BE1029716B1 - Een terrasoverkapping en werkwijze voor het vervaardigen daarvan - Google Patents

Een terrasoverkapping en werkwijze voor het vervaardigen daarvan Download PDF

Info

Publication number
BE1029716B1
BE1029716B1 BE20215677A BE202105677A BE1029716B1 BE 1029716 B1 BE1029716 B1 BE 1029716B1 BE 20215677 A BE20215677 A BE 20215677A BE 202105677 A BE202105677 A BE 202105677A BE 1029716 B1 BE1029716 B1 BE 1029716B1
Authority
BE
Belgium
Prior art keywords
column
connecting element
terrace covering
girder
covering according
Prior art date
Application number
BE20215677A
Other languages
English (en)
Other versions
BE1029716A1 (nl
Inventor
Rycke Thomas De
Kristof Lemiegre
Original Assignee
Renson Sunprotection Screens
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Renson Sunprotection Screens filed Critical Renson Sunprotection Screens
Priority to BE20215677A priority Critical patent/BE1029716B1/nl
Priority to CA3229903A priority patent/CA3229903A1/en
Priority to AU2022335762A priority patent/AU2022335762A1/en
Priority to PCT/IB2022/057877 priority patent/WO2023026178A1/en
Priority to EP22760793.4A priority patent/EP4392626A1/en
Publication of BE1029716A1 publication Critical patent/BE1029716A1/nl
Application granted granted Critical
Publication of BE1029716B1 publication Critical patent/BE1029716B1/nl

Links

Classifications

    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E04BUILDING
    • E04FFINISHING WORK ON BUILDINGS, e.g. STAIRS, FLOORS
    • E04F10/00Sunshades, e.g. Florentine blinds or jalousies; Outside screens; Awnings or baldachins
    • E04F10/08Sunshades, e.g. Florentine blinds or jalousies; Outside screens; Awnings or baldachins of a plurality of similar rigid parts, e.g. slabs, lamellae
    • E04F10/10Sunshades, e.g. Florentine blinds or jalousies; Outside screens; Awnings or baldachins of a plurality of similar rigid parts, e.g. slabs, lamellae collapsible or extensible; metallic Florentine blinds; awnings with movable parts such as louvres

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Architecture (AREA)
  • Civil Engineering (AREA)
  • Structural Engineering (AREA)
  • Building Awnings And Sunshades (AREA)
  • Steps, Ramps, And Handrails (AREA)

Abstract

Een terrasoverkapping omvattende een kolom en een ligger (5),waarbij de ligger ondersteund is door de kolom (70) op een plaats tussen zijn uiteinden en waarbij de ligger, op die plaats, voorzien is van een uitsparing (100) zodanig dat twee naar elkaar gerichte uiteinden (103, 10 104) aanwezig zijn in de ligger. Bevestigingsmiddelen in de vorm van opschotten (60) zijn voorzien tussen de uiteinden van de ligger en de kolom voor het vast bevestigen van de ligger aan de kolom. De kopschotten vormen elk een bevestigingselement zonder vouwlijn waardoor er een stevigere verbinding tussen de kolom en de ligger ontstaat.

