BE1010808A3

BE1010808A3 - Werkwijze voor het regelen van een transmissie-eenheid voor motorvoertuigen en transmissie-eenheid die zulke werkwijze toepast.

Info

Publication number: BE1010808A3
Application number: BE9601051A
Authority: BE
Inventors: Dirk Louis Reniers; Gerrit-Jan Vogelaar; Stijn Marie Alfred Helsen
Original assignee: Vcst Nv
Priority date: 1996-12-17
Filing date: 1996-12-17
Publication date: 1999-02-02
Also published as: JPH10184878A; KR19980064161A; US5989152A; EP0849503A1

Abstract

Werkwijze voor het regelen van een transmissie-eenheid voor motorvoertuigen, meer speciaal een transmissie-eenheid (1) die gebruik maakt van een riemvariator (2), een omkeereenheid (20) en hydraulisch gestuurde wegrijkoppelingsmiddelen, waarbij deze wegrijkoppelingsmiddelen bestaan uit een vooruitkoppeling (18) en een achteruitkoppeling (19) die via drukregelmiddelen kunnen worden bekrachtigd met een regelbare koppelingsdruk, daardoor gekenmerkt dat de koppelingsdruk hydraulisch wordt geregeld, zowel in functie van een pitotdruk die representatief is voor het motortoerental, namelijk de motorpitotdruk, als in functie van een geregelde druk die afgeregeld wordt door middel van een elektronisch gestuurd ventiel (48).

Description


   <Desc/Clms Page number 1> 
 



  Werkwijze voor het regelen van een transmissie-eenheid voor motorvoertuigen en transmissie-eenheid die zulke werkwijze toepast. 



  Deze uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het regelen van een transmissie-eenheid voor motorvoertuigen, alsmede op een transmissie-eenheid die zulke werkwijze toepast. 



  Meer speciaal heeft zij betrekking op een werkwijze voor het regelen van de koppelingsdruk van de wegrijkoppeling bij transmissie-eenheden die voorzien zijn van een riemvariator. 



  Zoals bekend, bestaat zulke riemvariator uit een primaire riemschijf op een ingaande as, een secundaire riemschijf op een uitgaande as, en een eindloos overbrengingselement tussen de beide riemschijven.   Iedere   riemschijf is hierbij gevormd door twee ten opzichte van elkaar verplaatsbare kegelvormige schijfhelften, zodanig dat de overbrengingsverhouding kan worden gewijzigd door de schijfhelften meer, respectievelijk minder, uit elkaar te halen. De onderlinge positie van de schijfhelften wordt in functie van verschillende gegevens geregeld door middel van hydraulische drukcilinders die via regelmiddelen worden aangestuurd. 



  De riemvariator is via een omkeereenheid en een wegrijkoppeling gekoppeld aan de motor van het motorvoertuig, en staat met de uitgaande as in verbinding met de wielen, zodanig dat door middel van de wegrijkoppeling, die bestaat uit een vooruitkoppeling en een achteruitkoppeling, ofwel de verbinding tussen de motor en de riemvariator kan worden verbroken, ofwel een verbinding kan worden gemaakt in 

 <Desc/Clms Page number 2> 

 voorwaartse   aandrijfzin,   ofwel een verbinding kan worden gemaakt in achterwaartse aandrijfzin. 



  De vooruitkoppeling en achteruitkoppeling bestaan uit schijvenkoppelingen die hydraulisch worden bekrachtigd. De aansturing kan hierbij volgens bekende uitvoeringen gebeuren op hydraulische of elektronische wijze. 



  Bij de bekende hydraulisch aangestuurde transmissieeenheden wordt de wegrijkoppeling gestuurd door een koppelingsdruk die hoofdzakelijk bepaald wordt door het motortoerental, dit via een motorpitotdruk die zoals bekend kwadratisch afhankelijk is van het motortoerental. 



