BE1010270A4 - Weefrek en werkwijze voor bobijnwissel. - Google Patents

Weefrek en werkwijze voor bobijnwissel. Download PDF

Info

Publication number
BE1010270A4
BE1010270A4 BE9600336A BE9600336A BE1010270A4 BE 1010270 A4 BE1010270 A4 BE 1010270A4 BE 9600336 A BE9600336 A BE 9600336A BE 9600336 A BE9600336 A BE 9600336A BE 1010270 A4 BE1010270 A4 BE 1010270A4
Authority
BE
Belgium
Prior art keywords
pallet
bobbin
weaving
weaving rack
rack
Prior art date
Application number
BE9600336A
Other languages
English (en)
Inventor
Erik Vermeulen
Original Assignee
Wiele Michel Van De Nv
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Priority to US08/973,820 priority Critical patent/US6116292A/en
Application filed by Wiele Michel Van De Nv filed Critical Wiele Michel Van De Nv
Priority to BE9600336A priority patent/BE1010270A4/nl
Priority to DE69710988T priority patent/DE69710988T2/de
Priority to EP97919207A priority patent/EP0840816B1/en
Priority to TR97/01638T priority patent/TR199701638T1/xx
Priority to PCT/BE1997/000045 priority patent/WO1997039171A1/nl
Application granted granted Critical
Publication of BE1010270A4 publication Critical patent/BE1010270A4/nl

Links

Classifications

    • DTEXTILES; PAPER
    • D02YARNS; MECHANICAL FINISHING OF YARNS OR ROPES; WARPING OR BEAMING
    • D02HWARPING, BEAMING OR LEASING
    • D02H1/00Creels, i.e. apparatus for supplying a multiplicity of individual threads
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B65CONVEYING; PACKING; STORING; HANDLING THIN OR FILAMENTARY MATERIAL
    • B65HHANDLING THIN OR FILAMENTARY MATERIAL, e.g. SHEETS, WEBS, CABLES
    • B65H49/00Unwinding or paying-out filamentary material; Supporting, storing or transporting packages from which filamentary material is to be withdrawn or paid-out
    • B65H49/02Methods or apparatus in which packages do not rotate
    • B65H49/04Package-supporting devices
    • B65H49/14Package-supporting devices for several operative packages
    • B65H49/16Stands or frameworks
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B65CONVEYING; PACKING; STORING; HANDLING THIN OR FILAMENTARY MATERIAL
    • B65HHANDLING THIN OR FILAMENTARY MATERIAL, e.g. SHEETS, WEBS, CABLES
    • B65H2701/00Handled material; Storage means
    • B65H2701/30Handled filamentary material
    • B65H2701/31Textiles threads or artificial strands of filaments

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Textile Engineering (AREA)
  • Looms (AREA)
  • Warping, Beaming, Or Leasing (AREA)
  • Replacing, Conveying, And Pick-Finding For Filamentary Materials (AREA)

Abstract

Een weefrek is geschikt om zonder onderbreking noch storing van de kettinggarenspanning naar een weefzone toe, tenminste gedeeltelijk vervangen te worden, wanneer het weefrek uit een aantal verwijderbare modules of cassettes die samen of gedeeltelijk kunnen uitgenomen worden, samengesteld wordt.

