BE1009137A4 - Driestanden niet-open-gaap jacquardmachine. - Google Patents

Driestanden niet-open-gaap jacquardmachine. Download PDF

Info

Publication number
BE1009137A4
BE1009137A4 BE9500140A BE9500140A BE1009137A4 BE 1009137 A4 BE1009137 A4 BE 1009137A4 BE 9500140 A BE9500140 A BE 9500140A BE 9500140 A BE9500140 A BE 9500140A BE 1009137 A4 BE1009137 A4 BE 1009137A4
Authority
BE
Belgium
Prior art keywords
hook
knife
jacquard machine
height
hoist
Prior art date
Application number
BE9500140A
Other languages
English (en)
Inventor
Carlos Derudder
Original Assignee
Wiele Michel Nv Van De
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Wiele Michel Nv Van De filed Critical Wiele Michel Nv Van De
Priority to BE9500140A priority Critical patent/BE1009137A4/nl
Priority to DE1996602544 priority patent/DE69602544T2/de
Priority to EP19960200382 priority patent/EP0727515B1/en
Priority to TR96/00124A priority patent/TR199600124A1/xx
Application granted granted Critical
Publication of BE1009137A4 publication Critical patent/BE1009137A4/nl

Links

Classifications

    • DTEXTILES; PAPER
    • D03WEAVING
    • D03CSHEDDING MECHANISMS; PATTERN CARDS OR CHAINS; PUNCHING OF CARDS; DESIGNING PATTERNS
    • D03C3/00Jacquards
    • D03C3/06Double-lift jacquards
    • DTEXTILES; PAPER
    • D03WEAVING
    • D03CSHEDDING MECHANISMS; PATTERN CARDS OR CHAINS; PUNCHING OF CARDS; DESIGNING PATTERNS
    • D03C3/00Jacquards
    • D03C3/12Multiple-shed jacquards, i.e. jacquards which move warp threads to several different heights, e.g. for weaving pile fabrics

Abstract

Driestanden niet-open-gaap Jacquardmachine omvattende een systeem met twee samenwerkende haken (5), (6), voor het heffen van kettingdraden (20), (21) op een weefmachine, twee in tegenfase op en neer beweegbare eerste messen (1), (2) die vanaf hun onderste dode punt elk een zich op een selectiehoogte (S) bevindende haak (5), (6) kunnen meenemen, - bij selectie ervan -, een stuurelement (16) waarmee elk haak (5), (6) kan geselecteerd worden, een in tegenfase met het ene eerste mes (1) op en neer beweegbare tweede mes (3), dat de met het ene eerste mes (1) samenwerkende haak (5) vanaf zijn bovenste dode punt kan meenemen vanaf de selectiehoogte (S) - bij niet-selectie ervan-, en middelen, zoals bijvoorbeeld een vast opgesteld mes (4), om de met het andere eerste mes (2) samenwerkende haak (6) op de selectiehoogte (S) vast te houden. Per systeem is slechts één stuurelement (16) en één takelement (17) vereist, terwijl de haken (5), (6) stootvrij kunnen meegenomen worden door hun messen (1), (2), (3)

Description


   <Desc/Clms Page number 1> 
 



  "Driestanden niet-open-gaap Jacquardmachine". 



   Onderhavige uitvinding heeft betrekking tot een driestanden Jacquardmachine, omvattende een systeem met twee samenwerkende haken voor het heffen van minstens   een   kettingdraad op een weefmachine, twee in tegenfase op en neer beweegbare eerste messen (met een heffing h,), voorzien om in een positie in de omgeving van hun onderste dode punt een respectievelijke haak-bij selectie ervan- mee te nemen vanaf een selectiehoogte, en een stuurelement waarmee elke haak op de selectiehoogte selecteerbaar is. 



   Deze uitvinding heeft in het bijzonder betrekking tot een driestanden niet-open-gaap Jacquardmachine. Bij een dergelijke Jacquardmachine kan elk systeem met twee samenwerkende haken minstens   een   kettingdraad op drie verschillende hoogtes-hierna standen genoemd-brengen : Een stand "Onder", een stand "Midden" en een   stand "Boven",   hierna met hun   beginletters "0", "M", en "B" aangeduid.   



   Na elke halve bewegingscyclus van de messen-dit is telkens als   een   van de messen zieh in zijn bovenste dode punt bevindt - worden op de weefmachine een of meerdere inslagdraden ingebracht in de tussen de kettingdraden gevormde gaap. Het inbrengen van een of meerdere inslagdraden wordt in hetgeen volgt een schot genoemd. Bij een driestanden niet-open-gaap Jacquardmachine zijn bij elke schot slechts twee van de drie standen bereikbaar, terwijl de bij een bepaald schot niet bereikbare stand telkens bij een volgend schot bereikbaar is (het niet-opengaap principe). 



   In het Europees octrooi 0 399 930 wordt een gekende driestanden Jacquardmachine beschreven, waarbij (voor het mogelijk maken van de drie standen) een systeem vereist is met twee naast elkaar opgestelde stellen samenwerkende haken. De samenwerkende haken van elk stel zijn door middel van een takelkoord met elkaar verbonden. 

 <Desc/Clms Page number 2> 

 Elk takelkoord is onder een bovenste takelrol van een respectievelijk takelelement geleid. Een ander takelkoord is met   een   uiteinde vast bevestigd en is vervolgens geleid over een onderste takelrol van het ene takelelement, onder een omkeerrol, dewelke lager dan de takelelementen vast bevestigd is op een vast onderdeel van de Jacquardmachine, en over een onderste takelrol van het andere takelelement. 



  Het andere uiteinde van dit takelkoord is verbonden met een harnaskoord voor het heffen van minstens   een   kettingdraad. 



  Door een gepaste selectie van de haken kan deze kettingdraad bij elk schot naar keuze in   een   van drie mogelijke standen gebracht worden. Voor elk stel samenwerkende haken is een stuurelement nodig om de gewenste selectie te kunnen uitvoeren. 



   Doordat per systeem twee naast elkaar gelegen stellen samenwerkende haken, twee naast elkaar gelegen stuurelementen, twee takelelementen en een omkeerrol voorzien zijn neemt deze Jacquardmachine dubbel zoveel ruimte in als een tweestanden open-gaap Jacquardmachine. 



  Bovendien valt deze Jacquardmachine vrij duur uit. 



   In het Duits octrooi nr. 4 101 778 worden twee driestanden Jacquardmachines beschreven, met de in de eerste paragraaf van deze beschrijving aangeduide kenmerken. Elk systeem voor het tot drie verschillende standen heffen van minstens een kettingdraad omvat twee samenwerkende haken, een stuurelement, en een takelelement. 



   Bij de eerste Jacquardmachine is elk mes op twee verschillende hoogtes voorzien van een meeneemrand, zodat elke haak ofwel door de bovenste meeneemrand ofwel door de onderste meeneemrand van een mes kan meegenomen worden. 



  Als een mes zieh in zijn onderste dode punt bevindt, bevindt de bovenste meeneemrand zieh ongeveer op de hoogte van het omgebogen bovenuiteinde van een zieh op de selectiehoogte bevindende haak. 



