BE1020706A3 - Werkwijze voor het uitvoeren van een onderschoeiing onder een bestaande muur en bijhorende inrichting. - Google Patents

Werkwijze voor het uitvoeren van een onderschoeiing onder een bestaande muur en bijhorende inrichting. Download PDF

Info

Publication number
BE1020706A3
BE1020706A3 BE201200265A BE201200265A BE1020706A3 BE 1020706 A3 BE1020706 A3 BE 1020706A3 BE 201200265 A BE201200265 A BE 201200265A BE 201200265 A BE201200265 A BE 201200265A BE 1020706 A3 BE1020706 A3 BE 1020706A3
Authority
BE
Belgium
Prior art keywords
wall
shaped
parts
reinforcement
side walls
Prior art date
Application number
BE201200265A
Other languages
English (en)
Inventor
Rooy Carl Van
Original Assignee
Rooy Carl Van
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Rooy Carl Van filed Critical Rooy Carl Van
Priority to BE201200265A priority Critical patent/BE1020706A3/nl
Priority to EP13164783.6A priority patent/EP2653617A3/en
Application granted granted Critical
Publication of BE1020706A3 publication Critical patent/BE1020706A3/nl

Links

Classifications

    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E02HYDRAULIC ENGINEERING; FOUNDATIONS; SOIL SHIFTING
    • E02DFOUNDATIONS; EXCAVATIONS; EMBANKMENTS; UNDERGROUND OR UNDERWATER STRUCTURES
    • E02D35/00Straightening, lifting, or lowering of foundation structures or of constructions erected on foundations

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Structural Engineering (AREA)
  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • General Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Mining & Mineral Resources (AREA)
  • Paleontology (AREA)
  • Civil Engineering (AREA)
  • General Engineering & Computer Science (AREA)
  • Revetment (AREA)
  • Foundations (AREA)

