<Desc/Clms Page number 1>
Draadklem voor een qrijper van een oriiperweefmachine.
De uitvinding betreft een draadklem voor een grijper van een grijperweefmachine, die twee klemelementen met tegenover elkaar gelegen klemzones voor het klemmen van een inslagdraad bevat.
Bij gekende grijperweefmachines kan een ter hoogte van de inbrengzijde van een weefvak gepresenteerde inslagdraad door een gevergrijper opgenomen, geklemd en in een weefvak gebracht worden. In het midden van het weefvak kan de inslagdraad door een nemergrijper overgenomen, geklemd en naar de overzijde van het weefvak gebracht worden. Teneinde een inslagdraad te klemmen bevat de gevergrijper en/of de nemergrijper een draadklem met twee klemelementen waartussen een inslagdraad wordt geklemd, waarbij het ene klemelement vast aan het grijperlichaam van de grijper is bevestigd en het andere klemelement beweegbaar ten opzichte van het vast bevestigd klemelement is opgesteld.
Bij een gekende uitvoeringsvorm, is het vast aan het grijperlichaam bevestigd klemelement voorzien van sleuven waardoorheen bouten met een zekere speling aangebracht worden, zodat dit klemelement onder verschillende posities ten opzichte van het beweegbaar klemelement kan bevestigd worden. Bij een dergelijke uitvoeringsvorm is het niet eenvoudig om het voornoemde vast klemelement in een gewenste positie in te stellen, welke positie aangepast is aan de te klemmen inslagdraden.
Dergelijke draadklem is beschreven in de nog niet gepubliceerde octrooiaanvraag BE 9800755 van de aanvraagster, waarvan de totale inhoud deel uitmaakt van de beschrijving van deze octrooiaanvraag.
Dergelijke draadklem kan eenvoudig en juist ingesteld worden.
Het doel van de uitvinding is een dergelijke draadklem voor een grijper nog te verbeteren.
<Desc/Clms Page number 2>
Tot dit doel bevat de draadklem volgens de uitvinding een steuneiement waaraan de klemelementen zijn voorzien dat aan het grijperlichaam is bevestigd, en instelmiddelen voor het instellen van de onderlinge hoek tussen de klemzones van de klemelementen bij een gesloten draadklem, die voorzien zijn tussen een drager en een klemzone van een klemelement, en middelen die het instellen van de voornoemde onderlinge hoek beperken.
De draadklem volgens de uitvinding laat toe de onderlinge hoek die gevormd wordt tussen de klemzones van de klemelementen nauwkeurig in functie van de te klemmen inslagdraden in te stellen, en dit onafhankelijk van de bevestiging van de draadklem aan het grijperlichaam, terwijl verhinderd wordt dat de klemzones van de klemelementen over een te grote onderlinge hoek ingesteld worden, hetgeen de draadklem zou kunnen beschadigen.
Volgens een voorkeurdragende uitvoeringsvorm bevatten de middelen een aanslag die kan samenwerken met een aanslagvlak en die het instellen van de voornoemde onderlinge hoek beperkt. Dit laat toe de onderlinge hoek tussen de klemzones van de klemelementen eenvoudig en met zekerheid te beperken. Dit is vooral voordelig in geval de instelmiddelen een elastisch vervormbaar gedeelte bevatten, dat voorzien is tussen een drager en een klemzone van een klemelement, daar dergelijke middelen volgens de uitvinding het plastisch vervormen van dit elastisch gedeelte kunnen verhinderen.