  Op het ogenblik dat de onderste meeneemrand zieh op de 

 <Desc/Clms Page number 3> 

 hoogte van het omgebogen bovenuiteinde van een haak bevindt, is dit mes reeds op volle snelheid naar zijn bovenste dode punt toe aan het bewegen. Als een haak geselecteerd is om door de onderste meeneemrand meegenomen te worden, wordt deze haak met een schok vanuit stilstand op de selectiehoogte door het mes meegenomen. Dit brengt een onregelmatige loop van de Jacquardmachine met zieh mee. 



   Bij de tweede Jacquardmachine hebben de messen slechts   een   meeneemrand. Een van de twee messen is zodanig met een overbrengingssysteem verbonden, dat het in zijn onderste dode punt op dezelfde hoogte komt als het andere mes, maar in zijn bovenste dode punt minder hoog geheven is dan het andere mes. 



  Het nadeel van deze Jacquardmachine ligt vooral in het feit dat een gecompliceerd en duur overbrengingssysteem nodig 
 EMI3.1 
 is. 



   Het doel van deze uitvinding is te voorzien in een driestanden niet-open-gaap Jacquardmachine, waarbij de hierboven aangeduide nadelen van de gekende driestanden Jacquardmachines zieh niet voordoen. 



   Dit doel wordt volgens deze uitvinding bereikt door te voorzien in een driestanden Jacquardmachine, met de in de eerste paragraaf van deze beschrijving aangeduide kenmerken, waarbij de Jacquardmachine verder omvat een in tegenfase met   een   van de eerste messen op en neer beweegbaar tweede mes (met een heffing   h2),   voorzien om in een positie in de omgeving van zijn bovenste dode punt, de met dat eerste mes samenwerkende haak-bij niet-selectie ervan-mee te nemen vanaf de selectiehoogte, en middelen, voorzien om de met het andere eerste mes samenwerkende haak - bij niet-selectie ervan-op de selectiehoogte vast te houden. 



   Het hierboven genoemde systeem voor het heffen van minstens een kettingdraad kan elke inrichting omvatten, die zo samenwerkt met een stel samenwerkende haken en met 

 <Desc/Clms Page number 4> 

 minstens een kettingdraad, dat er drie verschillende kombinaties van posities van de haken bestaan waarbij respectievelijk een verschillende stand van de genoemde kettingdraad bereikt wordt. 



   In hetgeen volgt wordt uitgelegd hoe een kettingdraad volgens het niet-open-gaap-principe in drie verschillende standen, kan gebracht worden met de Jacquardmachine volgens deze uitvinding. 



  We beschouwen twee samenwerkende haken : haak I en haak II, hun respectievelijke eerste messen : eerste mes I en eerste mes II, alsook een tweede mes I dat in tegenfase kan bewegen ten opzichte van het eerste mes I (of in fase met het eerste mes II) en middelen om haak II vast te houden op op de selectiehoogte. Deze middelen omvatten bijvoorbeeld een vast opgesteld tweede mes II, dat haak II op de selectiehoogte kan vasthouden. 



   Haak I kan zieh bij een bepaald schot in   een   van de volgende situaties bevinden : situatie a   : Haak I   is door eerste mes I meegenomen, terwijl dit eerste mes I in het bovenste dode punt staat. Haak I bevindt zieh dan op een hoogte (+ h,) boven de selectiehoogte (de met (S) aangeduide referentiehoogte). situatie a' : Haak I is door zijn eerste mes I meegenomen, terwijl dit eerste mes I in het onderste dode punt staat. Haak I bevindt zieh dan op de selectiehoogte (S). situatie b : Haak I is door het tweede mes I meegenomen, terwijl dit tweede mes I in het onderste dode punt staat. Haak I bevindt zieh dan op een hoogte   (- h2)   onder de selectiehoogte. situatie b' : Haak I is door het tweede mes I meegenomen, terwijl dit tweede mes I in het bovenste dode punt staat.

   Haak I bevindt zieh dan 

 <Desc/Clms Page number 5> 

 op de selectiehoogte (S). 



   Haak II kan zich bij een bepaald schot in   een   van de volgende situaties bevinden : situatie c : Haak II is door zijn eerste mes   11   meegenomen, terwijl dit eerste mes II in het onderste dode punt staat. Haak II bevindt zieh dan op de selectiehoogte (S). situatie c' : Haak II is door zijn eerste mes II meegenomen, terwijl dit eerste mes II in het bovenste dode punt staat. Haak II bevindt zieh dan op een hoogte (+ h,) boven de selectiehoogte (S). situatie d   : Haak II   is vastgehouden op de selectiehoogte (S), bijvoorbeeld door vastopgesteld tweede mes II. 



  Als dit tweede mes II op en neer kan bewegen (met een heffing   h2)   in tegenfase met het eerste mes II kan haak II zieh ook nog in een situatie d'bevinden waarbij haak II door het tweede mes II is meegenomen, terwijl dit tweede mes II in het onderste dode punt staat. Haak II bevindt zieh dan op een hoogte   (- h2)   onder de selectiehoogte (S). 



   We nemen aan dat bij een eerste schot, eerste mes I in zijn bovenste dode punt staat. Dan staan het eerste mes II en het tweede mes I in hun onderste dode punt. Als een tweede mes II voorzien is, staat dit mes vast in zijn bovenste dode punt. Bij dit eerste schot kan haak I zieh bijgevolg in situatie a of b bevinden, en kan haak II zieh in situatie c of d bevinden. 



  Haak I kan zieh dus op de hoogte (+   h1)   of op de hoogte   (- h2)   bevinden, terwijl haak II zieh alleen maar op de selectiehoogte (S) kan bevinden. Voor de posities van de samenwerkende haken zijn er bij dit eerste schot dus twee mogelijkheden : A) Haak I op de hoogte (+ h,) en haak II op de 

 <Desc/Clms Page number 6> 

 selectiehoogte (S). 



  B) Haak I op de hoogte   (- h2)   en haak II op de selectiehoogte (S). 



   Bij een daarop volgend (tweede) schot staat het eerste mes I in zijn onderste dode punt en staan het eerste mes II en het tweede mes I in hun bovenste dode punt. 



  Door vooraleer de messen naar hun nieuwe posities bewegen, met behulp van het stuurelement hetzij wel hetzij niet een selectie uit te voeren kunnen de volgende situaties voor de haken bekomen worden bij het tweede schot. 



   Als haak I bij het eerste schot in situatie a was, wordt deze haak I door zijn eerste mes I meegenomen naar het onderste dode punt. Haak I bevindt zieh bij het tweede schot dus op de selectiehoogte (S), in situatie a'. 



   In zijn positie bij het eerste schot (op de hoogte (+   h,))   kan haak II immers niet losgelaten worden door zijn eerste mes I. Dit is enkel mogelijk op de selectiehoogte (S). 



   Als haak I bij het eerste schot in situatie b was dan neemt het tweede I mes de haak mee naar het bovenste dode punt. Haak I bevindt zieh bij het tweede schot dus op de selectiehoogte (S) in situatie   bl.   



