BE1011109A3 - Werkwijze voor het uitvoeren van een onderschoeiing onder een bestaande draagmuur of wand en de daarbij gebruikte inrichting. - Google Patents

Abstract

De uitvinding betreft een werkwijze voor het uitvoeren van een onderschoeiing onder een bestaande draagmuur onder gebruikmaking van een kistvormig element met een open zijde die naar de draagmuur is gericht, gekenmerkt doordat men de grond uit het kistvormig element (3) verwijdert tegelijkertijd met de grond over een oppervlakte die met de aan te brengen onderschoeiing overeenstemt; men in de ontstante ruimte een U-vormig bekistingsonderdeel (4) aanbrengt; men tijdelijk elk van de op elkaar gestapelde U-vormige bekistingsonderdelen (4) met elk van de kistvormige elementen (3) bevestigt; men een verbrede funderingsplaat (15) op de grond onder het onderste U-vormig bekistingsonderdeel (4) legt of perst en men verloren bekistingsplaten (10) aan de voorzijde van elk van de U-vormige bekistingsonderdelen (4) bevestigt en men het beton in de aldus ontstane bekisting stort.

Description

   <Desc/Clms Page number 1> 
 



  "Werkwijze voor het uitvoeren van een onderschoeiing onder een bestaande draagmuur of wand en de daarbij gebruikte inrichting" 
Deze uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het uitvoeren van een onderschoeiing onder een bestaande draagmuur of wand waarbij men op de grond, tegen de te ondersteunen muur of wand een reeks zuilen vormt onder gebruikmaking van een kistvormig element met drie zijden en een open zijde die naar de draagmuur of wand is gericht. 



   Een dergelijke werkwijze is beschreven in de Belgische octrooiaanvragen nrs. 09600552 en 09600963 ten name van aanvrager. 



   De werkwijze en de daarbij gebruikte inrichting volgens deze octrooiaanvrage leveren uitstekende resultaten op wanneer de onderschoeiing tot op diepte van 4 à 5 meter moet worden uitgevoerd. Met grotere dieptes kunnen zich problemen voordoen en het is dan ook het doel van deze uitvinding een werkwijze en een inrichting voor te schrijven die toelaat onderschoeiingen tot op dieptes van 8 - 10 m uit te voeren door toepassing van een verbeterde techniek die is afgeleid van de in de hierboven genoemde octrooiaanvrage beschreven werkwijze en inrichting. 



   Om dit conform de uitvinding mogelijk te maken, gaat men als volgt te werk : a) Men verwijdert de grond uit het kistvormig element en men verwijdert tegelijkertijd de grond over een oppervlakte die met de aan te brengen onderschoeiing 

 <Desc/Clms Page number 2> 

 oppervlakte die met de aan te brengen onderschoeiing overeenstemt, en wel over een hoogte die overeenstemt met een modulaire fractie van de hoogte van het kistvormig element ; b) Men brengt in de ontstane ruimte onder de draagmuur of wand een   U-vormig   bekistingsonderdeel aan met de open zijde naar het kistvormig element toe ; c) Men bevestigt tijdelijk elk van de op elkaar gestapelde U-vormige bekistingsonderdelen met de verticale randen van twee zijden van bedoeld kistvormig element ; d) Men herhaalt deze bewerkingen tot de gewenste diepte is bereikt ;

   e) Een verbrede funderingsplaat wordt op de grond onder het onderste   U-vormig   bekistingsonderdeel gelegd of   doorgeperst ;    f) Men bevestigt een verloren bekistingsplaat aan de open voorzijde van elk van de U-vormige bekistingsonderdelen en men verwijdert de bouten tussen de U-vormige bekistingsonderdelen en de kistvormige elementen ; g) Men stort het beton in de aldus ontstane bekisting ; h) Men bekist de ruimten tussen twee naburige zuilen (schachten) op dezelfde wijze als hierboven beschreven ; i) Na voldoende verharding van het gestorte beton drukt men, met hydraulische middelen, progressief alle op elkaar gestapelde kistvormige elementen naar boven. 



   Steeds volgens de uitvinding bouwt men elk van de zuilen op volgens een sequentie waarbij een zuil met dezelfde of gelijkaardige afmetingen tussen twee reeds afgewerkte zuilen wordt gevormd en maakt men daartoe gebruik, als laterale bekistingsonderdelen, van de als verloren bekisting dienende wanden van de U- 

 <Desc/Clms Page number 3> 

 vormige bekistingsonderdelen behorende tot twee naburige zuilen en brengt men aan de achterzijde van de te vormen zuil verticale platen aan met een breedte die iets groter is dan de breedte van de te vormen zuil en een hoogte gelijk aan deze van de U-vormige bekistingsonderdelen, en schuift men deze manueel met zijn uiterste randen achter het reeds gevormde Uvormige bekistingsonderdeel,

   waarna men op dezelfde wijze als beschreven in conclusie 1 de ontstane bekistingsruimte afwerkt met platen die met hun randen aan de naburige U-vormige bekistingsonderdelen worden bevestigd. 



