BE1014441A3 - Werkwijze en inrichting voor het toevoeren van inslaggaren bij een weefmachine, alsmede rem- en/of dempingsmechanisme hierbij toegepast. - Google Patents

Werkwijze en inrichting voor het toevoeren van inslaggaren bij een weefmachine, alsmede rem- en/of dempingsmechanisme hierbij toegepast. Download PDF

Info

Publication number
BE1014441A3
BE1014441A3 BE2001/0692A BE200100692A BE1014441A3 BE 1014441 A3 BE1014441 A3 BE 1014441A3 BE 2001/0692 A BE2001/0692 A BE 2001/0692A BE 200100692 A BE200100692 A BE 200100692A BE 1014441 A3 BE1014441 A3 BE 1014441A3
Authority
BE
Belgium
Prior art keywords
weft yarn
damping
wire guide
wire
thread
Prior art date
Application number
BE2001/0692A
Other languages
English (en)
Original Assignee
Picanol Nv
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Picanol Nv filed Critical Picanol Nv
Priority to BE2001/0692A priority Critical patent/BE1014441A3/nl
Priority to EP02769795A priority patent/EP1442166B1/en
Priority to AT02769795T priority patent/ATE458843T1/de
Priority to CN02821472.2A priority patent/CN1578859B/zh
Priority to PCT/BE2002/000161 priority patent/WO2003038170A1/en
Priority to DE60235483T priority patent/DE60235483D1/de
Application granted granted Critical
Publication of BE1014441A3 publication Critical patent/BE1014441A3/nl

Links

Classifications

    • DTEXTILES; PAPER
    • D03WEAVING
    • D03DWOVEN FABRICS; METHODS OF WEAVING; LOOMS
    • D03D47/00Looms in which bulk supply of weft does not pass through shed, e.g. shuttleless looms, gripper shuttle looms, dummy shuttle looms
    • D03D47/34Handling the weft between bulk storage and weft-inserting means
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B65CONVEYING; PACKING; STORING; HANDLING THIN OR FILAMENTARY MATERIAL
    • B65HHANDLING THIN OR FILAMENTARY MATERIAL, e.g. SHEETS, WEBS, CABLES
    • B65H59/00Adjusting or controlling tension in filamentary material, e.g. for preventing snarling; Applications of tension indicators
    • B65H59/10Adjusting or controlling tension in filamentary material, e.g. for preventing snarling; Applications of tension indicators by devices acting on running material and not associated with supply or take-up devices
    • B65H59/20Co-operating surfaces mounted for relative movement
    • B65H59/26Co-operating surfaces mounted for relative movement and arranged to deflect material from straight path
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B65CONVEYING; PACKING; STORING; HANDLING THIN OR FILAMENTARY MATERIAL
    • B65HHANDLING THIN OR FILAMENTARY MATERIAL, e.g. SHEETS, WEBS, CABLES
    • B65H2701/00Handled material; Storage means
    • B65H2701/30Handled filamentary material
    • B65H2701/31Textiles threads or artificial strands of filaments

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Textile Engineering (AREA)
  • Looms (AREA)
  • Lining Or Joining Of Plastics Or The Like (AREA)

Abstract

Werkwijze voor het toevoeren van inslaggaren bij een weefmachine, meer speciaal bij een luchtweefmachine , waarbij inslaggaren (2) aan een draadvoorraad (5) wordt ontnomen, dit inslaggaren (2) via inbrengmiddelen (6) in de gaap (7) wordt gebracht, alsmede dit inslaggaren (2) tussen de voornoemde draadvoorraad (5) en voornoemde inbrengmiddelen (6) langs een rem- en dempingsmechanisme (20) wordt gevoerd waarmee, tijdens de inbrengcyclus, een remming, alsook demping op het inslaggaren (2) kan worden uitgeoefend, daardoor gekenmerkt dat het inslaggaren (2) in het voornoemde rem-en dempingsmechanisme, enerzijds, langs minstens één verplaatsbare draadgeleiding (21-41) wordt gevoerd die een dempingseffect met betrekking tot de spanning in het inslaggaren (2) kan bewerkstelligen en, anderzijds, eveneens langs minstens twee andere draadgeleidingen (22-23-24-25-39-40) wordt gevoerd, waarvan minstens één verplaatsbaar is en die steeds een ombuiging toelaten ongeacht de positie van de eerstgenoemde draadgeleiding (21-41)

Description


   <Desc/Clms Page number 1> 
 



  Werkwijze en inrichting voor het toevoeren van inslaggaren bij een weefmachine, alsmede   rem-en/of   dempingsmechanisme hierbij toegepast. 



  Deze uitvinding heeft betrekking op een werkwijze en inrichting voor het toevoeren van inslaggaren bij een weefmachine, alsmede op een   rem-en/of   dempingsmechanisme voor inslaggaren hierbij toegepast. 



  Het is bekend dat bij weefmachines het inslaggaren aan een draadvoorraad wordt ontnomen en dit inslaggaren via inbrengmiddelen in de gaap wordt gebracht, waarna de ingebrachte lengte inslagdraad op bekende wijze door middel van het riet tegen de doeklijn wordt aangeslagen. 



  Vooral bij luchtweefmachines, waarbij het inslaggaren door middel van blazers, meer speciaal   een   of meer hoofdblazers en bijblazers, in de gaap wordt gebracht, is het bekend dat het inslaggaren aan relatief grote spanningen onderhevig is, wat tot draadbreuken kan leiden. Deze spanningen doen zieh vooral voor bij het einde van de inbrengcyclus. Zoals bekend wordt de toevoer van inslaggaren bij het einde van de inbrengcyclus immers onderbroken door het inslaggaren aan de inbrengzijde van de gaap te blokkeren. Door dit plotse blokkeren, alsmede door het feit dat het inslaggaren een bepaalde inertie heeft, treden vrij grote spanningen op. 



  Om de kans op draadbreuken te verhinderen, is het bekend om het inslaggaren tegen het einde van de inbrengcyclus af te remmen, waardoor de snelheid lager wordt en de spanningspiek die ontstaat bij het plotse blokkeren aan het einde van de cyclus wordt geminimaliseerd. Teneinde dergelijke spanningspieken nog verder af te vlakken, is het eveneens 

 <Desc/Clms Page number 2> 

 bekend om gebruik te maken van dempingssystemen, bijvoorbeeld draadgeleidingen die het inslaggaren met een bepaalde kracht plaatselijk ombuigen, zodat deze draadgeleidingen bij het overschrijden van een bepaalde spanning terugveren en een dempend effect creëren. 



  Een voorbeeld van een werkwijze en inrichting voor het inbrengen van inslaggaren waarbij zowel een remming, als demping plaatsvindt, is bekend uit het EP 0. 356. 380. Bij deze bekende uitvoering gaan de remming en de demping steeds gepaard met elkaar, daar de ombuiging van het inslaggaren, die noodzakelijk is voor het realiseren van de remming, mede door middel van het element dat in de demping voorziet, wordt gerealiseerd. 



