BE1017237A3 - Inrichting voor het lezen en schrijven van gegevens op magneetstroken en werkwijze daarbij toegepast. - Google Patents

Abstract

Inrichting voor het lezen en schrijven van gegevens op magneetstroken, welke inrichting (10) is voorzien van een lees- en schrijfeenheid (11), daardoor gekenmerkt dat, voor het lezen en schrijven van één spoor van de magneetstrook, de voornoemde lees- en schrijfeenheid (11) minstens twee leeskoppen (13 en 14) omvat en dat de inrichting verder is voorzien van een controle-eenheid (15) die met elk van de voornoemde leeskoppen (13 en 14) is verbonden en die de door elk van de respectievelijke leeskoppen (13 en 14) gelezen informatie met elkaar vergelijkt.

Description

Inrichting voor het lezen en schrijven van gegevens op magneetstroken en werkwijze daarbij toegepast.

De huidige uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het lezen en schrijven van gegevens op magneetstroken, meer speciaal magneetstroken die voorzien zijn op magneetkaarten zoals treintickets, buskaarten, bankkaarten, toegangspasjes of dergelijke.

Het is bekend dat zulke inrichting een lees- en schrijfeenheid bevat waarmee informatie kan worden opgeslagen op zulke magneetstrook.

Daarbij is de magneetstrook voorzien van één of meer zogenaamde "sporen" die volgens de ISO 7811 standaard een breedte bezitten van drie millimeter en die gedigitaliseerde gegevens bevatten in de vorm van een opeenvolging van al dan niet gemagnetiseerde dwarse streepjes die als het ware de bits voorstellen van de gegevens die opgeslagen zijn op de magneetstrook.

De voornoemde streepjes stellen hierbij een bepaald bitpatroon voor dat door middel van een voornoemde bekende inrichting kan worden gelezen en kan worden beschreven, teneinde de in de magneetstrook opgeslagen informatie te kunnen raadplegen en te overschrijven.

De bekende inrichtingen voor het lezen en schrijven van gegevens op magneetstroken zijn voorzien van een lees- en schrijfeenheid die een schrijfkop vertoont die over een breedte van drie millimeter de magneetstrook kan beschrijven en één leeskop die informatie van de magneetstrook inleest over een breedte van 1,1 millimeter.

Het is bekend dat zulke inrichtingen het mogelijk maken vervalste magneetkaarten te gebruiken.

Zo gebeurt het bijvoorbeeld dat malafide individuen de magneetstrook van een 10-rittenkaart voor de trein of dergelijke in de lengterichting in twee snijden, waarna zij de ene helft over de magneetstrook van een eerste reeds gebruikt treinticket kleven en de andere helft over een gedeelte van de magneetstrook van een tweede reeds gebruikt treinticket kleven.

Bij het lezen van de respectievelijke magneetstroken van de twee reeds gebruikte tickets zal de leeskop van de inrichting enkel de informatie van de bovenste, meest nabij gelegen en overlangs doorgesneden magneetstrook lezen, aangezien door de dikte van de halve opgekleefde magneetstrook de leeskop te ver van het gebruikte ticket is verwijderd om de onderliggende magnetische gegevens van het gebruikte ticket te kunnen waarnemen.

Hierdoor wordt bij het lezen van het gefraudeerde ticket dus de informatie gelezen van het halve, nog niet gebruikte ticket, waardoor als het ware het oude gebruikte ticket opnieuw wordt gevalideerd voor tien nieuwe beurten en dit voor de helft van de prijs van een nieuw ticket.

De huidige uitvinding heeft als doel zulke frauduleuze praktijken minstens te kunnen detecteren en bij voorkeur ook te kunnen voorkomen.

Hiertoe betreft de huidige uitvinding een inrichting voor het lezen en schrijven van gegevens op magneetstroken, welke inrichting is voorzien van een lees- en schrijfeenheid waarbij voor het lezen en schrijven van één spoor van de magneetstrook, de voornoemde lees- en schrijfeenheid minstens twee leeskoppen omvat en waarbij de inrichting verder is voorzien van een controle-eenheid die met elk van de voornoemde leeskoppen is verbonden en die de door elk van de respectievelijke leeskoppen uitgelezen informatie met elkaar vergelijkt.