  Bij de bekende volledig elektronisch gestuurde transmissie-eenheden wordt de koppelingsdruk geregeld in functie van verschillende parameters die elektronisch worden verwerkt. Hiertoe is vrij dure elektronica-hardware noodzakelijk en bovendien dient te worden voorzien in een hydraulisch"back up systeem", dat een minimaal aantal functies overneemt in het geval dat de elektronica uitvalt, zodat de hydraulische regeleenheid, alhoewel een elektronische sturing plaatsvindt, toch zeer omvangrijk wordt. 



  De uitvinding heeft een werkwijze en transmissie-eenheid tot doel waarbij de voornoemde twee systemen zodanig worden gecombineerd dat met een relatief eenvoudige hydraulische regeleenheid en relatief eenvoudige elektronica-hardware de koppelingsdruk kan geregeld worden in functie van een groot aantal parameters, zoals het motortoerental, de koppelingsslip, de gasklepstand, de voertuigsnelheid en dergelijke.

   

 <Desc/Clms Page number 3> 

 Tot dit doel voorziet de uitvinding in een werkwijze voor het regelen van een transmissie-eenheid voor motorvoertuigen, meer speciaal een transmissie-eenheid die gebruik maakt van een riemvariator, een omkeereenheid en hydraulisch gestuurde wegrijkoppelingsmiddelen, waarbij deze wegrijkoppelingsmiddelen bestaan uit een vooruitkoppeling en een achteruitkoppeling die via drukregelmiddelen kunnen worden bekrachtigd met een regelbare koppelingsdruk, daardoor gekenmerkt dat de koppelingsdruk zowel wordt geregeld in functie van een pitotdruk die representatief is voor het motortoerental, namelijk de motorpitotdruk, als in functie van een geregelde druk die afgeregeld wordt door middel van een elektronisch gestuurd ventiel. 



  Bij voorkeur wordt de koppelingsdruk zodanig in functie van de motorpitotdruk gestuurd, dat een toename van de motorpitotdruk en van de druk geleverd door het elektronisch gestuurd ventiel resulteert in een toename van de koppelingsdruk. 



  Volgens nog een bijzonder kenmerk van de uitvinding wordt de regeling door middel van het elektronisch gestuurd ventiel bij voorkeur gehandhaafd tot de riemvariator is opgeschakeld tot een vooropgestelde overbrengingsverhouding, en wordt na het bereiken van deze overbrengingsverhouding de voornoemde geregelde druk vervangen door een constante druk die voldoende hoog is om te verkrijgen dat de betreffende koppeling gesloten is. Hierdoor wordt verkregen dat slip aan de betreffende koppeling wordt uitgesloten vanaf het ogenblik dat een bepaalde overbrengingsverhouding is bereikt, zonder dat hiertoe elektronica noodzakelijk is. 

 <Desc/Clms Page number 4> 

 



  Volgens een variante wordt de koppelingsdruk tevens geregeld in functie van een pitotdruk die representatief is voor het primaire toerental, met andere woorden het toerental aan de ingaande as van de riemvariator. Deze koppelingsdruk wordt hierbij zodanig in functie van deze pitotdruk, de primaire pitotdruk genoemd, geregeld, dat een toename van de primaire pitotdruk resulteert in de verlaging van de koppelingsdruk. Hierdoor wordt de koppelingsdruk via hydraulische weg afhankelijk van het primaire toerental en dus van de koppelingsslip, waardoor de elektronische regeling eenvoudiger kan worden. 



  In een voorkeurdragende uitvoeringsvorm wordt de druk die geleverd wordt door het voornoemde elektronisch gestuurd ventiel hydraulisch bijgestuurd in functie van minstens   één   pitotdruk, hetzij een pitotdruk die representatief is voor het motortoerental, namelijk de motorpitotdruk, hetzij een pitotdruk die representatief is voor het toerental aan de ingaande as van de riemvariator, namelijk de primaire pitotdruk. 



