BE1022424B1

BE1022424B1 - Scherminrichting

Info

Publication number: BE1022424B1
Application number: BE2014/0569A
Authority: BE
Inventors: Koen Verfaillie; Thierry Veys; Bart Abeel
Original assignee: Renson Sunprotection-Screens Nv
Priority date: 2014-07-22
Filing date: 2014-07-22
Publication date: 2016-03-29

Abstract

Deze uitvinding betreft een scherminrichting (1) omvattende een overkapping (2) met een zijgoot (4), en minstens één dwars op de zijgoot (4) opgestelde dwarsgoot (6), die verplaatsbaar is ten opzichte van de zijgoot (4), waarbij de zijgoot (4) een bodem (7) omvat, een binnenzijwand (8) onder de dwarsgoot (6) en een buitenzijwand (9) naast de dwarsgoot (6), en waarbij de scherminrichting (1) een diffusor (12) met antispat werking omvat, die in de zijgoot (4) is opgesteld, op een tussenafstand onder de dwarsgoot (6), zodat neerslag (15) die via de dwarsgoot (6) naar de zijgoot (4) wordt afgevoerd, door deze diffusor (12) wordt verdeeld en doorheen deze diffusor (12) wordt afgevoerd.

Description

SCHERMINRICHTING

Deze uitvinding betreft een scherminrichting omvattende een overkapping met - een zijgoot, die aan een laterale zijde van de overkapping is opgesteld; - en minstens één dwars op de zijgoot opgestelde dwarsgoot, voor afVoeren van neerslag naar de zijgoot, die verplaatsbaar is opgesteld ten opzichte van de zijgoot; waarbij de zijgoot een bodem omvat, een ten opzichte van de bodem opstaande binnenzijwand omvat, die onder de dwarsgoot is opgesteld en een ten opzichte van de bodem opstaande buitenzijwand omvat, die naast de dwarsgoot is opgesteld.

Dergelijke scherminrichtingen worden doorgaans opgesteld om een buiten gelegen plaats af te schermen of juist vrij te maken. Zo worden dergelijk scherminrichtingen dikwijls opgesteld bij woningen, restaurants, winkels en dergelijke om een buitenterras of dergelijke af te schermen van zonnestralen, neerslag en/of wind of juist dergelijk zonnestralen binnen te laten. Deze scherminrichtingen kunnen uitgevoerd worden onder de vorm van luifels, pergola’s, veranda’s, terrasoverkappingen, carports, enz.

Een dergelijke schermconstructie omvat typisch een dakconstructie (overkapping) die eventueel bevestigd is aan omliggende structuren en/of ondersteund wordt door één of meerdere kolommen. De overkapping omvat meestal meerdere liggers als constructie elementen, die eventueel samengesteld zijn tot één of meerdere kaders.

De overkapping kan een op- en afrolbaar scherm omvatten, of kan al dan niet roteerbare en/of opschuifbare lamellen omvatten, enz. Door op- en of afrollen van een dergelijk op- en afrolbaar scherm of door roteren en/of verschuiven van dergelijke lamellen kan lichtinval en ventilatie naar de ruimte onder de overkapping toe geregeld worden.

Deze uitvinding heeft betrekking op dergelijke scherminrichtingen waarbij voor afvoeren van op de overkapping invallende neerslag, een zijgoot is opgesteld aan een laterale zijde van de overkapping en een dwarsgoot is voorzien, die zich dwars op de zijgoot uitstrekt, voor afvoeren van neerslag naar de zijgoot. Deze dwarsgoot is hierbij verplaatsbaar opgesteld ten opzichte van de zijgoot. Dit kan bijvoorbeeld een dwarsgoot zijn die voorzien is in een lamel of in een onderlat die bevestigd is aan een uiteinde van een op- en aftolbaar scherm. Neerslag die via de dwarsgoot en zijgoot afgevoerd wordt, kan via een voorgoot of een afvoergoot, enz. verder afgevoerd worden. Een deel van de op de overkapping invallende neerslag kan eventueel ook afgevoerd worden via een zijgoot aan de tegenovergestelde laterale zijde van de overkapping dan de eerstgenoemde zijgoot. Verder in de octrooiaanvraag wordt enkel naar de eerstgenoemde zijgoot verwezen.