Teneinde de kenmerken en de verdere voordelen van de uitvinding duidelijker naar voor te brengen wordt de uitvinding hieronder nader toegelicht aan de hand van tekeningen met uitvoeringsvoorbeelden, waarin : figuur 1 in isometrie een gevergrijper weergeeft waarin een draadklem volgens de uitvinding kan aangebracht worden ;
<Desc/Clms Page number 3>
figuur 2 een dwarsdoorsnede van de gevergrijper van figuur 1 volgens lijn 11-11 in figuur 3 weergeeft ; figuur 3 een doorsnede volgens lijn 111-111 in figuur 2 bij een gesloten draadklem weergeeft ; figuur 4 de doorsnede van figuur 3 voor een eerste uiterste stand van het vast opgesteld klemelement bij een gesloten draadklem weergeeft ; figuur 5 de doorsnede van figuur 3 voor een tweede uiterste stand van het vast opgesteld klemelement bij een geopende draadklem weergeeft ;
figuur 6 een variante van de uitvoeringsvorm van figuur 3 bij een gesloten draadklem weergeeft ; figuur 7 de doorsnede van figuur 6 voor een uiterste stand van het beweegbaar opgesteld klemelement bij een gesloten draadklem weergeeft ; figuur 8 nog een variante uitvoeringsvorm van figuur 3 bij een gesloten draadklem weergeeft.
In figuren 1 tot 5 is een gevergrijper 1 weergegeven, die dient voor het inbrengen van een inslagdraad 2 in een weefvak 3 dat tussen vlakken kettingdraden 4 en 5 is gevormd. De gevergrijper 1 is op gekende wijze met schroeven 6 aan het voorste einde van een grijperband 7 bevestigd. De gevergrijper 1 wordt door de grijperband 7, die aangedreven wordt door niet weergegeven aandrijfmiddelen, in en uit het weefvak 3 bewogen, om een inslagdraad 2 in het weefvak 3 te brengen. De gevergrijper 1 vertoont een kokervormig grijperlichaam 19 dat gevormd wordt door meerdere plaatdelen 8,9, 10,11 en 12, die deel uitmaken van een geplooide plaat, die bijvoorbeeld bestaat uit staal, een aluminiumlegering of enig ander metaal.
Aan het grijperlichaam 19 wordt ter hoogte van het plaatdeel 12 een draadklem 13 voor een inslagdraad 2 met boutverbindingen 14 en 15 vast bevestigd, die zieh respectievelijk met speling door een opening 16 of 17 in het plaatdeel 12 uitstrekken, zodat de draadklem 13 volgens een instelbare positie aan het grijperlichaam 19 kan bevestigd worden.
<Desc/Clms Page number 4>
De draadklem 13 bevat een steunelement 18, dat met de boutverbindingen 14 en 15 vast aan het plaatdeel 12 van het grijperlichaam 19 is bevestigd, en dat eendelig is uitgevoerd met een drager 36 van het vast opgesteld klemelement 20, dat met een onderzijde een klemzone 21 voor een inslagdraad 2 vormt.
Verder is aan dit steunelement 18 met behulp van de boutverbindingen 14 en 15 een draadgeleiding 22 bevestigd om een inslagdraad 2 naar de onderkant van het grijperlichaam 19 toe te geleiden tot de inslagdraad 2 met een aan de draadgeleiding 22 voorziene aanslag 23 contact maakt.
De draadklem 13 bevat verder een beweegbaar opgesteld klemelement 24 dat bestaat uit een bladveer die bijvoorbeeld bestaat uit veerstaal, en dat aan de bovenzijde een klemzone 25 voor een inslagdraad 2 vormt, die tegenover de klemzone 21 van het vast opgesteld klemelement 20 is voorzien, teneinde een inslagdraad te klemmen tussen de met elkaar samenwerkende klemzones 21 en 25. Het beweegbaar opgesteld klemelement 24 is hierbij aan het einde 26 dat tegenover het einde 27 met de klemzone 25 is gelegen, met een boutverbinding 28 vast bevestigd aan het steunelement 18. Hierbij oefent dit klemelement 24 een bepaalde klemkracht uit op het vast opgesteld klemelement 20.
De klemzone 21 van het klemelement 20 is spievormig uitgevoerd, terwijl de klemzone 25 van het klemelement 24 een groef 29 bevat, die kan samenwerken met de spievormig uitgevoerde klemzone 21 van het klemelement 20.