Het voordeel van een inrichting volgens de uitvinding is dat bij het inlezen van een vervalste magneetkaart, de controle-eenheid een afwijking tussen de door de verschillende leeskoppen ingelezen informatie van één spoor vaststelt en hiervan een melding kan geven.

Volgens een voorkeurdragend kenmerk van een inrichting volgens de uitvinding voor het lezen van magneetstroken is de gezamenlijke breedte van de leeskoppen niet groter dan de breedte van het te lezen spoor, of met andere woorden in toepassing van de ISO 7811 standaard, niet groter dan drie millimeter.

De huidige uitvinding heeft eveneens betrekking op een werkwijze voor het lezen van een magneetstrook door middel van een inrichting zoals hiervoor beschreven, waarbij deze werkwijze de stap omvat van het door middel van minstens twee leeskoppen gelijktijdig inlezen van één enkel spoor op de magneetstrook en van het vergelijken van de door de verschillende leeskoppen ingelezen informatie.

Met het inzicht de kenmerken van de huidige uitvinding beter aan te tonen, zijn hierna als voorbeeld zonder enig beperkend karakter enkele voorkeurdragende uitvoeringsvormen van een inrichting volgens de uitvinding voor het lezen en schrijven van gegevens op magneetstroken beschreven met verwijzing naar de bijgaande tekening, waarin: figuur 1 schematisch een onderaanzicht van een inrichting van een bekend type weergeeft; figuur 2 een doorsnede weergeeft volgens lijn II-II in figuur 1; de figuren 3 en 4 het gebruik weergeven van een klassieke inrichting volgens figuur 2; figuur 5 schematisch een onderaanzicht van een inrichting volgens de uitvinding weergeeft;

figuur 6 een doorsnede weergeeft volgens lijn VI-VI

in figuur 5; de figuren 7 en 8 het gebruik weergeven van een inrichting volgens figuur 6.

In de figuren 1 en 2 is een bekende inrichting 1 voor het lezen van magneetstroken weergegeven, welke inrichting 1 is voorzien van een lees- en schrij f eenheid 2 met een schrijfkop 3 en een leeskop 4.

Volgens de ISO 7811 standaard vertoont de voornoemde schrijfkop 3 een breedte A van drie millimeter, terwijl de leeskop 4 een breedte B vertoont van 1,1 millimeter.

De voornoemde lees- en schrijfeenheid 2 wordt aangesloten op een bekend en niet in de figuren weergegeven verwerkingssysteem van een toestel voor het behandelen van magneetkaarten die zijn voorzien van zulke magneetstroken zoals bijvoorbeeld een toestel dat toegang verleent tot de metro.

Het gebruik van zulke bekende inrichting 1 is weergegeven in figuur 3.

Tijdens het gebruik wordt de magneetstrook 5 van een magneetkaart 6 voorbij de leeskop 4 verplaatst volgens de lengterichting van deze magneetstrook 5, zodanig dat de leeskop 4 het gemagnetiseerd bitpatroon van deze magneetstrook 5 kan lezen en kan doorsturen naar het voornoemd verwerkingssysteem.

In figuur 4 is een geval weergegeven waarbij door middel van zulke klassieke inrichting 1 een vervalste magneetkaart wordt ingelezen die bestaat uit een gebruikte magneetkaart 7 met een magneetstrook 8 waarop een gedeelte 9 van een magneetstrook van een nieuwe magneetkaart is gekleefd.

Tijdens het inlezen van de vervalste magneetkaart zal de leeskop 4 enkel de informatie van de halve magneetstrook 9 lezen en beschrijven.

Analoog zal, wanneer een ander gedeelte van de magneetstrook op een tweede reeds gebruikte magneetkaart wordt gekleefd, enkel dit opgekleefd gedeelte van de magneetstrook worden gelezen en beschreven door de lees-en schrijfeenheid 2.

Hierdoor kan één enkele magneetkaart ongemerkt meermaals worden gebruikt.

In de figuren 5 en 6 is een inrichting 10 volgens de uitvinding voor het lezen en schrijven van gegevens op magneetstroken weergegeven, welke inrichting 10 is voorzien van een lees- en schrijfeenheid 11 die een schrijfkop 12 omvat die, in dit geval, een breedte A vertoont van drie millimeter en die verder minstens twee en in dit geval twee leeskoppen 13 en 14 omvat.