Description

Werkwijze voor het uitvoeren van een onderschoeiing onder een bestaande muur en bijhorende inrichting.
Werkwijze voor het uitvoeren van een onderschoeiing onder een bestaande muur.
Het onderschoeiien van een muur betreft in hoofdzaak het verdiepen van een muur en/of fundering.
Zulke verdieping kan bijvoorbeeld gewenst zijn wanneer men parkeerplaatsen of andere nuttige ruimtes wenst te voorzien onder een bestaande bouwconstructie.
Het is duidelijk dat zulke ingreep met de nodige voorzorgen en vakkennis dient te worden voltrokken.
Bij het uitvoeren van een onderschoeiing wordt de muur onderverdeeld in moten van bijvoorbeeld 1 meter à 1,50 meter lengte.
Niet aangrenzende moten worden in een eerste fase voorzien van een verdiept muurdeel met gepaste fundering, verder ook de primaire moten genoemd. In een tweede fase worden de tussenliggende moten of secundaire moten op gelijkaardige wijze onderschoeit.
Er bestaan verschillende werkwijzen voor het uitwerken van elke verdiepte muurmoot, doch het is duidelijk dat er steeds sprake is van het uitgraven van grond, het voorzien van een gepaste beschoeiing, het voorzien van een wapening en een bekisting en het betonneren van de bekiste zolen en wanden in de beschoeide ruimte.
Het BE 1.011.109 beschrijft een werkwijze voor het uitvoeren van een onderschoeiing onder een bestaande draagmuur of wand.
De werkwijze doorloopt in hoofdzaak de onderstaande stappen.
Tegen de te onderschoeien muur of wand wordt per zuil of moot een kistvormig element geplaatst, in het vakjargon en verder ook box genaamd, met drie gesloten zijden en een open zijde welke laatste naar de draagmuur of wand wordt gericht.
Men verwijdert de grond uit de box welke op de grond is geplaatst waardoor de box afzakt, en men verwijdert nagenoeg tegelijkertijd de grond onder de te onderschoeien muur in het verlengde van de box, en dit alles stapsgewijs.
Elke uitgraving en afzakking van de box betreft bijvoorbeeld een diepte van 50 cm, in de praktijk de hoogte die overeenstemt met een modulaire fractie van de hoogte van de box.
Men brengt in de ontstane ruimte onder de draagmuur of wand een U-vormig beschoeiingsonderdeel aan met de open zijde naar de box toe.
Vervolgens bevestigt men tijdelijk het U-vormige beschoeiingsonderdelen met de verticale randen van twee zijden van de box.
Het uitgraven en de overige stappen wordt hernomen. De U-vormige beschoeiingsonderdelen zakken mee met de box neerwaarts. Een volgend ü-vormig beschoeiingsonderdeel wordt op gelijkaardige wijze aangebracht boven het laatst aangebrachte en afgezakte U-vormig beschoeiingsonderdeel.
Aldus wordt een stapeling van U-vormige beschoeiingsonderdelen bekomen.
Men herhaalt deze bewerkingen tot de gewenste diepte is bereikt.
Een verbrede funderingsplaat wordt op de grond onder het onderste ü-vormig beschoeiingsonderdeel gelegd of doorgeperst.
Men bevestigt een verloren bekistingsplaat aan de open voorzijde van elk van de U-vormige beschoeiingsonderdelen en men verwijdert de bouten tussen de U-vormige beschoeiingsonderdelen en de box.
Men stort het beton in de aldus ontstane bekisting.
Men bekist de ruimten tussen twee naburige zuilen op dezelfde wijze als hierboven beschreven.
Na voldoende verharding van het gestorte beton drukt men, met hydraulische middelen, progressief alle op elkaar gestapelde kistvormige elementen naar boven.
Men bouwt elk van de zuilen op volgens een sequentie waarbij een zuil met dezelfde of gelijkaardige afmetingen tussen twee reeds afgewerkte zuilen wordt gevormd.
Men maakt daartoe als laterale bekistingsonderdelen gebruik van de als verloren bekisting dienende wanden van de U-vormige beschoeiingsonderdelen behorende tot twee naburige zuilen.
Aan de achterzijde van de te vormen tussenliggende zuil brengt men verticale platen aan met een breedte die iets groter is dan de breedte van de te vormen zuil en een hoogte gelijk aan deze van de U-vormige beschoeiingsonderdelen.
Men schuift deze manueel met zijn uiterste randen achter het reeds gevormde U-vormige beschoeiingsonderdeel, waarna men op dezelfde wijze als hierboven beschreven de ontstane bekistingsruimte afwerkt met platen die met hun randen aan de naburige U-vormige beschoeiingsonderdelen worden bevestigd.
Merk op dat bij toepassing van deze bekende werkwijze, korte betonijzers doorheen gaten in de zijwanden van de U-vormige beschoeiingsonderdelen worden geschoven, een en ander met het oog op een goede koppeling van de aansluitende moten. Daarnaast worden gebruikelijke wapeningsijzers in elke zuil voorzien.
Deze bekende werkwijze vertoont enkele voorname beperkingen.
Het is duidelijk dat de U-vormige beschoeiingsonderdelen de beoogde monoliete structuur beduidend bezwaren.
Inderdaad, toepassing van de wekwijze zoals beschreven in het BE 1.011.109 resulteert in zuilen welke in hoofdzaak van elkaar gescheiden zijn door de achtergelaten meestal stalen U-vormige beschoeiingsonderdelen.
De huidige uitvinding beoogt een oplossing te bieden aan één of meer van de voornoemde en andere nadelen.
