 en/of de eindprofielen 608 integraal vervaardigd kunnen zjn met een overeenkomstige ligger 3, 4. Met andere woorden, één zijde van de dakinrichting is dan gevormd door één integraal vervaardigd profiel dat onderverdeeld kan in drie delen, namelijk een eerste deel overeenkomstig het beginprofiel, een lweede ceel overeenkomstig de ligger, en een derde deel overeenkomstig hel eindprofiel. In een dergelijke uitvoering is het hoekstuk dan gevormd door een deel van de cerste ligger en een deel van de tweede ligger.

Aan hun binnenzijde hebben de profielen 607, 608 elk een opstaand wanddeel 609 die aan de hoekzijde van de profielen 607, 608 tegen elkaar bevestigd zijn. Het opstaand wanddeel 609 heeft een naar binnen gerichie ribbe 610 die samen een steunvlak vormen dal past op een hoekpunt van de kroon 43. De profielen 607, 608 zijn verder aan hun binnenzijde ook voorzien van geleidingskanalen 612 waarn een plaatvormig element 611 kan worden geplaalst zoals best getoond in figuur 3C. Deze plaatvormige elementen 611 zijn verschuifbaar in de langsrichting van de profielen 607, 608 door de geleidingskanalen 612 en laten toe om de hoekkanten van profielen 607, 608 aan hun buitenzijde uit te lijnen met elkaar voor het bekomen van een buitenhoek zonder openingen. De profielen 607, 608 zijn verder voorzien van een ledstriphouder gevormd door een eerste U-vormig kanaal 613 dat naar onder open is. Zoals getoond in figuur 45 kan een ledstrip 603 via de onderzijde in het L-vormig kanaal 613 worden geplaatst. De profielen 607, 608 zijn verder voorzien van een diffusorhouder gevormd door een iweede U-vormig kanaal 614 dat naar buiten open is. Zoals getoond in figuur 4B kan een diffusor 604 via de buitenzijde in het U-vormig kanaal 614 worden geplaalst. Het dient te worden geapprecieerd dat het begin- en/of het eindprofiel 607, 608 ook uit meerdere afzonderlijke profielen kunnen zijn opgebouwd. Ter illustratie is het mogelijk dat de U-vormige kanalen 613,

814 gevormd zijn door afzonderliike profielen die bevestigd zijn op een basisprofiel om zo samen het begin- en/of het eindprofiel 607, 608 te vormen.

Figuur 5 toont een perspectiefaanzicht van de ledstripverlichting en diffusors bevestigd op het hoekstuk 600. In de geloonde uitvoering is de ledstripverlichting gevormd door één ledstrip 603 per zijde van de dakinrichting, i.e. vier ledstrips 603 voor de gehele overkapping 1. Elke ledstrip 603 heeft een eerste uiteinde 603a en een tweede uiteinde 6030. Het eerste uiteinde 603a maakt deel uit van het begindeel 603c van de ledsirip 603 en het tweede uiteinde 603b maakt deel uit van hel einddeel 603d van de ledstrip 603. Aan het begindeel 603c van de ledstrip 603 is een stroomvoorziening {niet getoond) aanwezig dat aansluit op het eerste uiteinde 6033. Het iweede uiteinde 603b van de ledstrip 603 is het gedeelle waar de ledstrip 603 is afgesneden op de gewenste lengte (Le. iets meer dan de totale lengte van de zijde van de overkapping). Samen met de stroomvoorziening (of apart) kunnen ook stuursignalen worden gegeven aan de ledstripverlichting, bijvoorbeeld omtrent de kleur(en) van de verlichting en/of de activalietijd van de individuele leds en/of het activeren van siechis een gedeelle van de beschikbare leds, etc.

Voor de duidelijkheid zal hierna 6031 gebruikt worden voor het aanduiden van een eersle ledstrip en 6032 voor een iweede ledstrip.