  De huidige uitvinding beoogt een werkwijze en inrichting voor het toevoeren van inslaggaren die verbeterd zijn ten opzichte van de bekende uitvoeringsvormen. 



  Hiertoe betreft de uitvinding in de eerste plaats een werkwijze voor het toevoeren van inslaggaren bij een weefmachine, meer speciaal bij een luchtweefmachine, waarbij inslaggaren aan een draadvoorraad wordt ontnomen en dit inslaggaren via inbrengmiddelen in de gaap wordt gebracht, alsmede dit inslaggaren tussen de voornoemde draadvoorraad en voornoemde inbrengmiddelen langs een remen dempingsmechanisme wordt gevoerd waarmee, tijdens de inbrengcyclus een remming, alsook demping op het inslaggaren kan worden uitgeoefend, met als kenmerk dat het inslaggaren in het voornoemde rem-en dempingsmechanisme, enerzijds, langs minstens   een   verplaatsbare draadgeleiding wordt gevoerd die een dempingseffect met betrekking tot de spanning in het inslaggaren kan bewerkstelligen en, anderzijds,

   eveneens langs minstens twee andere 

 <Desc/Clms Page number 3> 

 draadgeleidingen wordt gevoerd, waarvan minstens   een   verplaatsbaar is en die steeds een ombuiging toelaten ongeacht de positie van de eerstgenoemde draadgeleiding. Door middel van deze werkwijze wordt het voordeel verkregen dat bij bekrachtiging van de draadgeleidingen die het remeffect moeten bewerkstelligen, steeds een ombuiging gewaarborgd blijft, zelfs wanneer door een storing in de goede werking van de draadgeleiding die het dempingseffect moet bewerkstelligen, deze laatstgenoemde draadgeleiding op zieh geen ombuiging meer zou opleveren. Dit betekent dan ook dat de remwerking verzekerd blijft, zelfs wanneer de dempende werking faalt. 



  Nog een voordeel bestaat erin dat het remeffect, indien gewenst, kan worden losgekoppeld van het dempend effect. 



  Bij voorkeur worden de draadgeleidingen die ervoor zorgen dat steeds een ombuiging van het inslaggaren mogelijk is, of althans minstens de daartoe behorende verplaatsbare draadgeleiding of draadgeleidingen, aangestuurd en verplaatst door middel van een positiesturing, bijvoorbeeld door middel van een stappenmotor. Hierdoor kan een zeer precieze ombuiging, respectievelijk uitbuiging van het inslaggaren, alsook remeffect, worden bewerkstelligd, waarbij de positie kan worden bepaald en eventueel continu worden bijgeregeld in functie van verschillende parameters. 



  Bij voorkeur wordt de verplaatsbare draadgeleiding die tot doel heeft een dempingseffect te bewerkstelligen, minstens gedurende bepaalde gedeelten van de inbrengcyclus met een welbepaalde kracht uit de baan van het inslaggaren gedwongen. Zodoende kan een welbepaald spanningsniveau worden ingesteld, waarboven een demping optreedt. 

 <Desc/Clms Page number 4> 

 



  Meer speciaal nog geniet het de voorkeur dat de verplaatsbare draadgeleiding die tot doel heeft een dempingseffect te bewerkstelligen door middel van de voornoemde kracht naar een aanslagpositie wordt gedwongen, met een zodanige kracht dat deze draadgeleiding, althans tijdens het uitoefenen van voornoemde kracht, uitsluitend tijdens spanningspieken in het inslaggaren uit de aanslagpositie loskomt. Door gebruik te maken van een aanslagpositie ontstaat het voordeel dat de draadgeleiding die het dempingseffect bewerkstelligt tijdens het normale remgebeuren in eenzelfde positie blijft, zodat de ombuiging van het inslaggaren uitsluitend door middel van de verplaatsing van de andere draadgeleidingen kan worden aangestuurd, wat een precieze regeling toelaat. 



  Volgens een voorkeurdragende uitvoeringsvorm wordt de draadgeleiding die tot doel heeft een dempingseffect te bewerkstelligen, minstens tijdens de perioden dat een demping moet worden gerealiseerd, bekrachtigd door middel van een gasdruk, meer speciaal luchtdruk, hetzij overdruk, hetzij onderdruk. Zulke aansturing door middel van gasdruk, meer speciaal perslucht, heeft als voordeel dat men kan beschikken over een relatief groot regelbereik. 



  In een bijzonder voorkeurdragende uitvoeringsvorm gebeurt de verplaatsing van de voornoemde draadgeleiding via een overbrengingsmechanisme, waarop, aan   een   zijde, een kracht door middel van gasdruk kan worden uitgeoefend, wat aan de andere zijde in een zijdelingse kracht op de draadgeleiding resulteert, waarbij de voornoemde overbrenging een zodanige overbrengingsverhouding bezit dat een krachtverlaging optreedt. Het gebruik van dergelijke overbrenging laat toe dat het groot regelbereik dat door middel van luchtdruk, althans door middel van overdruk kan worden aangewend, naar 

 <Desc/Clms Page number 5> 

 optimale krachten ter plaatse van de draadgeleiding kan worden omgezet. Bovendien biedt dit het voordeel dat een zeer precieze regeling kan worden gerealiseerd. 



  Praktisch gezien geniet het de voorkeur dat een overbrengingsmechanisme wordt aangewend met een overbrengingsverhouding zodat de kracht minstens voor de helft gereduceerd wordt, met andere woorden, een welbepaalde kracht gerealiseerd door middel van een gasdruk, resulteert in een kracht aan de draadgeleiding die de helft of minder dan de helft van de eerstgenoemde kracht bedraagt. 



  Teneinde te bekomen dat de onderdelen die de demping moeten bewerkstelligen zo weinig mogelijk plaats innemen, wordt voor het voornoemde overbrengingsmechanisme bij voorkeur gebruik gemaakt van een wentelbare hefboom waaraan aan   een   uiteinde de voornoemde draadgeleiding is aangebracht, terwijl het andere uiteinde samenwerkt met een drukcilindertje. 



  Het is duidelijk dat de uitvinding eveneens betrekking heeft op een inrichting voor het toevoeren van inslaggaren bij een weefmachine die toelaat om de voornoemde werkwijze te realiseren. De opbouw van dergelijke inrichting zal   blijken'uit   de verdere beschrijving. 