Hiertoe betreft de huidige uitvinding een werkwijze voor het uitvoeren van een onderschoeiing onder een bestaande muur of dergelijke, waarbij in een eerste fase niet aangrenzende primaire moten van de muur of dergelijke worden onderschoeid, en in een tweede fase tussenliggende moten of secundaire moten worden voorzien, waarbij de uitvoering van de onderschoeiing van een primaire moot de stappen omvat van het uitgraven van grond zodat een volume wordt vrijgemaakt onder de muur of dergelijke of onder een eventueel aanwezige funderingszool, het plaatsen van één of meer U-vormige beschoeiingsonderdelen, waarbij minstens één van de U-vormige beschoeiingsonderdelen twee zijwanden omvat welke in geplaatste positie ontkoppelbaar verbonden zijn met een tussen beide zijwanden gelegen tussenwand.
Een voornaam voordeel dat daardoor bekomen wordt is dat de beide zijwanden eenvoudig verwijderbaar zijn wanneer de secundaire moten worden vervaardigd, en dat daardoor een monoliete structuur kan bekomen worden, i.e. dat de primaire en secundaire onderschoeiingsmoten maximaal chemisch en geboden worden.
De huidige uitvinding betreft tevens een inrichting voor het uitvoeren van een onderschoeiing onder een bestaande muur of dergelijke, welke inrichting gekenmerkt is door het feit dat ze een hoofdzakelijk vlak wanddeel omvat waarvan minstens één rand voorzien is van een U-vormig geprofileerd kanaal waarvan minstens één uiteinde begrensd is door een eindaanslag.
De voordelen van deze specifieke uitvoeringsvorm zullen blijken uit de gedetailleerde bespreking aan de hand van de figuren.
Met het inzicht de kenmerken van de huidige uitvinding beter aan te tonen, is hierna als voorbeeld zonder enig beperkend karakter, een voorkeurdragende werkwijze en bijhorende inrichting voor het uitvoeren van een onderschoeiing onder een bestaande muur volgens de uitvinding beschreven, met verwijzing naar de bijgaande tekeningen, waarin: figuren 1 tot 12 schematisch stappen van de werkwijze voor het uitvoeren van een onderschoeiing onder een bestaande muur volgens de uitvinding weergeven;
In de figuren 1 tot 10 wordt in eerste instantie verduidelijkt hoe, aldus een aspect van de werkwijze volgens de uitvinding, een primaire onderschoeiingsmoot wordt vervaardigd.
In figuur 1 wordt op schematische wijze en in doorsnede een te onderschoeien muur 1 met funderingszool 2 weergegeven.
Daarnaast wordt tevens een nog te plaatsen box 3 weergegeven, welke hier, voorafgaand aan de plaatsing, voorzien is van een eerste U-vormig beschoeiingsonderdeel 4a.
Een box 3 is het in het vakgebied gebruikte woord voor een U-vormig geplooide plaat of aldus samengebouwde plaatelementen, meestal vervaardigd uit staal.
Zulke box 3 omvat aldus gebruikelijk drie wanden, meer bepaald een rug 3A, en twee zijwanden 3B en 3C, en een open zijde tegen de rug 3A gelegen die in gebruik naar de te onderschoeien muur 1 wordt gericht.
In figuur 1 wordt op een hoogte boven de funderingszool 2 in stippellijn G de grondhoogte vóór uitvoering van enige graafwerken weergegeven, en op een hoogte onder de funderingszool 2 in streepjeslijn SI het zandvolume dat, na uitgraven tot aan de onderzijde van de funderingszool 2, bijkomend wordt uitgegraven alvorens de box 3 met aangekoppeld eerste U-vormig beschoeiingsonderdeel 4a in initiële gebruikspositie te brengen.
Deze initiële gebruikspositie wordt weergegeven in figuur 2 en is meer bepaald gekenmerkt door de precieze plaatsing van het eerste U-vormig beschoeiingsonderdeel 4a onder de funderingszool 2.
De werkwijze wordt vervolgd door het verder uitgraven van een zandvolume in overeenstemming met de streepjeslijn S2, het afzakken of afzinken van de box 3 met eerste U-vormig beschoeiingsonderdeel 4a, en het invoegen en koppelen van een tweede U-vormig beschoeiingsonderdeel 4b.
Het resultaat wordt weergegeven in figuur 3.
Bij wijze van voorbeeld wordt deze sequentie van stappen nog twee maal herhaald, met als resultaat zoals weergegeven in figuur 4, vier gestapelde U-vormige beschoeiingsonderdelen 4a tot 4d onder de funderingszool 2 en een proportioneel mee afgezakte box 3.
Aldus de uitvinding en zoals in meer detail weergegeven in figuur 5, omvat elk U-vormig beschoeiingsonderdeel 4 twee zijwanden 5 en 6 welke in geplaatste positie ontkoppelbaar verbonden zijn met een tussen beide zijwanden 5 en 6 gelegen tussenwand 7.
De tussenwand 7 betreft hier een geprefabriceerde gewapende betonplaat 8, hier bijvoorbeeld met breedte 151 cm en hoogte 40 cm. De wapening 9 is voorzien in zowel de kern van de eigenlijke betonplaat 8, hier in de vorm van een betonnet, als reikend tot buiten deze betonplaat 8, hier in de vorm van tralieliggers, althans aan één zijde ervan.
Elk der zijwanden 5 en 6 omvat hier in het bijzonder een hoofdzakelijk vlak wanddeel 5A en 6A met hoogte H, hoofdzakelijk in overeenstemming met de hoogte van de betonplaat 8, en met breedte B welke groter is dan de breedte van de funderingszool 2.