Het begindeel 603c van de ledstrip 6031 is geplooid zodanig dat het eerste uiteinde 6034 zich aan de binnenzijde van het hoekstuk 600 bevindt en in het bijzonder aanslaat tegen de binnenwand van het U- vormig kanaal 613 van het eindprofiel 608. Het iweede uiteinde 6036 van de ledstrip 6032 bevindt zich aan de hoekkant van het eindprofiel 603. De ledstrips 5031, 6032, zoals getoond in figuur 4B, strekken zich naast het hoeksiuk 600 verder door in de liggers 3, 4. Door een dergelijke configuratie van de ledstrips 6031, 6032, Le. met een partiële overlapping in een hoekpuni van de dakinrichting, heelt de dakinrichting het uilzicht naar buiten van een continue ledstrip.

De plaaising van de ledsirips 6031, 6032 zoals hierboven beschreven is schematisch weergegeven in figuur 7A. Zoals reeds hierboven beschreven is het ook mogelijk om de overgang lussen de ledstrips 6031, 6032 te voorzien op een andere plaats in de dakinrichting.

in figuren 7B tot 7J worden een aantal mogelijke configuraties geloond.

Figuur 7B toont een voorbeeld van een ledstripovergang {ussen de ligger 4 en het hoekstuk 600 waarbij het begindeel 6030 de eerste ledstrip 6031 aan de liggerkant van het hoekstuk 600 bij de ligger 3 naar de binnenzijde van het hoekstuk 600 is gebogen en waarbij het tweede uiteinde 603b van de ledstrip 6032 zich aan het uiteinde van de ligger 603 bevindt dat aansluit op de liggerkant van het hoekstuk 600.

Figuur 7G loont een voorbeeld van een ledstripovergang in het hoekstuk 600. Het begindeel 603c van de eerste ledstrip 603: is aan de liggerkant van het hoekstuk 600 bij de ligger 3 naar de binnenzijde van het hoekstuk 600 gebogen en overlapt gedeeltelijk met het einddeel 6030 van de ledstrip 6032.

Figuur 7D loont een voorbeeld van een ledstripovergang in het hoekstuk 600. Het begindeel 6036 van de eerste ledstrio 6031 Is centraal in een zijde van het hoeksiuk 600 naar de binnenzijde van het hoekstuk 600 gebogen en overlapt gedeeltelijk met het einddeel 603d van de ledstrip 6032.

Figuur 7E toont een voorbeeld van een ledstripovergang in de ligger 4. Het begindeel 6030 van de eerste ledstrip 603: is in de ligger 4 naar de binnenzijde gebogen en overlapt gedeeltelijk met het einddee! 603d van de ledstrip 6032.

Figuur 7F toont een voorbeeld van een ledstripovergang in het eindprofie! 608 van het hoekstuk 600. Het begindeel 603c van de eerste ledslrip 6031 is aan de liggerkant van het hoekstuk 600 bij de ligger 3 naar de binnenzijde van het hoekstuk 600 gebogen en overlapt gedeeltelijk mel het einddeel 603d van een tweede L-vormige ledsirip 6032 die het gehele hoeksluk 600 bedekt. Een volgende ledstrip 6033 heeft zijn uiteinde 603b uitgelijnd met het einde van de ligger 3.

Figuur 7G toont een variatie van figuur 7F waarbij de L-vormige ledstrips 6032 opgebouwd is uil lwee afzonderlijke ledslrips 6032 en

60321.

Figuur 7H toont een verdere variatie waarbij de ledstripovergangen gebeuren in de liggers 3, 4 zoals bij figuur 7E. Het voordeel van deze Uitvoeringsvorm is dat er geen nood is om de individuele ledstrips op een bepaalde lengte af te knippen, maar dat de siandaardiengtes geschikt zijn.