  Opgemerkt wordt dat de voordelen die bij het realiseren van een dempingseffect verkregen worden door het combineren van, enerzijds, een bekrachtiging door middel van gasdruk, met, anderzijds, een overbrengingsmechanisme dat de kracht gegenereerd door de gasdruk omzet naar een kleinere kracht uitgeoefend aan een draadgeleiding, ook van nut zijn in andere inrichtingen dan hiervoor beschreven. Deze 

 <Desc/Clms Page number 6> 

 combinatie van kenmerken vormt aldus een uitvindingsgedachte die in alle soorten inrichtingen voor het toevoeren van inslaggaren bij weefmachines kan worden toegepast, ongeacht of hierbij een remming wordt gerealiseerd of niet, en ongeacht op welke wijze zulke remming eventueel tot stand komt. 



  Volgens een tweede aspect heeft de uitvinding aldus ook betrekking op een inrichting voor het toevoeren van inslaggaren bij een weefmachine, meer speciaal bij een luchtweefmachine, waarbij deze inrichting een dempingsmechanisme voor spanningspieken in het inslaggaren bevat, met een draadgeleiding die, onder invloed van de draadspanning, tegen een bepaalde kracht in verplaatsbaar is, met als kenmerk dat dit dempingsmechanisme voor het bekrachtigen en verplaatsen van de draadgeleiding die de demping bewerkstelligt, middelen bevat, zoals een drukcilindertje of dergelijke, die door middel van een gasdruk, meer speciaal luchtdruk, hetzij overdruk, hetzij onderdruk, kunnen worden bekrachtigd, waarbij deze middelen via een overbrenging in verbinding staan met de voornoemde draadgeleiding, waarbij deze overbrenging in een krachtverlaging voorziet. 



  Het is duidelijk dat de uitvinding eveneens betrekking heeft op   rem-en/of   dempingsmechanismen voor inslaggaren bij een weefmachine, waarmee de voornoemde werkwijze en inrichtingen kunnen worden gerealiseerd. 



  Met het inzicht de kenmerken van de uitvinding beter aan te tonen, zijn hierna als voorbeeld zonder enig beperkend karakter enkele voorkeurdragende uitvoeringsvormen beschreven, met verwijzing naar de bijgaande tekeningen, waarin : 

 <Desc/Clms Page number 7> 

 figuur 1 in perspectief een weefmachine weergeeft die met een inrichting volgens de uitvinding is uitgerust ; figuur 2 schematisch een inrichting volgens de uitvinding weergeeft ; figuren 3 tot 6 op een grotere schaal het gedeelte weergeven dat in figuur 2 met F3 is aangeduid, voor verschillende standen ; figuur 7 in perspectief een praktische uitvoeringsvorm weergeeft van voornoemd gedeelte, in een vlak gelegde toestand ;

   figuren 8 en 9 voor twee verschillende standen een doorsnede weergeeft volgens lijn VIII-VIII in figuur   7 ;   figuren 10 tot 12 het gedeelte weergeven dat in figuur
7 met F10 is aangeduid, voor verschillende standen ; figuren 13 tot 15 schematisch een variante van de inrichting volgens de uitvinding weergeven, eveneens voor verschillende standen. 



  Zoals weergegeven in de figuren 1 en 2, heeft de uitvinding betrekking op een inrichting 1 voor het toevoeren van inslaggaren 2 bij een weefmachine 3. Deze inrichting 1 bevat middelen 4 voor het, vanaf een draadvoorraad 5, aanvoeren van inslaggaren 2, alsmede inbrengmiddelen 6 om het aangevoerde inslaggaren 2 systematisch in de gaap 7 te brengen. 



  De draadvoorraad 5 bestaat in het weergegeven voorbeeld uit   een   of meer bobijnen 8, terwijl de middelen 4 worden gevormd door een voorafwikkelaar 9, die, zoals bekend, is opgebouwd uit een wikkeltrommel 10 waarop, door middel van een wikkelarm 11, inslaggaren 2 kan worden opgewikkeld, en, waarlangs een activeerbare pen 12 is aangebracht die door een aansturing toelaat dat al of niet inslaggaren 2 aan de wikkeltrommel 10 kan worden ontnomen. 

 <Desc/Clms Page number 8> 

 



  De eigenlijke inbrengmiddelen 6 bestaan uit   een   of meer blazers, in dit geval een hoofdblazer 13 en meerdere in de gaap 7 aangebrachte bijblazers 14. 



  Verder zijn in figuur 2 het riet 15 en de gevormde doeklijn 16 aangeduid, alsook de kettingdraden 17, een aan het uiteinde van de gaap 7 opgesteld draadopvangelement 18 en een aan de ingang van de gaap 7 opgestelde inslagschaar 19. 



  Het bijzondere van de huidige uitvinding bestaat erin dat de inrichting 1 een rem- en dempingsmechanisme 20 voor het inslaggaren bevat dat is aangebracht tussen de voornoemde middelen 4 en de inbrengmiddelen 6, waarbij dit rem-en dempingsmechanisme 20 minstens bestaat uit minstens   een   verplaatsbare draadgeleiding 21 die een dempingseffect met betrekking tot de spanning in het inslaggaren 2 kan bewerkstelligen, alsmede uit minstens twee andere, in dit geval zelfs vier andere draadgeleidingen 22-23-24-25, waarvan minstens   een,   doch in dit geval twee, namelijk 23 en 24, verplaatsbaar zijn, die steeds een ombuiging toelaten ongeacht de positie van de eerstgenoemde draadgeleiding 21. 



  Zoals schematisch weergegeven in figuur 3, staan de draadgeleidingen 22 en 25 bij voorkeur vast opgesteld en bevindt de draadgeleiding 21 zieh in rusttoestand in   een   lijn met de draadgeleidingen 22 en 25. De verplaatsbare draadgeleidingen 23 en 24 bevinden zieh in rusttoestand in een zodanige positie dat zij, althans wanneer de draadgeleiding 21 ook in rusttoestand is, geen ombuiging van het inslaggaren 2 bewerkstelligen. 



  De draadgeleidingen 21,22 en 25 bestaan, zoals weergegeven, bij voorkeur uit draadogen, terwijl de 

 <Desc/Clms Page number 9> 

 draadgeleidingen 23 en 24 gevormd worden door elementen die langsheen het inslaggaren 2 zijn opgesteld. 



  De draadgeleidingen 21,23 en 24 zijn beweegbaar volgens richtingen dwars op de globale doorvoerrichting van het inslaggaren 2. De draadgeleidingen 23 en 24 zijn vast met elkaar verbonden en kunnen gemeenschappelijk worden verplaatst door middel van aandrijfmiddelen 26 die bij voorkeur een positiesturing toelaten, met andere woorden toelaten om de draadgeleidingen 23 en 24 in   een   of meer welbepaalde posities te brengen, eventueel in functie van verschillende parameters en al dan niet in functie van het verloop van de inbrengcyclus. In een praktische uitvoeringsvorm bestaan deze aandrijfmiddelen 26 uit een aanstuurbare stappenmotor. 