Description

1 BE2021/5677
Een terrasoverkapping en werkwijze voor het vervaardigen daarvan
Technisch vakgebied
De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een terrasoverkapping. De onderhavige uitvinding heeft tevens betrekking op een werkwijze voor het vervaardigen van een dergelijke terrasoverkapping.
Stand der techniek
Terrasoverkappingen worden doorgaans opgesteld om een buiten gelegen plaats af te schermen of juist vrij te maken. Zo worden dergelijke terrasoverkapping en vaak opgesteld bij woningen, restaurants, winkels, etc. om een buitenterras of dergelijke af te schermen van zonnestralen, neerslag en/of wind of juist om tijdelijk zonnestralen binnen te laten. Deze terrasoverkappingen kunnen bijvoorbeeld worden uitgevoerd onder de vorm van luifels, pergola's, veranda's, carports, een paviljoen, enz.
Een dergelijke terrasoverkapping omvat typisch een dakkader dat minstens gedeeltelijk ondersteund is door kolommen. Het dakkader is algemeen opgebouwd uit meerdere liggers die samengesteld zijn tot één of meerdere kaders waarin een dakinvulling kan worden bevestigd. De liggers zelf zijn vaak een samenstelling van meerdere individuele profielen. Een dergelijk dakkader is typisch ondersteund door vier (of meer) kolommen waartussen een wandinvulling kan worden voorzien.
Eveneens kunnen er minder kolommen worden gebruikt in geval het dakkader ondersteund wordt door andere structuren, zoals een muur van een reeds bestaande structuur.
De dakinvulling kan vast of verplaatsbaar zijn, bijvoorbeeld een openschuifbaar dak. De dakinvulling van een openschuifbaar dak kan bijvoorbeeld bestaan uit een oprolbaar doek of scherm, lamellen die rond hun as roteren, of van segmenten die over elkaar heen kunnen schuiven.
D BE2021/5677
De segmenten kunnen panelen zijn die deels gemaakt zijn van (gelaagd) glas of kunststof, zoals PC of PMMA. Afhankelijk van de materiaalkeuze kan de lichtdoorlatendheid en robuustheid van het dak afgestemd worden naar de gewenste toepassing. De wandinvulling kan eveneens vast of verplaatsbaar zijn. Voorbeelden zijn een oprolbaar doek of scherm of beweegbare, i.e. verschuifbare of vouwbare, panelen.
Tevens werden er reeds verschillende soorten kolommen ontwikkeld die naast hun algemene ondersteuningsfunctie ook andere functies omvatten. Zo kunnen de kolommen aangepast zijn om tevens toevoerleidingen naar elektrische apparatuur te voorzien en/of afvoerbuizen voor afvoer van neerslag te omvatten en/of geleidingsprofielen voor een scherm te omvatten. Bij voorkeur dient de kolom alle hierboven beschreven functies te kunnen omvatten en daarbij tevens naar buiten toe zo esthetisch mogelijk te zijn afgewerkt.
Typisch is het dakkader van een terrasoverkapping ondersteund door een kolom op elk hoekpunt. Bijvoorbeeld, in de meest eenvoudige opstelling, is het dakkader rechthoekig en is elk van de vier hoeken ondersteund door een kolom. Echter zijn er ook terrasoverkappingen bekend waarbij de kolom verschoven is ten opzichte van een hoekpunt van het dakkader. Met andere woorden, de ligger die deel van het dakkader vormt is ergens langsheen zijn lengte ondersteund door de verschoven kolom en is niet meer ondersteund in zijn hoekpunt. Het hoekpunt heeft derhalve een zwevend uitzicht. Voor het bekomen van een dergelijke verschoven kolom wordt typisch een uitsparing gefreesd in de ligger. De kolom, of tenminste het bovenste deel daarvan, wordt dan in de uitsparing geplaats. Daarna wordt de kolom verbonden met de ligger door twee of meer steunbeugels, bijvoorbeeld L-vormige steunbeugels. Daarbij wordt één deel van elke steunbeugel bevestigd aan de kolom en het andere deel aan de ligger.
Een nadeel aan een dergelijke opbouw is de draagkracht van de terrasoverkapping. Alle krachten tussen de ligger en de verschoven
3 BE2021/5677 kolom dienen namelijk te worden gedragen door de beugels. Zeker gezien de mogelijke variatie in dakinvulling en/of wandinvullingen in combinatie met variabele lasten (wind, neerslag, etc.) kunnen er zeer hoge krachten worden uitgeoefend op de beugels waardoor vervorming en/of beschadiging kan optreden.
Tevens dient elk been van de beugels door middel van bouten en/of schroeven te worden bevestigd aan de kolom of de ligger. Met andere woorden, er dienen daarvoor de nodige wanden beschikbaar te zijn en in die wanden dienen openingen te worden gemaakt of aanwezig te zijn. Het tijdens montage maken van die openingen is niet alleen tijdrovend maar kan ook leiden tot een minder optimale constructie, bijvoorbeeld een afwijkende uitlijning tussen de ligger en de kolom. Het vooraf aanbrengen van de openingen heeft dan weer als nadeel dat niet- standaard onderdelen vervaardigd dienen te worden.
Daarenboven, afhankelijk van het ontwerp van de terrasoverkapping, is het niet altijd mogelijk om de beugels te monteren zonder aan de buitenzijde van de terrasoverkapping zichtbare bevestigingsmiddelen, terwijl dergelijke bevestigingsmiddelen niet gewenst zijn.
Een bijkomende moeilijkheid hierbij is dat de ligger typisch slechts over een heel klein deel van zijn doorsnede kan worden uitgefreesd indien er een inwendige waterafvoer voorzien is in de ligger. De inwendige waterafvoer kan namelijk niet zomaar worden onderbroken omdat dit aanleiding kan geven tot lekken die waterschade kunnen veroorzaken.
Beschrijving van de uitvinding
Het is een doel van de onderhavige uitvinding om een terrasoverkapping te voorzien met verschoven kolom die hogere lasten aankan.
Dit doel wordt gerealiseerd door een terrasoverkapping
4 BE2021/5677 omvattende: een kolom die zich in het bijzonder uitstrekt in een nagenoeg verticale richting; een ligger die zich in het bijzonder uitstrekt in een nagenoeg horizontale richting tussen een eerste uiteinde en een tweede uiteinde, waarbij de ligger ondersteund is door de kolom op een plaats tussen genoemde uiteinden en waarbij de ligger, op genoemde plaats, voorzien is van een uitsparing, welke uitsparing de ligger verdeelt in een eerste en een tweede liggerdeel, welk eerste liggerdeel zich uitstrekt tussen het eerste uiteinde en een derde uiteinde en het tweede liggerdeel zich uitstrekt tussen het tweede uiteinde en een vierde uiteinde, waarbij de uitsparing zich bevindt tussen het derde uiteinde en het vierde uiteinde; en bevestigingsmiddelen tussen de ligger en de kolom voor het vast bevestigen van de ligger aan de kolom, waarbij de bevestigingsmiddelen omvatten: een eerste kopschot dat vast bevestigd is op genoemd derde uiteinde en op genoemde kolom; en een tweede kopschot dat vast bevestigd is op genoemd vierde uiteinde en op genoemde kolom.
De uitvinding is voornamelijk gebaseerd op het gebruik van een kopschot ter vervanging van de bekende beugels. De huidige uitvinders kwamen namelijk tot de vaststelling dat de beugels bijzonder fragiel waren door hun vormgeving, waarbij één of meerdere vouwlijnen aanwezig zijn tussen de aan elkaar bevestigde elementen (i.e. ligger en kolom). Volgens de onderhavige uitvinding zijn de kopschotten aan het uiteinde van een liggerdeel bevestigd en vormen deze eigenlijk een kopse zijwand van het liggerdeel, welke kopse zijwand op zijn beurt dan bevestigd is met de kolom. Met andere woorden, de kopschotten vormen een (hoofdzakelijk plaatvormig) element dat aan een zijde verbonden is met de liggers en aan de tegenoverliggende zijde met de kolom. Er is dus geen nood aan een bevestigingselement met een vouwlijn tussen de bevestiging met de ligger en de bevestiging met de kolom, zoals bij de huidige beugels. Door het afwezig zijn van de vouwlijn in de bevestigingsmiddelen (i.e. in de kopschotten) is er een stevigere verbinding tussen de kolom en de ligger die hogere lasten aankan.
In een uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding zijn het eerste liggerdeel en het tweede liggerdeel elk voorzien van een veelheid aan bevestigingskanalen die zich elk uitstrekken in een langsrichting van 5 de ligger, waarbij elk kopschot aan zijn respectief uiteinde is bevestigd door middel van een veelheid aan bouten en/of schroeven die zich uitstrekken doorheen het kopschot in de bevestigingskanalen. Bij voorkeur liggen de bevestigingskanalen in het eerste liggerdeel en de bevestigingskanalen in het tweede liggerdeel in elkaars verlengde.
Het gebruik van bevestigingskanalen (bijvoorbeeld schroefkanalen of boutkanalen) is een voordelige manier om een kopschot op een kops uiteinde van een liggerdeel te bevestigen omdat de bouten en/of schroeven eenvoudig en snel doorheen het kopschot in het daartoe bestemde bevestigingskanaal kunnen worden geplaatst. Daarenboven leidt dit tot een heel sterke verbinding, in het bijzonder in vergelijking met andere bevestigingsmiddelen zoals een clips. Indien de bevestigingskanalen in elkaars verlengde liggen kunnen deze tevens integraal worden vervaardigd met de rest van de ligger, bijvoorbeeld tijdens een extrusieproces.
In een uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding omvat de ligger een doorlopend profiel, waarbij een deel van het doorlopend profiel over de gehele lengte van de ligger ononderbroken is. Bij voorkeur omvat het doorlopend profiel, in zijn dwarsdoorsnede, een L-vormig deel, welk
L-vormig deel over de gehele lengte van de ligger ononderbroken is.
Een doorlopend profiel is voordelig voor een aantal redenen.
Vooreerst laat dit toe om de dakinvulling ongewijzigd te bevestigen aan de ligger ook ter plaatse van de uitsparing waar de verschoven kolom in past. Verder zorgt het doorlopend profiel dat de sterkte en draagkracht van de ligger (deels) doorloopt over de kolom. Verder is het voordelig dat het doorlopend gedeelte L-vormig is, omdat dit gedeelte dan voor een groot deel bijdraagt aan de stevigheid en stijfheid van de ligger. Daarbij
6 BE2021/5677 kan een been van het L-vormig deel zich boven de kolom bevinden en het ander been langszij de kolom.
In een uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding bepaalt elk van de uiteinden een vlak, welke vlakken onderling nagenoeg parallel zijn en, in het bijzonder, nagenoeg loodrecht zijn op een langsrichting van de ligger. Met elk uiteinde wordt verwezen zowel naar de uiteinden van de ligger als de uiteinden van elk liggerdeel grenzend aan de uitsparing.
Door onderling parallelle vlakken te gebruiken is het mogelijk om éénzelfde kopschot ook op verschillende uiteinden te bevestigen. De in elkaars verlengde liggende bevestigingskanalen dragen hier ook aan bij.
Door éénzelfde onderdeel op meerdere locaties te kunnen gebruiken verkleint het aantal te produceren onderdelen, waardoor productie efficiënter en goedkoper kan worden uitgevoerd. Vlakken die loodrecht zijn op de nagenoeg horizontale richting zijn voordelig omdat de kolom dan bijvoorbeeld een rechthoekige of vierkante doorsnede kan hebben en dit met plaatvormige kopschotten. Bij anders georiënteerde vlakken dan moet de kolom een afwijkende doorsnede hebben en/of moeten de kopschotten dit opvangen. Dit alles leidt dan echter typisch tot schuin georiënteerde bevestigingsmiddelen hetgeen minder optimaal is qua lastenverdeling.
In een uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding omvat de kolom een verbindingselement en een steunpilaar, welk verbindingselement vast bevestigd is aan de steunpilaar en aan genoemde kopschotten. Bij voorkeur bevindt het verbindingselement zich nagenoeg geheel in de uitsparing in de ligger.
Het niet-integraal vervaardigen van de kolom heeft een aantal voordelen. Vooreerst kunnen verschillende productietechnieken worden gebruikt voor de steunpilaar en het verbindingselement of kunnen deze een totaal andere vormgeving (bv. een andere extrusiemal) hebben niettegenstaande dat éénzelfde productieproces wordt gebruikt.
Daarnaast kan de hoogte van de terrasoverkapping eenvoudiger worden