Description

Weefrek en werkwijze voor bobiinwissel
Onderhavige uitvinding heeft betrekking op een uitneembaar weef rek dat tenminste gedeeltelijk vervangen kan worden bij een continu draaiende weefmachine zonder onderbreking noch storing van de kettinggarenspanning naar de weefzone toe mee te brengen.
Weefrekken vinden vooral toepassing in jacquardweefmachines waarbij iedere individuele kettingdraad bij het weven een verschillend garenverbruik heeft. Deze weefrekken worden achter jacquardweefmachines opgesteld en zijn geschikt om een groot aantal kruisspoelen of bobijnen te dragen. Dit aantal komt overeen met het totaal aantal kettingdraden die nodig zijn voor het weven van figuurtekeningen in verschillende kleuren.
In de loop van deze tekst wordt met diepterichting de kettingrichting aangeduid, en met de breedterichting de inslagrichting.
In de literatuur zijn weefrekken gekend die uit een reeks deuren bestaan die zich in de diepterichting uitstrekken en waarvan er een aantal naast elkaar in de breedterichting van de weefmachine opgesteld staan. Elke weefrekdeur is aan beide kanten in hoogte en diepte voorzien van horizontale draagspillen en draadgeleid-spillen. De bobijnen worden meestal op een kartonnenhuls gewikkeld. Deze huls wordt op een cilindrische plastiekhuls geplaatst, die draaibaar op de draagspil van het weef rek zit. Ook kunnen de bobijnen rechtstreeks op een plastiekpijp gewikkeld zijn, zodat deze zonder bijkomende plast iekhuls op de draagspil kunnen geplaatst worden. De plaatsing of verwisseling van de bobijnen in een weefrek wordt door een bobijnopzetter uitgevoerd. Daartoe is tussen elke deur van een weefrek een doorgang voorzien. De deuren van een weefrek kunnen ook draaibaar of verplaatsbaar uitgevoerd zijn.
Van de bobijnen die in het weefrek geplaatst zijn, wordt de kettingdraad zijdelings en tangentiaal over de omtrek (en déroulé) afgetrokken. De afgetrokken kettingdraad wordt eerst over een hoger- en meer naar achtergelegen omkeergeleidspil geslagen en dan terug naar voorgebracht over de hoger- en voorliggende omkeerspil van de voorliggende bobijn. De kettingdraden lopen naar voor in het rek, tot in de doorvoerkam en het inlooprooster, om uiteindelijk in de weefzone van de weefmachine te komen.
Om aan de kettingdraden een zekere spanning op te leggen wordt een eerste kram of schakel over de kettinggarenlus tussen de achterste omkeergeleidspil en de bobijn gehangen om de bobijn af te remmen. Een tweede kram wordt tussen de voorste omkeergeleidspil en bobijn gehangen om de kettingdraad uit de weefzone terug te trekken. Deze beide krammen of schakels die op de kettingdraad gehangen worden vormen samen met de afgetrokken lus een soort bandrem over de bobijn en stellen dus in het kettinggaren een zekere spanning in en verhinderen ook dat de bobijn vanzelf zou af wikkelen. De voorste kram trekt daarbij ook het kettinggaren terug uit de weefzone. Vandaar dat men spreekt over de kettingspannings- en terugtrekinrichting van het weefrek. Bij de gekende weefrekken wordt deze dubbele functie op en bij de bobijn uitgeoefend. Deze kettingspannings- en terugtrekinrichting is vooral bij poolweefmachines van belang voor het bekomen van een gelijkmatige poolhoogte en om het verweven van kettingdraden, die meer dan twee standen in de weefgaap kunnen innemen, mogelijk te maken.
Wanneer een jacquardweefmachine volledig naar andere weefkleuren dient omgesteld te worden, wordt de weefmachine stilgelegd om alle bobijnen manueel uit het rek te nemen en om nieuwe bobijnen in het rek te plaatsen. Deze operatie is arbeidsintensief en de stilstand van de weefmachine betekent een zeker productieverlies, met als gevolg dat het totaal rendement van de weefmachine gaat dalen naarmate meer kleurwisselingen worden uitgevoerd.
Bobijnwisselingen voor het onderhoud van een weefrek of voor wissel van bepaalde nevenkoren kunnen bij een draaiende weefmachine uitgevoerd worden. De bobijnopzetter moet daarbij evenwel omzichtig tewerkgaan. Eerst dienen beide krammen of schakels aan de respectievelijke draadgeleidspil opgehangen te worden. Dan wordt de bijna leeggelopen bobijn afgenomen en de nieuwe bobijn wordt op de draagspil geplaatst. Een betrouwbare knoop moet gemaakt worden om oude kettingdraad aan de nieuwe te verbinden en de resteindjes van de knoop dienen afgeknipt te worden. Tenslotte moeten de krammen of schakels juist geplaatst worden en de kettingdraad moet terug op spanning gebracht worden door een kleine opwikkeling van de bobijn door een manuele draaibeweging. Tijdens gans voorgaande operatie zal de spanning van het kettinggaren niet te slap worden om de vermijden dat de garenwachter in werking zou treden en zo het weefproces zou onderbreken. De spanning zal ook niet te groot mogen zijn of het kettingaren zal in de weefzone niet meer vallen in de onderste stand van de gaap zodat inbinding in het weefsel onmogelijk wordt en een zogenaamde spanner optreedt. Bij poolweefsel leidt dit tot een dichttrekken van het weefsel en ontstaat er een gat na het doorsnijden.
Het gewicht van de bobijnen die in een weefrek kunnen geplaatst worden, wordt beperkt door het fysisch draagvermogen van de bobijnopzetter. In de weefpraktijk zal dit gewicht de 4 kg niet overschrijden.
Een inrichting zoals beschreven in BE nr 9500426 biedt reeds het voordeel dat er geen krammen of schakels meer nodig zijn om het kettinggaren op spanning te houden en uit de weefzone terug te trekken. Deze inrichting maakt het vervangen van een bobijn gemakkelijker, maar tijdens het aanknopen blijft de spanning op het kettinggaren tussen bobijn en recuperatie- spanningsinrichting een tijdje ongecontroleerd en zijn er dus mogelijke oorzaken van weeffouten. Het daar voorgesteld afremsysteem van de bobijnen brengt een spanning in het kettinggaren teweeg die afhankelijk is van de middellijn van de bobijn. Bovendien is deze inrichting niet geschikt voor een gehele verwisseling van het weefrek of een bobijnwissel met een automaat daar de ligging van de af gewikkelde draad boven op de bobijn niet juist bepaald is en het opsteken van de huls op een spil een zeer nauwkeurige positionering van de bobijnhuls t.o.v. de spil vereist. In het kettingdraadgeleidspillen worden de verschillende kettingdraden niet van elkaar gescheiden. Wel worden er op bepaalde afstanden scheidingsrooster in het weefrek voorzien. Maar tussen deze scheidingsroosters kunnen de kettingdraden in elkaar verstrengelen.
Onderhavige uitvinding stelt zich tot doel een uitneembaar weefrek dat hetzij geheel, hetzij gedeeltelijk snel vervangen kan worden en bovendien een manuele vervanging en aanknopen van een bobijn bij een continu draaiende weefmachine mogelijk maakt zonder onderbreking noch storing van de kettinggarenspanning naar de weefzone toe, ten einde de stilstandentijd van de weefmachines aanzienlijk te verkleinen.
Om deze opgave te verwezenlijken wordt een kettingdraagspannings- en terugtrekinrichting zoals in inleidend gedeelte van de hierbij gevoegde hoofdconclusie omschreven onafhankelijk van en voor het weefrek gebracht; het weefrek zelf wordt samengesteld uit een aantal verwijderbare modules of cassettes die samen of gedeeltelijk kunnen uitgenomen worden; elke module wordt opgedeeld in een aantal cellen, waarbij elke cel middelen voor het vasthouden van een bobijn, een vast doorvoeroog met draadrem en een draadgeleidingskam bevat. De bobijn wordt doelmatig verticaal opgesteld en het kettinggaren wordt axiaal (en défilé) afgetrokken.
Het weefrek bestaat uit een aantal raamwerken of deuren. Elk raamwerk is aan beide zijden toegankelijk en bevat draagmiddelen voor een aantal modules. Dit raamwerk wordt onafhankelijk van en achter de kettinggarenspannings- en terugtrekinrichting opgesteld.