Wanneer de gevergrijper 1, zoals weergegeven in figuur 1, een tussen een presentatienaald 32 en het weefsel 33 gepresenteerde inslagdraad 2 opneemt, wordt de inslagdraad 2 onder het plaatdeel 9 en langsheen de bovenranden van de plaatdelen 10 en 12 geleid tot die contact maakt met de aanslagen 34 en 35 van het grijperlichaam 19. Hierbij wordt de inslagdraad 2 ook in de draadklem 13 opgenomen tot die contact maakt met de aanslag 23. Tussen de aanslag 23 en de aanslag 35 vormt de inslagdraad 2, zoals weergegeven in figuur 2, een hoek H van ongeveer vijftig graden met het plaatdeel 11 dat de bodem van de gevergrijper 1
<Desc/Clms Page number 5>
vormt. De inslagdraad 2 wordt hierbij geklemd in de draadklem 13 ter hoogte van een positie die gelegen is tussen de aanslag 34 en de aanslag 23.
Wanneer de inslagdraad 2 in de draadklem 13 geklemd is, wordt die door een niet weergegeven inslagschaar van het weefsel 33 geknipt en in het weefvak 3 gebracht. Hierbij wordt de inslagdraad 2 van een niet weergegeven draadvoorraad getrokken, in het bijzonder van een bobijn.
Tussen de drager 36 voor het klemelement 20 en de klemzone 21 van het klemelement 20, zijn instelmiddelen 30 voorzien voor het instellen van de onderlinge positie van de drager 36 en de klemzone 21, teneinde de onderlinge hoek A tussen de klemzones 21 en 25 van de klemelementen 20 en 24 bij een gesloten draadklem 13 in te stellen. De instelmiddelen 30 bevatten een elastisch vervormbaar gedeelte 37 dat tussen de drager 36 en de klemzone 21 aan het steunelement 18 is voorzien. Het elastisch vervormbaar gedeelte 37 bestaat in het weergegeven voorbeeld uit een smal gedeelte dat gefabriceerd wordt door een holte 38 uit het steunelement 18 weg te frezen. Ter hoogte van de holte 38 en het elastisch gedeelte 37 bevatten de instelmiddelen 30 ook een regelschroef 39.
Hierbij wordt de regelschroef 39 in een kraag 40 geschroefd, terwijl die steunt tegen een zijwand 41 van de holte 38 die tegenover de kraag 40 is gelegen. Om de regelschroef 39 vast ten opzichte van de kraag 40 van het steunelement 18 te bevestigen wordt een tegenmoer 42 voorzien.
De draadklem 13 volgens de uitvinding bevat tevens middelen in de vorm van een aanslag 70 die voorzien is aan de drager 36, en die het instellen van de onderlinge hoek tussen de klemzones 21 en 25 beperkt. De aanslag 70 bevat twee aanslagvlakken 71 en 72 die elk kunnen samenwerken met een aanslagvlak 73 of 74 van het klemelement 20.
Wanneer bij de uitvoeringsvorm van figuur 3, de regelschroef 39 verder in de kraag 40 wordt geschroefd, wordt het elastisch vervormbare gedeelte 37 vervormd en wordt bijvoorbeeld een stand bekomen zoals weergegeven in figuur 4. Hierblj is de hoekpositie van de klemzone 21 van
<Desc/Clms Page number 6>
het klemelement 20 gewijzigd ten opzichte van de hoekpositie van de klemzone 25 van het klemelement 24, zodat tevens de onderlinge hoek D tussen de klemzones 21 en 25 gewijzigd wordt. Bij deze stand maakt het aanslagvlak 71 van de aanslag 70 contact met het aanslagvlak 73 van het klemelement 20, waardoor het verder vervormen van het klemelement 20 ter hoogte van het elastisch gedeelte 37 beperkt wordt.