7 BE2021/5677 aangepast door enkel de lengte van de steunpilaar te variëren. Door het verbindingselement nagenoeg geheel in de uitsparing te plaatsen kan dit ook aan het zicht worden onttrokken, bijvoorbeeld door afwerkingselementen te plaatsen op de liggers en de steunpilaar.
In een Uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding omvat het verbindingselement een bovenste deel waaraan de kopschotten vast bevestigd zijn, waarbij één of meerdere steunbenen zich vanaf het bovenste deel uitstrekken naar de steunpilaar. Bij voorkeur is minstens één en in het bijzonder elk steunbeen vast bevestigd aan de steunpilaar, bij verdere voorkeur aan een bovenvlak van de steunpilaar in het bijzonder door middel van bevestigingsmiddelen, zoals bouten of schroeven, die zich doorheen het gehele steunbeen uitstrekken. Bij voorkeur is elk steunbeen gevormd door een staafelement, zoals een hol staafelement.
De steunbenen vormen een eenvoudige manier om het hoogteverschil te overbruggen tussen de verbinding van het verbindingselement aan de liggerdelen en de verbinding van het verbindingselement aan de steunpilaar met daarbij doorgangen open te laten voor waterafvoer. Dit hoogteverschil is typisch aanwezig zodat de goot van de ligger(delen), in het bijzonder de inwendige goot van de ligger(delen), in verbinding kan staan met een inwendige holte van de steunpilaar en/of in verbinding kunnen staan met elkaar. Door de steunbenen is het verbindingselement ook eenvoudiger gevormd met een minimum aan openingen. De steunbenen bevestigen aan het bovenvlak van de steunpilaar zorgt voor een betere krachtoverdracht tussen de steunbenen en de steunpilaar in vergelijking met steunbenen die aan een zijwand van de steunpilaar zijn bevestigd. De bevestigingsmiddelen die zich doorheen de steunbenen uitstrekken zorgen bovendien voor een eenvoudige montage aangezien deze kunnen worden aangebracht vanaf de bovenzijde van het hoekverbindingselement. Tevens wordt op deze manier vermeden dat bijkomende elementen tussen de steunbenen en
8 BE2021/5677 de steunpilaar dienen te worden geplaatst, er is met andere woorden een rechtstreekse verbinding daartussen. Het gebruik van de steunbenen voor bevestiging aan de steunpilaar is voordelig aangezien de steunbenen dan een dubbele functie uitvoeren, namelijk bevestiging en het hoogteverschil overbruggen. Een hol staafelement is voordelig aangezien dit een bevestiging aan de steunpilaar door middel van bevestigingsmiddelen die zich doorheen de steunbenen uitstrekken toelaat.
In een eerste voorkeursuitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding is het eerste en het tweede liggerdeel voorzien van een goot voor het afvoeren van op de terrasoverkapping invallende neerslag naar het derde, respectief vierde, uiteinde, waarbij het eerste en het tweede kopschot voorzien zijn van een doorgang en dat het verbindingselement voorzien is van een eerste en een tweede doorgang, welke doorgangen een goot van het eerste liggerdeel in verbinding stelt met een goot van het tweede liggerdeel.
Op deze manier is er sprake van een doorvoer van opgevangen neerslag van het eerste liggerdeel naar het tweede liggerdeel (of omgekeerd). Deze doorvoer kan dan op een andere locatie in het dakkader worden afgevoerd naar een grondoppervlak. Het voordeel aan deze uitvoeringsvorm is dat er geen nood is aan een waterafvoer in de verschoven kolom.
In een tweede voorkeursuitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding is het eerste en/of het tweede liggerdeel voorzien van een goot voor het afvoeren van op de terrasoverkapping invallende neerslag naar het derde, respectief vierde, uiteinde, waarbij de steunpilaar voorzien is van een holte voor het afvoeren van op de terrasoverkapping invallende neerslag richting een grondoppervlak en waarbij het eerste en/of het tweede kopschot voorzien is van een doorgang en dat het verbindingselement voorzien is van een eerste en/of een tweede doorgang, welke doorgangen een goot van het eerste, respectief tweede,
9 BE2021/5677 liggerdeel in verbinding stelt met holte van de steunpilaar.
Op deze manier is er sprake van een afvoer van opgevangen neerslag van het eerste liggerdeel en het tweede liggerdeel naar de holte in de steunpilaar. Het voordeel aan deze uitvoeringsvorm is dat de terrasoverkapping een hogere hoeveelheid neerslag kan afvoeren op een welbepaald moment. Er zijn namelijk meerdere afvoerpunten mogelijk en in het bijzonder ook in de verschoven kolom.
In elk van deze voorkeursuitvoeringsvormen is het mogelijk om op de terrasoverkapping invallende neerslag af te voeren naar een grondoppervlak via de liggers (en de steunpilaar) zonder nood aan extern zichtbare afvoerbuizen. De doorgangen zijn, bij voorkeur, gevormd tussen de steunbenen zodat er, tijdens vervaardiging van het verbindingselement, geen bijkomende bewerkingen nodig zijn voor het maken van de doorgangen.
Het dient duidelijk te zijn dat in elk van deze voorkeursuitvoeringsvormen de goot die dient als waterafvoer onderbroken is nabij de verschoven kolom. Deze onderbreking wordt mogelijk gemaakt door het gebruik van kopschotten die een zodanige vormgeving hebben zodat elk gootdeel aansluit op het respectieve kopschot dat op zijn beurt dan aansluit op het verbindingselement. Zo worden lekken vermeden. Een dergelijke onderbreking van de goot, in het bijzonder inwendige goot, is technisch niet realiseerbaar met de bekende steunbeugels. Aangezien, volgens de uitvinding, de goot van de ligger onderbroken kan zijn, kan de uitsparing in de ligger tevens veel groter worden gemaakt (in het bijzonder zich uitstrekken over een veel groter dwarsoppervlak van de ligger) zodat er een groter contactoppervlak mogelijk is tussen liggerdelen, kopschotten en verbindingselement (of kolom). Een groter contactoppervlak is voordelig voor het bekomen van een stevige verbinding die hoge lasten aankan.
In een Uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding omvat het verbindingselement een bovenste deel omvat waaraan de kopschotten
10 BE2021/5677 vast bevestigd zijn, welk bovenste deel van het verbindingselement voorzien is van minstens twee wanddelen, waarbij elk kopschot bevestigd is tegen een wanddeel van het verbindingselement. Bij voorkeur zijn onderling samenwerkende uitlijnmiddelen voorzien tussen elk wanddeel en het daartegen bevestigd kopschot, welke onderling samenwerkende uitlijnmiddelen geconfigureerd zijn voor het uitlijnen van een kopschot ten opzichte van de steunpilaar.
Het bovenste deel zorgt voor een stevige verbinding tussen de liggerdelen onderling, waarbij de draaglasten dan bij voorkeur worden uitgeoefend op de steunpilaar door middel van de steunbenen.
Daarenboven zorgen de twee wanddelen dat de verschillende verbindingen met de liggerdelen geen invloed hebben op elkaar. Verder is de wand-tegen-wand bevestiging tussen de kopschotten en het verbindingselement voordelig omdat dit resulteert in een maximaal contactoppervlak om drukkrachten, bijvoorbeeld door zijdelingse windlasten, door te geven. Door het voorzien van onderling samenwerkende uitlijnmiddelen tussen elk wanddeel en het daartegen bevestigd kopschot is de onderlinge plaatsing tussen het kopschot en het wanddeel correct (of minstens beter dan in afwezigheid van de uitlijnmiddelen). Omdat het kopschot vast verbonden is met de ligger(delen) en omdat het verbindingselement vast zit op de steunpilaar (of daar integraal mee gevormd is) is dus ook meteen de positionering van het liggerdeel ten opzichte van de steunpilaar correct (of minstens beter dan in afwezigheid van de uitlijnmiddelen). Dergelijke onderling samenwerkende uitlijnmiddelen zijn reeds beschreven in BE2021/5460, welke octrooiaanvraag op het moment van indiening van de huidige octrooiaanvraag nog niet gepubliceerd is.
Bij voorkeur omvatten de onderling samenwerkende uitliinmiddelen een tand en groef. De tand en groef strekken zich bij voorkeur uit in een langsrichting van de kolom en/of hebben onderlinge contactoppervlakken die schuin georiënteerd zijn ten opzichte van het
11 BE2021/5677 overeenkomstig wanddeel.
Een dergelijke tand en groef zorgen dat de uitlijnmiddelen voor een uitlijning zorgen op meerdere verschillende plaatsen van het kopschot. Dit in tegenstelling tot bijvoorbeeld een pin-gat als uitlijnmiddelen die slechts op één plaats voor een uitlijning zorgen. Door op meerdere, in het bijzonder minstens twee, afzonderlijke plaatsen van het kopschot en het wanddeel voor een onderlinge uitlijning te zorgen, wordt een draaiing tussen het liggerdeel en de steunpilaar vermeden (of minstens beperkt). Het uitstrekken in de verticale richting is voordelig voor de vervaardiging van het verbindingselement. Een dergelijke tand en groef zijn namelijk te meteen vervaardigen tijdens het extrusieproces voor het vervaardigen van het verbindingselement. Dit bespaart dus bijkomende vervaardigingsstappen. Het voorzien van schuin georiënteerde contactoppervlakken biedt een gemakkelijke installatie en zorgt voor een nauwe aansluiting in vergelijking met contactoppervlakken die haaks staand op het wanddeel. In het bijzonder, bij haakse contactoppervlakken, moet het kopschot perfect gealigneerd zijn met het wanddeel van het verbindingselement voor de plaatsing, wat niet eenvoudig is. Daarenboven moet er nog steeds een speling worden voorzien bij haakse contactoppervlakken voor het opvangen van vervaardigingstoleranties. Bij schuine contactoppervlakken is de initiële uitlijning niet cruciaal wat de installatie vereenvoudigt. In het bijzonder sluiten de schuine contactoppervlakken, bij het aanspannen van de verbinding (bv. de bout), automatisch goed tegen elkaar aan.
In een uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding is het verbindingselement integraal gevormd, bij voorkeur door middel van een extrusieproces, en/of is elk kopschot integraal gevormd, bij voorkeur door middel van een gietproces, en/of vertoont het verbindingselement een rotatiesymmetrie van orde drie, bij voorkeur vier of hoger.
Een integraal gevormd verbindingselement heeft de voorkeur gezien de hogere stevigheid en het beperken van het montagewerk ten
12 BE2021/5677 opzichte van een verbindingselement dat uit meerdere stukken bestaat.
Eventueel kunnen daarna nog bijkomende vervaardigingstappen nodig zijn, zoals frezen of boren voor het bekomen van uitsparingen en/of openingen. Daarenboven zijn dergelijke processen de vakman bekend en kunnen deze worden toegepast op commerciële schaal. Door een dergelijke rotatiesymmetrie kan het verbindingselement opgesteld worden in de terrasoverkapping onafhankelijk van de richting en is de draagkracht en sterkte ook dezelfde in verschillende richtingen. Typische voorbeelden zijn een hoekelement met een hoofdzakelijk driehoekige, vierkante, zeshoekige, cirkelvormige, etc. doorsnede.
In een uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding is elk kopschot voorzien van ten minste één boutopening en is het verbindingselement voorzien van een overeenkomstige boutopening, welke boutopeningen geconfigureerd zijn voor het bevestigen van een kopschot op het verbindingselement. Boutopeningen en bouten (hiermee worden ook schroefopeningen en schroeven bedoeld) vormen een eenvoudige manier voor het verbindingen van twee elementen met elkaar.
Het doel van de uitvinding wordt tevens bekomen met een werkwijze voor het vervaardigen van een terrasoverkapping zoals hierboven beschreven, waarbij de werkwijze omvat: het voorzien van de ligger, de steunpilaar, de kopschotten en het verbindingselement, waarbij het voorzien bij voorkeur omvat: het extruderen van de ligger en/of het extruderen van de steunpilaar en/of het gieten van de kopschotten en/of het extruderen van het verbindingselement; het vervaardigen van de uitsparing in de ligger, bij voorkeur door het wegfrezen van een gedeelte van de ligger; het bevestigen van de kopschotten op het derde en het vierde uiteinde; het plaatsen van de steunpilaar op een grondoppervlak; het bevestigen van het verbindingselement op de steunpilaar; het plaatsen van de ligger op de steunpilaar; en het bevestigen van de kopschotten aan het verbindingselement.