Doordat de dwarsgoot verplaatsbaar is ten opzichte van de zijgoot, sluiten beide niet steeds op elkaar aan, maar bevindt de dwarsgoot zich meestal op een afstand boven de binnenzijwand van de zijgoot, die nodig is om de dwarsgoot ten opzichte van de zijgoot te kunnen verplaatsen. De buitenzijwand van de zijgoot strekt zich weg van de dwarsgoot minstens gedeeltelijk naast de dwarsgoot uit. In de praktijk wordt de buitenzijwand voldoende hoog uitgevoerd om neerslag die met een zekere snelheid uit de dwarsgoot in de zijgoot stroomt door deze buitenzijwand op te kunnen vangen. De binnenzijwand kan in de praktijk echter niet voldoende hoog uitgevoerd worden om neerslag in alle omstandigheden binnen de zijgoot te houden, omdat deze anders het verplaatsen van de dwarsgoot ten opzichte van de zijgoot zouden hinderen. In de praktijk ziet men dat neerslagwater die vanuit de dwarsgoot in de zijgoot valt, vaak opspat over de binnenzijwand van de zijgoot en zo in de ruimte onder het lamellendak terechtkomt.

Er werden reeds meerdere oplossingen gezocht om het op deze manier in de binnenruimte binnendringen van neerslag te beperken.

Bij scherminrichtingen met een op- en afrolbaar scherm is het gekend om, om te verhinderen dat neerslag op deze manier de binnenruimte binnendringt, het scherm lateraal te geleiden in zijgeleiders en om onder de dwarsgoot een druipneus te voorzien en/of een dichting te voorzien tussen de dwarsgoot en de zijgoot.

In FR 2 676 079 is een variant van een lamellendak beschreven waarbij de zijgoot in hoogte verplaatsbaar is en de verplaatsing van de beweging gekoppeld is met de rotatie van de lamellen, zodat de afwatering van de lamellen steeds op een minimale hoogte boven de zijgoot kan plaatsvinden. Dit biedt slechts een gedeeltelijke oplossing tegen het opspatten van het water uit de zijgoot over de binnenzijwand. Er blijft namelijk nog steeds een zekere afstand tussen de lamellen en de zijgoot waartussen neerslag kan doordringen. Bovendien wordt het probleem hier gedeeltelijk verplaatst naar de afwatering van de zijgoot naar een afvoerpijp toe of naar een voorgoot van het lamellendak toe.

In EP 1 127 992 A2 zijn de lamellen zijdelings voorzien van plaatdelen die zich tussen de lamellen en de zijgoot uitstrekken. Deze plaatdelen zijn voorzien om de bewegingsmechaniek voor roteren van de lamellen aan het zicht te onttrekken. In DE 20 2004 016 025 UI is beschreven dat deze plaatdelen ook in de zijgoot opspattend water kunnen tegenhouden. In de praktijk merkt men echter dat dergelijke plaatdelen opspattend water onvoldoende tegenhouden. Neerslag die in de zijgoot opspat kan namelijk tussen de gootrand van de zijgoot en deze plaatdelen doordringen en zo toch de ruimte bereiken die door het lamellendak wordt afgeschermd.

In FR 2 701 977 Al is een oplossing beschreven die bedoeld is voor een lamellendak waarbij de lamellen roteren rond een as die aan een langszijde van de lamel is opgesteld. Een dichting is bovenaan de binnenzijwand van de zijgoot aangebracht net onder de respectievelijke uiteinden van de lamellen. De lamellen strekken zich bij rotatie aan deze zijde steeds op een zelfde hoogte ten opzichte van de zijgoot uit, waarbij de genoemde dichting waterindringing zo goed mogelijk vermijdt. Deze oplossing is echter niet geschikt voor lamellendaken waarbij de as van de lamellen niet aan een langszijde van de lamel is opgesteld.

In het lamellendak uit DE 34 12 770 Al is eveneens een dergelijke dichting bovenaan de binnenzijwand van de zijgoot aangebracht, maar is de as van de lamellen niet aan een langszijde van de lamel opgesteld. De dichting doet hierbij dan enkel dienst in gesloten stand van de lamellen. Om de lamellen te kunnen verdraaien dient men het deel van de binnenzijwand waar deze dichting is voorzien, te verschuiven tot voorbij de uiteinden van de lamellen. Op dat moment zal restwater dat nog op de lamellen aanwezig is, bij roteren van de lamellen, vrij in de ruimte vallen die door het lamellendak wordt afgeschermd.