Figuur 71 ilustreert een dakinriching waarbij de ledstrips 6031, 6032 direct bevestigd zijn aan de buitenzijde van de liggers 3, 4 en/of het hoekstuk 600. Met andere woorden, de ledsirips 6031, 6032 zijn niet geïnlegreerd in de dakinrichting. Alhoewel figuur 71 een hoekstuk 600 toont is het tevens mogelijk om het hoekstuk 600 achterwege te laten in deze uitvoering en de ligger 3, 4 rechtstreeks op elkaar te laten aansluiten.

Figuur 7J illustreert tensioite een dakinrichting waarbij er geen afzonderlijk hoekstuk is voorzien, maar waar dit hoekstuk integraal dee! uitmaakt van de liggers 3, 4. De liggers 3, 4 zijn in het bijzonder in versiek gezaagd en rechtstreeks met elkaar verbonden. Het hoekstuk 600 is conceptueel aangeduid door middel van een rechthoekig stippelkader in figuur 7J.

Het dient verder duidelijk te zijn dat een ledstrip 603 ook uit meerdere afzonderlijke ledstrips kan zijn opgebouwd. In het bijzonder kan de ledstrip 603 (bijvoorbeeld het gedeelte in de ligger 3, 4) ook gevormd zijn door meerdere afzonderlijke sequentieel geplaatste ledstrips (gelijkaardig aan figuur 7H). Eventueel is het ook mogelijk dat de ledstrip 603 meerdere parallel geplaalste ledsirips omvat.

Figuur 5 illustreert verder dat er, per zijde van de dakinrichting, één diffusor 604 geplaatst is. De diffusor 604 is In doorsnede geloond in figuur 6. De diffusor 604 omval een transparante holle buis 620 en een plaaigedeelte 621 dai zich naar de bovenzijde van de dakinrichting uitstrekt. Aan de binnenzijde van het plaatgedeelte 621 is een verbinding, in het bijzonder een pin 622, voorzien dat bevestigbaar is in het U-vormig kanaal 614. Na montage, zit de transparante holle buis 620 geklemd tussen de binnenzijde van de afdekking 601 en de builenzijde van de profielen 607, 608. Op die manier wordt vermeden dat vuil en dergelijke via de uitsparing 602 de ledstip 603 of de ruimte daaronder kan vervuilen, hetgeen de lichtintensiteit nadelig zou beïnvloeden. De holle buis 620 is verder voordelig ten opzichte van een niet-holle buis omdat de holle buis 620 de lichtintensiteit van de ledstrip 603 minder verlaagt.

Het plaaigedeelte 621 laat daarentegen toe om, alhoewel de diffusorhouder 814 zich op een zeker afstand bevindt van de uitsparing 602, de holle buis 620 {die voornamelijk voor de lichtdiffusie zorgt) toch vlak bij, in het bijzonder boven, de uitsparing 602 te plaaisen. Op die manier is er minder invloed van de kleur van de afdekking 601 en/of het hoekstuk 600 op het kleur van het door de ledstrip 603 opgestraaide licht, Omdat de ledstrip 603 aan zijn begindeel 603c naar de binnenzijde van het hoekstuk 600 is gebogen, is er een uilsparing 615 (geloond in figuur 3A} in het beginprofiel 607, in het bijzonder is het U-vormig kanaal 613, of op zijn minst de binnenwand daarvan, onderbroken. De uitsparing 615 is zodanig dal het U-vormig kanaal 613 een lengte heeft die kleiner is dan, in het bijzonder kleiner dan 95%, meer in het bijzonder kleiner dan 90%, en in het bijzonder groter is dan 50%, meer in het bijzonder groter is dan 70%, meest in het bijzonder groler is dan 80%, van de lengte van het beginprofiel 607. Bij het eindprofiel 608 is het U-vormig kanaal 613 niet onderbroken zodat de ledstrip 603 maximaal bevestigd is aan het eindprofiel 608.