  Om de draadgeleiding 21 te bekrachtigen, zodat een dempingseffect kan worden bewerkstelligd, is het draadremmechanisme 20 voorzien van middelen 27 waarmee aan de draadgeleiding 21 een welbepaalde kracht F kan worden uitgeoefend, volgens de bewegingsrichting volgens dewelke de draadgeleiding 21 verplaatsbaar is. Deze middelen 27 bestaan bij voorkeur uit een in- en uitschakelbaar aandrijfelement dat, in ingeschakelde toestand, de draadgeleiding 21 met de voornoemde kracht F naar een aanslagpositie dwingt, die bepaald is door een aanslag 28,   een   en ander zodat de draadgeleiding 21 zich in deze aanslagpositie in het verlengde of nagenoeg het verlengde van de normaal door het inslaggaren 2 gevolgde baan bevindt, met andere woorden in de positie zoals afgebeeld in figuur 3. 



  De middelen 27 laten toe dat de waarde van de kracht F zodanig kan worden ingesteld dat de draadgeleiding 21 

 <Desc/Clms Page number 10> 

 uitsluitend uit de aanslagpositie kan loskomen tijdens spanningspieken in het inslaggaren 2. 



  Verder geniet het de voorkeur dat de middelen 27 zodanig zijn uitgevoerd dat, wanneer deze middelen 27 onbekrachtigd zijn, de betreffende draadgeleiding 21 vrij de positie van het inslaggaren 2 volgt. 



  De werking, en de daarmee gepaard gaande werkwijze, zijn hierna met verwijzing naar de verschillende standen in figuren 3 tot 6 beschreven. 



  Wanneer een lengte inslaggaren 2 in de gaap 7 dient te worden ingebracht, wordt, zoals algemeen bekend, het inslaggaren 2 aan de voorafwikkelaar 9 losgelaten, door de pen 12 in te trekken, en wordt het inslaggaren 2 in de gaap 7 geblazen door de betreffende blazers, meer speciaal de hoofdblazer 13 en de bijblazers 14 in te schakelen. 



  Hierdoor verplaatst het inslaggaren 2 zieh doorheen de gaap 7, totdat het voorste uiteinde hiervan het uiteinde van de gaap 7 bereikt heeft. Op dat ogenblik wordt de draadtoevoer vanaf de voorafwikkelaar 9 onderbroken door de pen 12 te bekrachtigen. 



  Teneinde, zoals uiteengezet in de inleiding, overmatige spanningen in het inslaggaren 2 uit te sluiten, wordt, tijdens de inslagcyclus in een draadremming, alsook spanningsdemping voorzien door middel van het draadremmechanisme 20. 



  Bij aanvang van de inbrengcyclus, bevinden de draadgeleidingen 21 en 23-24 zieh in de positie zoals afgebeeld in figuur 3, waarbij het duidelijk is dat geen 

 <Desc/Clms Page number 11> 

 remming, noch demping plaatsvindt, daar al deze geleidingen in lijn zijn met de vaste geleidingen 22 en 25. 



  Opgemerkt wordt dat de middelen 27 bij voorkeur permanent bekrachtigd zijn en de geleiding 21 dus permanent naar de aanslagpositie wordt gedrukt. 



  Tegen het einde van de inbrengcyclus worden de draadgeleidingen 23 en 24 door middel van de aandrijfmiddelen 26 verplaatst, waardoor, zoals afgebeeld in figuur 4, meerdere ombuigingen worden gerealiseerd, zodat door de daarbij ontstane wrijving tussen het inslaggaren 2 en de respectieve draadgeleidingen een remming ontstaat. Doordat de aandrijfmiddelen 26 een positiesturing toelaten, kan de positie van de draadgeleidingen 23-24 worden ingesteld in functie van verschillende parameters, zoals het gewenst remeffect, de aard van het inslaggaren en dergelijke. Ook is een sturing in functie van het verloop van de inbrengcyclus mogelijk, al dan niet op basis van terugkoppelwaarden. 



  Door de remming vermindert de snelheid van het inslaggaren 2 en dus ook de resterende inertie hiervan, zodat bij het stoppen van het inslaggaren 2, de hierin optredende draadspanning lager is dan in het geval dat vooraf geen remming'zou plaatsvinden. 



  Aangezien het inslaggaren 2 alsnog plots wordt tegengehouden, ontstaat op zulk ogenblik nog steeds een aanzienlijke toename van de spanning in het inslaggaren 2. 



  Bij het overschrijden van een bepaalde waarde komt de draadgeleiding 21 dan, zoals weergegeven in figuur 5, los van de aanslag 28, tegen de kracht F in, waardoor een demping plaatsvindt en spanningspieken worden afgezwakt. 

 <Desc/Clms Page number 12> 

 



  Het bijzondere van de uitvinding bestaat erin dat door te werk te gaan zoals hiervoor beschreven, steeds de mogelijkheid bestaat om een remming door een ombuiging te verwezenlijken, zelfs wanneer door storingen, het dempingseffect geleverd door de draadgeleiding 21, zou verloren gaan. Dit is schematisch in figuur 6 verduidelijkt. Uit deze figuur blijkt dat wanneer geen kracht F meer op de draadgeleiding 21 wordt uitgeoefend en deze dus in   een   lijn komt te staan met de draadgeleidingen 23 en 24, toch nog steeds een degelijke ombuiging en remming kan worden gerealiseerd. 



  Ook biedt de uitvinding het voordeel dat het dempingseffect kan worden uitgeschakeld, en gelijktijdig toch nog een remming kan gerealiseerd worden. 



  In de figuren 7 tot 9 is een praktische uitvoeringsvorm weergegeven van het rem- en dempingsmechanisme 20. Hierbij bestaan de draadgeleidingen 22 en 25 uit draadogen die in steunen 29 en 30 zijn aangebracht. De draadgeleidingen 23 en 24 worden gevormd door een beugel 31 die op een as 32 is gemonteerd welke wentelbaar is door middel van een stappenmotor 33. De draadgeleiding 21 bestaat uit een draadoog dat is aangebracht aan het uiteinde van een rond een as 34 wentelbaar element, meer speciaal een hefboom 35, die met de aanslag 28 kan samenwerken. 



  In overeenstemming met een bijzonder aspect van de huidige uitvinding, is het mechanisme 20 voorzien van middelen 27 die toelaten dat de draadgeleiding 21 door middel van gasdruk, meer speciaal luchtdruk kan worden bekrachtigd om het voornoemde dempingseffect te bewerkstelligen. 

 <Desc/Clms Page number 13> 

 



  Hiertoe omvatten deze middelen 27 een drukcilindertje 36, waaraan via een gestuurd ventiel 37 druklucht kan worden aangelegd. Het drukcilindertje 36 bezit een zuiger 38 die met de hefboom 35 gekoppeld is, zodat, door druklucht aan te leggen, de hefboom 35 verplaatst wordt en tegen de aanslag 28 wordt gedwongen. 