   Als haak II zieh bij het eerste schot in situatie c bevindt, dan kan haak II zieh bij het tweede schot : * ofwel in situatie d bevinden, op de selectiehoogte (S), door deze haak niet te selecteren * ofwel in situatie cl bevinden, op de hoogte (+   h)   door deze haak wel te selecteren. 



  - Als haak II bij het eerste schot in situatie d was, dan kan haak II zieh bij het tweede schot : * ofwel in situatie d bevinden, op de selectiehoogte (S) door deze haak niet te selecteren * ofwel in situatie   cl bevinden,   op de hoogte (+   hl)   door deze haak II wel te selecteren. 

 <Desc/Clms Page number 7> 

 



   Bij het tweede schot wordt haak I vanuit elke mogelijke situatie bij het eerste schot op de selectiehoogte (S) gebracht, terwijl haak II vanuit elke mogelijke situatie bij het eerste schot ofwel op de selectiehoogte (S), ofwel op de hoogte (+ h,) gebracht wordt. 



  Voor de posities van de samenwerkende haken zijn er bij het tweede schot dus opnieuw twee mogelijkheden : C) Haak I en haak II op de selectiehoogte (S) D) Haak I op de selectiehoogte (S) en haak II op de hoogte (+   hi)  
Met elke verschillende combinatie van posities van de samenwerkende haken komt een verschillende stand van de kettingdraden overeen. Als het systeem voor het heffen van de kettingdraden bovendien zo uitgevoerd is dat de kettingdraden in dezelfde stand blijven als de posities van de haken omgewisseld worden, dan wordt bij mogelijkheid A bij het eerste schot (haak I op de hoogte   (+h,)   en haak II op de hoogte (S) ) en bij mogelijkheid D bij het tweede schot (haak I op hoogte (S) en haak II op hoogte (+ h,) eenzelfde eerste stand van de kettingdraden bekomen.

   Bij de mogelijkheid C bij het tweede schot (haak I en haak II op hoogte (S) ) en bij de mogelijkheid B bij het eerste schot (haak I op hoogte   (- h2)   en haak II op hoogte (S)) wordt respectievelijk een tweede en derde stand van de kettingdraden bekomen. 



   Bij het eerste schot zijn de eerste stand en de derde stand van de kettingdraden bereikbaar. 



  Vanuit de eerste stand bij het eerste schot kunnen de kettingdraden bij het tweede schot, in de eerste stand gehouden worden door haak II te selecteren in de tweede stand gebracht worden door haak II niet te selecteren Vanuit de derde stand bij het eerste schot kunnen de 

 <Desc/Clms Page number 8> 

 kettingdraden bij het tweede schot in de eerste stand gebracht worden door haak II te selecteren in de tweede stand gebracht worden door haak II niet te selecteren
Bij een derde schot komen de messen terug in de posities, waarin ze zieh bevonden bij het eerste schot : eerste mes I in het bovenste dode punt ; eerste mes II en het tweede mes I in het onderste dode punt. 



  - Haak I kan van uit situaties   a'en b',   bij het tweede schot, in de volgende situaties gebracht worden bij het derde schot : * in situatie a, op de hoogte (+ hl) door haak I te selecteren * in situatie b, op de hoogte   (- h2)   door haak I niet te selecteren
Haak II wordt uit situatie c'bij het tweede schot, in situatie c, op de selectiehoogte (S) gebracht bij het derde schot
Haak II zal van uit situatie d bij het tweede schot op de selectiehoogte (S) blijven bij het derde schot. 



  Bij het derde schot wordt haak II van uit elke mogelijke situatie bij het tweede schot op de selectiehoogte (S) gebracht, terwijl haak I van uit elke mogelijke situatie 
 EMI8.1 
 bij het tweede schot op de hoogte (+ h,) of op de hoogte (- kan gebracht worden. Voor de posities van de haken hebben we dus opnieuw mogelijkheden A en B, zoals bij het eerste schot, zodat terug de genoemde eerste en derde stand van de kettingdraden bereikbaar zijn. 



  Bij elk oneven schot kunnen dus de eerste en de derde stand bereikt worden, terwijl bij elk even schot de eerste en de tweede stand bereikbaar zijn. 



   Uit het voorgaande besluiten we dat de Jacquardmachine volgens de uitvinding, de kettingdraden volgens het niet-open-gaap principe in drie verschillende 

 <Desc/Clms Page number 9> 

 standen kan brengen. 



   Bij een eerste bijzondere uitvoeringsvorm van de Jacquardmachine volgens deze uitvinding omvat het genoemde systeem een takelelement met een eerste en een tweede takelrol, een met beide haken verbonden eerste takelkoord, hetwelk onder de eerste takelrol van het takelelement geleid is om dit takelelement te dragen en een tweede takelkoord, hetwelk met het ene uiteinde bevestigd is aan een vast opgesteld onderdeel van de Jacquardmachine, verder geleid is over de tweede takelrol van het takelelement, en met het andere uiteinde verbonden is met   een   of meerdere harnaskoorden voor het heffen van minstens een kettingdraad op een weefmachine. 



   Bij de posities van de haken volgens mogelijkheid A wordt het met een harnaskoord verbonden uiteinde van het tweede takelkoord in een hoogste stand gebracht, zodat een kettingdraad zieh in de stand "B" bevindt. 



   Bij de posities van de haken volgens mogelijkheid B wordt het hierboven genoemde takelkoorduiteinde in een laagste stand gebracht, zodat een kettingdraad zieh in de   stand "0" bevindt.    



   Bij de posities van de haken volgens mogelijkheid C wordt het hierboven genoemde takelkoorduiteinde in een tussen de hoogste en de laagste stand gelegen stand gebracht, zodat een kettingdraad zich in de   stand "M"   bevindt. 



   Bij een oneven (eerste,   derde,....)   schot kunnen de kettingdraden dus in de   stand "B" of "0" gebracht   worden, terwijl ze bij een even (tweede, vierde,....) schot in de standen"B"of"M"kunnen gebracht worden. 



   Deze standen stemmen precies overeen met de nodige standen voor de poolkettingdraden bij het weven van een tweeschots-poolbinding waarbij de dode poolkettingdraden in het bovenweefsel ingebonden worden. Bij het weven van een dergelijk weefsel worden een 

 <Desc/Clms Page number 10> 

 bovenweefsel en een onderweefsel gevormd. Bij elk schot worden daarvoor boven elkaar twee inslagdraden in een tussen kettingdraden gevormde gaap ingebracht, zodat elke inslagdraad door bindkettingdraden ingebonden wordt   (zo   wordt een bovenste en een onderste grondweefsel gevormd), zodat poolvormende poolkettingdraden bij elk opeenvolgend schot afwisselend in het bovenste eh het onderste grondweefsel over een inslagdraad afgebonden worden, en zodat dode poolkettingdraden tussen de opeenvolgende inslagdraden van het bovenweefsel ingebonden worden. 



   Daarvoor moeten de poolvormende poolkettingdraden zieh bij de opeenvolgende scheuten afwisselend onder en boven de twee inslagdraden bevinden, en moeten de dode poolkettingdraden zieh bij de opeenvolgende scheuten afwisselend boven de twee inslagdraden en tussen de twee inslagdraden bevinden. 