  In de meest voorkeurdragende uitvoeringsvorm wordt deze bijsturing verwezenlijkt door de toevoerdruk van het elektronisch gestuurd ventiel bij te sturen in functie van   één   of beide van voornoemde pitotdrukken, waarbij er voor eenzelfde aansturing van het elektronisch gestuurd ventiel voor gezorgd wordt dat de toevoerdruk stijgt als de motorpitotdruk stijgt en/of daalt wanneer de primaire pitotdruk toeneemt. 



  In de meest voorkeurdragende uitvoeringsvorm gebeurt de bijsturing zowel in functie van de motorpitotdruk als van de primaire pitotdruk. 

 <Desc/Clms Page number 5> 

 Met het inzicht de kenmerken volgens de uitvinding beter aan te tonen, is hierna als voorbeeld zonder enig beperkend karakter een voorkeurdragende uitvoeringsvorm van een transmissie-eenheid die de werkwijze van de uitvinding toepast, beschreven, met verwijzing naar de enige bijgaande figuur. 



  Zoals weergegeven in deze figuur heeft de uitvinding betrekking op een transmissie-eenheid 1 die gebruik maakt van een riemvariator 2. 



  De riemvariator 2 bestaat zoals bekend uit een op een 
 EMI5.1 
 ingaande as 3 geplaatste primaire riemschijf 4 met minstens één axiaal verplaatsbare riemschijfhelft 5 een op een uitgaande as 6 geplaatste secundaire riemschijf 7 met minstens één axiaal verplaatsbare riemschijfhelft 8 en een tussen de riemschijven 4 en 7 aangebracht eindloos overbrengingselement 9, zoals een riem, één en ander zodanig dat de overbrengingsverhouding tussen de assen 3 en 6 kan worden gewijzigd door de riemschijfhelften 5 en 8 axiaal te verplaatsen. 



  De verplaatsing van de riemschijfhelften 5 en 8 gebeurt gebruikelijk door middel van hiermee samenwerkende hydraulische drukcilinders, respectievelijk een primaire drukcilinder 10 en een secundaire drukcilinder 11, waarvan de erin aanwezige drukken geregeld worden door middel van een primair regelventiel 12 en een secundair regelventiel 13, die deel uitmaken van een hydraulische regeleenheid 14 die op bekende wijze wordt gevoed met een hydraulisch medium onder druk dat door middel van een pomp 15 uit een reservoir 16 wordt opgepompt. 

 <Desc/Clms Page number 6> 

 



  De ingaande as 3 wordt gebruikelijk via wegrijkoppelingsmiddelen 17, die op zieh bestaan uit een vooruitkoppeling 18 en een achteruitkoppeling 19, en via een omkeereenheid 20 aangedreven door de motor 21 van het betreffende motorvoertuig. De omkeereenheid 20 bestaat gebruikelijk uit een planetaire overbrenging waarvan door middel van de vooruitkoppeling 18 en achteruitkoppeling 19 afwisselend bepaalde gedeelten kunnen worden geblokkeerd zodanig dat de uitgaande as 6 afhankelijk van de ingeschakelde koppeling 18 of 19 in dezelfde draaizin of in tegengestelde draaizin dan de as van de motor 21 kan worden aangedreven. 



  De vooruitkoppeling 18 en de achteruitkoppeling 19 bestaan uit hydraulisch bekrachtigde platenkoppelingen die via daarmee samenwerkende drukcilinders kunnen gesloten worden. 



  Het sluiten van de koppeling 18 of 19 gebeurt door hieraan medium onder druk toe te voeren via een leiding 22 en een door middel van de pook 23 van het motorvoertuig bedienbaar schakelventiel 24, waardoor door dit schakelventiel 24 om te schakelen ofwel de druk uit de leiding 22 via een leiding 25 aan de vooruitkoppeling 18 wordt aangelegd, ofwel deze druk via een leiding 26 aan de achteruitkoppeling 19 wordt aangelegd, ofwel de beide koppelingen 18-19 drukloos gelaten worden. 