Volgens een bijzonderheid van de uitvinding kan dit raamwerk vast of verrijdbaar in breedterichting opgesteld worden. In dit raamwerk worden modules of containers geplaatst. Opdeling in modules kan bijv. in de hoogte per koor gebeuren om toe te laten slechts een koor te verwisselen. Opdeling in de diepte zal rekening houden met de beschikbare ruimte van doorgang achter het weefrek. Opdeling in de breedte kan per rij of per twee aanliggende rijen. Vervanging van een bobijn moet mogelijk blijven aan beide kanten van een deur. De uitname en verplaatsing van een module of container kan met een rolbrug of andere hefinrichting gebeuren, het weefrek kan ook als een transporteerbaar geheel gemaakt zijn.
Elke module wordt opgedeeld in een aantal cellen. Elke cel heeft een bodemplaat waarin een doorvoeropening voor de bobijnhuls is aangebracht.
In een bijzondere uitvoering bevat deze doorvoeropening een elastische houdinrichting voor de huls ten einde de bobijn te beletten dat deze door de trekkracht in het kettinggaren tegen het bovenliggende doorvoeroog met draadrem wordt getrokken en de huls uit de boring wordt gelicht. In elke cel wordt een mat uit zachte schuimrubber geplaatst. Deze mat heeft eveneens een doorvoeropening aangepast aan de middellijn van de bobijnhuls. Deze schuimrubbermat neemt de vorm van de eindwelving van de bobijn aan waardoor belet wordt dat er wikkelingen onder het wikkellichaam zouden geraken en aldus het aftrekken van de kettingdraad verhinderen. De bobijnen worden verticaal opgesteld en de kettingdraden worden axiaal (en défilé) afgetrokken. In de aslijn van de bobijn wordt bovenaan in de cel een doorvoeroog met draadrem freemvast aan de cel opgesteld. Elke cel is verder voorzien van een draadkam om de doorlopende kettingdraden van andere cellen op te houden en te scheiden waardoor het in elkaar verstrengelen van de kettingdraden vermeden wordt.
Een aflopende bobijn kan in zo'n cel makkelijk manueel vervangen worden. De bobijnhuls wordt uit zijn houderopening met kleminrichting gelicht en uit de cel genomen. De kettingdraad blijft door het vaste doorvoeroog met draadrem lopen. De kettingdraad die naar voor in het rek naar de weefzone toe loopt blijft onder spanning en wordt niet gestoord indien het eind dat van het doorvoeroog naar de bobijn loopt, slap gehouden wordt. In dit slappe eind kan de draad van de leeg gelopen bobijn afgeknipt worden en een nieuwe bobijn kan aangeknoopt worden. De nieuwe bobijn wordt dan met de huls in de opening en kleminrichting van de celbodem geplaatst.
De voordelen van een dergelijke inrichting liggen voor de hand. Een bobijn kan zonder storing op de kettinggarenspanning bij een draaiende weefmachine vervangen worden in een kortere tijdspanne. De kettingdraden zullen minder met elkaar verstrengelen en dus minder spanningen veroorzaken. Bij poolweefmachine zal de poolhoogte dus gelijkmatiger zijn. Een koor kan volledig bij een stilstaande weefmachine snel uitgewisseld worden door uitname van een aantal modules of containers en vervanging door extern voorbereide nieuwe modules. Tenslotte kan een volledig rek bij stilstaande weefmachine gewisseld worden door vervanging van alle modules door nieuwe externe voorbereide modules. De tijd nodig voor een kleuromstelling wordt sterk verminderd en het totaal weefrendement van de installatie zal toenemen.
Ook zullen kleurwisselingen frequenter kunnen doorgevoerd worden bij behoud van een behoorlijk totaalrendement. De weverij zal dus meer flexibel worden om de vraag naar kleurveranderingen te volgen. Bovendien kunnen kortere looplengtes in een bepaalde kleurstelling efficiënt uitgevoerd worden.
Voor bobijnen met een lengte die groter is dan de middellijn, . zal de verticale opstelling van de bobijnen de totale hoogte van het rek doen toenemen. Maar in de hoogte is er nu voldoende ruimte gezien die hoogte juist voorhanden is voor de jacquardinrichting met bovenbouw. De bobijnmiddellijn zal nu de breedte van een deur bepalen. Bij een gelijk aantal deuren, zal de breedte van het rek kleiner worden wat goed uitkomt voor de inloophoek in breedterichting van de kettingdraden naax de weefmachine.
De bestaande weefrekken zijn niet bijzonder geschikt voor een bobijnwissel met een automaat. Om een bobijn met huls te plaatsen op een horizontale spil moet de instelling van de bobijn ten opzichte van de spil vrij nauwkeurig zijn en de spillen onderling dienen een nauwkeurige afstand te hebben. De gewichten in vorm van krammen of schakels op de afgetrokken kettingdraad zijn een hinder voor gemakkelijke vervanging van een bobijn.
Bij horizontaal opgestelde bobijnen met tangentiaalafwikkeling "en déroulé" is de ligging van de afgetrokken kettingdraad niet juist te bepalen. Hierdoor wordt het grijpen van de aflopende kettingdraad boven de bobijn door een automaat vrij gecompliceerd. Tijdens de bobijnwissel moet de kettingdraad nog verder kunnen afgetrokken worden zodat het weefproces ongestoord kan doorgaan. Dit betekent dat men de bobijn niet bij de huls kan grijpen, tenzij men er een zekere draaibeweging zou toelaten tijdens de manipulatie. Dit is uiteraard een complicatie. De nieuwe bobijn moet aangeboden worden met het kettingdraadbegin dat gemakkelijk toegankelijk moet zijn voor een grijper. Bestaande weefrekken bieden voor deze problemen geen oplossing.
Een verdere ontwikkeling van de uitvinding om in een weefrek te voorzien waarbij elke individuele bobijn moet kunnen vervangen worden door een automaat zowel bij een stilstaande als bij een draaiende weefmachine.
Om deze opgave te verwezenlijken moeten een aantal moeilijkheden die zicht met bestaande weefrekken voordoen, voorafgaandelijk opgelost worden. De kettingdraadspannings- en récupérâtieinrichting moet vrij van de bobijn gemaakt worden, de bobijn moet door een inrichting op het weefrek kunnen geplaatst worden waarbij geen mm-positioneernauwkeurigheid vereist wordt, de ligging van de afgelopen kettingdraad moet goed bepaald zijn, bij bobijnwissel moet de kettingdraad van de te verwijderen bobijn verder kunnen afgetrokken worden, het begindraadeinde van de nieuw te plaatsen bobijn moet gelokaliseerd zijn ten einde deze te kunnen grijpen met een automaat.
Om deze moeilijkheden op te lossen wordt doelmatig de kettingdraadspannings- en terugtrekinrichting onafhankelijk van en voor het weefrek gebracht. Het weefrek zelf bestaat uit vaste of verplaatsbare raamwerken of deuren die aan beide zijden toegankelijk zijn. In dit raamwerk worden een aantal cellen met vaste draadgeleidkammen voorzien. In deze cellen worden verwisselbare pallets geplaatst. Deze pallets worden voorzien van middelen om een bobijn in en vast te klemmen. Een palletwisselautomaat wordt voorzien van middelen om de pallets te transporteren en te wisselen, om de gareneinden bijeen te brengen en om deze aan elkaar te knopen of te splicen. De palletwisselautomaat zal gedragen worden door een driedimensionale positionneer-robot zodat elke cel van het weef rek en een aantal cellen van een laad- en afzetstation voor opname en afzetten van pallets door aansturing met een programma toegankelijk worden.
Deze en andere kenmerken en bijzonderheden van de uitvinding zullen uit de volgende beschrijving voortvloeien waarin verwezen is naar de bijgevoegde tekeningen die een uitvoeringsvorm van een weefrek en pallet volgens de uivinding tonen.
In deze tekeningen zijn:
Figuur 1 : een gedeeltekijk zijaanzicht van een weefrek met uitneembare modules volgens de uitvinding
Figuur 2 : een vooraanzicht van het gedeelte van het weefrek afgebeeld in figuur 1 ;