  De hefboom 35 vormt een overbrengingsmechanisme dat bij voorkeur in een krachtverlaging voorziet, dit doordat, zoals aangeduid in figuur 9, de hefboomsarm A korter is dan de hefboomsarm B. Bij voorkeur is A kleiner of gelijk aan de helft van B, zodat minstens een krachtverlaging met de helft plaatsvindt. 



  De werking van het in de figuren 7 tot 9 weergegeven remen dempingsmechanisme 20 is analoog als hiervoor beschreven aan de hand van de schematische figuren 3 tot 6. 



  In rusttoestand bevindt de beugel 31 zieh in een positie zoals afgebeeld in de figuren 8 en 10. 



  Wanneer hierbij druklucht aan het drukcilindertje 36 wordt aangelegd, wordt de hefboom 35 met een bepaalde kracht tegen de aanslag 28 gedrukt. 



  Wanneer'een remming moet worden gerealiseerd, wordt de beugel 31 gewenteld, wat tot een toestand leidt zoals weergegeven in figuur 11. 



  Op het ogenblik dat zieh een spanningspiek voordoet, wordt deze afgezwakt, doordat de draadgeleiding 21 en de hefboom 35 dan tegen de kracht F loskomen van de aanslag 28, wat in figuur 9 is afgebeeld. 

 <Desc/Clms Page number 14> 

 



  Wanneer het dempingsmechanisme faalt of geen demping gewenst is, is nog steeds een degelijke ombuiging en remming mogelijk, wat verduidelijkt is door middel van figuur 12. 



  Opgemerkt wordt dat het gebruik van luchtdruk voor het activeren van de draadgeleiding 21 die de demping bewerkstelligt, in combinatie met een overbrengingsmechanisme, meer speciaal een overbrengingsmechanisme dat een krachtverlaging veroorzaakt, belangrijke voordelen oplevert qua mogelijkheden tot de aansturing van het dempingseffect. 



  Het is immers zo dat men op deze wijze kan beschikken over een relatief groot regelbereik ter plaatse van het drukcilindertje 36, daar men in de praktijk bijvoorbeeld een drukregeling kan realiseren met overdrukken, gaande van 0, 1 tot bijvoorbeeld 7 bar, wat een factor 70 oplevert. Nog een voordeel bestaat erin dat bepaalde afwijkingen in de aansturing aan de ingangszijde van het overbrengingsmechanisme, waarmee de instelling van de luchtdruk ter plaatse van het drukcilindertje 36 wordt bedoeld, zieh nauwelijks laten gevoelen als afwijkingen aan de uitgangszijde, met andere woorden in de kracht F geleverd aan de draadgeleiding 21. Een verder voordeel bestaat erin dat het geheel dankzij de combinatie van een luchtdrukbekrachtiging en een overbrengingsmechanisme eenvoudig en compact kan worden uitgevoerd.

   Tenslotte vertoont zulk systeem ook het voordeel dat het weinig gevoelig is voor storingen ingevolge wrijving en dergelijke, vermits wrijvingskrachten verwaarloosbaar zijn ten opzichte van de krachten die door middel van perslucht of dergelijke kunnen worden gegenereerd. 

 <Desc/Clms Page number 15> 

 



  Nog een voordeel is de zeer lage inertie van de overbrenging en van haar aandrijving, daar er geen mechanische veren, noch elektromagnetische elementen gebruikt hoeven te worden. Hierdoor kan het betreffend systeem gemakkelijk hoogfrequent reageren op een stapsgewijze draadspanningstoename, heeft het een lage tijdsconstante en kan het gemakkelijk uitwijkingen uitvoeren wanneer dit noodzakelijk is. 



  Het is duidelijk dat de voornoemde combinatie van een luchtdrukbekrachtiging en een overbrengingsmechanisme ook op andere wijzen kan worden gerealiseerd zonder buiten het kader van de uitvinding te treden. 



  Volgens een niet weergegeven variante kan de hefboom 35 eenvoudig als een beweegbare vinger worden uitgevoerd die zijdelings tegen het inslaggaren 2 kan drukken, waarbij deze vinger zieh in rusttoestand buiten de baan van het inslaggaren 2 bevindt, terwijl deze in bekrachtigde toestand uitzwenkt en met een bepaalde kracht tegen het inslaggaren 2 wordt gedrukt. In zulke uitvoeringsvorm kan enerzijds, gebruik worden gemaakt van middelen om de voornoemde vinger met een bepaalde kracht tegen het inslaggaren 2 te drukken en van, anderzijds, terugroepmiddelen om de vinger bij niet-activatie in een rusttoestand te brengen.

   Hiertoe kan bijvoorbeeld gebruik worden gemaakt van een dubbelwerkende cilinder om de vinger te verplaatsen, waarbij de bekrachtiging in   een   bewegingszin een demping levert en de bekrachtiging in de andere bewegingszin ertoe leidt dat de vinger in een rustpositie teruggebracht en vastgehouden wordt. 



  Uiteraard kan de kracht F eventueel in grootte worden ingesteld, bijvoorbeeld in functie van verschillende 

 <Desc/Clms Page number 16> 

 parameters. Zulke instelling kan plaatsvinden op basis van vooraf bekende parameters, bijvoorbeeld het soort van inslaggaren 2, of op basis van parameters die tijdens het weven vari ren, dit al dan niet in functie van meetgegevens. 



  Het is duidelijk dat het gebruik van een hefboom 35, een vinger of dergelijke, ook het voordeel biedt dat relatief grote uitwijkingen mogelijk zijn, waardoor gemakkelijk garenspanningsvariaties, niet alleen ingevolge van het stoppen van het inslaggaren 2, doch ook van andere aard kunnen worden opgevangen, zoals bijvoorbeeld een spanningstoename tengevolge van trekkrachten die op het inslaggaren 2 worden uitgeoefend door de beweging van de lade of tengevolge van zogenaamde restspanningen. 



  Alhoewel in de voorbeelden van figuren 2 tot 11 steeds gebruik is gemaakt van vijf draadgeleidingen 21 tot 25, is het duidelijk dat de uitvinding ook met minder of meer van dergelijke draadgeleidingen kan worden gerealiseerd. Ter verduidelijking is in de figuren 13 tot 15 een uitvoeringsvorm weergegeven met slechts twee draadgeleidingen 39 en 40 die garanderen dat steeds een ombuiging van het inslaggaren 2 kan worden gerealiseerd en met   een   draadgeleiding 41 die instaat voor de demping. Het geheel van draadgeleidingen is roteerbaar, zodat, zoals afgebeeld in figuur 14, door de rotatie een ombuiging en remming kan worden gerealiseerd. 