  Tot dit doel is het schakelventiel 24 voorzien van een kleplichaam 27 met een kamer 28 die door de verplaatsing van het kleplichaam 27 ofwel geen enkele verbinding maakt tussen de leidingen 22-25-26, ofwel een verbinding maakt tussen de leidingen 22-25, ofwel een verbinding maakt tussen de leidingen 22-26. 

 <Desc/Clms Page number 7> 

 



  Vanaf de leiding 25 kan er een aftakking 29 aangebracht zijn die via een koeler 30 voorziet in de koeling van de vooruitkoppeling 18 terwijl deze is ingeschakeld. 



  De druk in de leiding 22 en in de ingeschakelde koppeling 18 of 19 wordt geregeld door middel van drukregelmiddelen, waaronder een drukregelventiel 31. Zoals weergegeven in het voorbeeld van de bijgaande figuur vertoont dit drukregelventiel 31 doorgaans twee kleplichamen 32-33 die onderling op elkaar afgesteund zijn door middel van een veer 34. Teneinde de druk in de leiding 22 te regelen, staat deze in verbinding met een kamer 35 in het kleplichaam 32. Deze kamer 35 wordt via een leiding 36 gevoed met medium onder druk. Door de verschuiving van het kleplichaam 32 kan vloeistof uit de kamer 35 worden afgeblazen, via de leiding 37, waardoor de druk in de kamer 35 kan worden ingesteld en bijgevolg ook de druk in de leiding 22. 



  Zoals weergegeven in de figuur kan de leiding 36 gevoed worden met het medium dat aan het secundaire regelventiel 13 wordt afgeblazen. Het secundaire regelventiel 13 wordt op zijn beurt gevoed via de leiding 38. 



  In de leiding 36 is zoals weergegeven bij voorkeur een overdrukventiel 39 aangebracht. 



  Het kleplichaam 32 wordt via een kamer 40 belast door de motorpitotdruk, in dit geval via leidingen 41-42-43. Hiertoe is het geheel voorzien van een motorpitoteenheid 44 waarmee de motorpitotdruk wordt bepaald, die zoals bekend een druk is die representatief is voor het toerental aan de as van de motor 21. 

 <Desc/Clms Page number 8> 

 Verder is het geheel voorzien van een primaire pitoteenheid 45 waarmee de primaire pitotdruk wordt bepaald, dit is een druk die representatief is voor het toerental van de ingaande as 3. 



  Beide pitotdrukken vormen stuurdrukken die, zoals hierna nog beschreven, in de sturing worden aangewend. 



  Het is duidelijk dat de beweging van de uitgaande as 6 via een differentieel 46 of dergelijke op een aantal wielen 47 van het motorvoertuig wordt overgedragen. 



  Het bijzondere van de uitvinding bestaat erin dat de drukregelmiddelen, meer speciaal het voornoemde drukregelventiel 31, zowel verbonden zijn met de voornoemde motorpitoteenheid 44 als verbonden zijn met een elektronisch gestuurd ventiel 48, en dat het drukregelventiel 31 wordt aangestuurd in functie van zowel de motorpitotdruk als een druk die wordt ingesteld door middel van het elektronisch gestuurd ventiel 48. 



  De verbinding met de motorpitoteenheid 44 bestaat uit de leiding 41-42-43 die uitgeeft in de kamer 40 waardoor een druk tegengesteld aan de voornoemde veer 34 wordt uitgeoefend. De uitgang 49 van het elektronisch gestuurd ventiel 48 staat eveneens in verbinding met een aan dit kleplichaam 32 gevormde kamer 50 waardoor tevens een druk tegengesteld aan de veer 34 wordt uitgeoefend op het kleplichaam 32. Deze verbinding wordt gevormd door de leidingen 51-52. 