13 BE2021/5677
De werkwijze resulteert in de hierboven beschreven terrasoverkapping en heeft vandaar dezelfde reeds beschreven voordelen. Daarenboven zijn alle gebruikte productietechnieken de vakman bekend en kunnen deze worden toegepast op commerciële schaal.
Korte beschrijving van de tekeningen
De uitvinding zal hierna verder in detail worden verklaard aan de hand van de volgende beschrijving en van de bijgevoegde tekeningen.
Figuur 1 toont een schematisch beeld van een terrasoverkapping volgens de uitvinding.
Figuur 2 toont een uitvoering van de terrasoverkapping met een wandinvulling.
Figuren 3A en 3B tonen een perspectiefaanzicht van een spanbalk met verschoven kolom in deels uiteengenomen zicht vanaf de bovenzijde, respectievelijk onderzijde.
Figuren 4A en 4B tonen éénzelfde zicht als figuren 3A en 3B in samengestelde toestand van de spanbalk en de kolom.
Figuren 5A en 5B tonen een zijaanzicht van een spanbalk met verschoven kolom in deels uiteengenomen zicht, respectievelijk samengestelde toestand.
Figuur 6 toont een uiteengenomen zicht van een uitvoeringsvorm van de verschoven kolom.
Figuur 7 toont een perspectiefaanzicht van een uitvoeringsvorm van een kopschot.
Figuur 8 toont éénzelfde zicht als figuur 4A maar voor een externe pivotbalk.
Figuur 9 toont een doorsnede doorheen een externe pivotbalk van de terrasoverkapping van figuur 2.
Figuur 10 toont een doorsnede doorheen de kolom van de terrasoverkapping van figuur 2.
14 BE2021/5677
Uitvoeringsvormen van de uitvinding
De onderhavige uitvinding zal hierna beschreven worden aan de hand van welbepaalde uitvoeringsvormen en onder verwijzing naar bepaalde tekeningen, doch de uitvinding is daar niet toe beperkt en wordt enkel gedefinieerd door de conclusies. De hier weergegeven tekeningen zijn enkel schematische weergaven en zijn niet beperkend. In de tekeningen kunnen de afmetingen van bepaalde onderdelen vergroot zijn weergegeven, wat betekent dat de onderdelen in kwestie dus niet op schaal zijn weergegeven, en dit enkel voor illustratieve doeleinden. De afmetingen en de relatieve afmetingen komen niet noodzakelijkerwijze overeen met de werkelijke praktijkuitvoeringen van de uitvinding.
Daarenboven worden termen zoals “eerste”, “tweede”, “derde”, en dergelijke in de beschrijving en in de conclusies gebruikt om een onderscheid te maken tussen gelijkaardige elementen en niet noodzakelijkerwijze om een sequentiële of chronologische volgorde aan te geven. De termen in kwestie zijn onderling verwisselbaar in de daarvoor geschikte omstandigheden, en de uitvoeringsvormen van de uitvinding kunnen in andere volgorden werken dan deze die hier worden beschreven of geïllustreerd.
De term “omvattende” en afgeleide termen, zoals die gebruikt worden in de conclusies, moet of moeten niet geïnterpreteerd worden als beperkt zijnde tot de middelen die telkens daarna vermeld worden; de term sluit andere elementen of stappen niet uit. De term moet geïnterpreteerd worden als een specificatie van de vermelde eigenschappen, gehele getallen, stappen, of componenten waarnaar wordt verwezen, zonder dat evenwel de aanwezigheid of het toevoegen wordt uitgesloten van een of meer bijkomende eigenschappen, gehele getallen, stappen, of componenten, of groepen daarvan. De reikwijdte van een uitdrukking zoals “een inrichting omvattende de middelen A en
B” is dan ook niet enkel beperkt tot inrichtingen die zuiver bestaan uit
15 BE2021/5677 componenten A en B. Wat er daarentegen bedoeld wordt, is dat, voor wat betreft de onderhavige uitvinding, de enige relevante componenten A en
B zijn.
Met betrekking tot de figuren zal elke verwijzing naar een oriëntatie van de liggers geïnterpreteerd worden met referentie tot de stand bij montage in de terrasoverkapping. Op die manier is sprake van vier oriëntaties, namelijk boven, onder, buiten en binnen. Daarbij verwijst “boven” naar het gedeelte van de ligger dat georiënteerd is of zal zijn richting het bovenvlak (de hemel, e.g. de open lucht), “onder” naar het gedeelte van de ligger dat georiënteerd is of zal zijn richting het grondvlak (de aarde, e.g. de terrasvloer), “buiten” naar het gedeelte van de ligger dat georiënteerd is of zal zijn weg het dak, i.e. weg van de dakinvulling en “binnen” naar het gedeelte van de ligger dat georiënteerd is of zal zijn naar de binnenzijde van het dak, i.e. gericht naar de dakinvulling.
De term “nagenoeg” omvat variaties van +/- 10% of minder, bij voorkeur +/-5% of minder, meer bij voorkeur +/-1% of minder, en meer nog bij voorkeur +/-0.1% of minder, van de gespecificeerde toestand, in zo ver de variaties van toepassing zijn om te functioneren in de bekend gemaakte uitvinding. Het dient te worden verstaan dat de term “nagenoeg A” bedoeld is om ook “A” te omvatten.
Figuur 1 illustreert een terrasoverkapping 1 voor een grondoppervlak, bijvoorbeeld een terras of tuin. De terrasoverkapping omvat een veelheid aan kolommen 2 die verschillende liggers 3, 4, 5 ondersteunen. De kolommen en liggers vormen samen kaders waaraan wandinvullingen 6 en/of dakbedekkingen 7 kunnen worden bevestigd zoals hierna beschreven. De terrasoverkapping 1 omvat drie types liggers 3, 4, 5, namelijk: een ligger 3 die aan de buitenzijde van de terrasoverkapping 1 dienst doet als externe pivotbalk 3; een ligger 4 die centraal in de terrasoverkapping 1 dienst doet als centrale pivotbalk 4; en een ligger 5 die dienst doet als spanbalk 5. Het zal ook worden
16 BE2021/5677 geapprecieerd dat de liggers 3, 4, 5 aan andere structuren, bijvoorbeeld een muur of gevel, kunnen worden bevestigd in plaats van uitsluitend steunend op kolommen 2 zoals getoond in figuur 1. Op een dergelijke manier kan de terrasoverkapping 1 algemeen ingezet worden voor het afschermen van een buitenruimte, alsook voor een binnenruimte.
Figuur 2 toont een terrasoverkapping 1 volgens de onderhavige uitvinding met een wandinvulling 6. De terrasoverkapping 1 heeft vier steunkolommen 2, 2’ die een kader, ook dakkader genoemd, ondersteunen. Het kader is gevormd uit twee externe pivotbalken 3 en twee spanbalken 5 waartussen een dakbedekking 7 is voorzien. Volgens de onderhavige uitvinding is het dakkader in minstens één hoek niet ondersteund, in dit geval in hoek 8 doordat kolom 2’ verschoven staat ten opzichte van deze hoek 8. Het dient duidelijk te zijn dat ook de andere hoeken 8’ niet ondersteund dienen te zijn door een kolom, maar dat elk van deze kolommen ook verschoven kan zijn ten opzichte van de respectieve hoek van het dakkader.
In de getoonde uitvoering wordt de dakbedekking 7 gevormd door lamellen die aan hun kopse uiteinden draaibaar bevestigd zijn aan pivotbalken 3. De lamellen zijn draaibaar tussen een open stand en een gesloten stand. In de open stand bevindt er zich een tussenruimte tussen de lamellen waardoorheen bijvoorbeeld lucht de onderliggende ruimte kan binnengebracht worden of deze onderliggende ruimte kan verlaten.
In de gesloten stand vormen de lamellen een gesloten afdak waarmee de onderliggende ruimte kan afgeschermd worden van bijvoorbeeld wind en/of neerslag, zoals regen, hagel of sneeuw. Naar afvoer van neerslag toe zijn de lamellen typisch schuin aflopend opgesteld naar één van beide pivotbalken 3 toe. In een uitvoering kunnen de lamellen daarnaast, in hun open stand, eventueel verschuifbaar in de terrasoverkapping 1 voorzien zijn, dit om de regelopties qua lichtinval, stralingswarmte en ventilatie verder te vergroten.
De lamellen zijn typisch vervaardigd uit een rigide materiaal. Dit
17 BE2021/5677 kan bijvoorbeeld aluminium zijn. Aluminium heeft veel voordelen als materiaal, het is namelijk tegelijk robuust en licht, goed bestand tegen slechte weersomstandigheden en vereist weinig onderhoud. Andere materialen zijn echter ook geschikt en de voor- of nadelen ervan zijn verondersteld gekend te zijn door de vakman. Een lamel kan met behulp van verschillende technieken geproduceerd worden afhankelijk van het materiaal, waaronder extruderen, frezen, zetten, gieten, lassen, enzovoort. De gepaste productietechniek wordt verondersteld gekend te zijn door de vakman. Bij voorkeur worden de lamellen vervaardigd door middel van een extrusieproces. Eventueel kunnen opvulelementen uit bijvoorbeeld polycarbonaat, glas, hout, enz. gebruikt worden om de holle lamellen ten minste gedeeltelijk op te vullen, bijvoorbeeld om een ander uitzicht van de lamel te bekomen.
Meer algemeen is de dakbedekking 7 vast opgesteld of verplaatsbaar. Een verplaatsbare dakbedekking omvat, bijvoorbeeld, kantelbare en/of verschuifbare lamellen (zoals hierboven beschreven) en/of op- en afrolbare schermen en/of verschuifbare panelen. De individuele elementen van de verplaatsbare dakbedekking 7 vormen in hun gesloten stand een nagenoeg waterdicht dak waarmee de onderliggende ruimte kan afgeschermd worden van bijvoorbeeld wind en/of neerslag, zoals regen, hagel of sneeuw. Deze dakbedekking 7 wordt typisch afgewaterd naar de pivotbalken 3, 4 en van daaruit direct of via de spanbalken 5 naar de kolommen 2. Door verschuiven en/of roteren van lamellen en/of de panelen en/of door oprollen van een scherm kan de dakbedekking 7 minstens gedeeltelijk geopend en/of gesloten worden om zo lichtinval, stralingswarmte, ventilatie, neerslag, etc. naar de ruimte onder de dakbedekking 7 toe naar keuze te kunnen bepalen.
Wandinvullingen 6 zijn typisch bedoeld om openingen onder de terrasoverkapping 1 tussen de kolommen 2 af te schermen. De wandinvullingen 6 kunnen vast opgesteld of verplaatsbaar zijn.
Verplaatsbare zijwanden omvatten, bijvoorbeeld, op- en afrolbare
18 BE2021/5677 schermen en/of wandelementen die verschuifbaar opgesteld zijn ten opzichte van elkaar, etc. Vast opgestelde zijwanden kunnen vervaardigd worden uit verschillende materialen, zoals kunststof, glas, metaal, textiel, hout, etc. Combinaties van verschillende wandinvullingen 6 zijn eveneens mogelijk. Figuur 2 illustreert een wandinvulling in de vorm van een op- en afrolbaar scherm 6. Het scherm 6 strekt zich uit tussen twee aangrenzende kolommen 2 en is afrolbaar vanuit de externe pivotbalk 3.
Het scherm 6 doet voornamelijk dienst als wind- en/of zonnescherm.
Algemeen zijn de ligger 3, 4, 5 opgebouwd uit één of meerdere profielen zoals hierna beschreven. De profielen zijn typisch vervaardigd uit een rigide materiaal. Dit kan bijvoorbeeld aluminium zijn. Aluminium heeft veel voordelen als profielmateriaal, het is namelijk tegelijk robuust en licht, goed bestand tegen slechte weersomstandigheden en vereist weinig onderhoud. Andere materialen zijn echter ook geschikt en de voor- of nadelen ervan zijn verondersteld gekend te zijn door de vakman.
Een profiel kan met behulp van verschillende technieken geproduceerd worden afnankelijk van het materiaal, waaronder extruderen, frezen, zetten, gieten, lassen, enzovoort, waarbij extruderen de voorkeur draagt.
De gepaste productietechniek wordt verondersteld gekend te zijn door de vakman.
Algemeen zijn de liggers 3, 4, 5 van de terrasoverkapping 1 hol uitgevoerd zoals getoond in figuur 9. De liggers 3, 4, 5 zijn samengesteld uit een veelheid aan profielen. Voor een gedetailleerde beschrijving van de mogelijke samenstellingen van de liggers 3, 4, 5 wordt verwezen naar
PCT/IB2021/053275, in het bijzonder figuren 3A tot en met 7 daarin, welke beschrijving en figuren op deze wijze hierin geïncorporeerd zijn wegens verwijzing. Hierna worden de liggers 3, 4, 5 slechts summier beschreven onder verwijzing naar figuur 9 (die qua vormgeving identiek is aan figuur 3B van PCT/IB2021/053275).
Voor het vormen van de liggers 3, 4, 5 worden meerdere profielen op een specifieke manier met elkaar verbonden. Algemeen wordt gebruik