Figuur 3 : een bovenaanzicht van het gedeelte van het weefrek afgebeeld in figuren 1 en 2 ;
Figuur 4 : een zijaanzicht op grotere schaal van een pallet ;
Figuur 5 : een vooraanzicht van de pallet afgebeeld in figuur 4 ;
Figuur 6 : een bovenaanzicht van de . pallet afgebeeld in figuren 4 en 5 ;
Figuren 7-9 : aanzichten die overeenkomen met degenen van figuren 4-6 van een bobijn opgesteld op een pallet afgebeeld in deze figuren ;
Figuren 10-12 : aanzichten van het gedeelte van het weefrek afgebeeld in figuren 1-3 en voorzien van bobijnen ;
Figuren 13 a) - 13 g) : gedeeltelijke bovenaanzichten van het weefrek volgens de uitvinding in de loop van de verschillende stappen van een bobijnwissel , en
Figuren 14-16 : gedeeltelijke aanzichten die overeenkomen met degenen van figuren 1-3 van een weefrek met aanknoop-automaat.
In deze tekeningen duiden dezelfde referentietekens gelijke of gelijkaardige elementen aan.
Zoals voorgesteld in Fig. 1-3, bestaat elk weefrek uit een aantal deuren 1 die zich in kettingrichting uitstrekken en waarvan er een aantal in breedterichting .met een tussenruimte naast elkaar opgesteld zijn. Elke deur is aan beide zijden toegankelijk doordat deze op een zekere afstand van elkaar in breedterichting geplaatst worden om doorgang te verlenen aan een palletwisselautomaat. Elke deur bestaat uit een freemwerk met draagarmen 2 op een bepaalde hoogte en diepte van elkaar. De afstand tussen draagarmen in hoogte en in diepte bepaalt een cel. iedere cel is voorzien van een kettingdraadkam 3, die juist onder een draagarm geplaatst wordt zodat deze draagarm het deksel van de kam vormt.
De bobijnen worden verticaal op pallets 4 geplaatst (Fig.7-9). Zo'n pallet wordt uit staalplaat, aluminium, kunststof of hout gemaakt. Elke pallet heeft in de bodem 5 een opening 6 voor doorgang van de bobijnhuls. In die opening worden middelen voorzien om de huls te klemmen. Deze middelen zijn bijv.
aanslagvlakken 7 voorzien van bladveren 8 die zich op de binnenzijde van de huls vastklemmen. Hierdoor wordt belet dat de bobijn zou opgelicht worden door de trekkracht in de kettingdraad. Op de bodem van de pallet wordt een schuimrubbermat 9 geplaatst. Deze schuimrubbermat 9 neemt de vorm aan van de eindwelving van de bobijn. Hiermee wordt vermeden dat wikkelingen onder wikkellichaam 18 van de bobijn zouden vallen en aldus het afwikkelén verhinderen.
Verder heeft de pallet zijdelings twee palletdraagprofielen 10, die dienen voor oplegging in de draagarmen 2 van het weefrek of om de pallet op een rollentransportband te kunnen plaatsen. In de palletdraagprofielen 10 zijn twee uitstulpingen 21 voorzien. Deze uitstulpingen 21 passen in boringen die aangebracht zijn in de draagarmen 2 van het weefrek om te beletten dat de pallets van de draagarmen zouden afglijden. De bodem van de pallet heeft voor en achteraan een stootrand 11. Deze stootrand dient voor beweging van de pallet pp een rollentransportband door voortduwing. Elke pallet heeft een houder 12 die vast of inklikbaar aan een zijde van de bodem van de pallet bevestigd is.
De houder 12 heeft bovenaan een verticaal uitsteeksel 13 en een horizontaal gedeelte 14. Het uitsteeksel 13 draagt een draadkiem 15. Het horizontaal gedeelte 14 draagt een doorvoeroog 16 met draadrem 17. Dit doorvoeroog 16 ligt in de aslijn van de bobijn. De draadkiem 15 bestaat uit een bladveer met boring 20 voor een aanslagpin en een sleuf voor bevestiging tegen de steun (Fig.7-9). Het doorvoeroog 16 is bijv. een porceleinoog. Op het bovenvlak van het oog wordt een bladveer met drukring 17 aangebracht voor het afremmen van de kettingdraad. De kettingdraad kan dus in alle richtingen afgetrokken worden. De houder 12 heeft een, verticaal uitstekend gedeelte 13 en aan dit gedeelte wordt bovenaan de draadkiem bevestigd. Het horizontaal gedeelte 14 van houder 12 ligt onder het niveau van de draadkiem 15 en het andere einde heeft een ombuiging naar boven toe zodat het doorvoeroog 16 terug of het niveau van de draadkiem 15 komt (Fig.7-9).
De kruisspoel of bobijn wordt verticaal met de huls doorheen de opening in de schuimrubbermat 9 en in de palletbodem gezet (Fig.7-9). Het wikkellichaam 18 steunt op de schuimrubbermat 9 en de huls wordt in de bodemklemmen 8 gehouden. Het begindraadeinde 19 van de bobijn wordt door het doorvoeroog 16 gebracht, onder de draadrem 17 en het uiteinde van de draad 19 wordt in de draadkiem 15 getrokken, zodat de draad 19 tussen draadkiem 15 en doorvoeroog 16 gestrekt komt te liggen. Op deze manier wordt de ligging van het begindraadeind van de bobijn juist bepaald.
De pallets steunen met de palletdraagprofielen 10 op de draagarmen 2 van het weefrek (Fig.10). Van een pallet die zich in het weefrek bevindt wordt de kettingdraad afgetrokken doorheen het doorvoeroog 16 met draadrem over een in het rek vast opgestelde kettingdraadkam 3 . Wanneer een pallet in breedterichting uit het weefrek wordt geschoven, blijft de kettingdraad steeds verlopen, vanaf de vaste draadkam 3 tot aan de actuele stand van het doorvoeroog 16 bovenaan op de pallet. De locatie van het kettingdraadeind van de aflopende bobijn is hiermee goed bepaald.
Tussen de draagarmen 2 en de palletdraagprof ielen 10 is er een bepaalde speling. De positionering van de pallet ten opzichte van het weefrek dient dus in diepterichting van het rek niet zo nauwkeurig te zijn. In breedterichting moet de pallet voldoende ver over een aanslag geschoven worden'. Deze aanslag moet beletten dat de pallet uit het rek schuift.
In hoogterichting dient de pallet voldoende hoog geheven te worden om te kunnen in- of uitschuiven over de aanslag. Hiermee is het probleem van nauwkeurige positionering volledig opgelost.
Het systeem voor bobijnwissel met automaat omvat een palletvoorbereidingssysteem met opslag van de voorbereide pallets in wachtrijen, een laad- en afzetstation voor de pallets, een transportsysteem voor transport van de voorbereide pallets, die in wachtrijen geplaatst worden, naar de cellen in het weef rek en omgekeerd, een palletwisselautomaat 22 die de oude, bijna leeggelopen pallet, verwijdert en deze vervangt door een nieuwe, en een aanknoopautomaat of splicer voor het verbinden van oude en nieuwe bobijn.
In een palletvoorbereidingssysteem of palletiseerscation worden de bobijnen uit de aanvoerverpakking gehaald en telkens op een pallet volgens de uitvinding geplaatst. Hier wordt het draadbegineind 19 gezocht en dit draadeind wordt door het doorvoeroog 16 met draadrem 17 tot aan de draaklem 15 getrokken zodat de draad tussen draadkiem 15 en doorvoeroog 16 gespannen staat. De pallets worden dan per kleur van de erop geplaatste bobijnen in een wachtrij geplaatst. Deze palletiseringsoperatie kan manueel of met een automaat gebeuren.
Als transportinrichting wordt bijvoorbeeld een x,y, z-portaalrobot of loopbrugrobot ingezet. Deze robot is voorzien van een palletwisselautomaat 22 met een aanknoop- of splicerautomaat. De robot gaat volgens een stuurprogramma een pallet met een bobijn van een bepaald kleur ophalen uit de wachtrij van het betreffende kleur in een laadstation om een pallet met volle bobijn op te nemen in het daartoe voorziene gedeelte van de palletwisselautomaat 22. De robot brengt deze palletwisselautomaat 22 naar de cel in het weefrek waar een bobijn te vervangen is.
Zoals afgebeeld in figuur 13 en 15 bestaat de palletwisselautomaat 22 uit drie gedeelten : - een gedeelte 23 met een gevulde pallet, - een wisselgedeelte 24 en - een leeg gedeelte 25 waarin de bijna leeggelopen pallet uit het weefrek zal komen.