In het lamellendak uit de octrooiaanvraag BE 2013/0152 van de huidige aanvrager, is een afdichting voorzien die zich minstens onder de uitmondopening van de dwarsgoot uitstrekt en zich uitstrekt vanaf de lamel tot grenzend aan de opstaande buitenzijwand van de zijgoot. Deze oplossing beperkt het opspatten van neerslag die in de zijgoot terecht komt, zodat niet langer verhinderd dient te worden dat dergelijke opspattende neerslag de ruimte bereikt die door het lamellendak wordt afgeschermd.

Het doel van deze uitvinding is te voorzien in een alternatieve oplossing om opspatten van neerslag in de zijgoot te beperken.

Dit doel van de uitvinding wordt bereikt door te voorzien in een scherminrichting omvattende een overkapping met - een zijgoot, die aan een laterale zijde van de overkapping is opgesteld; - en minstens één dwars op de zijgoot opgestelde dwarsgoot, voor afvoeren van neerslag naar de zijgoot, die verplaatsbaar is opgesteld ten opzichte van de zijgoot; waarbij de zijgoot een bodem omvat, een ten opzichte van de bodem opstaande binnenzijwand omvat, die onder de dwarsgoot is opgesteld en een ten opzichte van de bodem opstaande buitenzijwand omvat, die naast de dwarsgoot is opgesteld en waarbij de scherminrichting een difïusor omvat met antispat werking, die in de zijgoot is opgesteld, op een tussenafstand onder de dwarsgoot, zodat neerslag die via de dwarsgoot naar de zijgoot wordt afgevoerd, door deze difïusor wordt verdeeld en doorheen deze difïusor wordt afgevoerd.

Een dergelijke diïïusor met antispat werking beperkt aanzienlijk het opspatten van neerslag in de zijgoot. Een dergelijke difïusor vangt de neerslag op, verdeelt deze zodat opspatten ervan beperkt wordt en laat deze neerslag door om deze verder af te voeren. Dit is waterdoorlaatbaar uitgevoerd, zodanig dat neerslag er niet op terugspat, maar er doorheen gaat. Dit is als difïusor uitgevoerd, zodat dit element de neerslag niet absorbeert en vasthoudt, maar wel verdeelt en doorlaat om zo een vlotte aïVoer van de neerslag te blijven verzekeren.

De difïusor is hierbij bij voorkeur op een afstand onder de bovenrand van de binnenzijwand opgesteld, zodat neerslag niet in een door de overkapping afgeschermde ruimte binnendringt. Daarnaast is de diffusor bij voorkeur ook op een afstand onder de bovenrand van de buitenzijwand opgesteld, zodat de neerslag zeker binnen de zijgoot wordt opgevangen.

Verder is deze difïusor bij voorkeur op een afstand van de bodem opgesteld, om voldoende afVoerdebiet van opgevangen neerslag te kunnen garanderen.

Daarnaast strekt de diffusor zich bij voorkeur nagenoeg van de binnenzijwand tot de buitenzijwand uit, zodat neerslag die in alle mogelijke weersomstandigheden uit de dwarsgoot in de zijgoot stroomt, zeker door deze difïusor zou opgevangen worden. Nog verder bij voorkeur strekt deze difïusor zich nagenoeg over de lengte van de zijgoot uit, zodat de dwarsgoot over de lengte van de zijgoot verplaatst kan worden, zonder verlies van het effect van deze difïusor.

Een difïusor van een scherminrichting volgens deze uitvinding kan op verschillende manieren gerealiseerd worden.

In een eerste specifieke uitvoeringsvorm omvat de difïusor een waterdoorlaatbare netstructuur. Een dergelijk netstructuur kan allerlei vormen aannemen, gaande van bijvoorbeeld strekmetaal, een zeefvorm, een maliënkolderstructuur, een geweven vorm, enz. Deze kan hierbij uit metaal vervaardigd zijn of uit kunststof, enz.

In een bijzondere uitvoeringsvorm met netstructuur is deze netstructuur voorzien van mazen die begrensd worden met behulp van begrenzingselementen die weg van de bodem een rand omvatten voor het snijden van neerslag om deze neerslag te verdelen.