19 BE2021/5677 gemaakt van pinverbindingen en/of haakverbindingen. In een pinverbinding is typisch een elastisch element aanwezig in een vrouwelijk element, bijvoorbeeld een sleufelement, waarin een mannelijk element, bijvoorbeeld een pin, aangrijpt. Vandaar omvat een pinverbinding in zijn algemeenheid een elastisch in elkaar aangrijpend mannelijk en vrouwelijk element hiertoe kan een bijkomend elastisch element worden voorzien, maar dit is niet noodzakelijk het geval. De elasticiteit kan ook voortkomen uit de vormgeving van de mannelijke en vrouwelijke elementen. In een haakverbindingen is typisch sprake van twee elementen met een zodanige vormgeving dat deze in elkaar haken. Hierbij is er geen sprake van een elastisch element en wordt de verbinding uit elkaar gehaald door de elementen in de correcte richting van elkaar weg te bewegen.
Daarenboven wordt, algemeen, per verbinding van twee profielen met elkaar, gebruik gemaakt van twee afzonderlijke verbindingen. Dit bevordert de stevigheid van de verbinding, maar draagt voornamelijk toe aan de correcte onderlinge positionering van de profielen. Het is namelijk zo dat, indien slechts één verbinding wordt gebruikt voor twee profielen, er meer speling is van de onderlinge positionering, hetgeen aanleiding kan geven tot een afwijkende positionering, in het bijzonder door windlasten en/of neerslaglasten.
Figuur 9 toont een doorsnede doorheen de externe pivotbalk 3 van de terrasoverkapping van figuur 2. De externe pivotbalk 3 is bedoeld om aan de buitenzijde van de terrasoverkapping 1 te worden geplaatst en dient te voorzien in waterafvoer van op de terrasoverkapping invallende neerslag. In het bijzonder kan deze neerslag bijvoorbeeld zijn opgevangen door een lamellendak 7 dat neerslag afvoert naar deze pivotbalk 3. De dakinvulling 7 voert de neerslag af naar de pivotbalk 3 waar deze wordt opgevangen in de externe goot 28. Tussen de externe goot 28 en de holte 27 is de tussenwand 211 aanwezig die voorzien is van één of meerdere openingen, bijvoorbeeld een reeks perforaties, zodanig dat de neerslag van de externe goot 28 naar de holte 27 wordt
20 BE2021/5677 afgeleid. Vandaar dat ook de bodem van de externe goot 28 bij voorkeur hellend afloopt naar de holte 27 toe. De holte 27 doet dienst als interne goot voor de doorvoer van neerslag van één of meerdere hierop aansluitende pivotbalken 3 naar een kolom 2 waarlangs deze neerslag de terrasoverkapping 1 kan verlaten zoals hierna beschreven.
De pivotbalk 3 is opgebouwd uit een aantal profielen, namelijk een basisprofiel 12, een dubbel gootprofiel 13, een voorkap 14, een dekselprofiel 15, een verbindingsprofiel 16 en een afsluitprofiel 19. Een schermholte 25 is gevormd door het basisprofiel 12, het dubbel gootprofiel 13 en de voorkap 14 (ie. een afwerkingsprofiel). De schermholte 25 is bedoeld voor het houden van een op- en afrolbaar scherm 6 dat dienst doet als zijwand van de terrasoverkapping 1 zoals getoond in figuur 2. Het dekselprofiel 15 dient voor het afsluiten van een technische ruimte 26 in de externe pivotbalk 3. Deze technische ruimte 26 kan dienen voor het huizen van aandrijfmiddelen voor het kantelen van lamellen van de dakbedekking 7 en/of bekabeling voor bijvoorbeeld verlichting, enz. De voorkap 14 en het dekselprofiel 15 zijn beide afneembaar. Daardoor zijn de schermholte 25 en de technische ruimte 26 toegankelijk zodanig dat aanpassingen, regelingen en/of herstellingen kunnen worden uitgevoerd indien nodig.
De voorkap 14 vormt typisch de buitenzijde van de externe pivotbalk 3 en is bevestigd aan het basisprofiel 12 door tussenkomst van een verbindingsprofiel 16. In de getoonde uitvoeringsvormen is de voorkap 14 verder voorzien van een verstevigingsribbe 41 en een sleuf 42. De verstevigingsribbe 41 draagt bij aan de stijfheid van de voorkap 14 en is nuttig voor het bekomen van de vereiste weerstand bij grotere belastingen, in het bijzonder bij het overbruggen van relatief grote lengtes. De sleuf 42 is voorzien voor het hierin aanbrengen van een houder (niet getoond) die dienst doet als aanslag voor het scherm 6 bij het oprollen daarvan. Alternatief kan de sleuf 42 of een andere wand dienst doen als dergelijke schermrolaanslag. De pivotbalk 3 omvat tevens
21 BE2021/5677 een ruimte 32 tussen het dekselprofiel 15 en een gedeelte van het basisprofiel 12. Het dubbel gootprofiel 13 is tevens voorzien van ruimten 29, 30 die worden afgesloten met behulp van het hoofdzakelijk U-vormige afsluitprofiel 19.
Verder is de externe pivotbalk 3 nog voorzien van bevestigingskanalen 115, 116, 117, 208, 219, 220 voor het met behulp van schroeven of bouten op een uiteinde van deze ligger 3 vastschroeven van een kopschot ten behoeve van het verbinden van de ligger met een kolom van de terrasoverkapping 1. Bevestigingskanaal 115 is voorzien aan de onderzijde van het basisprofiel 12; bevestigingskanaal 116 is voorzien centraal in het basisprofiel 12 in de schermholte 25; bevestigingskanaal 117 is voorzien aan de bovenzijde van het basisprofiel 12 in de technische ruimte 26; bevestigingskanaal 208 is voorzien op het bovenste buitenste hoekpunt van de inwendige goot 27; en de bevestigingskanalen 219, 220 zijn voorzien onder de inwendige goot 27 aan weerszijden daarvan. Natuurlijk zijn meer of minder bevestigingskanalen tevens mogelijk en/of kan de plaatsing daarvan verschillen.
De terrasoverkapping 1 van figuur 2 omvat tevens twee spanbalken 5. Een doorsnede daarvan wordt niet getoond aangezien deze vrij gelijkaardig is aan degene van de pivotbalk 3 met als voornaamste verschil het niet aanwezig zijn van een externe goot 28. In de spanbalk 5 zijn tevens bevestigingskanalen voorzien voor het met behulp van schroeven of bouten op een uiteinde van deze ligger 5 vastschroeven van een kopschot ten behoeve van het verbinden van de ligger met een kolom van de terrasoverkapping 1. Bij voorkeur hebben de bevestigingskanalen van de spanbalk 5 éénzelfde positionering als bij de pivotbalk 3.
Algemeen is de kolom 2 van de terrasoverkapping 1 hol uitgevoerd zoals getoond in figuur 10. De kolom 2 samengesteld uit een kerndeel 70 waarop meerdere verschillende afwerkingsprofielen 78. Voor een
29 BE2021/5677 gedetailleerde beschrijving van de mogelijke samenstellingen van de kolom 2 wordt verwezen naar PCT/IB2021/053271, in het bijzonder figuren 3A tot en met 3I daarin, welke beschrijving en figuren op deze wijze hierin geïncorporeerd zijn wegens verwijzing. Hierna wordt de kolom slechts summier beschreven onder verwijzing naar figuur 10 (die qua vormgeving identiek is aan figuur 3A van PCT/IB2021/053271).
Een doorsnede doorheen een kolom 2 van de terrasoverkapping 1 is getoond in figuur 10. De kolom 2 omvat een integraal gevormd kerndeel (algemeen aangeduid met referentiecijfer 70). In het bijzonder is het kerndeel 70 gevormd door een profiel van hetzelfde of gelijkaardig type als de profielen van de liggers 3, 4, 5. Het profiel 70 is bij voorkeur geëxtrudeerd uit aluminium. Het profiel 70 doet dienst als steunpilaar voor de terrasoverkapping 1. In het bijzonder, wordt nagenoeg het gehele gewicht van de liggers 3, 4, 5 en de daarmee verbonden elementen, zoals de zijwanden 6 of de dakbedekking 7, gedragen door de steunpilaar 70.
Het kernprofiel 70 heeft een nagenoeg vierkante vorm in de getoonde uitvoeringen. Vandaar heeft elk kernprofiel 70 vier zijwanden 71 met elk een buitenzijde 72 en een binnenzijde 73. Elke buitenzijde 73 is voorzien van twee aanbrengmiddelen 77, in het bijzonder aanbrengsleuven, bij voorkeur vrouwelijke pinverbindingsmiddelen. Deze sleuven 77 dienen voor de bevestiging van afwerkingsprofielen 78 door middel van een overeenkomstig verbindingsmiddel 79, bij voorkeur een pin. Het dient duidelijk te zijn dat de pinverbinding 79 slechts één voorbeeld is van een manier om de afwerkingsprofielen 78 te bevestigen op het kernprofiel 70 en dat andere manieren bekend zijn bij de vakman.
Het dient ook duidelijk te zijn dat de sleuven 77 niet noodzakelijk doorlopend dienen te zijn, alhoewel dit de voorkeur draagt gezien het kerndeel 70 bij voorkeur door middel van een extrusieproces vervaardigd is. De sleuven 77 zijn bij voorkeur symmetrisch gepositioneerd ten opzichte van het midden van een zijwand 71 waardoor de
23 BE2021/5677 bevestigingspunten van een afwerkingsprofiel 78 aan de zijwand 71 tevens symmetrisch zijn, hetgeen voordelig is.
Alhoewel het gebruik van twee aanbrengmiddelen 77 per zijwand 71 de voorkeur verdient, gezien het gebruik van twee afzonderlijke bevestigingen tussen twee profielen minder speling toelaat in de onderlinge positionering, welke speling aanleiding kan geven tot een afwijkende positionering, in het bijzonder door windlasten en/of neerslaglasten, is een verbinding met slechts één aanbrengmiddel per zijwand ook mogelijk. Anderzijds kunnen ook meer dan twee aanbrengmiddelen voorzien worden per zijwand.
Het dient duidelijk te zijn dat het kernprofiel 70 zoals hierboven beschreven niet beperkt is tot een nagenoeg vierkante vorm. Eveneens kunnen de vier zijwanden 71 in een andere geometrische vorm, bijvoorbeeld een rechthoek of parallellogram, zijn opgesteld.
Daarenboven is het ook mogelijk om meer of minder zijwanden 71 te voorzien per kernprofiel 70, in het bijzonder zijn drie-, zes- of achtkantige kernprofielen 70 tevens mogelijk. Verder kan het kernprofiel 70 ook ellipsvormig, in het bijzonder cirkelvormig, zijn, waarbij het gewenst aantal aanbrengsleuven dan is voorzien in de ene continue zijwand die het kernprofiel 70 omvat.
De kolom 2 is verder voorzien van vier afwerkingsprofielen 78, namelijk één op elke zijwand 71. Elk afwerkingsprofiel 78 is voorzien van een vlakke buitenwand 81 waarvan de buitenzijde 83 het visueel uitzicht bepaalt van de kolom 2. Met andere woorden, het afwerkingsprofiel 78 onttrekt het kernprofiel 70 aan het zicht in de opgebouwde terrasoverkapping 1. Verder is elk afwerkingsprofiel 78 voorzien van pinnen 79, namelijk één pin per aanbrengsleuf 77. De pinnen 79 zijn verbonden met de buitenwand 81 door middel van wanden 82 die dienst doen als afstandshouder. In het bijzonder bepaalt de lengte van de wanden 82 de afstand D tussen de buitenzijde 72 van een wand 71 en de binnenzijde 84 van de buitenwand 81. Door het voorzien van
24 BE2021/5677 afstandshouders 82 worden tevens holtes 85 gemaakt. Eén of meerdere van deze holtes 85 kunnen gebruikt worden voor het integreren van elektrische leidingen die dienen voor de aandrijving van de wandinvulling 6, de dakinvulling 7 en/of andere elektrisch aangedreven componenten.
De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een terrasoverkapping 1 waarbij, voor ten minste één ligger 3, 5 van het dakkader, de ondersteunende kolom 2 verschoven staat ten opzichte van het uiteinde van de ligger 3, 5. De onderhavige uitvinding zal worden beschreven onder verwijzing naar figuren 3A tot 7 met een spanbalk 5 als ligger. De situatie met een externe pivotbalk 3 als ligger wordt summier beschreven onder verwijzing naar figuur 8.
Figuur 3A illustreert een ligger 5 die zich uitstrekt in een langsrichting, welke langsrichting 35, in de gemonteerde toestand van de terrasoverkapping 1, overeenstemt met een nagenoeg horizontale richting tussen een eerste uiteinde 101 en een tweede uiteinde 102. In de ligger 5 is een uitsparing 100 aangebracht, welke uitsparing 100 de ligger 5 opdeelt in een eerste liggerdeel 5a en een tweede liggerdeel 5b. Het eerste liggerdeel 5a strekt zich uit tussen het eerste uiteinde 101 en een derde uiteinde 103 en het tweede liggerdeel 5b strekt zich uit tussen het tweede uiteinde 102 en een vierde uiteinde 104. In een uitvoeringsvorm is de uitsparing 100 gevormd door het wegnemen van materiaal van de ligger 5, bijvoorbeeld door frezen.
Op het derde en vierde uiteinde 103, 104 is een kopschot 60 bevestigd. Het kopschot 60 is in meer detail getoond in figuur 7. In het kopschot zijn er vijf openingen 62 voorzien die qua positionering overeenstemmen met de bevestigingskanalen 115, 116, 208, 219, 220.