Zoals reeds hierboven beschreven zijn de ledsirips 603 bij voorkeur reeds vooraf geplaalst in de liggers 3, 4 zodat, tijdens het opbouwen van de overkapping 1, het slechts nog nodig is om de einddelen 603c, 603d van de ledstrips 603 te plaatsen in zich tegenover elkaar bevindende hoekstukken 600, in het bijzonder in de U-vormige kanalen 613 daarvan. Rest dan nog enkel het begindeel 603c van de ledstrip 603 naar de binnenzijde van het hoekstuk 600 ie buigen zodal de stroomtoevoer kan worden aangesloten op het eerste uiteinde 6034 van de ledstrip.

In de getoonde uitvoeringsvorm wordt gebruik gemaakt van ledstrips die ingebed zijn in U-vormige kanalen zodat de lecstrips verlichting geven aan hun korte zijde (Le. hun onderkant in de getoonde uitvoering). Er zijn echter ook andere types ledstrips bekend bij de vakman, namelijk ledstrips die verlichting geven aan hun lange zijde (Le. hun voorzijde). De achterzijde bij dergelijke ledstrips is dan typisch zelfklevend. Het dient duidelijk te zijn dat beide types ledsirios gebruiki kunnen worden in de onderhavige uitvinding.

Alhoewel bepaalde aspecten van de onderhavige uitvinding zijn beschreven met betrekking tot specifieke uilvoeringsvormen, is het duidelijk dat deze aspecten in andere vormen kunnen worden geïmplementeerd binnen de beschermingsomvang zoals bepaald door de conclusies.

Claims (24)

OR BE2020/5738 Conclusies

1. Een dakinrichting voor een overkapping (1), waarbij de dakinrichting voorzien is van: - ten minste twee ten opzichte van elkaar hoekvormende liggers (3, 4) die elk een binnenzijde en een buitenzijde hebben; - een hoekstuk (600) gepositioneerd tussen genoemde liggers (3, 4), welk hoekstuk (600) een binnenzijde en een buitenzijde heeft; en - een ledstripverichting die nagenoeg continu doorloop! over de buitenzijde van genoemd hoekstuk {600} en over de buitenzijde van ten minste een deel van elk van genoemde liggers (3, 4).

2. De dakinrichting volgens conclusie |, daardoor gekenmerkt dat genoemd hoekstuk (600) een beginprofie! (607) en een eindprofiel (608) omvat die elk een liggerkant, een hoekkant, een binnenkant en een buitenkant hebben, waarbij de liggerkant en de hoekkant zich tegenover elkaar bevinden en waarbij de binnenkant en de buitenkant zich tegenover elkaar bevinden, waarbij de binnenkanten van hel beginprolie! (607) en het eindprotiel (608) samen de binnenzijde van het hoekstuk (600) vormen en waarbij de buitenkanten van het beginprofiel (607) en het eindprofiel (608) samen de builenzijde van het hoekstuk (600) vormen, waarbij het beginprofiel (607) aan zijn liggerkant nagenoeg aansluit op een eersie (3) van genoemde liggers (3, 4), waarbij het eindprofiel (608) aan zijn liggerkant nagenoeg aansluit op een tweede (4) van genoemde liggers (3, 4) en waarbij de hoekkanten van hel beginprofiel (607) en het eindprofiel (608) ten minste gedeeltelijk nagenoeg op elkaar aansluiten, waarbij genoemde ledstripverlichting een eerste ledstrip (603) en een lweede ledstrip (603) omvat die elk een begindeel (6030) met een eerste uiteinde (60323) en sen einddeel (603d) met een tweede uiteinde (6030) omvatten.