  Poolvormende poolkettingdraden moeten dus afwisselend in de   stand "0" en "B" gebracht   worden, terwijl dode poolkettingdraden afwisselend in de stand"B"en"M"moeten gebracht worden. 



  Bij een oneven (eerste, derde.... ) schot moeten bijgevolg telkens de   standen "0" en "B" bereikbaar   zijn, terwijl bij een even (tweede, vierde,....) schot de standen"B"en"M" moeten bereikbaar zijn. 



  De hierboven omschreven eerste bijzondere uitvoeringsvorm voldoet dus aan de eisen voor het heffen van de poolkettingdraden bij het weven van een tweeschotspoolbinding met in het bovenweefsel ingebonden dode poolkettingdraden. 



   Bij een tweede bijzondere uitvoeringsvorm van de Jacquardmachine volgens deze uitvinding omvat het genoemde systeem een takelelement met een eerste en een tweede takelrol, een met beide haken verbonden eerste takelkoord, hetwelk onder de eerste takelrol van het takelelement geleid is om dit takelelement te dragen en een tweede 

 <Desc/Clms Page number 11> 

 takelkoord, hetwelk met het ene uiteinde bevestigd is aan een op en neer beweegbaar onderdeel van de Jacquardmachine, verder geleid is over de tweede takelrol van het takelelement, en met het andere uiteinde verbonden is met   een   of meerdere harnaskoorden voor het heffen van minstens   een   kettingdraad op een weefmachine, terwijl het genoemde onderdeel voorzien is om op en neer te bewegen in synchronisatie met het op en neer beweegbaar tweede mes. 



   Als het genoemde onderdeel van de Jacquardmachine een op-en neergaande beweging uitvoerd met een amplitude (h3) dan wordt het met een harnaskoord verbonden uiteinde van het tweede takelkoord over een afstand   (h3)   naar beneden gebracht door de heffing van het onderdeel als het tweede mes in zijn bovenste dode punt staat. 



   We beschouwen twee samenwerkende haken : haak I en haak II, hun respectievelijke eerste messen : eerste mes I en eerste mes II, alsook een tweede mes II dat in tegenfase kan bewegen ten opzichte van eerste mes II (of in fase met eerste mes I) en middelen om haak I vast te houden op de selectiehoogte (S). 



   Als het eerste mes I bij een eerste schot in zijn bovenste dode punt staat, dan staat het eerste mes II in zijn onderste dode punt en staat het tweede mes II in zijn bovenste dode punt. De genoemde middelen om de haak I vast te houden op de selectiehoogte (S) kunnen een tweede mes I omvatten. In dat geval staat dit tweede mes I vast opgesteld in zijn bovenste dode punt. Haak I kan zieh ofwel in situatie c' (op de hoogte (+   h,))   ofwel in situatie d, bevinden. Haak II kan zieh dan in situatie a' of in situatie b'telkens op de selectiehoogte (S) bevinden. 



  Bij het eerste schot hebben we dan de volgende mogelijkheden voor de posities van de samenwerkende haken :
C) Haak I en haak II op de selectiehoogte (S)
A) Haak I op de hoogte (+ h,) en haak II op de 

 <Desc/Clms Page number 12> 

 selectiehoogte (S) Bij een tweede schot staat het eerste mes I in zijn onderste dode punt, het eerste mes II staat in zijn bovenste dode punt en het tweede mes II staat in zijn onderste dode punt. Het eventueel tweede mes I staat vast in zijn bovenste dode punt. 



   Als haak I bij het eerste schot in situatie c'of d was, dan kan haak I zieh bij het tweede schot enkel op de selectiehoogte (S) bevinden. 



   Als haak II bij het eerste schot in situatie   a'of b'   was dan kan haak II zieh bij het tweede schot * ofwel in situatie a bevinden (op hoogte (+ h,)) door haak II te selecteren * ofwel in situatie b bevinden (op hoogte (- h2)) door haak II niet te selecteren. 



   Bij het tweede schot hebben we de volgende mogelijkheden voor de posities van de haken :
D) Haak I op de selectiehoogte (S) en haak II op de hoogte (+   hd  
E) Haak I op de selectiehoogte (S) en haak II op de hoogte   (-h).   



   Bij het eerste schot is het bevestigingspunt van het tweede takelkoord over een afstand   (h)   geheven. 



  Bij mogelijkheid C worden de kettingdraden bijgevolg in een 
 EMI12.1 
 laagste stand : stand en bij mogelijkheid A worden de kettingdraden in een middenste stand : stand gebracht, dewelke door de heffing (h,) van haak I een afstand (h,) hoger is dan de   stand "0" bij   mogelijkheid C. 



   Bij het tweede schot is het bevestigingspunt van het tweede takelkoord niet geheven. 



  Bij mogelijkheid D is de stand van de kettingdraden ten opzichte van de   stand "0",   bij mogelijkheid C : een afstand (h,) hoger door de heffing van haak I   een afstand (h )   hoger doordat het bevestigingspunt van het tweede takelkoord een afstand   (h)   lager is. 

 <Desc/Clms Page number 13> 

 Bij mogelijkheid E is de stand van de kettingdraden ten opzichte van de   stand "0",   bij mogelijkheid C : een afstand   (h2)   lager door de daling van haak I een afstand   (h3)   hoger doordat het bevestigingspunt van het tweede takelkoord een afstand   (h3)   lager is. 



  Bij mogelijkheid D wordt dus de stand "B" bereikt en bij mogelijkheid E de   stand "0".   



  De   stand "0" bij   mogelijkheid C en de   stand "0" bij   mogelijkheid E is dezelfde op voorwaarde dat h2 = h3. 



   Bij een oneven (eerste, derde....) schot kunnen de kettingdraden dus in de stand "M" of "O" gebracht worden, terwijl ze bij een even (tweede, vierde.... ) schot in de stand "B" of "O" kunnen gebracht worden. 



   Dit zijn nu precies de nodige standen voor de poolkettingdraden bij het weven volgens een tweeschotsbinding van een poolweefsel met in het onderweefsel ingebonden dode poolkettingdraden. Daarvoor moeten de figuurvormende poolkettingdraden zieh bij de opeenvolgende scheuten afwisselend onder en boven de twee inslagdraden bevinden, terwijl de dode poolkettingdraden zieh bij de opeenvolgende scheuten afwisselend tussen de twee inslagdraden en onder de twee inslagdraden moeten bevinden. 



  Figuurvormende poolkettingdraden moeten dus afwisselend in de   stand "0" en "B" gebracht   worden, terwijl dode poolkettingdraden afwisselend in de   stand "M" en "0" moeten   gebracht worden. Bij een oneven schot moeten bijgevolg telkens de   standen "M" en "0" bereikbaar   zijn, terwijl bij een even schot telkens de   standen "B" en "0" moeten   bereikbaar zijn. 



  De hierboven omschreven tweede bijzondere uitvoeringsvorm voldoet dus aan de eisen voor het heffen van de poolkettingdraden bij het weven van een tweeschotspoolbinding met in het onderweefsel ingebonden dode poolkettingdraden. 