   Andere details en voordelen van de uitvinding zullen blijken uit de hiernavolgende beschrijving van een werkwijze voor het uitvoeren van een onderschoeiing onder een bestaande draagmuur of wand en de daarbij gebruikte inrichting volgens de uitvinding. Deze bij wijze van voorbeeld gegeven beschrijving verwijst naar de hieraan toegevoegde figuren. 



   Figuren 1-3 tonen drie achtereenvolgens voorkomende stappen uit de werkwijze volgens de uitvinding. 



   Figuur 4 toont de finale stand na plaatsing boven elkaar van vijf kistvormige elementen. 



   Figuur 5 vertoont schematisch de opstelling van een reeks U-vormige bekistingsonderdelen ten opzichte van twee kistvormige elementen. 



   Figuur 6 is een bovenaanzicht op een kistvormig element verbonden met een U-vormig bekistingsonderdeel in een bijzondere uitvoeringsvorm, waarbij in stippellijn een bordes is weergegeven van waarop de U-vormige bekistingsonderdelen constructief onder de fundering en aan de kisten gemonteerd worden. 

 <Desc/Clms Page number 4> 

 



   Figuur 7 toont schematisch, eveneens in bovenaanzicht, twee afgewerkte zuilen met tussen deze zuilen een bekisting in opbouw. 



   Figuur 8 toont schematisch, op een andere schaal, een volgens een horizontale doorsnede twee U-vormige onderdelen. 



   Figuren 9 en 10 hebben betrekking op details van de werkwijze volgens de uitvinding. 



   De werkwijze door de verschillende figuren geïllustreerd, is afgeleid van de techniek beschreven in de in de aanhef geciteerde octrooiaanvragen. 



   In de eerste fase van deze techniek wordt   voor   de te onderschoeien muur 1 met funderingszool 2 een kistvormig element 3 gebracht. Het eerste kistvormig element 3 rust principieel op de grond hoewel volgens figuur 1 dit kistvormig element reeds tot op een zekere diepte in de uitgegraven grond is gezakt en wel zo diep dat de grond onder de funderingszool vanuit het kistvormig element kan worden weggegraven. In de praktijk is een dergelijk element bij voorkeur 2, 50 m bij een breedte van 1, 20 m en een hoogte van nagenoeg 2 m. Deze maten zijn niet bindend en worden hier slechts bij wijze van voorbeeld gegeven. Zodra de grond onder de muur 1 is weggehaald, wordt een eerste U-vormig bekistingsonderdeel 4 in de ontstane ruimte geschoven.

   Het bekistingsonderdeel 4 bestaat uit twee vleugels   4'en   een wand   4" die zich   tussen de vleugels 4'uitstrekt. In gebruik kan deze wand 4" als de achterste wand worden beschouwd. 



   Figuren 7 en 8 geven meer details over deze U-vormige onderdelen. 



   Men zal in dit stadium nog noteren dat voor het vormen van een reeks zuilen ter vorming van 

 <Desc/Clms Page number 5> 

 een onderschoeiing volgens een vooropgesteld schema moet worden gewerkt, zodat men op een bepaald ogenblik de op te trekken zuilen van de onderschoeiing tussen twee reeds afgewerkte zuilen realiseert. 



   De uitgravingen waarvan figuur 1 de eerste stap toont, worden doorgezet tot de standen volgens figuren 2 en 3 zijn bereikt. Hierbij is het eerste kistvormig element 1 voldoende diep gezakt om alle U-vormige bekistingsonderdelen 4 die samen met de hoogte van een kistvormig element overeenstemmen op hun plaats te kunnen schuiven. 



   Het uitgraven wordt voortgezet tot de gewenste diepte is bereikt. Deze toestand toont figuur 4 waar vijf kistvormige elementen op elkaar zijn gestapeld en een verbrede funderingsplaat 15 is aangebracht. Afhankelijk van de willekeurige hoogte van de U-vormige bekistingsonderdelen kunnen 18 tot, bijvoorbeeld, 30 U-vormige bekistingsonderdelen worden ingeschakeld. 



   Alle U-vormige bekistingsonderdelen 4 zijn voorzien van dwars opgelaste flenzen 5 ter verbinding door bouten met flenzen 6 behorende tot de zijplaten van elk kistvormig element 3. Ter verduidelijking hiervan zal worden verwezen naar figuren 7 en 8 waar de zijwanden 7 en de achterste wand 7'van kistvormige elementen 3 zichtbaar zijn. 