3. De dakinrichting volgens conclusie 2, daardoor gekenmerkt dat de eerste ledstip gepositioneerd is in het beginprofiel (607) en genoemde eerste ligger (3) en de tweede ledstrip in het eindprofiel (608) en genoemde lweede ligger (4), waarbij het begindeel (603c) van de eerste ledstrip, nabij de hoekkant van het beginprofiel (607), gebogen is zodanig dal het eerste uiteinde (603a) van de eerste ledstrip zich bevindt aan de binnenzijde van het hoekstuk (600) en waarbij het iweede Uiteinde (603b) van de tweede ledstrip zich bevindt aan de hoekkant van het hoeksiuk (600).

4. De dakinrichting volgens conclusie 2, daardoor gekenmerkt dat genoemde eerste ledstrip gepositioneerd is in genoemde eerste ligger {3}, het beginprofiel (607) en het eindprofiel (608) en de iweede ledsirip in genoemde iweede ligger (4), waarbij het begindeel (G03c) van de eerste ledstrip, nabij de liggerkant van het eindprofiel (608), gebogen is zodanig dat het eerste uiteinde (603a) van de eerste ledstrip zich bevindt aan de binnenzijde van het hoekstuk (600) en waarbij het tweede uiteinde (603b) van de tweede ledstrip zich bevindt aan het Uiteinde van de tweede ligger (4) die nagenoeg aansluit op de liggerkant van het eindprofiel (608).

5. De dakinrichting volgens conclusie 2, daardoor gekenmerkt dat genoemde eerste ledstrip gepositioneerd is in genoemde eerste ligger (3) en de tweede ledstrip in het beginprofiel (607), het eindprofiel (608), genoemde eerste ligger (3) en genoemde tweede ligger (4), waarbij het begindeel (6036) van de eerste ledstrip gebogen is zodanig dat het eersie uiteinde (6033) van de eersle ledsirip zich bevindt aan de binnenzijde van genoemde tweede ligger (4) en waarbij hel tweede uiteinde (603b) van de tweede ledstrip zich bevindt nabij het gebogen gedeelte van de eerste ledstrip.

6. De dakinrichting volgens één van de conclusies 2 tot 5, daardoor gekenmerkt dat het beginprofiel (607) vanaf zijn liggerkant over een deel! van zijn lengie voorzien is van een ledstriphouder waarin een gedeelte van genoemde ledstripverlichting is geplaatst, waarbij genoemd deel kleiner is dan zijn lengte, in het bijzonder kleiner is dan 95%, meer in het bijzonder kleiner is dan 90%, van zijn lengte en in het bijzonder groter is dan 50%, meer in het bijzonder groter is dan 70%, meest in het bijzonder groter is dan 80%, van zijn lengte.

7. De dakinrichting voigens één van de conclusies 2 tot 6, daardoor gekenmerkt dat het eindprofiel (608) over zijn gehele lengte voorzien is van een ledstriphouder waarn een gedeelte van genoemde ledstripverlichiing is geplaatst.

8. De dakinrichting volgens conclusie 6 of 7, daardoor gekenmerkt dat elke ledstriphouder gevormd is door een U-vormig deel (613) van het beginprofiel (607), respectievelijk eindprofiel (608), waarbij de open zijde van het U-vormig deel (613) in het bijzonder naar de onderzijde van het hoekstuk (600) is gericht.

9. De dakinrichting volgens conclusie 8, daardoor gekenmerkt dat de eersle ledsirip gepositioneerd is in het beginprofiel (607) en genoemde eerste ligger (3) en de tweede ledstrip gepositioneerd is in het eindprofiel (608) en genoemde tweede ligger (4), waarbij het begindeel (603c) van de eerste ledstrip, nabij de hoekkant van het beginprofiel (607), gebogen is zodanig dat het eerste uileinde (603a) van de eerste ledstrip zich bevind! aan de binnenzijde van hel hoekstuk (600) en waarbij het tweede uiteinde (6030) van de tweede ledstrip zich bevindt aan de hoekkant van hel hoekstuk (620), en dat het begindeel (603c) van de eerste ledstrip ten minste gedeeltelijk aanslaat tegen het U-vormig deel (613) van het eindorofiel (608).