De palletwisselautomaat wordt nu door de robotsturing met het wisselgedeelte 24 juist voor de cel van de te vervangen bobijn gebracht (Fig. 13a) . De palletwisselautomaat schuift de pallet met de bijna leeggelopen bobijn in breederichting uit het weefrek in het wisselgedeelte (Fig. 13b). Hierbij kan de weefmachine verder blijven draaien. De kettingdraad kan verder van de bobijn afgetrokken worden, want de kettingdraad blijft hierbij lopen van de vaste draadkam 3 naar het doorvoeroog 16 met draadrem 17 tot op de bobi jn_.
Twee beweegbare haken 26 en 27 bewegen naar elkaar toe en brengen de nog door het weefproces afgetrokken kettingdraad in een bepaalde stand (Fig. 13c, 15 en 16) . De palletwisselautomaat verplaatst nu de bijna leeggelopen pallet in het leeg gedeelte 25 en de volle pallet 23 in het wisselgedeelte 24. Deze beweging wordt horizontaal in diepterichting uitgevoerd tot de nieuwe volle pallet juist voor de cel komt te sta^n (Fig. 13d) . Bij deze beweging wordt de kettingdraad van de bijna lege bobijn verder afgetrokken gezien de kettingdraad nog verder verbonden blijft. De kettingdraad wordt door deze beweging ook in een derde haak 28 getrokken. Deze haak 28 is vast verbonden aan de palletwisselautomaat en haakt in op het draadeind juist naast het doorvoeroog in de horizontaal gestrekte kettingdraadzone tussen doorvoeroog en draadkleminrichting.
Tussen de haken 26, 27 en 28 wordt de afgetrokken kettingdraad gepositioneerd en vormt een eerste been van de kruisvorm 29 (fig. 16) . Van de nieuwe pallet met volle bobijn is het draadbegin goed gelocaliseerd nl. van draadkiem 15 tot aan het doorvoeroog 16 boven de bobijn. Dit is het tweede been van de kruisvorm 29 te ma.ten juist onder de invoer gleuven van de splicer 3 0 (Fig. 14 en 15) . De kruisvorm 29 dient om beide te verbinden kettingdraden aan te bieden in de respectievelijke gleuven 31 en 32 van de splicer 30 of aanknoopapparaat (fig. 14)
Om eventueel in een kettingdraadverbruik te voorzien tijdens de daaropvolgende aanknoopoperatie, kan de robot nog een extra horizontale verplaatsing in diepterichting uitvoeren, zodat de kettingdraad nog wat extra afgetrokken wordt en die kan verweven worden tijdens de aanknoopoperatie, waarbij de robot dan een geleidelijke terugbeweging uitvoert.
Aan beide zijden van de splicer 30 zijn twee draaibare en verticaal beweegbare haken 33 bevestigd (Fig. 14-16). De haken 33 zwenken onder het kruis van de kettingdraden en trekken in een verticale beweging de kruisvorm van beide kettingdraden samen naar omhoog tot het kruis in de respectievelijke gleuven 31 en 32 van de splicer of het aanknoopapparaat komt te liggen. Deze splicer of aanknoper is bovenaan de palletwisselaar bevestigd (Fig. 13e).
De splicer 30 of aanknoper voert de verbinding uit en knipt de draad van de leeggelopen bobijn en de draad van de nieuwe bobijn naar de draadkiem 15 af. Dit resteindje blijft in de draadkiem van de nieuwe pallet hangen maar dit stoort helemaal niet (Fig. 13f) . De kettingdraad die nu verweven wordt loopt van de vaste draadkam in het weefrek naar de het doorvoeroog met draadrem van de nieuwe pallet. De nieuwe pallet wordt nu door de palletwisselautomaat in het rek geschoven (Fig. 13g). Hiermee is de bobijnwissel voltooid.
De pallet met bijna leeggelopen bobijn wordt nu door de robot naar een palletafzetstation gebracht. De restdraad zal hierbij niet verder afwikkelen ti3 iens het transport want het einde zit nog in de draadrem 17 van het doorvoeroog 16. Het palletafzetstation zal bij voorkeur naast de wachtrij van de nieuw voorbereide pallets staan. Op deze manier moet er slechts eenmaal gepositioneerd worden en de los- en laadoperatie kan terzelfdertijd plaatsvinden. Voor elke kleur van de kettingdraad zal er een specifieke plaats van laad- en, afzetstation zijn.
De palletwisselautomaat kan ook uitgerust worden met een stapel voor nieuwe voorbereide pallets en een stapel voor leeggelopen oude pallets. De stapel voor nieuwe pallets zal aansluiten bij het gedeelte voor een volle nieuwe pallet en de stapel voor leeggelopen pallets zal aansluiten bij het gedeelte voor de leeggelopen pallet. Door deze uitbreiding kan de robot efficiënter werken doordat er minder verplaatsingstrajecten van en naar het laad- en afzetstation moeten afgelegd worden.
Om zowel een linker- als rechterkant van een doorgang tussen twee weefrekdeuren te kunnen bedienen zal de palletwisselautomaat uitgerust worden met een linker- en rechtergedeelte elk met eigen aanknoopautomaat of splicer. Uiteraard zal slechts één gedeelte, hetzij het linker gedeelte hetzij het rechter gedeelte werkzaam zijn.
Om te bepalen wanneer een bobijn dient verwisseld te worden, wordt de robot uitgerust met een meetsysteem voor het meten van de middellijn van de in het rek op de pallets opgestelde bobijnen. De robot kan volgens een opgelegd programma in een bepaalde deur alle rijen gaan opmeten en deze meetdata worden opgeslagen in het geheugen van een weefrekbeheercomputer. Wordt bij een bobijn een minimummiddellijn gemeten dan wordt een signaal gegeven voor vervanging van de pallet op die bepaalde cel. Welke kleur er moet vervangen worden kan de beheercomputer bepalen uit het bobijnopzetplan dat ook in de computer opgeslagen wordt. Zo'n eenheid kan dus alleenstaand werken.
De controller van de elektronische jacquardmachine kent het te weven patroon. Deze controller wordt met de beheercomputer verbonden in een netwerk. De jacquardcontrol1er stuurt periodisch het theoretisch garenverbruik van de reeds geweven lengte naar de beheercomputer doorsturen. De weefrekbeheercomputer houdt hiermee rekening in het bepalen van het meetprogramma voor het meten van de bobijnmiddel-lijnen en hiermee voorspellen wanneer een bobijn zal aflopen in het weefrek. Zo kunnen de bobijnpallets juist voor leegloop vervangen worden zonder onderbreking van het weefproces en waarbij de afval aan restgarens vermeden wordt.
De inrichting vult ook een leeg rek met nieuw voorbereide bobijnpallets bij een eerste opstart van een installatie op. Het volstaat hiervoor een programma te voorzien waarbij geen "oude" pallets uit het weefrek dienen genomen te worden. De bedrading door de kammen en de garenspanningsinrichting dient dan manueel te gebeuren. Na het opvullen van het volledig weef rek wordt dan omgeschakeld worden naar het programma onderhoud van het weefrek. Ook dient er een programma voorzien te worden voor het systematisch vervangen van een koor of van het volledig weefrek bij omstelling naar andere kleuren.
De voordelen van een dergelijke inrichting zijn duidelijk : bobijnwissel wordt minder arbeidsintensief en kan volgens garenverbruik en bobijnmeting uitgevoerd worden, stilstaande voor en veroorzaakt door bobijnwissel worden sterk verminderd, een bobijnwissel wordt uitgevoerd zonder storing van de kettinggarenspanning, waardoor dus minder stilstanden van de weefmachine door tijdelijk slappe kettingdraden voorkomen. Doordat elke cel een geleidkam bevat, zullen de kettingdraden minder verstrengelen en zo minder spanners veroorzaken. De weefmachine zal ook minder lang stilstaan voor een gedeeltelijke of volledige kleurwissel. Door het weefrekbeheer aan een computer toe te vertrouwen die gekoppeld is aan de robot met bobi jnwisselautomaat kan men ook in elke koor nog verdere kleurvariaties in vorm van latté kleuren aanbrengen. De computer beheert immers elke bobijnpallet afzonderlijk en dit kan ook volgens een kleurstellingsprogramma beheerd worden. Op deze wijze kan men dus het weefsel met meer kleuren gaan dessineren zonder gevaar te lopen dat het kleurbeheer niet meer beheersbaar wordt.
Dit weefrek kan uiteraard ook achter een boommachine geplaatst worden om te functioneren als een boomrek. Dezelfde werkwijze voor het wisselen van bobijnen kan toegepast worden.