Aan één van de opstaande randen, zoals in meer detail weergegeven in figuur 6 meer bepaald de in gebruikspositie onder de te onderschoeiien muur 1 te plaatsen opstaande rand 10, is elke zijwand 5 en 6 voorzien van een U-vormig geprofileerd kanaal 11 waarvan de afmetingen aan de geometrie van de betonplaat 8 zijn aangepast, een en ander zodanig dat deze er op passende wijze kan in worden aangebracht.
Inderdaad, het U-vormig geprofileerd kanaal 11 laat toe er een betonplaat 8 in te schuiven.
Ter voorkoming van ongewenst uitschuiven zijn elk van de kanalen 11 hier begrensd door een eindaanslag 12.
Merk op dat voor het eerste U-vormige beschoeiingsonderdeel 4a, de eindaanslagen 12 onderaan voorzien worden, terwijl voor de overige U-vormige beschoeiingsonderdelen 4b en verder, de eindaanslagen 12 bovenaan voorzien worden. Het is uiteraard mogelijk een eindaanslag 12 aan beide uiteinden, i.e. onderaan en bovenaan te voorzien
Aan de andere tegenover gelegen opstaande randen 13, meer bepaald de in gebruikspositie aan de box 3 aanleunende opstaande randen 13, is elke zijwand 5 en 6 voorzien van koppelmiddelen 14, hier in de vorm van doorgangen, voor de koppeling van de zijwanden 5 en 6 met de box 3 welke daartoe ook voorzien is van bijhorende koppelmiddelen 15 waar doorheen bijvoorbeeld bouten kunnen worden voorzien.
Waar bij de reeds besproken stappen van de werkwijze volgende de uitvinding gesproken werd over het invoegen en koppelen van een tweede en/of volgende U-vormig beschoeiingsonderdeel 4b, laat het bovenstaande nu toe te verduidelijken hoe dit bij voorkeur wordt uitgevoerd.
Men kan uitgaan van een reeds samengebouwde zijwand 5 met tussenwand 7, hier in het bijzonder de betonplaat 8 waarvan het uitstekende deel van de wapening 9 in de richting van de koppelmiddelen 14 zijn gericht.
Deze samenbouw, of de samenstellende onderdelen apart, kan of kunnen ter plaatse onder de te onderschoeiien muur 1 worden aangebracht, en eventueel wordt de zijwand 5 in deze fase gekoppeld met de box 3, waarna de andere zijwand 6 op gepaste wijze wordt aangebracht, i.e. met U-vormig geprofileerd kanaal 11 zodanig dat zij de zijrand van de betonplaat 8 omvat, meer bepaald met de eindaanslag 12 aan de bovenzijde ervan. Ook deze zijwand 6 wordt met de box 3 gekoppeld.
Verder uitgraven en afzakken verloopt zonder ongewenst opwaarts uitschuiven van de betonplaten 8 dankzij de eindaanslagen 12.
Wanneer de beoogde diepte is bereikt, hier zoals in figuur 4 weergegeven na aanbrengen van vier gestapelde U-vormige beschoeiingsonderdelen 4 onder de funderingszool 2 en een proportioneel mee afgezakte box 3, worden desgevallend nog de stappen doorlopen voor het voorzien van een verbrede zool 16.
Daartoe wordt in hoofdzaak enkel zand uitgegraven onder het onderaan gelegen eerste U-vormig beschoeiingsonderdeel 4a en eventueel wordt een beschoeiing voorzien om het volume te begrenzen.
De dimensies van de verbrede zool 16 volgen uit de technische berekeningen. Een en ander wordt verduidelijkt in figuur 7.
In een volgende stap, zoals weergegeven in figuren 8 en 9, worden recupereerbare afstandhouders 17 voorzien tegen de zijwanden 5 en 6 van de thans gestapelde U-vormige beschoeiingsonderdelen 4 .
Deze recupereerbare afstandhouders 17 bestaan hier uit twee houten balken 18 welke verticaal tot tegen de betonplaten 8 voorzien worden. Het is duidelijk dat de afstandhouders 17 alternatief ook uit beton of kunststof kunnen zijn vervaardigd.
De sectie van deze recupereerbare afstandhouders 17, hier de balken 18, is bijvoorbeeld rechthoekig met breedte 12 cm en dikte 4 cm.
Op elk van deze recupereerbare af standhouders 17, meer bepaald aan de zijde gericht naar de tegenovergelegen afstandhouder 17, worden vervolgens geprefabriceerde gewapende betonnen balkelementen 19 of zogenaamde koppelwapeningsdozen voorzien, bijvoorbeeld genageld.
De geprefabriceerde gewapende betonnen balkelementen 19 zijn voorzien van een wapening 20 welke van in de kern van het balkelement 19 tot erbuiten reiken, en dit aan beide koppelwanden 21 van het balkelement 19.
De koppelwanden 21 betreffen hier de twee tegenover gelegen wanden 21 waarvan één naar de recupereerbare afstandhouder 17 wordt gericht en de andere naar de tegenover gelegen afstandhouder 17.
Bij voorkeur zijn de geprefabriceerde gewapende betonnen balkelementen 19 dusdanig geprefabriceerd dat de tot buiten de kern reikende delen van de wapening 20 compact tot nabij of tegen de koppelwanden 21 van het balkelement 19 zijn geplooid.
E\rentueel en bij voorkeur is één van de koppelwanden 21, inbegrepen de neerwaarts geplooide wapeningdelen 20, afgeschermd met een verwijderbare bekleding, welke beklede koppelwand 21 tegen de afstandhouder 17 wordt gemonteerd.
De tot buiten de kern reikende delen van de wapening 20 welke dan nog zichtbaar en bereikbaar zijn, i.e. de nabij of tegen de koppelwanden 21 van het balkelement 19 geplooide wapeningdelen welke naar de overstaande betonnen balkelementen 19 zijn gericht, worden uitgeplooid in de richting van de overstaande betonnen balkelementen 19.