  Zoals in de figuur is weergegeven, is in deze verbinding bij voorkeur een ventiel 53 aangebracht dat ervoor zorgt 

 <Desc/Clms Page number 9> 

 dat de regeling door middel van het elektronisch gestuurd ventiel 48 wordt gehandhaafd tot de riemvariator 2 is opgeschakeld tot een vooropgestelde overbrengingsverhouding, en dat na het bereiken van deze overbrengingsverhouding de voornoemde geregelde druk wordt vervangen door een constante druk die ervoor zorgt dat de betreffende koppeling 18-19 te allen tijde gesloten is. Dit ventiel 53 werkt bij voorkeur samen met de primaire riemschijf 4 van de riemvariator 2 door middel van bijvoorbeeld een tastereenheid, die in de bijgaande figuur schematisch is afgebeeld door middel van een mechanische verbinding 54 tussen de verplaatsbare riemschijfhelft 5 en het kleplichaam 55 van het voornoemde ventiel 53. 



  Zoals weergegeven kan het ventiel 53 deel uitmaken van het secundaire regelventiel 13, daar dit zoals bekend doorgaans reeds voorzien is van een tastereenheid die dezelfde functie vervult, zodat geen afzonderlijke tastereenheid, noch een afzonderlijk kleplichaam dient te worden voorzien. 



  Teneinde de voornoemde   omschakeling   tussen een geregelde en constante druk te verwezenlijken, is het kleplichaam 55 voorzien van een poort 56 die in de stand van de figuur een verbinding maakt tussen leidingen 51 en 52, doch door de verplaatsing van het kleplichaam 55 naar links vanaf een bepaalde positie de verbinding tussen de leidingen 51 en 52 onderbreekt en de leiding 52 verbindt met een leiding 57 waarin een constante druk heerst, geregeld door het constante-druk-ventiel 58. 



  Dit constante-druk-ventiel 58 voorziet volgens de leidingen 57-59 eveneens in de voeding van het ventiel 48. 

 <Desc/Clms Page number 10> 

 In de leiding 59 is, zoals weergegeven bij voorkeur, doch niet noodzakelijk, een voedingsventiel 60 aangebracht, met een kleplichaam 61 dat enerzijds in één richting is belast door een veer 62 en een druk geleverd door de motorpitoteenheid 44, en in de andere richting belast wordt door de door het ventiel afgeleverde druk en de primaire pitotdruk geleverd via een leiding 63. Hierdoor wordt de druk aan de ingang 64 van het elektronisch gestuurd ventiel 48 en bijgevolg ook aan de uitgang 49 ervan, afhankelijk van zowel de primaire pitotdruk als motorpitotdruk, waardoor zoals voornoemd een hydraulische bijsturing wordt verkregen. 



  Het elektronisch gestuurd ventiel 48 bestaat bij voorkeur uit een pulsgemoduleerd doorlaatventiel dat door middel van een stuureenheid 65 wordt aangestuurd. 



  Zoals weergegeven in de bijgaande figuur geniet het de voorkeur dat de koppelingsdruk ook in functie van de primaire pitotdruk wordt geregeld, op hydraulische wijze. Hiertoe is het drukregelventiel 31 voorzien van een kamer 66 die in verbinding staat met de primaire pitoteenheid 45, waarbij de druk uitgeoefend in deze kamer 66 een kracht levert die tegengesteld werkt aan de kracht die de motorpitotdruk op het kleplichaam 32 uitoefent. 



  Het is duidelijk dat verschillende varianten mogelijk zijn en dat- de aansluiting van de primaire pitotdruk aan het drukregelventiel 31, alsmede de inlassing van het voedingsventiel 60 in de voedingslijn van het elektronisch gestuurd ventiel 48 facultatief zijn. 



  De huidige uitvinding is geenszins beperkt tot de als voorbeeld beschreven en in de figuren weergegeven uitvoeringsvormen, doch dergelijke werkwijze voor het 

 <Desc/Clms Page number 11> 

 regelen van een transmissie-eenheid, alsmede zulke transmissie-eenheid die deze werkwijze toepast, kunnen volgens verschillende varianten worden verwezenlijkt zonder buiten het kader van de uitvinding te treden.

Claims

Conclusies.