Claims (34)

1. Weefrek dat zonder onderbreking noch storing van de kettinggarenspanning naar een weefzone toe, tenminste gedeeltelijk vervangen kan worden, met het kenmerk dat het weefrek uit een reeks vaste cellen samengesteld is waarin makkelijk een bobijn kan verwisseld worden en die in het geheel weefrek of een aantal verplaatsbare modules of cassettes bijeengebracht zijn die samen of gedeeltelijk kunnen uitgenomen worden, ten einde de weefmachinestilstandentijden aanzienlijk te verkleinen
2. Weefrek volgens conclusie 1, met het kenmerk dat elke module in een aantal vaste cellen opgedeeld wordt, waarbij elke cel middelen voor het vasthouden van een bobijn (20) , een vast doorvoeroog (16) met draadrem (7) en een draadgeleidingskam (3) bevat.
3. Weefrek volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk dat het uit een aantal raamwerken of deuren bestaat, die aan beide zijden toegankelijk zijn en draagmiddelen voor een aantal modules bevatten.
4. Weefrek volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk dat elk raamwerk vast of in bre^dterichting verrijdbaar opgesteld wordt, onafhankelijk van en achter de kettinggarenspannings-en terugtrekinrichting.
5. Weefrek volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk dat elk raamwerk in modules opgedeeld wordt waarbij de opdeling in de hoogte per koor en/of in de diepte,alsook in de breedte per rij of per twee aanliggende rijen gebeuren kan.
6. Weefrek volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk dat elke module wordt in een aantal vaste cellen opgedeeld wordt, waarbij elke cel een bodemplaat heeft waarin een doorvoeropening voor de bobijnhuls is aangebracht.
7. Weefrek volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de doorvoeropening een elastische houdinrichting voor de huls bevat.
8. Weefrek volgens één der voorgaande conclusies, met het met het kenmerk dat in elke cel een mat (9) uit zachte schuimrubber geplaatst wordt, dat eveneens een doorvoeropening aangepast aan de middellijn van dé bobijnhuls heeft.
9. Weefrek volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk dat in de aslijn van de bobijn bovenaan in de vaste cel een doorvoeroog (16) met draadrem (17) freemvast aan de cel opgesteld wordt.
10. Weefrek volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk dat elke cel verder van een draadkam (3) voorzien is, om de doorlopende kettingdraden van andere cellen op te houden en te scheiden waardoor het in elkaar verstrengelen van de kettingdraden vermeden wordt.
11. Weefrek volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk dat het eind van de kettingdraad dat slap gehouden van de leeg gelopen bobijn afgeknipt worden kan en een nieuwe bobijn kan aangeknoopt worden, waarbij de nieuwe bobijn dan met de huls in de opening en kleminrichting van de celbodem geplaatst wordt.
12. Weefrek bestemd om tenminste gedeeltelijk vervangen te worden zonder onderbreking noch storing van de kettinggarenspanning naar een weefzone toe, met het kenmerk dat een reeks bobijnen in een uitwisselbare bobijnpallet bijeengebracht worden.
13. Weefrek volgens conclusie 12, met het kenmerk dat het een wisselautomaat bevat, dat van middelen voorzien wordt om de verplaatsbare bobijnpallets te transporteren en te wisselen, de gareneinden bijeen te brengen en om deze aan elkaar te knopen of te splicen.
14. Weef rek volgens conclusie 12 of 13, met het kenmerk dat twee uitstulpingen (21) welke in boringen passen die in de draagarmen (2) van het weefrek aangebracht zijn om te beletten dat de pallets van de draagarmen (2) zouden afglijden, in de palletdraagprofielen (10) voorzien zijn.
15. Weefrek volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk dat elke pallet een houder (12) heeft die vast of inklikbaar aan een zijde van de bodem van de pallet bevestigd is.
16. Weefrek volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de houder (12) bovenaan een verticaal uitsteeksel (13) heeft dat een draadkiem (15) draagt en een horizontaal gedeelte (14) heeft, dat een doorvoeroog (16) met draadrem (17) draagt, waarbij het doorvoeroog (16) in de aslijn van de bobijn ligt en de draadkiem 15 uit een bladveer met boring (20) voor een aanslagpin en een sleuf voor bevestiging tegen de steun bestaat.
17. Weefrek volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk dat het systeem voor bobijnwissel met automaat volgende elementen omvat : een palletvoorbereidingssysteem met opslag van de voorbereide pallets in wachtrijen, een laad- en afzetstation voor de pallets, een transportsysteem voor transport van de voorbereide pallets, die in wachtrijen geplaatst worden, naar de cellen in hetweefrek en omgekeerd, een palletwisselautomaat (22) die de oude, bijna leeggelopen pallet, verwijdert en deze vervangt door een nieuwe, en een aanknoopautomaat of splicer voor het verbinden van oude en nieuwe bobijn.
18. Weefrek volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de palletwisselautomaat (22) uit drie gedeelten bestaat : een gedeelte (23) met een gevulde pallet, een wisselgedeelte (24) en een leeg gedeelte (25) waarin de bijna leeggelopen pallet uit het weefrek zal komen.
19. Weefrek volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de palletwisselautomaat uitgerust kan worden met een stapel voor nieuwe voorbereide pallets en een stapel voor leeggelopen oude pallets waarbij de stapel voor nieuwe pallets bij het gedeelte voor een volle nieuwe pallet aansluit en de stapel voor leeggelopen pallets bij het gedeelte voor de leeggelopen pallet aansluit.
20. Bobijnpallet met het kenmerk dat ze middelen bevat om een bobijn te houden en te transporteren en om een draadeind in een bepaalde plaats te presenteren.
21. Bobijnpallet volgens conclusie 20, met het kenmerk dat ze zijdelings twee palletdraagprofielen (10) heeft, die voor oplegging in de draagarmen (2) van het weefrek dienen of om de pallet op een rollentransport-band te kunnen plaatsen.
22. Werkwijze om een weefrek tenminste gedeeltelijk te vervangen, zonder onderbreking noch storing van de kettinggarenspanning naar een weefzone toe te veroorzaken, met het kenmerk dat het palletwisselautomaat door een driedimensionale positionneer-robot gedragen worden, zodat elke cel van het weefrek en een aantal cellen van een laad- en afzetstation voor opname en afzetten van pallets door aansturing met een programma toegankelijk worden.
23. Werkwijze volgens conclusie 23, met het kenmerk dat de door de robotsturing met het wisselgedeelte (23) juist voor de cel van de te vervangen bobijn gebrachte palletwisselautomaat de pallet met de bijna leeggelopen bobijn in breederichting uit het weefrek in het wisselgedeelte schuift waarbij de kettingdraad verder van de bobijn afgetrokken worden kan. «
24. Werkwijze volgens conclusie 22 of 23, met het kenmerk de palletwisselautomaat de bijna leeggelopen pallet in het leeg gedeelte (25) en de volle pallet (23) in het wisselgedeelte (24) horizontaal in diepterichting verplaatst tot de nieuwe volle pallet juist voor de cel komt te staan, waarbij de kettingdraad door deze beweging ook in een derde haak (28) getrokken wordt, die vast aan de palletwisselautomaat (22) verbonden is en op het draadeind juist naast het doorvoeroog (16) in de horizontaal gestrekte kettingdraadzone tussen doorvoeroog (16) en draadkiem-inrichting (17) inhaakt.
25. Werkwijze volgens één der conclusies 22 tot en met 24, met het kenmerk dat de uitname en verplaatsing van het weefrek, module of container met een rolbrug of andere hefinrichting gebeurt.
26. Werkwijze volgens één der conclusies 22 tot en met 25, met het kenmerk dat men twee draden met elkaar aanknoopt door tussen de haken (26, 27 en 28) een kruisvorm (29) te maken, waarvan een eerste been een afgetrokken kettingdraad is en een tweede been een draadbegin van een nieuwe pallet (4) dat goed gelocaliseerd van de draadkiem (15) tot aan het doorvoeroog (16) juist onder de invoer gleuven van de splicer (30) om beide te verbinden kettingdraden aan te bieden in de respectievelijke gleuven (31) en (32) van de splicer (30) of aanknoopapparaat.
27. Werkwijze volgens één der conclusies 22 tot en met 26, met het kenmerk dat de robot nog een extra horizontale verplaatsing in diepterichting uitvoert, zodat de kettingdraad nog wat extra afgetrokken wordt en die kan verweven worden tijdens de aanknoopoperatie, waarbij de robot dan een geleidelijke terugbeweging uitvoert.
28. Werkwijze volgens één der conclusies 22 tot en met 27, met het kenmerk dat twee aan beide zijden van de splicer (30) bevestigde draaibare en verticaal beweegbare haken (33) onder het kruis van de kettingdraden zwenken en in een verticale beweging de kruisvorm van beide kettingdraden samen naar omhoog trekken tot het kruis in de respectievelijke gleuven (31) en (32) van de splicer komt te liggen.
29. Werkwijze volgens één der conclusies 22 tot en met 28, met het kenmerk dat de pallet met bijna leeggelopen bobijn door de robot naar een palletafzet-station gebracht wordt, dat naast de wachtrij van de nieuw voorbereide pallets staat, waarbij de los- en laadoperatie kan terzelfdertijd plaatsvinden.
30. Werkwijze volgens één der conclusies 22 tot en met 29, met het kenmerk dat er voor elke kleur van de kettingdraad een specifieke plaats van laad- en, afzetstation is.
31. Werkwijze volgens één der conclusies 22 tot en met 30, met het kenmerk dat de palletwisselautomaat met een linker- en rechtergedeelte uitgerust wordt dat elk met eigen aanknoopautomaat of splicer uitgerust is.
32. Werkwijze voor het automatisch vervangen van een lijn, met het kenmerk dat om te bepalen wanneer een bobijn dient verwisseld te worden, de robot die met een meetsysteem voor het meten van de middellijn van de in het rek op de pallets opgestelde bobijnen uitgerust wordt, volgens een opgelegd programma in een bepaalde deur alle rijen gaan opmeten en deze meetdaten in het geheugen van een weefrekbeheercomputer doorstuurt om ze op te slagen, waarbij ingeval een bobijn een minimummiddellijn gemeten wordt, dan wordt een signaal gegeven voor vervanging van de pallet op die bepaalde cel met een bepaalde kleur.
33. Werkwijze volgens conclusie 32, met het kenmerk dat de controller van de elektronische jacquardmachine die het te weven patroon kent, met de beheercomputer in een netwerk verbonden wordt.
34. Werkwijze volgens conclusie 32 of 33, met het kenmerk dat de jacquardcontroller periodisch het theoretisch garenverbruik van de reeds geweven lengte naar de weefrekbeheer-computer doorstuurt, die hiermee in het bepalen van het meetprogramma voor het meten van de bobijnmiddellijnen rekening houdt en hiermee voorspelt wanneer een bobijn zal aflopen in het weefrek, zodat de bobijnpallets juist voor leegloop vervangen worden zonder onderbreking van het weefproces en zonder restgarensafval.
BE9600336A 1996-04-17 1996-04-17 Weefrek en werkwijze voor bobijnwissel. BE1010270A4 (nl)