  Door bovendien de draadgeleiding 41 met een bepaalde kracht tegen het inslaggaren 2 te drukken, zoals afgebeeld in figuur 15, kan een dempingseffect worden gerealiseerd. 



  Opgemerkt wordt dat, volgens een eenvoudige uitvoeringsvorm, voor de middelen 27 ook gebruik kan worden gemaakt van een veerbekrachtiging, die, bijvoorbeeld in de 

 <Desc/Clms Page number 17> 

 uitvoeringsvorm van figuren 7 tot 9, de hefboom 35 permanent naar de aanslag 28 drukt. 



  De ombuiging van het inslaggaren 2, geleverd door de draadgeleidingen 22-23 en 24-25, alsook 39-40, is, ongeacht de positie van de draadgeleidingen 21 en 41, bij voorkeur steeds voldoende groot om hoe dan ook een degelijke remming te realiseren. Praktisch gezien betekent dit dat, bij voorkeur bij een remming, ongeacht of een demping wordt gerealiseerd of niet, steeds een totale ombuiging mogelijk is over minstens 900, waarbij, onder de totale ombuiging, de som dient te worden verstaan van alle hoeken waarover het inslaggaren 2 wordt omgebogen. 



  De huidige uitvinding is geenszins beperkt tot de als voorbeeld beschreven en in de figuren weergegeven uitvoeringsvormen, doch dergelijke werkwijze en inrichting voor het toevoeren van inslaggaren bij weefmachine, alsmede het daarbij aangewende rem-en/of dempingsmechanisme kunnen volgens verschillende varianten worden verwezenlijkt zonder buiten het kader van de uitvinding te treden.

Claims (24)