1. - Werkwijze voor het regelen van een transmissie-eenheid voor motorvoertuigen, meer speciaal een transmissie-eenheid EMI12.1 (1) die gebruik maakt van een riemvariator (2), een omkeereenheid (20) en hydraulisch gestuurde wegrijkoppelingsmid- delen, waarbij deze wegrijkoppelingsmiddelen bestaan uit een vooruitkoppeling (18) en een achteruitkoppeling (19) die via drukregelmiddelen kunnen worden bekrachtigd met een regelbare koppelingsdruk, daardoor gekenmerkt dat de koppelingsdruk hydraulisch wordt geregeld, zowel in functie van een pitotdruk die representatief is voor het motortoerental, namelijk de motorpitotdruk, als in functie van een geregelde druk die afgeregeld wordt door middel van een elektronisch gestuurd ventiel (48).

2.-Werkwijze volgens conclusie 1, daardoor gekenmerkt dat de koppelingsdruk zodanig in functie van de motorpitotdruk wordt gestuurd, dat een toename van de motorpitotdruk resulteert in een toename van de koppelingsdruk.

3.-Werkwijze volgens conclusie 1 of 2, daardoor gekenmerkt dat de regeling door middel van het elektronisch gestuurd ventiel wordt gehandhaafd tot de riemvariator (2) is opgeschakeld tot een vooropgestelde overbrengingsverhouding, en dat na het bereiken van deze overbrengingsverhouding de voornoemde geregelde druk wordt vervangen door een constante druk die er voor zorgt dat de betreffende koppeling (18-19) gesloten is.

4.-Werkwijze volgens conclusie 1, 2 of 3, daardoor gekenmerkt dat de koppelingsdruk tevens geregeld wordt in functie van een pitotdruk die representatief is voor het <Desc/Clms Page number 13> primaire toerental, met andere woorden het toerental aan de ingaande as (3) van de riemvariator (2).

5.-Werkwijze volgens conclusie 4, daardoor gekenmerkt dat de koppelingsdruk zodanig in functie van de primaire pitotdruk wordt geregeld, dat een toename van de primaire pitotdruk resulteert in de verlaging van de koppelingsdruk.

6.-Werkwijze volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat de druk geleverd door het voornoemde elektronisch gestuurd ventiel (48) hydraulisch wordt bijgestuurd in functie van minstens één pitotdruk, hetzij een pitotdruk die representatief is voor het motortoerental, namelijk de motorpitotdruk, hetzij een pitotdruk die representatief is voor het toerental aan de ingaande as (3) van de riemvariator, namelijk de primaire pitotdruk.

7.-Werkwijze volgens conclusie 6, daardoor gekenmerkt dat de toevoerdruk van het elektronisch gestuurd ventiel (48) wordt bijgestuurd in functie van één of meer van voornoemde pitotdrukken, waarbij er voor eenzelfde aansturing van het elektronisch gestuurd ventiel (48) voor gezorgd wordt dat de toevoerdruk aan dit ventiel (48) stijgt als het motortoerental stijgt en/of daalt wanneer de primaire pitotdruk toeneemt.

8.-Werkwijze volgens conclusie 6 of 7, daardoor gekenmerkt dat de bijsturing zowel gebeurt in functie van de motorpitotdruk als van de primaire pitotdruk.

9.-Transmissie-eenheid die de werkwijze van conclusie 1 toepast, meer speciaal een transmissie-eenheid die gebruik maakt van een riemvariator (2), een omkeereenheid (20) en <Desc/Clms Page number 14> hydraulisch gestuurde wegrijkoppelingsmiddelen, waarbij deze wegrijkoppelingsmiddelen bestaan uit een vooruitkoppeling (18) en een achteruitkoppeling (19) die via drukregelmiddelen kunnen worden bekrachtigd met een regelbare koppelingsdruk, daardoor gekenmerkt dat de drukregelmiddelen zowel verbonden zijn met een pitoteenheid die een pitotdruk aflevert die representatief is voor het motortoerental van het motorvoertuig, namelijk een motorpitoteenheid (44), waarbij deze verbinding ervoor zorgt dat een afname van de motorpitotdruk resulteert in een afname van de koppelingsdruk, als verbonden zijn met een elektronisch gestuurd ventiel (48).