Vervolgens of vooraf wordt een wapeningsnet 22 voorzien en bij voorkeur gekoppeld met de uitstekende delen van de wapening 9 van de betonplaat 8 en/of met de tot buiten de kern van de betonnen balkelementen 19 reikende delen van de wapening 20.
In een volgende stap, zoals verduidelijkt in figuur 10, wordt een bekisting 23 voorzien aan de naar de box 3 gerichte open zijde van de U-vormige beschoeiingsonderdelen 4, i.e. tussen de twee zijwanden 5 en 6 van het U-vormig beschoeiingsonderdeel 4.
De bekisting 23 kan zijn samengesteld uit hoofdzakelijk vlakke platen of alternatief, zoals in de besproken en weergegeven uitvoeringsvariant toegepast, uit geprefabriceerde gewapende betonplaten 8B, hoofdzakelijk in overeenstemming met de betonplaten 8 en dus met bijhorende wapening 9B.
In de laatste en toegepaste variant zullen de betonplaten 8B deel uitmaken van de monoliete structuur, en aldus worden deze betonplaten 8B met hun vlakke wand welke tegenover gelegen is aan de wand welke voorzien is van de uitstekende delen van de wapening 9B, .in lijn geplaatst met de beoogde voorwand van de onderschoeiing.
In het geval vlakke platen worden aangewend, worden deze zodanig geplaatst dat de naar de te vervaardigen beschoeiing gerichte zijde in lijn wordt geplaatst met de beoogde voorwand van de onderschoeiing. Dit vereist een aangepaste dimensionering van de recupereerbare afstandhouders 17.
Inderdaad, de bekistingselementen 23 worden van onder naar boven op elkaar geplaatst door elk element 23 telkens tegen de recupereerbare afstandhouders 17 te plaatsen in welke positie ze tijdelijk geborgd worden door middel van stempels 24.
Ter hoogte van het bovenste U-vormige beschoeiingsonderdeel 4d wordt de bekisting echter afwijkend uitgevoerd.
Een schuin bevestigde voorzetplaat of schuif 25, welke zoals weergegeven hier reikt tot vóór en boven de funderingszool 2, voorziet in een storttrechter 26. Deze schuif 25 wordt in het vakjargon ook wel overstortbekisting genoemd.
Nu het volledige volume van de onderschoeiingsmoot is beschoeid kan het beton gestort en getrild worden.
Na gepaste uitharding, bijvoorbeeld na een dag, kan de voorzetplaat of schuif 25 worden verwijderd en het overtollige beton worden afgekapt.
Door aldus primaire onderschoeiingsmoten te voorzien, bijvoorbeeld op tussenafstand welke hoofdzakelijk overeenstemt met de breedte van elke onderschoeiingsmoot, bekomt men na uitharding een stabiele basis om de tussenliggende muurmoten te onderschoeiien.
Merk op dat de primaire onderschoeiingsmoten bij voorkeur in twee subfasen van de primaire fase worden gerealiseerd, een en ander zodanig dat de behandelde moten maximaal van elkaar verwijderd zijn.
Indien de moten bij wijze van voorbeeld zouden genummerd worden van 1 tot bijvoorbeeld 14, worden in de eerste fase eerst de moten 1, 5, 9 en 13 behandeld, dan pas moten 3, 7 en 11.
Hetzelfde geldt voor de hieronder beschreven secundaire fase waarbij de secundaire moten bij voorkeur in twee subfasen worden gerealiseerd.
In de logica van het aangehaalde voorbeeld worden in de secundaire fase eerst de moten 2, 6, 10 en 14 gerealiseerd, en tenslotte moten 4, 8 en 12.
De volgende stappen van de werkwijze worden verduidelijkt in de figuren 11 en 12, hier voor de duidelijkheid in bovenaanzicht.
In figuur 11 worden in bovenaanzicht twee half afgewerkte primaire onderschoeiingsmoten weergegeven welke op een afstand van elkaar zijn voorzien, en in de figuur links en rechts zijn weergegeven.
Ter vervaardiging van de tussenliggende of secundaire onderschoeiingsmoot dient stapsgewijs, in lagen van bijvoorbeeld 40 of 50 cm, de aarde te worden verwijderd..
Dit alles wordt voltrokken tussen de twee boxen 3 welke nog steeds ter plaatse en in lijn met de aanleunende primaire onderschoeiingsmoten zijn voorzien.
Tijdelijke stempels 24 worden desgevallend voorzien in de box.
Volgens een aspect van de uitvinding worden vervolgens de twee zijwanden 5 en 6 van het U-vormig beschoeiingsonderdeel 4 losgemaakt en gerecupereerd.
Dit kan eenvoudig door loskoppeling van de bouten, voorzien doorheen de doorgangen 14 en 15 in de zijwanden 5 en 6, enerzijds, en de box 3, anderzijds.
Vervolgens resulteert eenvoudig inwaarts kantelen van de zijwanden 5 en 6 in het vrijkomen van het U-vormig geprofileerd kanaal 11 en van de betreffende zijwand 5 of 6.
Vervolgens wordt een geprefabriceerde gewapende betonplaat 8C achter de links en rechts aanleunende betonplaat 8 geplaatst.
Bij voorkeur wordt dit uitgevoerd door eerst één zijrand ervan achter bijvoorbeeld de links aanleunende betonplaat 8 te plaatsen, en dit door de betonplaat 8C zodanig diep achter de betonplaat 8 te plaatsen dat de tweede overstaande rand langsheen en vervolgens achter de rechts aanleunende betonplaat 8 kan gebracht worden.
De breedte van deze geprefabriceerde gewapende betonplaat 8C dient daartoe enigszins breder te zijn uitgevoerd dan de afstand tussen de links en rechts aanleunende betonplaten 8.