Priority Applications (6)

Application Number Priority Date Filing Date Title
US08/973,820 US6116292A (en) 1996-04-17 1996-04-16 Bobbin pallets for a weaving device
BE9600336A BE1010270A4 (nl) 1996-04-17 1996-04-17 Weefrek en werkwijze voor bobijnwissel.
DE69710988T DE69710988T2 (de) 1996-04-17 1997-04-16 Webspulengatter und spulenwechselverfahren
EP97919207A EP0840816B1 (en) 1996-04-17 1997-04-16 Weaving frame and method for bobbin changing
TR97/01638T TR199701638T1 (xx) 1996-04-17 1997-04-16 Dokuma işlemi çerçevesi ve bobin değiştirme yöntemi
PCT/BE1997/000045 WO1997039171A1 (nl) 1996-04-17 1997-04-16 Weefrek en werkwijze voor bobijnwissel

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE9600336A BE1010270A4 (nl) 1996-04-17 1996-04-17 Weefrek en werkwijze voor bobijnwissel.
BE9600336 1996-04-17

Publications (1)

Publication Number Publication Date
BE1010270A4 true BE1010270A4 (nl) 1998-04-07

Family

ID=3889682

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
BE9600336A BE1010270A4 (nl) 1996-04-17 1996-04-17 Weefrek en werkwijze voor bobijnwissel.