10.-Transmissie-eenheid volgens conclusie 9, daardoor gekenmerkt dat de drukregelmiddelen bestaan uit een drukregelventiel (31) dat via een schakelventiel (24) of dergelijke in verbinding staat met de voornoemde koppelingen (18-19), waarbij dit drukregelventiel (31) een veerbelast kleplichaam (32) vertoont, met een veer (34) die het kleplichaam in dezelfde richting belast als de koppelingsdruk ; dat de voornoemde verbinding met de motorpitoteenheid (44) bestaat uit een leiding (41-42-43) die uitgeeft in een kamer (40) in dit kleplichaam (32) waardoor een druk tegengesteld aan de voornoemde veer (34) wordt uitgeoefend ; en dat de uitgang (49) van het elektronisch gestuurd ventiel (48) in verbinding staat met een eveneens aan dit kleplichaam (32) gevormde kamer (50) waardoor tevens een druk tegengesteld aan de veer (34) wordt uitgeoefend op het kleplichaam (32).

11.-Transmissie-eenheid volgens conclusie 9 of 10, daardoor gekenmerkt dat zij is voorzien van een ventiel (53) dat ervoor zorgt dat de regeling door middel van het elektronisch gestuurd ventiel (48) wordt gehandhaafd tot de <Desc/Clms Page number 15> riemvariator (2) is opgeschakeld tot een vooropgestelde overbrengingsverhouding, en dat na het bereiken van deze overbrengingsverhouding de voornoemde geregelde druk wordt vervangen door een constante druk die ervoor zorgt dat de betreffende koppeling (18-19) gesloten is.

12.-Transmissie-eenheid volgens conclusie 11, daardoor gekenmerkt dat de riemvariator (2) bestaat uit een primaire en een secundaire riemschijf (4-7) elk met minstens één axiaal verplaatsbare riemschijfhelft (5-8), waartussen een eindloos overbrengingselement (9) is aangebracht, en dat het voornoemde ventiel (53) samenwerkt met de primaire riemschijf (4) van de riemvariator (2) door middel van een tastereenheid.

13.-Transmissie-eenheid volgens conclusie 12, daardoor gekenmerkt dat de verplaatsing van de riemschijfhelften bevolen wordt door middel van een primair en secundair regelventiel (12-13) en dat het voornoemde ventiel (53) deel uitmaakt van het secundaire regelventiel (13).

14.-Transmissie-eenheid volgens een van de conclusies 9 tot 13, daardoor gekenmerkt dat de drukregelmiddelen bestaan uit een drukregelventiel (31) en dat het kleplichaam (32) van dit drukregelventiel (31) is voorzien van een kamer (66) die in verbinding staat met een pitoteenheid (45) die een druk levert in functie van het toerental van de ingaande as (3) van de riemvariator (2), namelijk een primaire pitoteenheid (45), waarbij de druk uitgeoefend in deze kamer (66) een kracht levert die tegengesteld werkt aan de kracht die de motorpitotdruk op het kleplichaam (32) uitoefent. <Desc/Clms Page number 16>

15.-Transmissie-eenheid volgens een van de conclusies 9 tot 14, daardoor gekenmerkt dat het voornoemde elektronisch gestuurd ventiel (48) hydraulisch wordt gevoed door middel van een voedingsventiel (60), met een kleplichaam (61) dat enerzijds in één richting is belast door een veer (62) en een druk geleverd door de motorpitoteenheid (44), en in de andere richting belast wordt door de door het ventiel (60) afgeleverde druk en de primaire pitotdruk.

16.-Transmissie-eenheid volgens één van de conclusies 9 tot 14, daardoor gekenmerkt dat het elektronisch gestuurd ventiel (48) bestaat uit een pulsgemoduleerd doorlaatventiel.