Conclusies.
1.- Werkwijze voor het toevoeren van inslaggaren bij een weefmachine, meer speciaal bij een luchtweefmachine, waarbij inslaggaren (2) aan een draadvoorraad (5) wordt ontnomen, dit inslaggaren (2) via inbrengmiddelen (6) in de gaap (7) wordt gebracht, alsmede dit inslaggaren (2) tussen de voornoemde draadvoorraad (5) en voornoemde inbrengmiddelen (6) langs een rem- en dempingsmechanisme (20) wordt gevoerd waarmee, tijdens de inbrengcyclus, een remming, alsook demping op het inslaggaren (2) kan worden uitgeoefend, daardoor gekenmerkt dat het inslaggaren (2) in het voornoemde rem- en dempingsmechanisme, enerzijds, langs minstens een verplaatsbare draadgeleiding (21-41) wordt gevoerd die een dempingseffect met betrekking tot de spanning in het inslaggaren (2) kan bewerkstelligen en, anderzijds,
eveneens langs minstens twee andere draadgeleidingen (22-23-24-25-39-40) wordt gevoerd, waarvan minstens een verplaatsbaar is en die steeds een ombuiging toelaten ongeacht de positie van de eerstgenoemde draadgeleiding (21-41).
2.-Werkwijze volgens conclusie 1, daardoor gekenmerkt dat de voornoemde draadgeleidingen (22-23-24-25-39-40) die ervoor zorgen dat steeds een ombuiging van het inslaggaren (2) mogelijk is, of althans minstens de verplaatsbare draadgeleiding of draadgeleidingen daarvan, worden aangestuurd en verplaatst door middel van een positiesturing.
3.-Werkwijze volgens een van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat de verplaatsbare draadgeleiding (21-41) die tot doel heeft een dempingseffect te <Desc/Clms Page number 19> bewerkstelligen minstens gedurende bepaalde gedeelten van de inbrengcyclus met een welbepaalde aandrukkracht (F) wordt geactiveerd.
4.- Werkwijze volgens conclusie 3, daardoor gekenmerkt dat de verplaatsbare draadgeleiding (21-41) die tot doel heeft een dempingseffect te bewerkstelligen met een zodanig grote kracht (F) naar een aanslagpositie wordt gedwongen dat deze draadgeleiding (21), althans tijdens het uitoefenen van voornoemde kracht (F), uitsluitend tijdens spanningspieken in het inslaggaren (2) uit de aanslagpositie loskomt.
5.-Werkwijze volgens conclusie 4, daardoor gekenmerkt dat de aanslagpositie zodanig gekozen is dat het inslaggaren vrij langs de betreffende draadgeleiding (21-41) kan passeren wanneer geen remming door middel van de andere draadgeleidingen (23-24) plaatsvindt.
6.-Werkwijze volgens een van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat, voor de verplaatsbare draadgeleiding (21-41) die tot doel heeft een dempingseffect te bewerkstelligen, gebruik wordt gemaakt van een draadgeleiding (21-41) die, enerzijds, zijdelings ten opzichte van het inslaggaren (2) kan worden verplaatst, en, anderzijds, in niet bekrachtigde toestand de zijdelingse verplaatsing van het inslaggaren (2) ten gevolge van de eventuele verplaatsing van de voornoemde twee draadgeleidingen (22-23-24-25-39-40), vrij volgt.
7.- Werkwijze volgens een van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat de draadgeleiding (21-41) die tot doel heeft een dempingseffect te bewerkstelligen, minstens tijdens de perioden dat een demping moet worden gerealiseerd, bekrachtigd wordt door middel van een <Desc/Clms Page number 20> gasdruk, meer speciaal luchtdruk, hetzij overdruk, hetzij onderdruk.
8.-Werkwijze volgens conclusie 7, daardoor gekenmerkt dat de verplaatsing van de voornoemde draadgeleiding (21-41) gebeurt via een overbrengingsmechanisme, waarop aan een zijde een kracht door middel van gasdruk kan worden uitgeoefend, wat aan de andere zijde in een kracht (F) aan de draadgeleiding (21) resulteert, waarbij de voornoemde overbrenging een zodanige overbrengingsverhouding bezit dat een krachtverlaging optreedt.
9.-Werkwijze volgens conclusie 8, daardoor gekenmerkt dat een overbrengingsmechanisme wordt aangewend met een overbrengingsverhouding zodat de kracht minstens voor de helft gereduceerd wordt.
10.-Werkwijze volgens een van de conclusies 8 of 9, daardoor gekenmerkt dat voor het overbrengingsmechanisme gebruik wordt gemaakt van een wentelbare hefboom (35) waaraan aan een uiteinde de voornoemde draadgeleiding (21) is aangebracht, terwijl het andere uiteinde samenwerkt met een drukcilindertje (36).
11.- Werkwijze volgens een van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat het inslaggaren (2), teneinde dit om te buigen minstens langs twee verplaatsbare draadgeleidingen (23-24) wordt geleid, die zieh tussen twee vaste draadgeleidingen (22-25) bevinden, terwijl dit inslaggaren (2), teneinde in het voornoemde dempingseffect te voorzien eveneens doorheen een derde verplaatsbare draadgeleiding (21) wordt geleid, die tussen de voornoemde twee draadgeleidingen (23-24) is opgesteld. <Desc/Clms Page number 21>
12.-Inrichting voor het toevoeren van inslaggaren bij een weefmachine, meer speciaal bij een luchtweefmachine, in het bijzonder volgens de werkwijze van een van de voorgaande conclusies, waarbij deze inrichting (1) minstens middelen (4) bevat voor het, vanaf een draadvoorraad (5) aanvoeren van inslaggaren (2), alsmede inbrengmiddelen (6) om het aangevoerde inslaggaren (2) systematisch in de gaap (7) van de weefmachine (3) te brengen, waarbij de inrichting (1) een rem- en dempingsmechanisme (20) voor het inslaggaren (2) bevat dat is aangebracht tussen de voornoemde middelen voor het vanaf een draadvoorraad (5) aanvoeren van inslaggaren (2) en de voornoemde inbrengmiddelen (6), daardoor gekenmerkt dat het rem- en dempingsmechanisme (20)
minstens bestaat uit minstens een verplaatsbare draadgeleiding (21-41) die een dempingseffect met betrekking tot de spanning in het inslaggaren (2) kan bewerkstelligen, alsmede uit minstens twee andere draadgeleidingen (22-23-24-25-39-40), waarvan minstens een verplaatsbaar is, die steeds een ombuiging toelaten ongeacht de positie van de eerstgenoemde draadgeleiding (21-41).
13.-Inrichting volgens conclusie 12, daardoor gekenmerkt dat de draadgeleidingen (22-23-24-25-39-40) die ervoor zorgen dat steeds een ombuiging van het inslaggaren (2) mogelijk is, of althans minstens de verplaatsbare draadgeleiding of draadgeleidingen daarvan, voorzien zijn van aandrijfmiddelen (26) die een positiesturing toelaten.
14.-Inrichting volgens conclusie 13, daardoor gekenmerkt dat de aandrijfmiddelen (26) gevormd worden door een stappenmotor. <Desc/Clms Page number 22>
15.-Inrichting volgens een van de conclusies 12 tot 14, daardoor gekenmerkt dat het rem- en dempingsmechanisme (20) is voorzien van middelen (27) waarmee op de verplaatsbare draadgeleiding (21-41) die het dempingseffect bewerkstelligt een welbepaalde kracht (F) kan worden uitgeoefend.
16.-Inrichting volgens conclusie 15, daardoor gekenmerkt dat het rem- en dempingsmechanisme (20) aanslagvormende middelen bezit die voor de voornoemde verplaatsbare draadgeleiding (21-41) een aanslagpositie bepalen.
17.-Inrichting volgens conclusie 15 of 16, daardoor gekenmerkt dat de voornoemde middelen (27), waarmee op de verplaatsbare draadgeleiding (21-41) die het dempingseffect bewerkstelligt een welbepaalde kracht (F) kan worden uitgeoefend, zodanig zijn uitgevoerd dat, wanneer deze middelen onbekrachtigd zijn, de betreffende draadgeleiding (21-41) vrij de eventuele zijdelingse beweging van het inslaggaren (2) volgt.
18.-Inrichting volgens een van de conclusies 12 tot 17, daardoor gekenmerkt dat zij voor het bekrachtigen en verplaatsen van de draadgeleiding (21-41) die de demping bewerkstelligt, middelen bevat, zoals een drukcilindertje (36) of dergelijke, die door middel van een gasdruk, meer speciaal luchtdruk, hetzij overdruk, hetzij onderdruk, kunnen worden bekrachtigd.
19.-Inrichting volgens een van de conclusies 12 tot 18, daardoor gekenmerkt dat zij voor de verplaatsing van de draadgeleiding (21-41) die de demping bewerkstelligt, een overbrengingsmechanisme bevat, waarop aan een zijde een kracht (F) door middel van gasdruk kan worden uitgeoefend, <Desc/Clms Page number 23> wat aan de andere zijde in een kracht (F) aan de draadgeleiding (21-41) resulteert, waarbij dit overbrengingsmechanisme een zodanige overbrengingsverhouding bezit dat een krachtverlaging optreedt.
20.-Inrichting volgens conclusie 19, daardoor gekenmerkt dat het overbrengingsmechanisme bestaat uit een wentelbare hefboom (35) waaraan aan een uiteinde de voornoemde draadgeleiding (21-41) is aangebracht, terwijl het andere uiteinde samenwerkt met een drukcilindertje (36).
21.-Inrichting volgens een van de conclusies 12 tot 20, daardoor gekenmerkt dat het voornoemde rem- en dempingsmechanisme (20) minstens twee vaste draadgeleidingen (22-25) bevat ; dat voor de draadgeleidingen die bedoeld zijn een ombuiging van het inslaggaren (2) te bewerkstelligen, twee verplaatsbare draadgeleidingen (23-24) voorhanden zijn die tussen de twee vaste draadgeleidingen (22-25) zijn gesitueerd ; en dat de draadgeleiding (21) die bedoeld is een dempingseffect te bewerkstelligen zieh tussen de voornoemde twee verplaatsbare draadgeleidingen (23-24) bevindt.
22.-Inrichting voor het toevoeren van inslaggaren bij een weefmachine, meer speciaal bij een luchtweefmachine, waarbij deze inrichting een dempingsmechanisme voor spanningspieken in het inslaggaren (2) bevat, met een draadgeleiding (21-41) die, onder invloed van de draadspanning, tegen een bepaalde kracht (F) in verplaatsbaar is, daardoor gekenmerkt dat dit dempingsmechanisme voor het bekrachtigen en verplaatsen van de draadgeleiding (21-41) die de demping bewerkstelligt middelen bevat, zoals een drukcilindertje (36) of dergelijke, die door middel van een gasdruk, meer speciaal <Desc/Clms Page number 24> luchtdruk, hetzij overdruk, hetzij onderdruk, kunnen worden bekrachtigd, waarbij deze middelen via een overbrenging in verbinding staan met de voornoemde draadgeleiding (21-41), waarbij deze overbrenging in een krachtverlaging voorziet.
23.-Inrichting volgens conclusie 22, daardoor gekenmerkt dat de overbrenging minstens in een overbrengingsverhouding voorziet van 2 op 1.
24.-Rem-en/of dempingsmechanisme voor inslaggaren bij een weefmachine, daardoor gekenmerkt dat het kenmerken vertoont, zoals beschreven in een van de conclusies 12 tot 23.
BE2001/0692A 2001-10-29 2001-10-29 Werkwijze en inrichting voor het toevoeren van inslaggaren bij een weefmachine, alsmede rem- en/of dempingsmechanisme hierbij toegepast. BE1014441A3 (nl)