   Bij een voorkeurdragende uitvoeringsvorm van deze 

 <Desc/Clms Page number 14> 

 Jacquardmachine, is minstens   een   systeem volgens de eerste bijzondere uitvoeringsvorm en minstens   een   systeem volgens de tweede bijzondere uitvoeringsvorm voorzien. 



  Een dergelijke Jacquardmachine kan gebruikt worden bij het volgens een tweeschotsbinding weven van een poolweefsel, waarbij dode poolkettingdraden in het bovenweefsel ingebonden worden en dode poolkettingdraden in het onderweefsel ingebonden worden. 



   Bij voorkeur is de Jacquardmachine zo uitgevoerd dat het op en neer beweegbaar tweede mes opgesteld is onder het in tegenfase met dit tweede mes beweegbare eerste mes, en zieh gedurende de beweging van de messen op elk ogenblik lager bevindt dan dit eerste mes, en dat onder het andere eerste mes een steunelement voor het op de selectiehoogte ondersteunen van   een   van de haken, is opgesteld. 



   Het genoemde stuurelement is bij voorkeur een op een vaste hoogte opgesteld mes. Een dergelijke Jacquardmachine kan gemakkelijk omgebouwd worden tot een Jacquardmachine met twee op en neer beweegbare eerste messen en twee op en neer beweegbare tweede messen. 



   De haken zijn op een bijzonder doeltreffende manier selecteerbaar als de haken voorzien zijn van een meeneemmiddel waarmee ze kunnen vasthaken aan een respectievelijk eerste mes om door dit mes meegenomen te worden, terwijl elke haak op de selectiehoogte in twee verschillende standen kan gebracht worden door het stuurelement, waarbij een haak in de ene stand meeneembaar is en in de andere stand niet meeneembaar is door zijn eerste mes. 



   Bij een meest voorkeurdragende uitvoeringsvorm van de Jacquardmachine volgens deze uitvinding omvat het stuurelement middelen voor het uitoefenen van een electromagnetische kracht, terwijl elke zieh op de selectiehoogte bevindende haak ter hoogte van zijn meeneemmiddel elastisch vervormbaar is door die magnetische 

 <Desc/Clms Page number 15> 

 kracht, zodat elke haak, door het inschakelen en uitschakelen van de genoemde middelen, respectievelijk in een vervormde stand kan gebracht worden en kan terugveren naar zijn niet-vervormde stand. 



   In de ene stand is de haak meeneembaar door zijn eerste mes in de andere stand niet. Zowel de haken als het stuurelement zijn relatief eenvoudig van konstruktie, terwijl een zeer efficiënte werking van de Jacquardmachine gewaarborgd is. 



   Bij voorkeur omvatten de genoemde middelen van het stuurelement minstens   een   spoel met poolplaten, zodat een elektromagnetisch veld kan opgewekt worden, door een elektrische stroom te sturen door de spoel (en). 



  Wanneer een elektromagnetisch veld wordt opgewekt, wordt een zieh op de selectiehoogte bevindende haak in zijn vervormde stand gebracht. 



  Als het sturen van een elektrische stroom door de spoel (en) beeindigd wordt, valt het elektromagnetisch veld weg en veert de haak terug naar zijn niet-vervormde stand. 



   Bij een bijzondere uitvoeringsvorm is elk eerste mes voorzien van een stuurelement om een respectievelijke haak in twee verschillende standen te brengen, zodat elke haak in de ene stand meeneembaar is en in de andere stand niet meeneembaar is door zijn eerste mes. 



   Bij een andere bijzondere uitvoeringsvorm heeft elke haak een meeneemmiddel waarmee hij kan vasthaken aan een op een repectievelijk eerste mes voorzien meeneemelement, terwijl elk meeneemelement door het stuurelement in twee verschillende standen kan gebracht worden, zodat een zieh op de selectiehoogte (S) bevindende haak in de ene stand van het meeneemelement wordt meegenomen en in de andere stand niet wordt meegenomen door zijn eerste mes. 



   Bij deze uitvoeringsvorm zijn het niet de haken die in twee verschillende standen kunnen gebracht worden 

 <Desc/Clms Page number 16> 

 door het stuurlement, maar een op elk mes voorzien meeneemelement. Er kunnen bijgevolg ook niet-vervormbare haken gebruikt worden. 



   De gebruikte stuurelementen kunnen van het electromagnetische of van het bistabile type zijn. 



   Bij voorkeur zijn de middelen voor het in twee verschillende standen brengen van de meeneemelementen voorzien op de respectievelijk eerste messen. 



   Bij een specifieke uitvoeringsvorm zijn de haken voorzien van een steunneus, waarmee de ene haak op het tweede mes en de andere haak op de selectiehoogte op een op een vaste hoogte opgesteld steunelement kan steunen. 



   Deze uitvinding wordt verder verduidelijkt in de hiernavolgende beschrijving van een voorkeurdragende uitvoeringsvorm ervan. In deze beschrijving wordt verwezen naar de hierbij gevoegde figuren, waarvan figuren 1 en 2 een schematische voorstelling zijn van een Jacquardmachine volgens deze uitvinding, voorzien om de stand van de poolkettingdraden te bepalen bij het volgens een tweeschotsbinding weven van een poolweefsel, met in het bovenweefsel ingebonden dode poolkettingdraden, bij een oneven schot, en met de linker haak in zijn eerste respectievelijk in zijn tweede mogelijke positie. 



   Figuren 3 en 4 schematisch de Jacquardmachine van figuren 1 en 2 voorstellen, bij een even schot, en met de rechter haak in zijn eerste respectievelijk in zijn tweede mogelijke positie. 



   Figuur 5 schematisch het verloop van een dode poolkettingdraad en van een poolvormende poolkettingdraad ten opzichte van de inslagdraden van een eerste en een tweede schot voorstelt, bij een volgens een tweeschotsbinding geweven poolweefsel, met in het bovenweefsel ingebonden dode poolkettingdraden. 



   Figuur 6 een selectiepolygon voorstelt, waarop de mogelijke wijzigingen van de stand van de kettingdraden 

 <Desc/Clms Page number 17> 

 bij de overgang van een oneven schot naar een even schot en omgekeerd, bij een Jacquardmachine volgens de figuren 1 t/m 4, kunnen afgelezen worden. 



   Figuren 7 en 8 een schematische voorstelling zijn van een Jacquardmachine volgens deze uitvinding, voorzien om de stand van de poolkettingdraden te bepalen bij het volgens een tweeschotsbinding weven van een poolweefsel met in het onderweefsel ingebonden dode poolkettingdraden, bij een oneven schot en met de linker haak in zijn eerste, respectievelijk in zijn tweede mogelijke positie. 



   Figuren 9 en 10 schematisch de Jacquardmachine van figuren 7 en 8 voorstellen bij een even schot en met de rechter haak in zijn eerste, respectievelijk in zijn tweede mogelijke positie. 



   Figuur 11 schematisch het verloop van een dode poolkettingdraad en van een poolvormende poolkettingdraad ten opzichte van de inslagdraden van een eerste en een tweede schot voorstelt, bij een volgens een tweeschotsbinding geweven poolweefsel met in het onderweefsel ingebonden dode poolkettingdraden. 



   Figuur 12 een selectiepolygon voorstelt voor een Jacquardmachine volgens de figuren 7 t/m 10. 