In een verdere bijzondere uitvoeringsvorm met netstructuur is deze netstructuur gegolfd uitgevoerd. Dit kan bijvoorbeeld door een vlakke netstructuur zodanig te plooien dat deze van golven wordt voorzien. Wanneer een dergelijke netstructuur voorzien is van mazen, dan is de afstand tussen de golven hierbij bij voorkeur groter dan de afmetingen van de mazen van de netstructuur.

In een verdere specifieke uitvoeringsvorm is de diffusor uitgevoerd als een borstelelement. Dit borstelelement kan meer specifiek uitgevoed zijn met haren, opstaand naar de bovenzijde van de zijgoot toe, die ingebonden zijn in een waterdoorlaatbare houder. Deze waterdoorlaatbare houder kan hierbij meer specifiek bij voorbeeld uitgevoerd zijn als een waterdoorlaatbare netstructuur.

In een verdere specifieke uitvoeringsvorm kan de diffusor een filterelement omvatten. Dit filterelement kan bijvoorbeeld een geweven kunststoffilter zijn of een spiraalfilter, enz.

Nog meer specifiek kan de diffusor vastestofschuim omvatten. Dit vastestofschuim kan bijvoorbeeld puimsteen zijn, of een metaalschuim, enz.

De verplaatsbaar opgestelde dwarsgoot van een scherminrichting volgens deze uitvinding kan meer specifiek evenwijdig aan zichzelf verschuifbaar boven de zijgoot opgesteld zijn.

Alternatief of aanvullend kan de verplaatsbaar opgestelde dwarsgoot roteerbaar zijn opgesteld ten opzichte van een rotatieas die zich in lengterichting van de dwarsgoot uitstrekt.

Een dergelijke scherminrichting met verschuifbaar en/of roteerbaar opgestelde dwarsgoot kan bijvoorbeeld uitgevoerd zijn als een lamellendak, waarbij de dwarsgoot deel uitmaakt van een lamel van het lamellendak.

Een scherminrichting met louter verschuifbaar opgestelde dwarsgoot kan bijvoorbeeld een in de overkapping op- en affolbaar scherm omvatten, waarbij de dwarsgoot deel uitmaakt van een aan een uiteinde van het scherm bevestigde onderlat.

Deze uitvinding wordt nu nader toegelicht aan de hand van de hierna volgende gedetailleerde beschrijving van enkele voorkeurdragende uitvoeringsvormen van een scherminrichting volgens deze uitvinding. De bedoeling van deze beschrijving is uitsluitend verduidelijkende voorbeelden te geven en om verdere voordelen en bijzonderheden van deze uitvinding aan te duiden, en kan dus niet geïnterpreteerd worden als een beperking van het toepassingsgebied van de uitvinding of van de in de conclusies opgeëiste octrooirechten.

In deze gedetailleerde beschrijving wordt door middel van referentiecijfers verwezen naar de hierbij gevoegde tekeningen, waarbij in - Figuur 1 een uitvoeringsvorm van een lamellendak volgens deze uitvinding in perspectief is afgebeeld, doorgesneden om zicht te bieden op een doorsnede van de overkapping van het lamellendak; - Figuur 2 detail A uit figuur 1 in meer detail is weergegeven; - Figuur 3 de zijgoot van het lamellendak uit figuur 1 in dwarsdoorsnede is weergegeven, waarbij in de zij goot een eerste uitvoeringsvorm van een diffusor is aangebracht; - Figuur 4 de zij goot van het lamellendak uit figuur 1 in dwarsdoorsnede is weergegeven, waarbij in de zij goot een tweede uitvoeringsvorm van een diffusor is aangebracht; - Figuur 5 de zijgoot van het lamellendak uit figuur 1 in dwarsdoorsnede is weergegeven, waarbij in de zijgoot een derde uitvoeringsvorm van een diffusor is aangebracht; - Figuur 6 de zijgoot met diffusor uit figuur 5 in perspectief is weergegeven; - Figuur 7 schematisch is weergegeven hoe neerslag met behulp van de diffusor uit figuren 5 en 6 verdeeld wordt.

De in figuur 1 afgebeelde scherminrichting is een lamellendak (1). Dit lamellendak (1) omvat een overkapping (2) die met vier kolommen (3) is ondersteund. De voorste van de vier kolommen (3) is niet afgebeeld, gezien dit lamellendak (1) doorgesneden is afgebeeld, om zicht te bieden op de doorsnede van de overkapping (2).