Alternatief wordt deze geprefabriceerde gewapende betonplaat 8C precies tussen de links en rechts aanleunende betonplaten 8 geplaatst en aldaar op gepaste wijze gefixeerd, bijvoorbeeld door af te steunen tegen een aanleunende rand van de primaire onderschoeiingsmoot.
De breedte van zulke geprefabriceerde gewapende betonplaat 8C dient daartoe dan hoofdzakelijk overeen te stemmen met of iets kleiner te zijn dan de afstand tussen de links en rechts aanleunende betonplaten 8.
In deze fase wordt ook een secundaire rugbeschoeiing 27 voorzien, bijvoorbeeld houten balken of een metalen plaat, achter de links en rechts aanleunende ruggen 3A van de aanleunende, boxen 3 welke werden ingegraven tijdens de vervaardiging van de primaire moten.
De bovenstaande stappen met betrekking tot de secundaire moten worden stapsgewijs herhaald tot de beoogde diepte wordt bereikt.
Vervolgens wordt desgevallend nog een verbrede zool 16 voorzien, hoofdzakelijk in overeenstemming met de werkwijze zoals bij de primaire moten.
In een volgende stap worden de recupereerbare afstandhouders 17 uit beide aanleunende primaire moten worden verwijderd.
Daardoor komt de verwijderbare bekleding voorzien op de neerwaarts geplooide wapeningdelen 20 vrij voor verwijdering, waarna de neerwaarts geplooide wapeningdelen 20 of zogenaamde wachtwapening kan worden uitgeplooid in de richting van de overstaande betonnen balkelementen 19 welke reeds in de primaire moten waren voorzien.
- De volgende stappen van de werkwijze volgens de uitvinding verlopen sterk analoog met de overeenstemmende stappen voor het vervaardigen van de primaire moten.
In het kort komt het erop neer dat een wapeningsnet 22 wordt voorzien, bij voorkeur gekoppeld zoals eerder verduidelijkt, een bekisting 23 wordt voorzien aan de thans naar de box 3 gerichte open zijde het thans deels beschoeide volume onder de bestaande muur 1.
De bekisting 23 kan zijn samengesteld uit hoofdzakelijk vlakke platen of alternatief, zoals in de besproken en weergegeven uitvoeringsvariant toegepast, uit geprefabriceerde gewapende betonplaten 8D, hoofdzakelijk in overeenstemming met de betonplaten 8B en dus met bijhorende wapening 9D.
In de laatste en toegepaste variant zullen de betonplaten 8D deel .uitmaken van de monoliete structuur, en aldus worden deze betonplaten 8D met hun vlakke wand welke tegenover gelegen is aan de wand welke voorzien is van de uitstekende delen van de wapening 9D, in lijn geplaatst met de beoogde voorwand van de onderschoeiing.
Verplaatsing in de richting van het af te bakenen volume, i.e. in ae richting van de betonplaat 8C, kan voorkomen worden door steunelementen aan te brengen in het af te bakenen volume, of door de betonplaat 8D aan de zichtbare zijde te voorzien van een schouder, geïntegreerd of ter plaatse aangebracht.
In het geval vlakke platen worden aangewend, worden deze zodanig geplaatst dat de naar de te vervaardigen beschoeiing gerichte zijde in lijn wordt geplaatst met de beoogde voorwand van de onderschoeiing.
Zulke vlakke platen kunnen tegen de thans zichtbare zijde van de aanleunende primaire moten geplaatst worden.
Welke bekisting 23 men ook verkiest, de bekistingselementen 23 worden van onder naar boven op elkaar geplaatst en in positie gehouden door middel van stempels 24 welke tot tegen de secundaire rugbeschoeiing 27 of tegen de aanleunende boxen 3 worden afgesteund.
Ter hoogte van het bovenste U--vormige beschoeiingsonderdeel 4d wordt de bekisting afwijkend uitgevoerd met het oog op het voorzien van een schuif 25 en storttrechter 26, dit alles hoofdzakelijk in overeenstemming met de hoger beschreven werkwijze.
Ook het storten van het beton, het trillen, deels laten uitharden en afkappen verlopen hoofdzakelijk in overeenstemming daarmee.
Aldus worden de secundaire onderschoeiingsmoten vervaardigd, met als voornaam kenmerk dat deze een effectieve monoliete structuur vormen met de primaire moten.
Rest uiteraard het op gepaste wijze verwijderen van de stempels 24, desgevallend de vlakke platen van de bekisting 23, de secundaire rugbeschoeiing 27 en van de boxen 3, en het terug dichtstorten van de graafput, een en ander na het desgevallend aanbrengen van de nodige schoring bijvoorbeeld door middel van grondankers.
Merk op dat geen onbenutte verloren bekistingen ingezet worden, i.e. alle bekistingsonderdelen worden ofwel gerecupereerd ofwel op chemisch en/of mechanisch verbonden wijze geïntegreerd in de eigenlijke onderschoeiing.
Het is ook duidelijk dat de kwaliteit van de onderschoeiing beduidend verbeterd wordt door in alle stappen van de werkwijze volgens de uitvinding maximaal te voorkomen dat grond in het te betonneren volume terecht komt.
De huidige uitvinding is geenszins beperkt tot de als voorbeeld beschreven en in de figuren weergegeven uitvoeringsvormen, doch een werkwijze voor het uitvoeren van een onderschoeiing onder een bestaande muur en een bijhorende inrichting volgens de uitvinding kan in velerlei vormen en afmetingen worden uitgevoerd zonder buiten het kader van de uitvinding te treden.