10, De dakinrichling volgens conclusie 6 of 7, daardoor gekenmerkt dat elke ledstriphouder gevormd is door een nagenoeg vlak piaaideel.

11. De dakinrichting volgens één van de conclusies 2 tot 10, daardoor gekenmerkt dat het beginprofiel (607) en het eindprofiel (608) elk een verschuifbaar wanddeel (611) hebben aan hun binnenkant, welke wanddelen (611) samen een hoek vormen.

12. De dakinrichting volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat de dakinrichting verder voorzien is van een afdekking (601) die op de bovenzijde van het hoekstuk (800) is geplaatst, waarbij, aan de buitenzijde van het hoekstuk (600), een langwerpige uitsparing (602) aanwezig is tussen de afdekking (601) en het hoekstuk (600).

13. De dakinrichting volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat het hoekstuk (600) voorzien is van een diffusorhouder die zich, in het bijzonder, onder genoemde ledstripverlichting bevindt, waarbij de dakinrichting verder voorzien is van ten minste één diffusor (604) die ten minste gedeeltelijk is ondersteund door de diffusorhouder.

14, De dakinrichting volgens conclusie 13, daardoor gekenmerkt dat genoemde diffusor {604} een transparante holle buis (620) omvat.

15. De dakinrichting volgens conclusie 13, daardoor gekenmerkt dat de dakinrichting verder voorzien is van een afdekking (601) die op de bovenzijde van het hoekstuk (600) is geplaaist, waarbij, aan de buitenzijde van het hoekstuk (600), een langwerpige uitsparing (602) aanwezig is tussen de afdekking (601) en het hoekstuk (600), en dat genoemde diffusor (604) een transparante holle buis (620) omvat die geklemd zit lussen de afdekking (601) en het hoekstuk (600), in het bijzonder nabij genoemde langwerpige uitsparing (602).

16. De daknrichting volgens conclusie 14 of 15, daardoor gekenmerkt dat de diffusorhouder gevormd is door een verder U-vormig deel (614) van het hoekstuk (600), waarbij de open zijde van het verder U-vormig deel (614) in het bijzonder naar de buitenzijde van het hoekstuk (600) is gericht.

17. De dakinrichting volgens één van de conclusies 14 tot 16, daardoor gekenmerkt dat de diffusor (604) verder een plaaigedeeite (621) omvat dat vast bevestigd is in de diffusorhouder, waarbij genoemde transparante holle buis (620) vast bevestigd is aan de onderzijde van het plaatgedeelte (621).

18. De dakinrichting volgens één van de conclusies 13 tot 17, daardoor gekenmerkt dat genoemd hoekstuk (600) een beginprofie! (607) en een eindprofie! (608) omvat die elk een liggerkant, een hoekkant, een binnenkant en een buitenkant hebben, waarbij de liggerkant en de hoekkant zich legenover elkaar bevinden en waarbij de binnenkant en de buitenkant zich tegenover elkaar bevinden, waarbij de binnenkanten van het beginprofiel (607) en het eindprofiel (608) samen de binnenzijde van het hoekstuk (600) vormen en waarbij de buitenkanten van het beginprofiel (607) en het eindprofiel (608) samen de buitenzijde van het hoekstuk {600} vormen, waarbij het beginprofiel (607) aan zijn liggerkant nagenceg aansluit op een eerste (3) van genoemde liggers (3, 4), waarbij het eindprofiel (608) aan zijn liggerkant nagenoeg aansluit op een tweede (4) van genoemde liggers (3, 4) en waarbij de hoekkanten van het beginprofiel (607) en het eindprofie! (608) ten minste gedeeltelijk nagenoeg op elkaar aansluiten, waarbij genoemde ledstripverlichiing een eerste ledstrip (603) en een tweede ledstrip (603)