Volgens de uitvinding is de positie en de breedte van de leeskoppen 13 en 14 zodanig gekozen dat de twee leeskoppen 13 en 14 gelijktijdig minstens een deel van het betreffende spoor overlappen.

Volgens een voorkeurdragend kenmerk van de uitvinding is de gezamenlijke breedte van de leeskoppen 13 en 14 niet groter dan de breedte van het spoor of met andere woorden niet groter dan drie millimeter.

In dit geval bedraagt de breedte C van elke leeskop 13 en 14 een halve millimeter, terwijl de onderlinge afstand tussen de respectievelijke middens van deze leeskoppen 13 en 14 gelijk is aan 1,5 millimeter.

Elk van de respectievelijke leeskoppen 13 en 14 is verbonden met een gezamenlijke controle-eenheid 15 die in hoofdzaak bestaat uit een elektronisch circuit dat is voorzien van een uitgang 16 die is aangesloten op een verwerkingssysteem 17 van een bekend type.

Bij voorkeur, doch niet noodzakelijk, is de controle-eenheid 15 verder voorzien van een aansluiting 18 voor alarmeringsmiddelen 19 die in dit geval schematisch zijn weergegeven in de vorm van een zoemer, doch die tevens op velerlei andere wijzen kunnen worden uitgevoerd zoals bijvoorbeeld in de vorm van een indicatielampje, een display of dergelijke.

Het gebruik van een inrichting 10 volgens de uitvinding is zeer eenvoudig en is weergegeven aan de hand van de figuren 7 en 8.

Zoals weergegeven in figuur 7 wordt een magneetkaart 6 met een magneetstrook 5 voorbij de lees- en schrijfeenheid 11 van de inrichting 10 bewogen, waardoor de twee leeskoppen 13 en 14 informatie van de magneetstrook 5 inlezen.

Door de correcte plaatsing en dimensionering van de leeskoppen 13 en 14 wordt door beide leeskoppen 13 en 14 hetzelfde spoor van de magneetkaart 6 ingelezen.

De informatie van beide leeskoppen 13 en 14 wordt in de controle-eenheid 15 met elkaar vergeleken.

In het geval de signalen overeenstemmen wordt de ingelezen informatie doorgestuurd naar het verwerkingssysteem 17 voor de verdere behandeling.

Indien echter, zoals weergegeven in figuur 8, gebruik wordt gemaakt van een vervalste magneetkaart waarbij een gedeelte van de magneetstrook 8 van een gebruikte magneetkaart 7 is overplakt met een gedeelte 9 van een andere magneetstrook, zullen de leeskoppen 13 en 14 een verschillend signaal inlezen.

Beide signalen worden naar de controle-eenheid 15 verstuurd waar de amplitude en de timing van beide signalen wordt vergeleken.

Aangezien de informatie van beide signalen verschilt zal de controle-eenheid 15 verschillen detecteren tussen de respectievelijke amplitudes en/of de timing van de twee signalen en zal zij de informatie niet doorsturen naar het verwerkingssysteem 17 en eventueel een foutmelding geven via de voornoemde alarmeringsmiddelen 19.

Door het feit dat de gelezen informatie van de magneetkaart niet wordt doorgegeven naar het verwerkingssysteem 17 van het toestel voor het lezen van de magneetkaart, zal dit toestel geen actie initiëren en zal bijvoorbeeld in het geval van een toestel aan de ingang van de metro de kaart geen toegang verschaffen tot de metro.

Ook kan door de controle-eenheid een foutsignaal worden doorgestuurd naar het verwerkingssysteem van het toestel, waarop dit toestel de magneetkaart bijvoorbeeld kan inslikken en bijhouden.

Het al of niet accepteren van de magneetkaart wordt dus bekomen door de inrichting 10 volgens de uitvinding zelf, bestaande uit een lees- en schrijfeenheid en een controle-eenheid 15.