Dit laat toe om door middel van vijf bouten of schroeven 61 (getoond in figuren 5A en 5B) die doorheen openingen 62 steken het kopschot 60 vast te bevestigen aan de liggerdelen 5a, 5b. Het dient duidelijk te zijn dat meer of minder openingen en bevestigingskanalen kunnen worden gebruikt indien gewenst. Alhoewel het ook mogelijk is om de
95 BE2021/5677 bevestigingskanalen te voorzien in het kopschot en de bouten vanuit de liggers op het kopschot te schroeven, verdient de getoonde uitvoering de voorkeur. Het kopschot is namelijk compacter, in het bijzonder dunner, uit te voeren indien er geen lange bevestigingskanalen aanwezig dienen te zijn.
In de getoonde uitvoering zijn de liggers 3, 5 voorzien van bevestigingskanalen 115, 116, 117, 208, 219, 220 die voor elke ligger op dezelfde plaats zijn voorzien. Op die manier kan éénzelfde kopschot 60 worden verbonden met elke uitvoering van externe pivotbalk 3 en spanbalk 5. Alternatief is het natuurlijk ook mogelijk om verschillende kopschotten 60 te voorzien voor verschillende liggers 3, 5 indien de plaatsing van de bevestigingskanalen varieert. Tevens is het ook mogelijk om binnen éénzelfde ligger de plaatsing van de bevestigingskanalen 115, 116, 117, 208, 219, 220 te variëren tussen de liggerdelen.
Zoals getoond in figuur 7 is het kopschot 60 aan zijn achterzijde voorzien van vier openingen 64. Deze vormen een manier om het kopschot 60 te bevestigen aan de kolom 2 zoals hierna in meer detail beschreven.
Aan de onderzijde is het kopschot 60 voorzien een doorgang 65 met een tuitvormig deel 63 die aansluit op de centrale goot 27 van de liggers 3, 5. Op die manier kan neerslag verzameld in de inwendige goot 27 deze verlaten via doorgang 65 en tuit 63. De externe goot 28 is aan zijn kops uiteinde voorzien van een afsluiting (niet getoond) opdat de neerslag verzameld in de externe goot 28 niet anders kan dan naar de inwendige goot 27 stromen. Het kopschot 60 is aan zijn onderzijde tevens voorzien van een prismavormige aanslag 59 die bijdraagt aan de uitlijning van het kopschot 60 met de ligger 5. In het bijzonder past de aanslag 59 in de holte 27 zoals getoond in figuur 5B. Figuren 5A en 5B illustreren tevens de voorziening van een aantal houders aan de voorzijde van het kopschot 60. In het bijzonder is er een elektronica- houder 68 waarin de nodige elektronica kan worden geplaatst,
26 BE2021/5677 bijvoorbeeld voor de aandrijving van het scherm 6. Langsheen de elektronica-houder 68 is een schermhouder 69 aanwezig waarin een uiteinde van de schermrol kan worden geplaatst.
Figuur 6 illustreert kernprofiel 70 waarop een kroon 43 vast is bevestigd. In het bijzonder is het kernprofiel 70 aan zijn bovenzijde voorzien van vier openingen 74 die geschikt zijn voor het ontvangen van bouten of schroeven 44. Overeenkomstig is de kroon 43 voorzien van vier benen 520, in het bijzonder één been 520 per hoekpunt van de kroon 43. Tussen de benen 520 zijn openingen voorzien 521 voorzien die dienst doen als doorgang voor neerslagafvoer. In het bijzonder, zoals verder beschreven, past het tuitgedeelte 63 van een kopschot 60 in de doorgang 521. De benen 520 zijn hol uitgevoerd zodat de bouten 44 doorheen de benen 520 kunnen worden geschroefd op het profiel 70 om toe te laten toe de kroon 43 direct te bevestigen op het profiel 70 zoals getoond in figuur 10. Door deze bevestiging vormen het profiel 70 en de kroon 43 samen de kern 76 van de kolom 2 zoals aangeduid in figuur 3A; op deze figuur is tevens de nagenoeg verticale richting 36 aangeduid waarmee de langsrichting van de kern 76 nagenoeg samenvalt in gemonteerde toestand van de terrasoverkapping 1. Het is deze kern 76 die dienst doet als constructief element, in het bijzonder als steun voor de liggers 3, 5. Het dient duidelijk te zijn dat andere verbindingsmiddelen ook mogelijk zijn om de benen 520 vast te bevestigen aan de bovenzijde van de steunpilaar 70, zoals het gebruik van een langwerpige staaf en deze vastzetten door één of meerdere transverse pinnen of door de onderdelen aan elkaar te lassen. Een draadstang kan ook worden gebruikt als verbindingsmiddel, waarbij deze bijvoorbeeld vast is voorzien op de bovenzijde van het profiel 70 en waar de benen 520 worden over geschoven.
De kroon 43 dient voor de bevestiging van de liggers 3, 5 aan de kolom 2. Daartoe is de kroon 43 voorzien van openingen 45 waarin bouten (of schroeven) 66 (getoond in figuur 3B) worden geschroefd om
97 BE2021/5677 het kopschot 60 vast te verbinden met de kroon 43. Op die manier vormen de kopschotten 60 samen met de kroon 43 eigenlijk een verbinding tussen de liggers 3, 5 en de steunpilaar 70, m.a.w. de kroon 43 vormt een verbindingselement. Alhoewel deze verbinding integraal vervaardigd zou kunnen worden, i.e. één integraal element dat de functionaliteit van de kopschotten en de kroon combineert, draagt het de voorkeur om een opdeling te maken tussen de kroon 43 en de kopschotten 60. Ten eerste maakt dit mogelijk om de vormgeving van de kopschotten 60 te wijzigen in functie van de ligger 3, 5 en toch gebruik te maken van slechts één kroon 43. Verder is een dergelijke geïntegreerde hoekverbinding moeilijk om te plaatsen in de uitsparing 100 en vast te maken aan de liggerdelen 5a, 5b.
Het voornaamste voordeel aan de opbouw van kolom 2 is dat de krachten door de liggerdelen 5a, 5b, bijvoorbeeld door hun gewicht of door windbelasting op een zijwand die vasthangt aan de liggerdelen 5a, 5b, direct worden doorgegeven aan de kern 76, in het bijzonder aan de kroon 43 daarvan. Met andere woorden, alhoewel de kopschotten 60 zich tussen de liggerdelen 5a, 5b en de kroon 43 bevinden, dienen deze niet als draagelement om direct de krachten over te dragen naar de steunpilaar 70 dat de onderzijde van de kolom 2 vormt.
Het kopschot 60 is aan zijn naar de kroon 43 gerichte zijde ook voorzien van projectieribben 55 die passen in overeenstemmende groeven 56 in de wanden van de kroon 43. Deze ribben 55 en groeven 56 vormen onderling samenwerkende uitlijnmiddelen ten behoeve van het correct positioneren van het kopschot 60 op het verbindingselement 43. Dergelijke onderling samenwerkende uitlijnmiddelen tussen een kopschot 60 en een kroon 43 zijn reeds beschreven in BE2021/5460, in het bijzonder figuren 6A tot en met 8B daarin, welke beschrijving en figuren op deze wijze hierin geïncorporeerd zijn wegens verwijzing.
Figuur 6 illustreert tevens een doorvoerelement 120 dat dienst doet om opgevangen neerslag door te voeren tussen de liggerdelen 5a,
28 BE2021/5677 5b via de inwendige goot 27. Het doorvoerelement 120 omvat twee tuitdelen 121 die zich tegenover elkaar bevinden en passen in doorgangen 521. De tuit 63 van elk kopschot 60 past in de tuitdelen 121.
Voor het vast positioneren van het doorvoerelement 120 zijn er twee bevestigingskanalen 122 voorzien waarin bouten of schroeven 123 kunnen worden geplaatst. Deze bouten of schroeven 123 zitten tevens vast bevestigd in bevestigingskanalen 124 voorzien op de buitenwand van de kroon 43. In een alternatieve uitvoeringsvorm is het doorvoerelement voorzien van een opening naar de onderzijde die aansluit op een buis (niet getoond) in de holte 75 van het kernprofiel 70 en vormt dit derhalve een afvoerelement voor opgevangen neerslag. Op die manier kan de aangevoerde neerslag naar de onderzijde van de kolom 2 worden afgeleid waar deze de kolom 2 kan verlaten via een opening (niet getoond). De holte 75 kan ook gebruikt worden voor het integreren van elektrische leidingen. Alhoewel daarvoor bij voorkeur de holte 85 tussen profiel 70 en de afwerkingsprofielen 78 wordt benut gezien deze na montage gemakkelijker toegankelijk zijn. Eventueel kan ook de neerwaartse buis 49 achterwege worden gelaten zodat neerslag doorheen de holte 75 van het kernprofiel 70 stroomt.
De situatie na het plaatsen van de ligger 5 op de kern 76 van de kolom 2 is getoond in figuren 4A en 4B die de voornaamste structurele elementen toont van de uiteindelijke terrasoverkapping 1. Volgens de onderhavige uitvinding is de ligger 5 verbonden met de steunpilaar 70 via twee kopschotten 60. In het bijzonder is elk kopschot 60 aan zijn ene zijde verbonden met een uiteinde 103, 104 van een liggerdeel 5a, 5b en aan zijn andere tegenoverliggende zijde aan de kroon 43 die vast bevestigd is op de steunpilaar 70. Met andere woorden, elk kopschot 60 is eigenlijk wand-tegen-wand bevestigd zowel tegen een liggerdeel 5a, 5b als tegen de kroon 43. Vandaar, alnoewel de kopschotten 60 zich tussen de liggerdelen 5a, 5b en de kroon 43 bevinden, dienen deze niet als draagelement om direct de krachten over te dragen naar de
29 BE2021/5677 steunpilaar 70 dat de onderzijde van de kolom 2 vormt en dit in tegenstelling tot reeds bekende bevestigingsmiddelen (bijvoorbeeld een
L-vormige beugel) die wel fungeren als draagelement.
Om de stevigheid en draagkracht van de ligger 5 verder te verhogen loopt een gedeelte van de ligger 5 ononderbroken (i.e. continu) door over de kern 76 van de kolom 2. Dit is best getoond in figuur 3B waar duidelijk getoond is dat het basisprofiel 12 slechts deels is weggenomen, in het bijzonder lopen de opstaande wand 200 en de liggende wand 201 (zie figuur 9) ononderbroken door. Omdat deze wanden samen een L-vormig deel vormen verhoogt dit verder hun stevigheid. Van het basisprofiel 12 is in de getoonde uitvoering slechts de onderste verbindingswand 202 deels onderbroken. Ook van het gootprofiel 13 zijn er bepaalde wanden die continu doorlopen over de kolom 2 wat verder bijdraagt aan de algemene stevigheid van de ligger 3, 5.
Figuur 8 toont een voorbeeld van een externe pivotbalk 3 die gedragen is door een verschoven steunpilaar 70. De pivotbalk 3 is opnieuw opgedeeld in twee liggerdelen 3a, 3b door een uitsparing (niet aangeduid) waarin de kroon 43 bovenop de steunpilaar 70 past. Het enige verschil met de uitvoering van figuren 3A tot 5B is het gootprofiel 13 van de ligger waar er zowel een externe goot als interne goot aanwezig is.
In een uitvoeringsvorm wordt de terrasoverkapping 1 opgebouwd door het uitvoeren van de volgende stappen. In een eerste fase worden de verschillende profielen voor de liggers 3, 5 en de kolom 2 vervaardigd typisch via een extrusieproces. In deze fase wordt ook de kroon 43 geëxtrudeerd en worden de kopschotten 60 vervaardigd typisch via een gietproces. In een volgende fase worden in de geëxtrudeerde profielen en de gegoten kopschotten de nodige openingen aangebracht. Ook de uitsparing 100 kan in deze worden aangebracht. Daarna worden de kopschotten 60 op de liggerdelen 3a, 3b, 5a, 5b bevestigd en tevens niet-
30 BE2021/5677 getoonde kopschotten op de andere uiteinden van de ligger 3, 5. In het bijzonder op het basisprofiel 12 en het gootprofiel 13. In deze fase wordt tevens de kroon 43 op de steunpilaar 70 geplaatst zodat de kern 76 van de kolom gevormd is. Daarna worden de kopschotten 60 (met daarop reeds een deel van de liggers 3, 5) bevestigd op de kern 76, in het bijzonder op de kroon 43. Aangezien de voorkap 14 nog niet geplaatst is op de ligger 3, 5 is het nu mogelijk om bouten te plaatsen doorheen openingen 64 in het kopschot 60 om dit vast te schroeven op de kroon 43 via openingen 45 daarin. In de volgende fase kan de schermrol worden geplaatst in de liggers 3, 5 en/of een ander type wandinvulling en/of andere interne componenten zoals de dakbedekking 7. Na het aanbrengen van alle interne componenten worden typisch de voorkap 14 en/ot het dekselprotiel 15 en/of het afsluitprofiel 19 geplaatst ter afwerking.
Alhoewel bepaalde aspecten van de onderhavige uitvinding zijn beschreven met betrekking tot specifieke uitvoeringsvormen, is het duidelijk dat deze aspecten in andere vormen kunnen worden geïmplementeerd binnen de beschermingsomvang zoals bepaald door de conclusies.