   Vervolgens worden, in omgekeerde zin van beneden naar boven, verloren bekistingsplaatjes 10 aan de binnenzijde van de U-vormige bekistingsonderdelen 4 tegen de flenzen 5 geplaatst. 



  Deze plaatjes hebben ongeveer dezelfde hoogte als de Uvormige bekistingselementen en worden bijvoorbeeld door een klein hoekijzer 12 (zichtbaar in figuur 8) op hun plaats gehouden. Dit is enkel nodig tot op het moment 

 <Desc/Clms Page number 6> 

 dat het beton 22 gestort is. Op dit moment worden ook de bouten tussen de flenzen 5 en 6 van de elementen 3 en 4 verwijderd. 



   In figuur 7 zijn drie kistvormige elementen 3 op een afstand van elkaar opgesteld. De ruimtes 8 en 8'tussen twee kistvormige elementen 3 hebben ongeveer de breedte van deze elementen 3. De ruimte 8 is reeds uitgegraven terwijl de ruimte   8'nog   moet worden uitgegraven. De tussenruimten 8 en 8' worden pas uitgegraven als de naburige U-vormige bekistingsonderdelen 4 van 3 reeds aangestort werden. 



   De ruimte 8 werd uitgegraven door gebruik te maken als bekisting van de zijwanden 7 van naburige reeds op hun plaats staande kistvormige elementen 3 met hun aangestorte bekisting 4. Achteraan,   t. w.   aan de van de muur 1 afgekeerde zijde, heeft men telkens gebruik gemaakt van platen 9 die met de hoogte van een kistvormig element, of een fractie daarvan, overeenstemmen. Deze platen 9 werden manueel of mechanisch achter twee naburige wanden 7'geschoven. 



   Langs de achterzijde worden de verloren bekistingsplaatjes 17 geplaatst en wel van boven naar beneden toe terwijl men stapsgewijs dieper graaft. De plaatjes 17 worden door bijvoorbeeld hechtlassen aan de achterste wand 4"bevestigd. Zodra de bodem bereikt wordt, plaatst men nu van beneden naar boven toe de bekistingsplaatjes 10 zoals eerder beschreven. 



   Tijdens het uitgraven van een schacht worden korte betonijzers 13 doorheen daartoe voorziene gaten 14 in de zijwanden van 41 van de U-vormige bekistingsonderdelen 4 geschoven (figuren 5 en 8). 



   Wanneer de gewenste diepte is bereikt, wordt onderaan in de uitgegraven schacht een 

 <Desc/Clms Page number 7> 

 funderingsplaat 15 onder de te vormen fundering gelegd of geperst. Deze plaat 15 kan een stalen plaat zijn of uit beton zijn vervaardigd. Een betonnen plaat kan van verticale korte wapeningsstaven 16 worden voorzien ter verankering van de funderingsplaat 15 aan de betonmassa van de onderschoeiing. Hierbij valt op te merken dat, buiten de korte betonijzers 13 (figuur 10) ter vorming van een monoliete structuur, gebruikelijke wapeningsijzers in elke zuil kunnen voorkomen. Daarna worden, te beginnen met de onderste U-vormige bekistingsonderdelen 4 aan de twee zijranden van de vleugels   4',   plaatjes 17 met puntlas, bijvoorbeeld, bevestigd.

   Deze verschillende boven elkaar voorkomende plaatjes 17 werken de volledige bekisting van een zuil af aan de binnenzijde. Aan de buitenzijde worden op dezelfde wijze als beschreven in verband met een kistvormig element 3, plaatjes 10 bevestigd tegen de flenzen 5. Beton kan nu van boven af in deze bekisting gestort worden. 



   Na volstorten van de verwezenlijkte bekisting wordt de betonmassa getrild. Hierdoor verzakt de betonmassa over een niet onbeduidende diepte. Zoals beschreven in de eerst genoemde octrooiaanvrage wordt verder, onder gebruikmaking van een schuin bevestigde voorzetplaat 18, beton onder de funderingszool 2 van de muur 1 gestort. Dank zij de hoogte van deze schuine voorzetplaat 18 en door het gewicht van het beton kan de bij het trillen van het beton ontstane holte correct worden opgevuld (figuur 9). 



   Tijdens de graafwerken werden er wegneembare schoorbalkjes 21 tussen de wanden 7 van de kistvormige elementen 3 geplaatst om de stabiliteit van deze elementen te verzekeren (figuren 5 en 6). 



   In de eindfase worden de bordessen 19 

 <Desc/Clms Page number 8> 

 gerecupereerd. Deze noodzakelijke onderdelen worden gebruikt om de werkzaamheden tijdens de graafwerken en het aanbrengen van de bekisting mogelijk te maken. Hun steunpunten langs de zijwanden 7 van de kistvormige elementen werden met referentie 20 duidelijk gemaakt (figuren 5 en 6). 