omvat die elk een begindeel (6030) met een eersle uiteinde (603a) en een einddeel (6030) met een tweede uiteinde (603b) omvatten, en dat genoemde ten minste één diffusor (604) een eerste diffusor en een tweede diffusor omvat, waarbij de eerste diffusor gepositioneerd is in het beginprofiel (607) en genoemde eerste ligger (3) en de iweede diffusor in het eindprofiel (608) en genoemde tweede ligger (4), waarbij elke diffusor (604) zich bij voorkeur uitstrekt over de gehele lengte van de eerste (3), respectievelijk tweede (4), ligger en beginprofiel (607), respectievelijk eindprofie! (608).

19. De dakinrichting volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat de dakinrichting voorzien is van ten minste vier liggers (3, 4} die samen een kader vormen, waarbij een hoekstuk (600) identiek aan genoemd hoekstuk (600) voorzien is tussen elke twee ten opzichte van elkaar hoekvormende liggers (3, 4), waarbij genoemde ledstripverlichting nagenoeg continu doorloopt over de buitenzijde van elk hoekstuk (600) en over de buitenzijde van elk van genoemde ten minste vier liggers (3, 4).

20. De dakinrichting volgens conclusie 19, daardoor gekenmerkt dat genoemd kader hoofdzakelijk rechthoekig is.

21. De dakinrichiing volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat genoemde liggers (3, 4) ten minste gedeeltelijk rechtstreeks op elkaar aansluiten, waarbij genoemd hoekstuk (600) gevormd is door een gedeelte van een eerste ligger van genoemde liggers (3, 4) en een gedeelte van een tweede ligger van genoemde liggers (3, 4).

22. De dakinrichting volgens conclusie 21, daardoor gekenmerkt dat de ledstripverlichting een eerste ledstrip (603) en een tweede ledstrip

{803} omvat die elk een begindeel (603c) met een cersie uileinde (603a) en een einddeel (6030) met een tweede uiteinde (603b) omvatten, waarbij de eerste ledstrip zich hoofdzakelijk bevindt in een eerste ligger van genoemde liggers (3, 4} en de tweede ledstrip zich hoofdzakelijk bevindt in een tweede ligger van genoemde liggers (3, 4), waarbij het begindeel (603c} van de eerste ledstrip, nabij het uiteinde van de eerste ligger dat aansluit op de tweede ligger, gebogen is zodanig dat het eerste uiteinde (603a) van de eerste ledstrip zich bevindt aan de binnenzijde van genoemde liggers (3, 4) en waarbij het iweede uiteinde (6030) van de tweede ledstrip zich bevind aan het uiteinde van de tweede ligger dat aansluit op de eerste ligger.

23. Een set onderdelen voor het opbouwen van een dakinrichting volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij de set genoemde ten minste twee liggers (3, 4), genoemd ten minste één hoekstuk (600) en genoemde ledstripverlichting omvat.

24, Een werkwijze voor het plaatsen van een ledstrip (603) in een dakinrichting volgens één van de conclusies 3 of 6 tot 22 indien afhankelijk van ten minste conclusie 3, waarbij de werkwijze omvat: - het bepalen van een totale lengie van een zijde van de dakinrichting, welke zijde gevormd is door een ligger (3, 4) met aan weerszijde een hoekstuk (600); - het op maat snijden van een ledstrip (603) zodanig dal de lengte van de ledstrip (603) ten minste gelijk is aan genoemde totale lengte; - het plaatsen van een eersle uiteinde (603a) van de ledstrip (603) aan de hoekkant van een eerste hoekstuk (600); - het plaatsen van de ledstrip (603) in het eerste hoekstuk (600), de ligger (3, 4) en een tweede hoekstuk (600); en - het buigen van de ledstrip (603) nabij de hoekkant van het tweede hoekstuk (600) zodat het tweede uiteinde (603b) van de ledstrip (603)

zich bevindt aan de binnenkant van het hoekstuk (600).