Priority Applications (6)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE2001/0692A BE1014441A3 (nl) 2001-10-29 2001-10-29 Werkwijze en inrichting voor het toevoeren van inslaggaren bij een weefmachine, alsmede rem- en/of dempingsmechanisme hierbij toegepast.
EP02769795A EP1442166B1 (en) 2001-10-29 2002-10-25 Method and device for supplying weft thread in a weaving machine
AT02769795T ATE458843T1 (de) 2001-10-29 2002-10-25 Verfahren und vorrichtung zur schussfadenzuführung in einer webmaschine
CN02821472.2A CN1578859B (zh) 2001-10-29 2002-10-25 织机中用于供纬的装置和方法及所应用的制动和/或缓冲机构
PCT/BE2002/000161 WO2003038170A1 (en) 2001-10-29 2002-10-25 Method and device for supplying weft thread in a wearing machine, as well as a brake and/or damper mechanism applied thereby
DE60235483T DE60235483D1 (de) 2001-10-29 2002-10-25 Verfahren und vorrichtung zur schussfadenzuführung in einer webmaschine

Applications Claiming Priority (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE2001/0692A BE1014441A3 (nl) 2001-10-29 2001-10-29 Werkwijze en inrichting voor het toevoeren van inslaggaren bij een weefmachine, alsmede rem- en/of dempingsmechanisme hierbij toegepast.

Publications (1)

Publication Number Publication Date
BE1014441A3 true BE1014441A3 (nl) 2003-10-07

Family

ID=3897119

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
BE2001/0692A BE1014441A3 (nl) 2001-10-29 2001-10-29 Werkwijze en inrichting voor het toevoeren van inslaggaren bij een weefmachine, alsmede rem- en/of dempingsmechanisme hierbij toegepast.

Country Status (6)

Country Link
EP (1) EP1442166B1 (nl)
CN (1) CN1578859B (nl)
AT (1) ATE458843T1 (nl)
BE (1) BE1014441A3 (nl)
DE (1) DE60235483D1 (nl)
WO (1) WO2003038170A1 (nl)

Families Citing this family (8)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
ITTO20050781A1 (it) * 2005-11-04 2007-05-05 L G L Elecrtronics S P A Dispositivo di frenatura a recupero di trama per linee di tessitura
CN102560835B (zh) * 2012-03-12 2014-04-16 天津海天长丰科技开发有限公司 织机自动放纬、喂纬装置
CN103318708A (zh) * 2013-06-20 2013-09-25 东台市龙之梦服饰实业有限公司 新型染色用筒纱张力控制装置
CN105177831A (zh) * 2015-09-28 2015-12-23 嵊州市中森电子有限公司 一种带有张力调节装置的储纬器
CN105332152B (zh) * 2015-10-21 2017-11-14 嵊州市中森电子有限公司 一种应用于储纬器的引纬张力调节装置
CN107938121B (zh) * 2017-12-21 2023-08-29 吴江君和纺织电器有限公司 夹丝器、张力器及纺织设备
CN111188118B (zh) * 2020-03-13 2023-11-03 苏州极地纺织科技有限公司 一种储纬引线机构及方法
CN111847098B (zh) * 2020-07-30 2022-02-11 安徽中润电缆集团股份有限公司 一种电缆输送用防松弛装置

Citations (4)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE3803146C1 (en) * 1988-02-03 1989-04-06 Emil Jaeger Gmbh & Co Kg, 4400 Muenster, De Thread-tensioning device for the weft threads of a weaving machine
EP0356380A1 (de) * 1988-08-25 1990-02-28 Sulzer RàœTi Ag Verfahren zum Vermeiden von Spannungsspitzen eines Schussfadens beim Schusseintrag während des Bremsvorganges
EP0659919A1 (de) * 1993-12-22 1995-06-28 Picanol N.V. Schussfadenbremse für eine Webmaschine
EP0972734A1 (en) * 1998-07-17 2000-01-19 L.G.L. Electronics S.p.A. Device for modulated braking of a weft yarn for textile machines

Patent Citations (4)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE3803146C1 (en) * 1988-02-03 1989-04-06 Emil Jaeger Gmbh & Co Kg, 4400 Muenster, De Thread-tensioning device for the weft threads of a weaving machine
EP0356380A1 (de) * 1988-08-25 1990-02-28 Sulzer RàœTi Ag Verfahren zum Vermeiden von Spannungsspitzen eines Schussfadens beim Schusseintrag während des Bremsvorganges
EP0659919A1 (de) * 1993-12-22 1995-06-28 Picanol N.V. Schussfadenbremse für eine Webmaschine
EP0972734A1 (en) * 1998-07-17 2000-01-19 L.G.L. Electronics S.p.A. Device for modulated braking of a weft yarn for textile machines

Also Published As

Publication number Publication date
DE60235483D1 (de) 2010-04-08
CN1578859B (zh) 2010-04-21
CN1578859A (zh) 2005-02-09
EP1442166A1 (en) 2004-08-04
ATE458843T1 (de) 2010-03-15
WO2003038170A1 (en) 2003-05-08
EP1442166B1 (en) 2010-02-24

Similar Documents

Publication Publication Date Title
EP0384502B1 (en) Device for braking a weft thread in a weaving machine
US5417251A (en) Programmable weft insertion brake for looms
BE1014441A3 (nl) Werkwijze en inrichting voor het toevoeren van inslaggaren bij een weefmachine, alsmede rem- en/of dempingsmechanisme hierbij toegepast.
JPS61152854A (ja) 横糸制動装置
JP2992890B2 (ja) 織機の操作方法及びその方法を用いた織機
JPH07502078A (ja) 方法と織機
EP0527510B1 (en) Thread brake
US20040149344A1 (en) Thread clamp for a weaving machine and weaving machine comprising such thread clamp
JPH09500426A (ja) ジェットルーム用の挿入システム
KR100557361B1 (ko) 직기 내로의 위사의 삽입을 제어하는 방법 및 위사 편향 제동 장치
GB2196994A (en) Weft thread brake
BE1007898A3 (nl) Inrichting voor weefmachines.
JP2001514708A (ja) 測長供給装置
JPH05156551A (ja) 製織機をスローモーション駆動する方法と装置
JP3884381B2 (ja) 供給装置
EP2128318A1 (en) Take-up device
EP2349896B1 (en) Thread brake and method of using the thread brake
JP4805580B2 (ja) 緯糸をストレッチする装置および方法
BE1010389A3 (nl) Draadrem voor het remmen van een inslagdraad bij een weefmachine.
BE1009096A3 (nl) Weefmachine voorzien op luchtdempers.
WO2005077802A1 (en) Bobbin brake
BE1003977A3 (nl) Inrichting en werkwijze voor het afremmen van een inslagdraad bij weefmachines, en weefmachine die zulke inrichting toepast.
JP3462210B2 (ja) よこ糸測定供給器
JPS623412Y2 (nl)
US3604471A (en) Letoff release mechanism