Dit betekent dat een bestaande lees- en schrijfeenheid eenvoudigweg kan worden vervangen door een inrichting 10 volgens de uitvinding, die als het ware een vervangeenheid vormt, zonder dat daarbij de software van de verwerkingseenheid van het toestel voor het behandelen van magneetkaarten dient te worden aangepast. Op deze manier kunnen de bestaande toestellen op eenvoudige wijze worden aangepast teneinde fraude te voorkomen.

In het weergegeven voorbeeld is de lees- en schrijfeenheid 11 voorzien van twee leeskoppen 13 en 14 doch, het spreekt voor zich dat de uitvinding niet als dusdanig beperkt is en dat tevens meer dan twee leeskoppen 13 en 14 kunnen worden voorzien.

Dit is bijvoorbeeld het geval voor een inrichting voor het lezen van magneetstroken die zijn voorzien van drie afzonderlijke sporen, zoals bankkaarten of dergelijke waarbij elk spoor andere informatie bevat, bijvoorbeeld één spoor dat klantgegevens bevat, één spoor met bankgegevens en één spoor met rekeninginformatie.

Dergelijke inrichtingen zijn reeds bekend waarbij het onderscheid met de inrichtingen volgens de uitvinding erin bestaat dat bij de bekende inrichtingen er slechts één leeskop per spoor is voorzien, hetgeen niet toelaat vervalste magneetkaarten te detecteren.

De huidige uitvinding is geenszins beperkt tot de als voorbeeld beschreven en in de figuren weergegeven uitvoeringsvormen doch, een inrichting 10 volgens de uitvinding voor het lezen en schrijven van gegevens op magneetstroken kan in velerlei vormen en afmetingen worden verwezenlijkt zonder buiten het kader van de uitvinding te treden.

Claims (11)

1. Inrichting voor het lezen en schrijven van gegevens op magneetstroken, welke inrichting (10) is voorzien van een lees- en schrijfeenheid (11), daardoor gekenmerkt dat, voor het lezen en schrijven van één spoor van de magneetstrook, de voornoemde lees- en schrijfeenheid (11) minstens twee leeskoppen (13 en 14) omvat en dat de inrichting verder is voorzien van een controle-eenheid (15) die met elk van de voornoemde leeskoppen (13 en 14) is verbonden en die de door elk van de. respectievelijke leeskoppen (13 en 14) gelezen informatie met elkaar vergelij kt.

2. Inrichting volgens conclusie 1, daardoor gekenmerkt dat de gezamenlijke breedte van de leeskoppen (13 en 14) niet groter is dan de breedte (A) van het te lezen spoor op de magneetstrook.

3. Inrichting volgens conclusie 2, daardoor gekenmerkt dat de gezamenlijke breedte van de leeskoppen (13 en 14) niet groter is dan drie millimeter.

4. Inrichting volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat de breedte (C) van de respectievelijke leeskoppen (13 en 14) gelijk is aan een halve millimeter.

5. Inrichting volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat de afstand tussen de respectievelijke middens van de leeskoppen (13 en 14) gelijk is aan 1,5 millimeter.

6. Inrichting volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat de voornoemde controle-eenheid (15) is verbonden met alarmeringsmiddelen (19).

7. Inrichting volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat de voornoemde controle-eenheid (15) zodanig is uitgevoerd dat zij geen informatie doorlaat indien er een verschil is tussen de ingelezen signalen van de verschillende leeskoppen (13 en 14).

8. Inrichting volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat zij is uitgevoerd als vervangeenheid voor bestaande lees- en schrijfeenheden.

9. Werkwijze voor het lezen van een magneetstrook door middel van een inrichting (10) volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat zij de stap omvat van het door middel van minstens twee leeskoppen (13 en 14) gelijktijdig inlezen van één enkel spoor op de magneetstrook en van het vergelijken van de door de verschillende leeskoppen (13 en 14) ingelezen informatie.

10. Werkwijze volgens conclusie 9, daardoor gekenmerkt dat de controle-eenheid (15) geen informatie doorstuurt in het geval zij een afwijking vaststelt tussen de door de respectievelijke leeskoppen (13 en 14) ingelezen informatie.

11.- Werkwijze volgens conclusie 9 of 10, daardoor gekenmerkt dat zij de stap omvat van het genereren van een alarm bij het constateren van een afwijking tussen de door de respectievelijke leeskoppen (13 en 14) ingelezen informatie.