   De op de figuren 1 t/m 4 voorgestelde Jacquardmachine heeft twee naast elkaar opgestelde en door een niet voorgestelde gekende aandrijfinrichting in 
 EMI17.1 
 tegenfase op en neer beweegbare eerste messen (1), (2) met een heffing h, een onder het linker eerste mes (1) opgesteld en door een niet voorgestelde gekende aandrijfinrichting op en neer beweegbaar tweede mes (3) met eenzelfde heffing h, en een onder het rechter eerste mes (2) op een vaste hoogte opgesteld mes (4). Het tweede mes (3) bevindt zieh in zijn bovenste dode punt lager dan het bovenliggend eerste mes   (1)   in zijn onderste dode punt.

   Het mes (4) is vast opgesteld op de hoogte waarop het tweede mes (3) zieh bevindt in zijn bovenste dode punt. 

 <Desc/Clms Page number 18> 

 Het tweede mes (3) is voorzien om in tegenfase met het bovenliggend eerste mes   (1)   (of om in fase met het andere eerste mes (2)) op en neer te bewegen. Dit is op de figuren 1 t/m 4 schematisch voorgesteld door een verbindingslijn tussen het tweede mes (3) en het rechter eerste mes (2). 



   De Jacquardmachine omvat meerdere systemen voor het heffen van minstens   een   kettingdraad op een weefmachine. Op de   figures 1 tam   4 is   een   systeem voorgesteld. Elk systeem omvat twee samenwerkende haken (5), (6) bestaande uit een rechte flexibele metalen strip, waarvan het bovenste uiteinde voorzien is van een zijdelings gericht haakvormig uitsteeksel (7a), (7b). 



  Verder is elke haak (5), (6) op een flank voorzien van een steunneus (8a), (8b) die zieh in dezelfde richting uitstrekt als het haakvormig uitsteeksel (7a), (7b) van die haak (5), (6). De ene haak (5) werkt samen met het linker eerste mes   (1)   en het tweede mes (3), terwijl de andere haak (6) samenwerkt met het rechter eerste mes (2) en het vast opgesteld mes (4).

   Daarvoor zijn beide haken (5), (6) naast elkaar opgesteld met hun haakvormig uitsteeksel (7a), (7b) en hun steunneus (8a), (8b) van elkaar weg gericht in de richting van de messen (1), (2), (3), (4) waarmee ze samenwerken, zodat de linker haak (5) ofwel met zijn steunneus   (8a)   op het tweede mes (3) kan steunen, ofwel door het linker eerste mes (1) kan meegenomen worden doordat de haak (5) met zijn haakvormig uitsteeksel (7a) vasthaakt aan het eerste mes   (1),   en zodat de rechter haak (6) ofwel met zijn steunneus (8b) op het vast opgestelde mes (4) kan steunen, ofwel door het rechter eerste mes (2) kan meegenomen worden doordat de haak (6) met zijn haakvormig uitsteeksel (7b) vasthaakt aan het eerste mes (2). 



  Elk syteem omvat   een   takelelement (12) met een bovenste (10) en een onderste takelrol (11). 

 <Desc/Clms Page number 19> 

 



   Een eerste takelkoord (9) is met het ene uiteinde aan de linker haak (5) bevestigd, onder de bovenste takelrol (10) van het takelelement (12) geleid en met het andere uiteinde aan de rechter haak (6) bevestigd, zodat het takelelement (12) met zijn bovenste takelrol (10) in de neerhangende lus van het eerste takelkoord (9) hangend, door beide haken (5), (6) wordt gedragen. 



   Een tweede takelkoord (13) is met zijn ene uiteinde bevestigd aan een vast opgesteld onderdeel (14) van de Jacquardmachine, over de onderste takelrol (11) van het takelelement (12) geleid, en met het andere uiteinde (15) verbonden met   een   of meerdere harnaskoorden voor het heffen van minstens   een   kettingdraad op een weefmachine (niet voorgesteld op de figuren). 



   Als de linker haak (5) door het tweede mes (3) ondersteund wordt, bevindt hij zieh op de selectiehoogte (S) als het tweede mes (3) zieh in zijn bovenste dode punt bevindt, en op een hoogte   (-h)   als het tweede mes (3) zieh in zijn onderste dode punt bevindt. 



  Als de rechter haak (6) door het vast opgesteld mes (4) ondersteund wordt bevindt hij zieh op de selectiehoogte (S). Beide haken (5), (6) bevinden zieh op de selectiehoogte (S) als ze door hun respectievelijk eerste mes (1), (2) meegenomen zijn, terwijl dit eerste mes (1), (2) zieh in zijn onderste dode punt bevindt, en bevinden zieh op de hoogte (+ h) als dit eerste mes (1), (2) zieh in zijn bovenste dode punt bevindt. 



   Tussen beide haken (5), (6) is een stuurelement (16) opgesteld met twee spoelen met poolplaten. In deze spoelen kan een elektrische stroom gestuurd worden om een electromagnetisch veld op te wekken. Het stuurelement (16) is zo opgesteld dat een electromagnetische kracht kan uitgeoefend worden op het bovenste gedeelte van de haken (5), (6) als deze haken (5), (6) zieh op de selectiehoogte (S) bevinden. 

 <Desc/Clms Page number 20> 

 Door het sturen van een elektrische stroom door de spoelen wordt het bovenste gedeelte van een zieh op de selectiehoogte (S) bevindende haak (5), (6) omgebogen naar het stuurelement (16) toe, zodat het haakvormig uitsteeksel (7a), (7b) buiten het bereik komt van zijn eerste mes (1), (2). Een haak (5), (6) kan in die stand niet door zijn eerste mes (1), (2) meegenomen worden en is dus niet geselecteerd. 



  Als het sturen van de elektrische stroom beëindigd wordt, wordt geen electromagnetische kracht meer uitgeoefend zodat het bovenste gedeelte van een zieh op de selectiehoogte (S) bevindende haak (5), (6) terugveert naar zijn rechte stand. 



  Het haakvormig uitsteeksel (7a), (7b) komt terug binnen het bereik van het eerste mes (1), (2). In die stand kan een haak (5), (6) wel door zijn eerste mes (1), (2) meegenomen worden en is dus geselecteerd. 



  Een haak (5), (6) kan alleen op de selectiehoogte (S) geselecteerd worden en meegenomen worden door zijn eerste 
 EMI20.1 
 mes (1), (2), en kan alleen op de selectiehoogte (S) terug afgehaakt worden van zijn eerste mes (1), (2). 



   Met een hoogste, middenste en laagste stand van het uiteinde (15) van het tweede takelkoord (13) komt respectievelijk een bovenste, middenste en laagste stand van de kettingdraden overeen. Deze standen van dit takelkoorduiteinde (15) werden daarom respectievelijk met de   standen "B", "M" en "0" van   de kettingdraden aangeduid. 