Claims (16)

1. Werkwijze voor het uitvoeren van een onderschoeiing onder een bestaande muur of dergelijke (1), waarbij in een eerste fase niet aangrenzende primaire moten van de muur of dergelijke (1) worden onderschoeid, en in een tweede fase tussenliggende moten of secundaire moten worden voorzien, waarbij de uitvoering van de onderschoeiing van een primaire moot de stappen omvat van het uitgraven van grond zodat een volume wordt vrijgemaakt onder de muur of dergelijke (1) of onder een eventueel aanwezige funderingszool (2), het plaatsen van één of meer U-vormige beschoeiingsonderdelen (4), daardoor gekenmerkt dat minstens één van de U-vormige beschoeiingsonderdelen (4) twee zijwanden (5,6) omvat welke in geplaatste positie ontkoppelbaar verbonden zijn met een tussen beide zijwanden (5,6) gelegen tussenwand (7).
2. Werkwijze volgens conclusie 1, daardoor gekenmerkt dat de tussenwand (7) een geprefabriceerde betonplaat (8) betreft.
3. Werkwijze volgens conclusie 2, daardoor gekenmerkt dat de geprefabriceerde betonplaat (8) voorzien is van een wapening (9) voorzien in zowel de kern van de eigenlijke betonplaat (8) als reikend tot buiten deze betonplaat (8), althans aan minstens één zijde ervan.
4. Werkwijze volgens conclusie 1, 2 of 3, daardoor gekenmerkt dat elk der zijwanden (5,6) een hoofdzakelijk vlak wanddeel (5A, 6A) omvat, waarbij één van de in geplaatste toestand opstaande randen, meer bepaald de in gebruikspositie onder de te onderschoeiien muur of dergelijke (1) te plaatsen opstaande rand (10), voorzien is van koppelmiddelen welke kunnen samenwerken met de zijranden van de tussenwand (7).
5. Werkwijze volgens conclusie 4, daardoor gekenmerkt dat de koppelmiddelen een U-vormig geprofileerd kanaal (11) betreffen waarvan de afmetingen aan de geometrie van de zijranden van de tussenwand (7) zijn aangepast, een en ander zodanig dat deze er op passende wijze kan in worden aangebracht, bijvoorbeeld door inschuiven.
6. Werkwijze volgens conclusie 5, daardoor gekenmerkt dat het U-vormig geprofileerd kanaal (11) aan minstens één uiteinde gesloten begrensd is door een eindaanslag (12) , een en ander ter voorkoming van uitschuiven langs het betreffende uiteinde.
7. Werkwijze volgens één of meer voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat na plaatsing van één of meer U-vormige beschoeiingsonderdelen (4), afstandhouders (17) worden voorzien tegen de zijwanden (5,6) van de één of meer gestapelde U-vormige beschoeiingsonderdelen (4).
8. Werkwijze volgens één of meer voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat na plaatsing van één of meer U-vormige beschoeiingsonderdelen (4), en eventueel na plaatsing van afstandhouders (17) welke kunnen worden voorzien tegen de zijwanden (5,6) van de één of meer gestapelde U-vormige beschoeiingsonderdelen (4), rechtstreeks tegen de zijwanden (5,6) of op elk van de recupereerbare afstandhouders (17), geprefabriceerde gewapende betonnen balkelementen (19) worden voorzien.
9. Werkwijze volgens conclusie 8, daardoor gekenmerkt dat de geprefabriceerde gewapende betonnen balkelementen (19) voorzien zijn van een wapening (20) welke van in de kern van het balkelement (19) tot erbuiten reiken, en dit aan twee tegenovergelegen wanden ervan, de koppelwanden (21) van het balkelement (19) genoemd.
10. Werkwijze volgens conclusie 9, daardoor gekenmerkt dat de geprefabriceerde gewapende betonnen balkelementen (19) dusdanig geprefabriceerd zijn dat de tot buiten de kern reikende delen van de wapening (20) compact tot nabij of tegen de koppelwanden (21) van het balkelement (19) zijn geplooid, waarvan bij voorkeur één van de koppelwanden (21), inbegrepen de neerwaarts geplooide wapeningdelen (20), afgeschermd is met een verwijderbare bekleding, welke beklede koppelwand (21) tegen de zijwand (5,6) of de afstandhouder (17) wordt gemonteerd.
11. Werkwijze volgens één of meer voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat na plaatsing van één of meer U-vormige beschoeiingsonderdelen (4), een bekisting (23) wordt voorzien tussen de twee zijwanden (5,6) van het U-vormig beschoeiingsonderdeel (4), meer bepaald op een afstand van de tussenwand (7), welke bekisting (23) één of meer geprefabriceerde gewapende betonplaten (8B) omvat.
12. Werkwijze volgens één of meer voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat de uitvoering van de onderschoeiing van een secundaire moot tussen twee primaire moten de stappen omvat van het uitgraven van grond met het oog op het bereikbaar maken van zijwanden (5,6) zoals aangewend tijdens de vervaardiging van de aanleunende primaire moten, en het ontkoppelen en recupereren van de zijwanden (5,6).
13. Werkwijze volgens conclusie 12, daardoor gekenmerkt dat één of meer geprefabriceerde gewapende betonplaten (8C) achter of tussen de links en rechts aanleunende betonplaten (8) worden voorzien.
14. Werkwijze volgens conclusie 13, daardoor gekenmerkt dat de eventuele afstandhouders (17) uit beide aanleunende primaire moten worden verwijderd, de verwijderbare bekleding voorzien op de neerwaarts geplooide wapeningdelen (20) wordt verwijderd, waarna de neerwaarts geplooide wapeningdelen (20) of zogenaamde wachtwapening wordt uitgeplooid in de richting van de overstaande betonnen balkeiementen (19) welke reeds in de primaire moten waren voorzien.
15. Werkwijze volgens conclusie 12, 13 of 14, daardoor gekenmerkt dat een bekisting (23) wordt voorzien aan de thans open zijde, welke bekisting (23) één of meer geprefabriceerde gewapende betonplaten (8B) omvat.
16. Inrichting voor het uitvoeren van een onderschoeiing onder een bestaande muur of dergelijke (1), daardoor gekenmerkt dat ze een hoofdzakelijk vlak wanddeel (5A,6A) omvat waarvan minstens één rand voorzien is van een U-vormig geprofileerd kanaal (11) waarvan minstens één uiteinde begrensd is door een eindaanslag (12).
BE201200265A 2012-04-20 2012-04-20 Werkwijze voor het uitvoeren van een onderschoeiing onder een bestaande muur en bijhorende inrichting. BE1020706A3 (nl)