Hierdoor kan verhinderd worden dat het elastisch gedeelte 37 over een te grote hoek zou verdraaid worden, bijvoorbeeld een hoek die aanleiding geeft tot het plastisch vervormen van dit gedeelte 37. Door een dergelijke plastische vervorming wordt de draadklem 13 beschadigd, waardoor die niet meer in eender welke gewenste hoekpositie kan ingesteld worden. Hierdoor is het mogelijk de voornoemde onderlinge hoek aan de te weven inslagdraden aan te passen of in te stellen, en dit terwijl het steunelement 18 aan de gevergrijper 1 bevestigd blijft.
Door het samenwerken van het elastisch vervormbare gedeelte 37 en de regelschroef 39 wordt het instellen van de draadklem 13 niet beinvloed door wrijving en/of speling en/of sleet van de instelmiddelen, en kan de instelling meerdere malen herhaald worden zonder dat dit invloed heeft op de instelmiddelen. Bovendien kan de instelling nauwkeurig gebeuren en kan die continu aangepast worden. Dit is vooral belangrijk voor het weven van inslagdraden die bestaan uit meerdere naast elkaar voorziene dunne draadjes, of zogenaamde dunne filamenten, die samen een dikkere inslagdraad vormen. Hoe meer en hoe dunner de filamenten, hoe kleiner de hoek tussen de klemzones 21 en 25 dient gekozen te worden.
Bij de uitvoeringsvorm van figuur 5 maakt het aanslagvlak 72 van de aanslag 70 contact met het aanslagvlak 74 van het klemelement 20, waardoor het verder vervormen van het klemelement 20 ter hoogte van het elastisch gedeelte 37 tevens beperkt wordt. Hierdoor kan bekomen worden dat het klemelement 20 steeds met een zekere kracht tegen de regelschroef 39 gedrukt wordt, waarbij deze kracht gegenereerd wordt door een veerkracht afkomstig van het elastisch gedeelte 37.
<Desc/Clms Page number 7>
Het als bladveer uitgevoerde beweegbaar opgesteld klemelement 24 is voorzien om samen te werken met een aanslagelement 44 in de vorm van een geplooide bladveer waarmee het beweegbaar opgesteld klemelement 24 zodanig kan bevolen worden dat, zoals weergegeven in figuur 5, de klemzone 25 van het beweegbaar opgesteld klemelement 24 weg van de klemzone 21 van het vast opgesteld klemelement 20 kan bewogen worden, teneinde de draadklem 13 te openen om die bijvoorbeeld te reinigen. Het aanslagelement 44 kan hiertoe op een gekende wijze samenwerken met een schematisch weergegeven aanslag 45, die vast aan een niet weergegeven freem van de weefmachine is bevestigd.
De aanslag 45 is zodanig naast de bewegingsbaan van de gevergrijper 1 opgesteld, dat wanneer de gevergrijper 1 langsheen deze aanslag 45 beweegt, de aanslag 45 drukt op het aanslagelement 44 en de draadklem 13 geopend wordt. Het aanslagelement 44 is samen met het beweegbaar opgesteld klemelement 24 en een tussenplaatje 43 door middel van de boutverbinding 28 aan het steunelement 18 bevestigd.
In figuur 6 wordt een uitvoeringsvorm weergegeven waarbij naast de instelmiddelen 30 tevens tweede instelmiddelen 31 zijn voorzien om de onderlinge hoek tussen de klemzones 21 en 25 van de klemelementen 20 en 24 bij een gesloten draadklem 13 in te stellen. Het beweegbaar opgesteld klemelement 24 is, analoog als bij de uitvoeringsvorm van figuren 1 tot 5 uitgevoerd, en wordt met een bout 28 aan een drager 46 die eendelig is uitgevoerd met het steunelement 54 bevestigd, dat op zijn beurt met boutverbindingen 14 en 15 ter hoogte van zijn bevestigingszone vast aan het grijperlichaam 19 is bevestigd.