   Bij een oneven (eerste, derde, ....) schot (zie figuren 1 en 2) staat het linker eerste mes   (1)   in zijn bovenste dode punt, en staan het rechter eerste mes (2) en het tweede mes (3) in hun onderste dode punt. De rechter haak (6) bevindt zieh zeker op de selectiehoogte (S), terwijl de linker haak (5) ofwel ondersteund is door het tweede mes (3) en zieh op de hoogte   (-h)   bevindt (zie   figuur l)   ofwel meegenomen is door zijn eerste mes   (1),   en zieh op de hoogte (+ h) bevindt (zie figuur 2). 

 <Desc/Clms Page number 21> 

 



   Voor de posities van de haken (5), (6) zijn er bijgevolg twee mogelijkheden : ofwel bevindt de linker haak (5) zieh op hoogte (-h) en bevindt de rechter haak (6) zieh op hoogte (S) (zie figuur   1)   ofwel bevindt de linker haak (5) zieh op hoogte (+h) en bevindt de rechter haak (6) zieh op hoogte (S) (zie figuur 2) Bij de mogelijkheid volgens figuur 1 zijn de kettingdraden 
 EMI21.1 
 in de stand Bij mogelijkheid volgens figuur 2 zijn ze in de stand"B"gebracht. een afstand (2 h) hoger dan stand het linker mes (5) bij de mogelijkheid volgens figuur 2 een afstand (2 h) hoger geheven is dan bij de mogelijkheid volgens figuur 1. 



   Bij een even (tweede,   vierde,....)   schot (zie figuren 3 en 4) staat het linker eerste mes   (1)   in zijn onderste dode punt, en staan het rechter eerste mes (2) en het tweede mes (3) in hun bovenste dode punt. 



  De linker haak (5) bevindt zieh nu zeker op de selectiehoogte (S), terwijl de rechter haak (6) ofwel ondersteund is door het vast opgesteld mes (4) en zieh op de selectiehoogte (S) bevindt (zie figuur 4) ofwel meegenomen is door zijn eerste mes (2) en zieh op de hoogte (+ h) bevindt (zie figuur 3). 



   Voor de posities van de haken zijn er opnieuw twee mogelijkheden : ofwel bevinden beide haken (5), (6) zieh op de selectiehoogte (S) (zie figuur 4), ofwel bevindt de linker haak (5) zieh op de selectiehoogte (S) en bevindt de rechter haak (6) zieh op de hoogte (+ h) (zie figuur 3)
Door bij een oneven schot de rechter haak (6) niet te selecteren wordt de mogelijkheid volgens figuur 4 bekomen, door de rechter haak (6) wel te selecteren wordt de mogelijkheid volgens figuur 3 bekomen. 



   Bij de mogelijkheid volgens figuur 4 zijn de kettingdraden in de   stand "M" gebracht.   Bij de mogelijkheid volgens figuur 3 zijn de kettingdraden in de stand "B" gebracht. Ten opzichte van de mogelijkheid 

 <Desc/Clms Page number 22> 

 volgens figuur 2 is bij de mogelijkheid volgens figuur 3 de linker haak (5) immers een afstand (h) lager gebracht terwijl de rechter haak (6) een afstand (h) hoger gebracht is, zodat de stand van de kettingdraden ongewijzigd blijft. 



  Stand "M" is een afstand (h) lager dan stand "B" doordat het rechter mes (6) bij de mogelijkheid volgens figuur 4 een afstand (h) lager gebracht is dan bij de mogelijkheid volgens figuur 3. 
 EMI22.1 
 



  Bij elk oneven Bij elk even schot zijn de standen"B"en"M"bereikbaar. 



   Bij het volgens een tweeschotsbinding weven van een poolweefsel met   een   of meerdere in het bovenweefsel (BW) ingebonden dode poolkettingdraden (20) zijn precies die standen die bij elk schot moeten bereikbaar zijn voor de poolkettingdraden (20), (21). Dit is duidelijk te zien op figuur 5. Een poolvormende poolkettingdraad (21) bevindt zieh bij een eerste schot onder de twee inslagdraden (22), (23), en bij een tweede schot boven de twee inslagdraden (24), (25). Een dode poolkettingdraad (20) bevindt zieh bij het eerste schot boven de twee inslagdraden (22), (23) en bij het tweede schot tussen de twee inslagdraden (24), (25).

   Daaruit blijkt dat bij elk oneven (eerste,   derde,....)   schot de   standen"0"   (voor een poolvormende poolkettingdraad) en"B" (voor een dode poolkettingdraad) moeten bereikbaar zijn, en dat bij elk even (tweede, vierde,....) schot de standen "B" (voor een poolvormende poolkettingdraad)   en "M"   (voor een dode poolkettingdraad) moeten bereikbaar zijn. 



   Figuur 6 is een selectiepolygon waarop de mogelijke veranderingen van de stand van de kettingdraden bij de overgang van een oneven schot naar een even schot, en omgekeerd, door pijlen aangeduid zijn. De bij de pijlen geplaatste cijfers (0) en   (1)   duiden aan dat de door de pijl aangeduide verandering van de stand bekomen wordt door geen elektrische stroom door de spoelen te sturen, 

 <Desc/Clms Page number 23> 

 respectievelijk wel een elektrische stroom door deze spoelen te sturen. 



  Het cijfer (0) duidt dus aan dat er een selectie plaatsvindt, terwijl het cijfer   (1)   aanduidt dat er geen selectie plaatsvindt van de zieh bij het oneven schot op de selectiehoogte (S) bevindende haak (5), (6). 



  Zo wordt vanuit de stand"B"bij een oneven schot (figuur 2) de stand "M" bij een even schot (figuur 4) bereikt door geen selectie uit te voeren van de rechter haak (6). 



  Dit wordt op figuur 6 voorgesteld door de pijl van de stand "B" links op de figuur naar de   stand "M 11 rechts   op de figuur, terwijl bij die pijl een   cijfer "1" staat.   



   De op de figuren 7 t/m 10 schematisch voorgestelde Jacquardmachine verschilt van de op de figuren 1 t/m 4 schematisch voorgestelde Jacquardmachine, doordat het vast opgestelde mes (4) zich nu onder het linker eerste mes   (1)   bevindt, terwijl het tweede mes (3) nu onder het rechter eerste mes (2) opgesteld is, en doordat het onderdeel (14) van de Jacquardmachine, waaraan het ene uiteinde van het tweede takelkoord (13) bevestigd is nu voorzien is om infase met het tweede mes (3) en met het linker mes   (1)   met een heffing h op en neer bewogen te worden. Op de figuren 7 t/m 10 is dit schematisch voorgesteld door dit onderdeel (14), het tweede mes (3) en het linker eerste mes   (1)   met elkaar te verbinden door een lijn. 



  Het tweede mes (3) is voorzien om in tegenfase met het rechter eerste mes (2) te bewegen. 



   Bij een oneven schot (zie figuren 7 en 8) staan het linker eerste mes   (1)   en het tweede mes (3) in hun bovenste dode punt, en staat het rechter eerste mes (2) in zijn onderste dode punt. 



  De rechter haak (6) bevndt zieh zeker op de selectiehoogte (S), terwijl de linker haak (5) ofwel kan ondersteund zijn op de hoogte (S) door het vast opgesteld mes (4), ofwel kan 

 <Desc/Clms Page number 24> 

 meegenomen zijn op de hoogte (+ h) door het linker eerste mes (1). 