Country Status (6)

Country Link
US (1) US6116292A (nl)
EP (1) EP0840816B1 (nl)
BE (1) BE1010270A4 (nl)
DE (1) DE69710988T2 (nl)
TR (1) TR199701638T1 (nl)
WO (1) WO1997039171A1 (nl)

Families Citing this family (5)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE10059993A1 (de) * 2000-12-02 2002-06-13 Neuenhauser Maschb Gmbh & Co K Verfahren zum Wechseln von Spulen in einem Spulengatter und Spulengatter
DE202005015262U1 (de) * 2005-09-27 2006-11-16 Autefa Automation Gmbh Gatterablauf
DE202007016061U1 (de) * 2007-11-16 2008-02-07 Hänel & Co. Lagergutträger für hülsenförmiges Lagergut und Lagerregal hierfür
IT1396931B1 (it) * 2009-11-20 2012-12-20 Btsr Int Spa Elemento modulare di cantra.
CN117488474B (zh) * 2024-01-02 2024-04-02 广东伟兴发织造有限公司 经编机用动态监测驱动旋转上料的自动补料装置及经编机

Citations (10)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
BE545165A (nl) *
US3172616A (en) * 1962-10-01 1965-03-09 Smith Corp A O Filament unwinding apparatus
US3432118A (en) * 1967-01-03 1969-03-11 Turbo Machine Co Creel
FR2318815A1 (fr) * 1975-07-23 1977-02-18 Rhone Poulenc Textile Dispositif de stockage d'enroulements de fils textiles
DE3538838A1 (de) * 1984-11-02 1986-05-22 Murata Kikai K.K., Kyoto Vorrichtung zum liefern von auflaufspulen zu spulengattern
EP0329614A1 (de) * 1988-02-17 1989-08-23 Benninger AG Verfahren und Vorrichtung zum Bestücken des Spulengatters einer Wickelanlage
FR2629840A1 (fr) * 1988-04-06 1989-10-13 Bordmann Jean Claude Cantre d'ourdissage et procede de garnissage d'un tel cantre
DE9010256U1 (de) * 1990-07-06 1990-09-13 Hauers, Leonhard, 6411 Künzell Spannungs-Ausgleichsvorrichtung für Spulenablaufgatter
EP0467101A1 (de) * 1990-07-03 1992-01-22 Hacoba Textilmaschinen GmbH & Co KG Vorrichtung zum Bestücken der Spulendorne eines Spulengatters
DE4442231A1 (de) * 1993-12-15 1995-06-22 Barmag Barmer Maschf Textilmaschine

Family Cites Families (10)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US2021032A (en) * 1933-04-28 1935-11-12 Universal Winding Co Yarn controller for creels and like apparatus
US2360558A (en) * 1943-10-15 1944-10-17 Charles P Cochrane Company Axminster setting frame and process
US2534579A (en) * 1948-08-26 1950-12-19 George F Dennis Rayon-yarn basing pad
DE2048529A1 (de) * 1970-10-02 1972-04-06 W. Schlafhorst & Co, 4050 Mönchengladbach Spulengatter für Textilmaschinen
CH537474A (de) * 1971-10-07 1973-05-31 Benninger Ag Maschf Spulengatter
US3905210A (en) * 1973-10-03 1975-09-16 Deering Milliken Res Corp Slidably mounted yarn support member for a knitting machine
US3875883A (en) * 1974-03-06 1975-04-08 Aldon Ind Inc Method and apparatus for tufting multicolored products
GB9100954D0 (en) * 1991-01-16 1991-02-27 Smith Colin P Yarn delivery
US5492152A (en) * 1992-09-21 1996-02-20 Kikuchi Kogyo Co., Ltd. Creel with twisting device
DE69617311T2 (de) * 1995-05-11 2002-05-08 Naamloze Vennootschap Van De Wiele, Kortrijk Fadenspann- und Rückzugvorrichtung für eine Webmaschine

Patent Citations (10)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
BE545165A (nl) *
US3172616A (en) * 1962-10-01 1965-03-09 Smith Corp A O Filament unwinding apparatus
US3432118A (en) * 1967-01-03 1969-03-11 Turbo Machine Co Creel
FR2318815A1 (fr) * 1975-07-23 1977-02-18 Rhone Poulenc Textile Dispositif de stockage d'enroulements de fils textiles
DE3538838A1 (de) * 1984-11-02 1986-05-22 Murata Kikai K.K., Kyoto Vorrichtung zum liefern von auflaufspulen zu spulengattern
EP0329614A1 (de) * 1988-02-17 1989-08-23 Benninger AG Verfahren und Vorrichtung zum Bestücken des Spulengatters einer Wickelanlage
FR2629840A1 (fr) * 1988-04-06 1989-10-13 Bordmann Jean Claude Cantre d'ourdissage et procede de garnissage d'un tel cantre
EP0467101A1 (de) * 1990-07-03 1992-01-22 Hacoba Textilmaschinen GmbH & Co KG Vorrichtung zum Bestücken der Spulendorne eines Spulengatters
DE9010256U1 (de) * 1990-07-06 1990-09-13 Hauers, Leonhard, 6411 Künzell Spannungs-Ausgleichsvorrichtung für Spulenablaufgatter
DE4442231A1 (de) * 1993-12-15 1995-06-22 Barmag Barmer Maschf Textilmaschine

Also Published As

Publication number Publication date
TR199701638T1 (xx) 2001-02-21
WO1997039171A1 (nl) 1997-10-23
DE69710988D1 (de) 2002-04-18
US6116292A (en) 2000-09-12
EP0840816B1 (en) 2002-03-13
EP0840816A1 (en) 1998-05-13
DE69710988T2 (de) 2002-07-18

Similar Documents

Publication Publication Date Title
JPS59192734A (ja) 糸の搬送システム
EP0567497B1 (en) Yarn delivery
JPH0126781Y2 (nl)
BE1010270A4 (nl) Weefrek en werkwijze voor bobijnwissel.
EP0742297B1 (en) Thread-tensioning and pull-back device for weaving machine
ITFI960256A1 (it) Sistema per il rientro rapido del filo nei canali degli orditoi con sistema di orditura filo-filo
ITMI940503A1 (it) Dispositivo per scaricare ed alimentare una macchina producente bobine incrociate
RU2145651C1 (ru) Ткацкая машина
EP0372856B1 (en) Automatic cop changing device for a weaving machine
US3327736A (en) Winding machine
WO1997039171B1 (en) Weaving frame and method for bobbin changing
US3472466A (en) Apparatus for storage and transport of weft thread bobbins
BE1013100A3 (nl) Poolgaren selectiesysteem voor grijper-axminster weefmachines.
US1807495A (en) Exchanging the bobbins in preparatory weaving machines
CZ283161B6 (cs) Zařízení pro ukládání zásoby příze
US3968759A (en) Automatic yarn changer
BE1009385A3 (nl) Draadspannings- en terugtrekinrichting voor weefmachine.
BE1027254B1 (nl) Werkwijze voor het aanvullen van garenvoorraden in een garenvoorraadinrichting van een textielmachine en een hiervoor voorziene garenvoorraadinrichting
ITMI970991A1 (it) Dispositivo per staccare la spira terminale dalla superficie di una spola
JP2503642B2 (ja) 織機における機仕掛け準備用受け台
SU1066927A1 (ru) Устройство дл перезаправки шпул рника сновальных машин
CS217201B1 (cs) Zařízení pro zásobování zanášečů útkem na víceprošlupních tkacích strojích
SU1219691A1 (ru) Компенсатор уточной нити к бесчелночному ткацкому станку
BE420683A (nl)
US1849858A (en) Setting machine

Legal Events

Date Code Title Description
RE Patent lapsed

Effective date: 20030430