Priority Applications (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE201200265A BE1020706A3 (nl) 2012-04-20 2012-04-20 Werkwijze voor het uitvoeren van een onderschoeiing onder een bestaande muur en bijhorende inrichting.
EP13164783.6A EP2653617A3 (en) 2012-04-20 2013-04-22 Method for carrying out a sheet piling underneath an existing wall and associated device

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE201200265A BE1020706A3 (nl) 2012-04-20 2012-04-20 Werkwijze voor het uitvoeren van een onderschoeiing onder een bestaande muur en bijhorende inrichting.
BE201200265 2012-04-20

Publications (1)

Publication Number Publication Date
BE1020706A3 true BE1020706A3 (nl) 2014-04-01

Family

ID=48128221

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
BE201200265A BE1020706A3 (nl) 2012-04-20 2012-04-20 Werkwijze voor het uitvoeren van een onderschoeiing onder een bestaande muur en bijhorende inrichting.

Country Status (2)

Country Link
EP (1) EP2653617A3 (nl)
BE (1) BE1020706A3 (nl)

Citations (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
GB2219021A (en) * 1988-04-27 1989-11-29 Guardian Piling & Foundations Underpinning of a wall
WO1998046834A1 (nl) * 1997-04-15 1998-10-22 Etienne Heirwegh Werkwijze voor het uitvoeren van een onderschoeiing onder een bestaande draagmuur of wand en de draagmuur of wand en de daarbij gebruikte inrichting
EP1985765A1 (fr) * 2007-04-25 2008-10-29 Jean-Marie Renovation Dispositif et procédé de mise en place d'un micropieu hélicoïdal de fondation

Patent Citations (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
GB2219021A (en) * 1988-04-27 1989-11-29 Guardian Piling & Foundations Underpinning of a wall
WO1998046834A1 (nl) * 1997-04-15 1998-10-22 Etienne Heirwegh Werkwijze voor het uitvoeren van een onderschoeiing onder een bestaande draagmuur of wand en de draagmuur of wand en de daarbij gebruikte inrichting
EP1985765A1 (fr) * 2007-04-25 2008-10-29 Jean-Marie Renovation Dispositif et procédé de mise en place d'un micropieu hélicoïdal de fondation

Also Published As

Publication number Publication date
EP2653617A3 (en) 2016-02-17
EP2653617A2 (en) 2013-10-23

Similar Documents

Publication Publication Date Title
KR101627279B1 (ko) 편토압 보강 라멘교 및 이의 시공 방법
KR101287739B1 (ko) 널말뚝식 복합 모듈러 교대 및 그의 시공 방법
JP4042153B2 (ja) 壁用型枠ブロックと壁構造並び地中構造物の施工方法
NL2013013C2 (nl) Prefabbetonelement voor het vervaardigen van een schermwand.
BE1020706A3 (nl) Werkwijze voor het uitvoeren van een onderschoeiing onder een bestaande muur en bijhorende inrichting.
JP2007291849A (ja) 壁用型枠ブロックと壁構造並び地中構造物の施工方法
KR101011969B1 (ko) 슬라이딩 수단을 이용한 프리캐스트 박스 구조물 시공방법
KR101975502B1 (ko) 석재와 콘크리트의 합성블록 및 그 제작방법
EP2507441B1 (en) Precast wall section and method of building a wall
BE1011109A3 (nl) Werkwijze voor het uitvoeren van een onderschoeiing onder een bestaande draagmuur of wand en de daarbij gebruikte inrichting.
JP3836443B2 (ja) 道路拡幅擁壁施工法とそれに用いるコンクリート積みブロック
KR100386696B1 (ko) 건축 구조물의 기초 콘크리트 타설공법
JP2017008563A (ja) Pc版型枠材及びこれを用いた基礎の構築施工方法
KR101971554B1 (ko) 가설구조물을 이용한 지중구조물시공방법
NL1006527C2 (nl) Werkwijze voor het vervaardigen van een fundering en bij deze werkwijze toepasbare betonplaat.
JP6543177B2 (ja) 躯体構築方法
BE1020529A3 (nl) Werkwijze voor het beschoeien van bouwwerken.
KR102249603B1 (ko) 옹벽 시공방법
NL2025176B1 (nl) Kademuur en werkwijze voor het aanleggen van een kademuur
KR102221625B1 (ko) 지하차도 시공방법
JP7149924B2 (ja) レベルプレート及び基礎の施工方法
JPH03228921A (ja) コンクリート基礎工事の施工方法
JP2906003B2 (ja) プレキャスト擁壁の施工方法
KR101962709B1 (ko) 트랜치가 형성된 합성 데크 슬래브 시공 방법
JP3015951U (ja) 基礎底版コンクリートとプレキャスト積みブロック の一体化による擁壁

Legal Events

Date Code Title Description
MM Lapsed because of non-payment of the annual fee

Effective date: 20210430