De tweede instelmiddelen 31 bevatten een elastisch vervormbaar gedeelte 47 dat nabij een holte 48 is voorzien, een bijhorende regeischroef 49 die geschroefd wordt in een kraag 51 en tegen een zijwand 52 van de drager 46 die eendelig is uitgevoerd met het steunelement 54, en een tegenmoer 50, die op analoge wijze als de elementen 37,39, 41 en 42 van de instelmiddelen 30 werkzaam zijn. De instelmiddelen 31 laten toe de hoekpositie van de klemzone 25 van het beweegbaar opgesteld klemelement 24 bij een
<Desc/Clms Page number 8>
gesloten draadklem 13 ten opzichte van de hoekpositie van de klemzone 21 van het klemelement 20 in te stellen, door de hoekpositie van het klemelement 24 ten opzichte van de drager 46 van het steunelement 54 te wijzigen.
De draadklem 13 volgens figuren 6 en 7 bevat tevens middelen in de vorm van een aanslag 75 die voorzien is aan de kraag 51, en die het instellen van de onderlinge hoek tussen de klemzones 21 en 25 beperkt. De aanslag 70 bevat een aanslagvlak 76 dat kan samenwerken met een aanslagvlak 77 van de drager 46.
Wanneer bij de uitvoeringsvorm van figuur 6, de regelschroef 49 verdraaid wordt, wordt het elastisch gedeelte 47 vervormd en wordt bijvoorbeeld een stand bekomen zoals weergegeven in figuur 7, waarbij de klemzones 21 en 25 een onderlinge hoek E vormen. Hierbij wordt opgemerkt dat bij een bepaalde verplaatsing van de regelschroef 49 slechts een kleine hoekverdraaiing van de klemzone 25 van het klemelement 24 wordt bekomen. Dit is te verklaren daar het elastisch gedeelte 47 verder van de klemzone 25 van het klemelement 24 is aangebracht, en daar het klemelement 24 bovendien vervormbaar is. Dit laat toe met een regelschroef 49 met een bepaalde spoed de hoekpositie van de klemzone 25 relatief fijn te regelen.
De instelmiddelen 30 waarmee de hoekpositie van de klemzone 21 kan ingesteld worden, zijn nabij de klemzone 21 aangebracht en laten zodoende toe dat bij een bepaalde verplaatsing van de regelschroef 39 een relatief grote hoekverdraaiing van de klemzone 21 ten opzichte van de bevestigingszone van het steunelement 18,46 kan bekomen worden. Dit laat toe met een regelschroef 39 met een bepaalde spoed de hoekpositie van de klemzone relatief snel te wijzigen. Bij deze stand maakt het aanslagvlak 76 van de aanslag 75 contact met het aanslagvlak 77 van het drager 46, waardoor het verder verdraaien van het klemelement 24 ter hoogte van het elastisch gedeelte 46 beperkt wordt.
Deze aanslag 75 beperkt, op een analoge wijze als de aanslag 70, het
<Desc/Clms Page number 9>
vervormen van het elastisch gedeelte 46, zodat dit elastisch gedeelte 46 niet plastisch kan vervormen.
Een draadklem 13 volgens de uitvoeringsvorm van figuren 6 en 7 laat ook toe met behulp van de instelmiddelen 31 de kracht in te stellen of te regelen die door het klemelement 25 op het klemelement 21 uitgeoefend wordt. Een draadklem 13 volgens die voornoemde uitvoeringsvorm kan als volgt ingesteld worden. Vooreerst wordt de regeischroef 49 zodanig ingesteld dat het klemelement 24 een bepaalde klemkracht op het klemelement 20 uitoefent. Vervolgens kan de hoekpositie van de klemzone 21 van het klemelement 20 met de regelschroef 39 ingesteld worden en kan de hoekpositie van de klemzone 25 van het klemelement 20 ingesteld worden, zodat de gewenste hoek tussen de klemzones 21 en 25 wordt bekomen. Dit kan gebeuren terwijl het steunelement 54 al dan niet in het grijperlichaam 19 is bevestigd.