Deze overkapping (2) omvat meerdere profielen (10, 11), die samengesteld zijn tot een kader (10,11), dat aan zijn hoeken ondersteund wordt door de kolommen (3). In dit kader (10, 11) zijn meerdere lamellen (5) evenwijdig aan elkaar opgesteld, zoals te zien is in figuur 2. Deze lamellen (5) zijn roteerbaar rond een respectievelijke as opgesteld, tussen een gesloten stand, waarbij ze samen een gesloten afdak vormen en een open stand, waarin zich een tussenruimte tussen de lamellen uitstrekt. In de open stand kan via de tussenruimte licht en lucht tussen de lamellen doorstromen naar de onderliggende ruimte.

Elke lamel (5) is voorzien van een dwarsgoot (6) om op de lamellen (5) invallende neerslag (15) op te vangen en af te voeren. De lamellen (5) zijn in het kader (10, 11) van de overkapping (2) schuin opgesteld, zodat hierop invallende neerslag (15) kan afVloeien naar een zijbalk (10) toe, waarin een zijgoot (4) is voorzien, waarlangs de neerslag (15) verder wordt afgeleid om via een afvoergoot verder afgevoerd te worden. Onder de lamellen (5) strekt de opstaande binnenzijwand (8) van de zijgoot (4) zich uit tot op een zekere afstand van de lamellen (5), zodat de lamellen (5) ongehinderd langs deze zijgoot (4) kunnen roteren. Naast de lamellen (5) strekt de opstaande buitenzijwand (9) zich tot net boven de lamellen (5) uit zodat neerslagwater dat uit de dwarsgoten (6) stroomt in de zijgoot (4) blijft. Samen met de bodem (7) van de zijgoot (4) vormen de opstaande binnenzijwand (8) en de opstaande buitenzijwand (9) een hoofdzakelijk U-vormige zijgoot (4).

Aan het uiteinde van de lamellen (5) is onderaan een druipneus (17) voorzien, die aansluit onder de dwarsgoot (6) om neerslag (15) te dwingen af te druipen boven de zijgoot (4).

In de figuren 3 tot 7 zijn drie mogelijke difïusoren (12) afgebeeld, die aangebracht kunnen worden in de zijgoot (4) uit het lamellendak (1) uit de figuren 1 en 2, om opspatten van neerslag (15) in de zijgoot (4) te vermijden.

Deze diffusoren (12) zijn telkens in de zijgoot (4) opgesteld, op een tussenafstand onder de dwarsgoot (6) en dit zodat deze difïusor (12) telkens op een zekere afstand onder de bovenrand (18) van de binnenzijwand (8) blijft, zodat neerslag (15) zeker in de zijgoot (4) opgevangen wordt en blijft tot deze (15) via de aïvoergoot wordt afgevoerd.

In alle afgebeelde uitvoeringsvormen strekt de difïusor (12) zich nagenoeg uit van de binnenzijwand (8) tot aan de buitenzijwand (9) en dit nagenoeg over de volledige lengte van de zijgoot (4).

Telkens is de difïusor (12) waterdoorlaatbaar uitgevoerd, zodanig dat deze neerslag (15) niet absorbeert of vasthoudt, maar er door laat. Deze is ook telkens als difïusor (12) uitgevoerd, zodat dit element (12) de neerslag (15) verdeelt om opspatten ervan te beperken en de neerslag (15) doorlaat om zo een vlotte afvoer van de neerslag (15) te verzekeren.

De difïusor (12) uit figuur 3 neemt verder het volume van de zijgoot (4) in tot op de genoemde afstand van de bovenrand (18) van de binnenzijwand (8). Deze difïusor (12) is hierbij als een filterelement uitgevoerd. Deze kan hiertoe bijvoorbeeld uit kunststof of uit metaalschuim zijn gevormd.

De diffusor (12) uit figuur 4 is uitgevoerd als een borstelelement (12) met haren (13), die opgericht zijn naar de bovenzijde van de zijgoot (4) toe en die ingebonden zijn in een waterdoorlaatbare netstructuur (14). Dit borstelelement (12) is hierbij op een tussenafstand van de bodem (7) van de zijgoot (4) opgesteld, om zo voldoende afvoerdebiet te blijven verzekeren.