Claims (23)

31 BE2021/5677 Conclusies
1. Een terrasoverkapping (1) omvattende: - een kolom (2): - een ligger (3; 5) die zich uitstrekt tussen een eerste uiteinde (101) en een tweede uiteinde (102), waarbij de ligger ondersteund is door de kolom op een plaats tussen genoemde uiteinden en waarbij de ligger, op genoemde plaats, voorzien is van een uitsparing (100), welke uitsparing de ligger verdeelt in een eerste en een tweede liggerdeel (3a, 3b; 5a, 5b), waarbij het eerste liggerdeel zich uitstrekt tussen het eerste uiteinde en een derde uiteinde (103) en het tweede liggerdeel zich uitstrekt tussen het tweede uiteinde en een vierde uiteinde (104), waarbij de uitsparing zich bevindt tussen het derde uiteinde en het vierde uiteinde; en - bevestigingsmiddelen tussen de ligger en de kolom voor het vast bevestigen van de ligger aan de kolom, daardoor gekenmerkt dat de bevestigingsmiddelen omvatten: - een eerste kopschot (60) dat vast bevestigd is op genoemd derde uiteinde en op genoemde kolom; en - een tweede kopschot (60) dat vast bevestigd is op genoemd vierde uiteinde en op genoemde kolom.
2. De terrasoverkapping volgens conclusie 1, daardoor gekenmerkt dat het eerste liggerdeel en het tweede liggerdeel elk voorzien zijn van een veelheid aan bevestigingskanalen (115, 116, 208, 219, 220) die zich elk uitstrekken in een langsrichting (35) van de ligger, waarbij elk kopschot aan zijn respectief uiteinde is bevestigd door middel van een veelheid aan bouten en/of schroeven (61) die zich uitstrekken doorheen het kopschot in de bevestigingskanalen.
3. De terrasoverkapping volgens conclusie 2, daardoor gekenmerkt dat de bevestigingskanalen in het eerste liggerdeel en de bevestigingskanalen in het tweede liggerdeel in elkaars verlengde liggen.
39 BE2021/5677
4. De terrasoverkapping volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat de ligger een doorlopend profiel (12) omvat, waarbij een deel van het doorlopend profiel over de gehele lengte van de ligger ononderbroken is.
5. De terrasoverkapping volgens conclusie 4, daardoor gekenmerkt dat het doorlopend profiel een, in zijn dwarsdoorsnede, L-vormig deel (200, 201) omvat, welk L-vormig deel over de gehele lengte van de ligger ononderbroken is.
6. De terrasoverkapping volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat elk van de uiteinden een vlak bepaalt, welke vlakken onderling nagenoeg parallel zijn en, in het bijzonder, nagenoeg loodrecht zijn op een langsrichting (35) van de ligger.
7. De terrasoverkapping volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat de kolom een verbindingselement (43) en een steunpilaar (70) omvat, welk verbindingselement vast bevestigd is aan de steunpilaar en aan genoemde kopschotten.
8. De terrasoverkapping volgens conclusie 7, daardoor gekenmerkt dat het verbindingselement zich nagenoeg geheel bevindt in de uitsparing in de ligger en/of dat het verbindingselement integraal gevormd is, bij voorkeur door middel van een extrusieproces, en/of dat het verbindingselement een rotatiesymmetrie van orde drie, bij voorkeur vier of hoger, vertoont.
9. De terrasoverkapping volgens conclusie 7 of 8, daardoor gekenmerkt dat het verbindingselement een bovenste deel omvat waaraan de kopschotten vast bevestigd zijn, waarbij één of meerdere
33 BE2021/5677 steunbenen (520) zich vanaf het bovenste deel uitstrekken naar de steunpilaar.
10. De terrasoverkapping volgens conclusie 9, daardoor gekenmerkt dat minstens één en bij voorkeur elk steunbeen vast bevestigd is aan de steunpilaar, bij voorkeur aan een bovenvlak van de steunpilaar in het bijzonder door middel van bevestigingsmiddelen (44), zoals bouten, die zich doorheen het gehele steunbeen uitstrekken.
11. De terrasoverkapping volgens conclusie 9 of 10, daardoor gekenmerkt dat elk steunbeen gevormd is door een staafelement, bij voorkeur een hol staafelement.
12. De terrasoverkapping volgens één van de conclusies 9 tot 11, daardoor gekenmerkt dat het eerste en/of het tweede liggerdeel voorzien is van een goot (27) voor het afvoeren van op de terrasoverkapping invallende neerslag naar het derde, respectief vierde, uiteinde.
13. De terrasoverkapping volgens conclusie 12, daardoor gekenmerkt dat het eerste en het tweede kopschot voorzien zijn van een doorgang (65) en dat het verbindingselement voorzien is van een eerste en een tweede doorgang (521), welke doorgangen een goot van het eerste liggerdeel in verbinding stelt met een goot van het tweede liggerdeel.
14. De terrasoverkapping volgens conclusie 12, daardoor gekenmerkt dat de steunpilaar voorzien is van een holte (75) voor het afvoeren van op de terrasoverkapping invallende neerslag richting een grondoppervlak.
15. De terrasoverkapping volgens conclusie 14, daardoor gekenmerkt dat het eerste en/of het tweede kopschot voorzien is van een doorgang (65) en dat het verbindingselement voorzien is van een eerste en/of een
34 BE2021/5677 tweede doorgang (521), welke doorgangen een goot van het eerste, respectief tweede, liggerdeel in verbinding stelt met de holte van de steunpilaar.
16. De terrasoverkapping volgens conclusie 13 of 15, daardoor gekenmerkt dat de eerste en/of tweede doorgang voorzien is tussen twee van genoemde steunbenen.
17. De terrasoverkapping volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat het verbindingselement (43) een bovenste deel omvat waaraan de kopschotten vast bevestigd zijn, welk bovenste deel van het verbindingselement voorzien is van minstens twee wanddelen, waarbij elk kopschot bevestigd is tegen een wanddeel van het verbindingselement.
18. De terrasoverkapping volgens conclusie 17, daardoor gekenmerkt dat onderling samenwerkende uitlijnmiddelen (55, 56) voorzien zijn tussen elk wanddeel en het daartegen bevestigd kopschot, welke onderling samenwerkende uitlijnmiddelen geconfigureerd zijn voor het uitlijnen van een kopschot ten opzichte van de steunpilaar.
19. De terrasoverkapping volgens conclusie 18, daardoor gekenmerkt dat de onderling samenwerkende uitlijnmiddelen een tand en groef omvatten die zich bij voorkeur uitstrekken in een langsrichting (36) van de kolom.
20. De terrasoverkapping volgens conclusie 19, daardoor gekenmerkt dat de tand en de groef onderlinge contactoppervlakken hebben die schuin georiënteerd zijn ten opzichte van het overeenkomstig wanddeel.
21. De terrasoverkapping volgens één van de voorgaande conclusies,
35 BE2021/5677 daardoor gekenmerkt dat elk kopschot integraal gevormd is, bij voorkeur door middel van een gietproces.
22. De terrasoverkapping volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat elk kopschot voorzien is van ten minste één boutopening (64) en dat het verbindingselement (43) voorzien is van een overeenkomstige boutopening (45), welke boutopeningen geconfigureerd zijn voor het bevestigen van een kopschot op het verbindingselement.
23. Een werkwijze voor het vervaardigen van een terrasoverkapping (1) volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij de werkwijze omvat: - het voorzien van de ligger (3; 5), de steunpilaar (70), de kopschotten (60) en het verbindingselement (43), waarbij het voorzien bij voorkeur omvat: het extruderen van de ligger en/of het extruderen van de steunpilaar en/of het gieten van de kopschotten en/of het extruderen van het verbindingselement; - het vervaardigen van de uitsparing (100) in de ligger, bij voorkeur door het wegfrezen van een gedeelte van de ligger; - het bevestigen van de kopschotten op het derde en het vierde uiteinde (103, 104); - het plaatsen van de steunpilaar op een grondoppervlak; - het bevestigen van het verbindingselement op de steunpilaar; - het plaatsen van de ligger op de steunpilaar; en - het bevestigen van de kopschotten aan het verbindingselement.
BE20215677A 2021-08-27 2021-08-27 Een terrasoverkapping en werkwijze voor het vervaardigen daarvan BE1029716B1 (nl)