   De U-vormige bekistingsonderdelen 4 kunnen uit zeer uiteenlopende materialen, zoals staal of gerecycleerde synthetische stoffen, worden vervaardigd.

Claims (8)

1. CONCLUSIES 1. Werkwijze voor het uitvoeren van een onderschoeiing onder een bestaande draagmuur of wand waarbij men op de grond, tegen de te ondersteunen muur of wand (1) een reeks zuilen vormt onder gebruikmaking van een kistvormig element met drie zijden en een open zijde die naar de draagmuur of wand is gericht, met het kenmerk dat men als volgt te werk gaat : a) Men verwijdert de grond uit het kistvormig element (3) en men verwijdert tegelijkertijd de grond over een oppervlakte die met de aan te brengen onderschoeiing overeenstemt, en wel over een hoogte die overeenstemt met een modulaire fractie van de hoogte van het kistvormig element (3) ; b) Men brengt in de ontstane ruimte onder de draagmuur of wand (1) een U-vormig bekistingsonderdeel (4) aan met de open zijde naar het kistvormig element (3) toe ;

   c) Men bevestigt tijdelijk elk van de op elkaar gestapelde U-vormige bekistingsonderdelen (4) met de verticale randen van twee zijden van bedoeld kistvormig element (3) ; d) Men herhaalt deze bewerkingen tot de gewenste diepte is bereikt ; e) Een verbrede funderingsplaat (15) wordt op de grond onder het onderste U-vormig bekistingsonderdeel (4) gelegd of doorgeperst ; f) Men bevestigt verloren bekistingsplaten (10) aan de open voorzijde van elk van de U-vormige bekistingsonderdelen (4) en men verwijdert de bouten (11) tussen de U-vormige bekistingsonderdelen en de kistvormige elementen ; g) Men stort het beton in de aldus ontstane bekisting ; <Desc/Clms Page number 10> h) Men bekist de ruimten tussen naburige zuilen (schachten) op dezelfde wijze als hierboven beschreven ;

   i) Na voldoende verharding van het gestorte beton drukt men, met hydraulische middelen, progressief alle op elkaar gestapelde kistvormige elementen (3) naar boven.
2. 2. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk dat men elk van de zuilen opbouwt volgens een sequentie waarbij een zuil met dezelfde of gelijkaardige afmetingen tussen twee reeds afgewerkte zuilen wordt gevormd en men daartoe als laterale bekistingsonderdelen gebruik maakt van de als verloren bekisting dienende wanden van de U-vormige bekistingsonderdelen (4) behorende tot twee naburige zuilen en men aan de achterzijde van de te vormen zuil verticale plaatjes (17) aanbrengt met een breedte die iets groter is dan de breedte van de te vormen zuil en een hoogte gelijk aan deze van de U-vormige bekistingsonderdelen 4, en deze manueel met zijn uiterste randen achter het reeds gevormde U-vormige bekistingsonderdeel schuift, waarna men op dezelfde wijze als beschreven in conclusie 1 de ontstane bekistingsruimte afwerkt met platen (10)

   die aan de randen van de naburige U-vormige bekistingsonderdelen worden bevestigd.
3. 3. Werkwijze volgens een van de conclusies 1 en 2, met het kenmerk dat men doorheen de verticale zijwanden van hogerbedoelde U-vormige bekistingsonderdelen (4) wapeningsstaafjes (13) steekt vooraleer het beton wordt gestort ten einde een monolithische structuur te doen ontstaan.
4. 4. Werkwijze volgens een van de conclusies 1 - 3, met het kenmerk dat men in <Desc/Clms Page number 11> hogerbedoelde kistvormige elementen (3) interne dwarse schoorbalkjes (21) aanbrengt tegen het naar binnen buigen van de wanden van de kistvormige elementen (3).
5. 5. Inrichting voor het uitvoeren van de werkwijze volgens een van de conclusies 1 - 4, met het kenmerk dat hogerbedoelde U-vormige bekistingsonderdelen (4) die uit staal, beton of kunststof kunnen bestaan, een hoogte vertonen van nagenoeg 0. 30 m bij een lengte van nagenoeg 1. 20 m.
6. 6. Inrichting volgens conclusie 5, met het kenmerk dat de naar elkaar gerichte wanden van bedoelde kistvormige elementen 3 van steunen zijn voorzien voor het opvangen van de einden van schoorbalkjes (21).
7. 7. Inrichting volgens een van de conclusies 6 en 7, met het kenmerk dat zij ook bestaat uit als verloren bekisting dienstdoende plaatjes 10 die de bekisting langs de open voorzijde van de U-vormige bekistingsonderdelen 4 afsluiten.
8. 8. Inrichting volgens een van de conclusies 5 - 7, met het kenmerk dat zij eveneens funderingsplaten bevat uit staal, respectievelijk prefab-beton ter vorming van een verbrede funderingsvoet.