De diffusor (12) uit de figuren 5 tot 7 is uitgevoerd als een netstructuur (14) die bijvoorbeeld uit strekmetaal kan vervaardigd zijn en geplooid kan worden tot de afgebeelde vorm om in de zijgoot (4) aangebracht te worden. Deze netstructuur (14) is gelijkmatig verspreid over zijn oppervlak voorzien van mazen (19) zoals in figuur 7 is afgebeeld. Deze mazen (19) zijn begrensd met behulp van begrenzingselementen (20) die weg van de bodem (7) een rand (21) omvatten voor het snijden van neerslag (15) om deze neerslag (15) te verdelen.

Claims

CONCLUSIES

1. Scherminrichting ( 1 ) omvattende een overkapping (2) met - een zijgoot (4), die aan een laterale zijde van de overkapping (2) is opgesteld; - en minstens één dwars op de zijgoot (4) opgestelde dwarsgoot (6), voor afvoeren van neerslag (15) naar de zijgoot (4), die verplaatsbaar is opgesteld ten opzichte van de zijgoot (4); waarbij de zijgoot (4) een bodem (7) omvat, een ten opzichte van de bodem (7) opstaande binnenzijwand (8) omvat, die onder de dwarsgoot (6) is opgesteld en een ten opzichte van de bodem (7) opstaande buitenzijwand (9) omvat, die naast de dwarsgoot (6) is opgesteld, met het kenmerk dat de scherminrichting (1) een difïusor (12) met antispat werking omvat, die in de zijgoot (4) is opgesteld, op een tussenafstand onder de dwarsgoot (6), zodat neerslag (15) die via de dwarsgoot (6) naar de zijgoot (4) wordt afgevoerd, door deze diffusor (12) wordt verdeeld en doorheen deze difïusor (12) wordt afgevoerd.
2. Scherminrichting (1) volgens conclusie 1, met het kenmerk dat de diffusor (12) op een afstand onder de bovenrand (18) van de binnenzijwand (8) is opgesteld.
3. Scherminrichting (1) volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de diffusor (12) op een afstand van de bodem (7) is opgesteld.
4. Scherminrichting (1) volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de diffusor (12) zich nagenoeg van de binnenzijwand (8) tot de buitenzijwand (9) uitstrekt.
5. Scherminrichting (1) volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de difïusor zich nagenoeg over de lengte van de zijgoot (4) uitstrekt.
6. Scherminrichting (1) volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de difïusor (12) een waterdoorlaatbare netstructuur (14) omvat.
7. Scherminrichting (1) volgens conclusie 6, met het kenmerk dat de netstructuur (14) mazen (19) omvat, die begrensd worden met behulp van begrenzingselementen (20) die weg van de bodem (7) een rand (21) omvatten voor het snijden van neerslag (15) om deze neerslag (15) te verdelen.
8. Scherminrichting (1) volgens conclusie 6 of 7, met het kenmerk dat de netstructuur (14) gegolfd is uitgevoerd.
9. Scherminrichting (1) volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de diffusor (12) een borstel element omvat.
10. Scherminrichting (1) volgens conclusie 9, met het kenmerk dat het borstelelement (12) uitgevoerd is met haren (13), opstaand naar de bovenzijde van de zijgoot (4) toe, die ingebonden zijn in een waterdoorlaatbare houder (14).
11. Scherminrichting (1) volgens één van de conclusies 6 tot 8 en 10, met het kenmerk dat de waterdoorlaatbare houder (14) een waterdoorlaatbare netstructuur is.
12. Scherminrichting (1) volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de diffusor (12) een ïïlterelement omvat.
13. Scherminrichting (1) volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de diffusor (12) vastestofschuim omvat.
14. Schenninrichting (1) volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de dwarsgoot (6) evenwijdig aan zichzelf verschuifbaar boven de zij goot (4) is opgesteld.
15. Scherminrichting (1) volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de dwarsgoot (6) roteerbaar is opgesteld ten opzichte van een roatieas die zich in lengterichting van de dwarsgoot (6) uitstrekt.
16. Scherminrichting (1) volgens conclusie 14 of 15, met het kenmerk dat de scherminrichting (1) uitgevoerd is als een lamellendak, waarbij de dwarsgoot (6) deel uitmaakt van een lamel (5) van het lamellendak (1).
17. Scherminrichting (1) volgens conclusie 14, met het kenmerk dat de scherminrichting (1) een in de overkapping (2) op- en afrolbaar scherm omvat, waarbij de dwarsgoot (6) deel uitmaakt van een aan een uiteinde van het scherm bevestigde onderlat.