Priority Applications (5)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE20215677A BE1029716B1 (nl) 2021-08-27 2021-08-27 Een terrasoverkapping en werkwijze voor het vervaardigen daarvan
CA3229903A CA3229903A1 (en) 2021-08-27 2022-08-23 A terrace canopy and method for producing same
AU2022335762A AU2022335762A1 (en) 2021-08-27 2022-08-23 A terrace canopy and method for producing same
PCT/IB2022/057877 WO2023026178A1 (en) 2021-08-27 2022-08-23 A terrace canopy and method for producing same
EP22760793.4A EP4392626A1 (en) 2021-08-27 2022-08-23 A terrace canopy and method for producing same

Applications Claiming Priority (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE20215677A BE1029716B1 (nl) 2021-08-27 2021-08-27 Een terrasoverkapping en werkwijze voor het vervaardigen daarvan

Publications (2)

Publication Number Publication Date
BE1029716A1 BE1029716A1 (nl) 2023-03-21
BE1029716B1 true BE1029716B1 (nl) 2023-03-27

Family

ID=77543260

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
BE20215677A BE1029716B1 (nl) 2021-08-27 2021-08-27 Een terrasoverkapping en werkwijze voor het vervaardigen daarvan

Country Status (5)

Country Link
EP (1) EP4392626A1 (nl)
AU (1) AU2022335762A1 (nl)
BE (1) BE1029716B1 (nl)
CA (1) CA3229903A1 (nl)
WO (1) WO2023026178A1 (nl)

Citations (2)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
EP3135837A1 (en) * 2014-01-10 2017-03-01 Renson Sunprotection-Screens NV Screen device
WO2021214673A1 (en) * 2020-04-21 2021-10-28 Renson Sunprotection-Screens Terrace canopy

Patent Citations (2)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
EP3135837A1 (en) * 2014-01-10 2017-03-01 Renson Sunprotection-Screens NV Screen device
WO2021214673A1 (en) * 2020-04-21 2021-10-28 Renson Sunprotection-Screens Terrace canopy

Also Published As

Publication number Publication date
BE1029716A1 (nl) 2023-03-21
CA3229903A1 (en) 2023-03-02
EP4392626A1 (en) 2024-07-03
AU2022335762A1 (en) 2024-03-07
WO2023026178A1 (en) 2023-03-02

Similar Documents

Publication Publication Date Title
BE1021793B1 (nl) Scherminrichting
NL2008069C2 (nl) Zonwering.
US20230151614A1 (en) Terrace canopy
BE1028224B1 (nl) Een overkapping
BE1029716B1 (nl) Een terrasoverkapping en werkwijze voor het vervaardigen daarvan
BE1029489B1 (nl) Een terrasoverkapping
BE1025403B1 (nl) Scherminrichting
BE1028221B1 (nl) Een set profielen voor het opbouwen van een overkapping
WO2021214677A1 (en) Terrace canopy
BE1028225B1 (nl) Een set profielen voor het opbouwen van een kolom voor het ondersteunen van een overkapping

Legal Events

Date Code Title Description
FG Patent granted

Effective date: 20230327