Indien tijdens het weven vastgesteld wordt dat de draadklem 13 de inslagdraden niet optimaal klemt, kan de draadklem 13 met behulp van de instelmiddelen 30,31 bijgeregeld worden, terwijl de draadklem 13 in het grijperlichaam 19 bevestigd blijft.
Bij de uitvoeringsvorm van figuren 6 en 7 is de drager 36 van het vast opgesteld klemelement 20 met een boutverbinding 53 vast aan het steunelement 54 bevestigd, en zijn de instelmiddelen 30 voorzien zijn ter hoogte van de drager 36 van het klemelement 20, teneinde toe te laten de hoekpositie van de klemzone 21 ten opzichte van de drager 36 van het steunelement 54 te wijzigen, en zodoende de hoek tussen de klemzones 21 en 25 in te stellen.
Het is duidelijk dat meer dan twee instelmiddelen 30,31 met elastisch vervormbare gedeelten 37,47 en bijhorende regelschroeven 39,49 kunnen voorzien worden, en dat de elastisch vervormbare gedeelten 37, 47 op eender welke plaats tussen de drager 36,46 en een klemzone 21, 25 van een klemelement 20,24 kunnen voorzien worden.
<Desc/Clms Page number 10>
Het is duidelijk dat het beweegbaar opgesteld klemelement 24 niet noodzakelijk dient bevolen te worden met behulp van een aanslagelement 44 om de draadklem 13 te openen, maar dat de draadklem 13 op analoge wijze door eender welk ander middel kan geopend worden.
In figuur 8 wordt een variante uitvoeringsvorm weergegeven waarbij een vast opgesteld klemelement 61, dat een klemzone 25 bevat, eendelig is uitgevoerd met een steunelement 55, dat met bouten 14,15 vast aan het grijperlichaam 19 is bevestigd. Het klemelement 60, dat een klemzone 21 bevat, is hierbij eendelig uitgevoerd met een om een as 56 draaibaar opgestelde hefboom 57. Tussen de hefboom 57 en het steunelement 55 is een veer 58 aangebracht, die de klemelementen 60 en 61 naar elkaar toe dwingt. De hefboom 57 is eendelig uitgevoerd met een drager 59 voor het klemelement 60, die voorzien is tussen de as 56 en het klemelement 60.
Tussen de drager 59 en de klemzone 21 van het klemelement 60 zijn instelmiddelen 30 voorzien, die op een wijze analoog als weergegeven in figuren 1 tot 7, toelaten de onderlinge hoek die, bij een gesloten draadklem 13, gevormd wordt tussen de klemzones 21,25 van de klemelementen 60,61 in te stellen. De draadklem 13 volgens figuur 8, kan geopend worden door de hefboom 57 om de as 56 te verdraaien.
Bij deze draadklem 13 is een aanslag 78 voorzien aan de kraag 40 van de drager 59, die het instellen van de onderlinge hoek tussen de klemzones 21 en 25 beperkt, en die een aanslagvlak 79 bevat dat kan samenwerken met een aanslagvlak 80 van het klemelement 60.
Het is duidelijk dat de uitvinding niet beperkt is tot de weergegeven uitvoeringsvormen, maar tevens combinaties van deze uitvoeringsvormen kan bevatten. Tevens kan de uitvinding combinaties van de weergegeven uitvoeringsvormen met de uitvoeringsvormen beschreven in de niet gepubliceerde octrooiaanvraag BE 9800755 van de aanvraagster bevatten. De volledige inhoud van BE 9800755 maakt tevens deel uit van de beschrijving van deze octrooiaanvraag.
<Desc/Clms Page number 11>
Niettegenstaande in de weergegeven voorbeelden telkens een draadklem in een gevergrijper is weergegeven, is het uiteraard ook mogelijk een draadklem volgens de uitvinding in een nemergrijper te voorzien.
De draadklem volgens de uitvinding beperkt zieh uiteraard niet tot de als voorbeeld beschreven en in de figuren weergegeven uitvoeringsvormen maar kan binnen het kader van de uitvinding volgens verschillende varianten uitgevoerd worden.