  Bij een oneven schot heeft men voor de posities van de haken dus twee mogelijkheden : ofwel bevinden beide haken (5), (6) zieh op de selectiehoogte (S) (zie figuur 7), ofwel bevindt de linker haak (5) zieh op de hoogte (+ h) en bevindt de rechter haak zieh op de selectiehoogte (S) (zie figuur 8). 



  Bij een oneven schot is onderdeel (14) een afstand (h) omhoog gebracht, zodat het met een harnaskoord verbonden uiteinde (15) een afstand (h) omlaag gebracht is. 



  Als beide haken zieh op de selectiehoogte bevinden wordt een stand "0" voor de kettingdraden bekomen (zie figuur 7). 



  Bij de mogelijkheid volgens figuur 8 zijn de kettingdraden een afstand "h" hoger gebracht - in de   stand "M" - doordat   de linker haak (5) zieh een afstand (h) hoger bevindt dan bij de mogelijkheid volgens figuur 7. 



   Bij een even schot (zie figuren 9 en 10) staan het linker eerste mes   (1)   en het tweede mes (3) in hun onderste dode punt, en staat het rechter eerste mes (2) in zijn bovenste dode punt. De linker haak (5) bevindt zieh zeker op de selectiehoogte (S), terwijl de rechter haak (6) ofwel kan ondersteund zijn op de hoogte   (-h)   door het tweede mes (3) (figuur 10), ofwel kan meegenomen zijn op de hoogte (+ h) door het rechter eerste mes (2) (figuur 9). 



  Bij een even schot heeft men voor de posities van de haken dus opnieuw twee mogelijkheden : ofwel bevinden de linker haak (5) en de rechter haak (6) zieh respectievelijk op de hoogte (S) en op de hoogte (+ h) (zie figuur 9), ofwel bevinden deze haken (5), (6) zieh respectievelijk op de hoogte (S) en op de hoogte   (-h)   (zie figuur 10). 



   Ten opzichte van de mogelijkheid volgens figuur 7   (stand "0")   bevinden de kettingdraden zieh bij de mogelijkheid volgens figuur 9 een afstand (h) hoger doordat de rechter haak (6) een 

 <Desc/Clms Page number 25> 

 afstand (h) hoger geheven is een afstand (h) hoger doordat het onderdeel (14) waaraan het tweede takelkoord (13) bevestigd is een afstand (h) lager gebracht is. 



  De kettingdraden bevinden zieh dus een afstand (2 h) hoger dan de   stand "0".   Deze stand is de stand "B". 



   Ten opzichte van de mogelijkheid volgens figuur 7   (stand "0")   bevinden de kettingdraden zieh bij de mogelijkheid volgens figuur 10 : - een afstand h lager doordat de rechter haak (6) een afstand (h) lager gebracht is een afstand h hoger doordat het onderdeel (14) waaraan het tweede takelkoord (13) bevestigd is een afstand (h) lager gebracht is. 



  De kettingdraden bevinden zieh dus bij de mogelijkheid 
 EMI25.1 
 volgens figuur 10 ook in de stand Bij elk oneven schot zijn de standen bereikbaar. Bij elk even schot zijn de standen "0" en "B" bereikbaar. 



   Bij het volgens een tweeschotsbinding weven van een poolweefsel met   een   of meerdere in het onderweefsel (OW) ingebonden dode poolkettingdraden (26) zijn het precies die standen van de poolkettingdraden die bij elk schot moeten bereikbaar zijn. Dit is duidelijk te zien op figuur 11. 



  Bij een eerste schot moeten de   standen "0" - voor   een poolvormende poolkettingdraad   (21) - en "M" - voor   een dode poolkettingdraad (26)-bereikbaar zijn. Bij een tweede schot moeten de   standen "0" - voor   een dode poolkettingdraad (26) - en "B" - voor een poolvormende poolkettingdraad   (21) - bereikbaar   zijn. 



   Figuur 12 stelt een selectiepolygon voor waarop de mogelijke veranderingen van de stand van de kettingdraden bij de overgang van een oneven schot naar een even schot, en omgekeerd, door pijlen aangeduid zijn. De 

 <Desc/Clms Page number 26> 

 bij de pijlen geplaatste cijfers (0) en   (1)   hebben dezelfde betekenis als op figuur 6. 



   Het voordeel van deze uitvinding bestaat hoofdzakelijk uit het feit dat voor het genereren van drie standen, slechts   een   stuurelement (16) en slechts   een   takelelement (12) per systeem voor het heffen van de kettingdraden (21), (26) vereist is, terwijl de haken (5), (6) telkens stootvrij vanuit stilstand op de selectiehoogte (S) door een mes (1), (2), (3) kunnen meegenomen worden. 



   Een bijkomend voordeel is dat deze Jacquardmachine door een eenvoudige mechanische ingreep kan omgebouwd worden tot een tweestanden open-gaap Jacquardmachine met grote heffing 2h : Het volstaat immers om het tweede mes (3) en het mes (4) dat vast opgesteld was, terzelfdertijd op en neer te laten bewegen in tegenfase met het bovenliggend eerste mes (1), (2), terwijl het onderdeel (14) waaraan het tweede takelkoord (13) bevestigd is vast opgesteld wordt. Dan worden alleen de   standen "0" en "B" bereikt.    



   Door het onderdeel (14) op en neer te laten bewegen kunnen 2 andere standen bekomen worden, zodat achtereenvolgens drie of vier standen bereikbaar zijn. 



   Door het toevoegen van een takelelement aan twee punten (15) kan een driestanden open-gaap Jacquardmachine of een vierstanden niet-open-gaap Jacquardmachine gebouwd worden. 



   Zowel aan de eerste messen (1), (2) als aan de onderliggende messen (3), (4) kan een verschillende heffing gegeven worden. Door een gepaste kombinatie van heffingen in te stellen kan een drie-vier of vijf-standen Jacquardmachine gebouwd worden.

Claims (13)

  1. CONCLUSIES 1. Driestanden niet-open-gaap Jacquardmachine, omvattende een systeem met twee samenwerkende haken (5), (6) voor het heffen van minstens een kettingdraad (20), (21, (26) op een weefmachine, twee in tegenfase op en neer beweegbare eerste messen (1), (2), voorzien om in een positie in de omgeving van hun onderste dode punt een respectievelijke haak (5), (6) - bij selectie ervan- mee te nemen vanaf een selectiehoogte (S), en een stuurelement (16) waarmee elke haak (5), (6) op de selectiehoogte (S) selecteerbaar is, met het kenmerk dat de Jacquardmachine verder omvat, een in tegenfase met een van de eerste messen (1), (2) op en neer beweegbaar tweede mes (3), voorzien om in een positie in de omgeving van zijn bovenste dode punt, de met dat eerste mes (l) ; (2) samenwerkende haak (5) ;
  2. 2. Driestanden niet-open-gaap Jacquardmachine, volgens conclusie 1, met het kenmerk dat het genoemde systeem omvat, een takelelement (12) met een eerste (10) en een tweede takelrol (11), een met beide haken (5), (6) verbonden eerste takelkoord (9), hetwelk onder de eerste takelrol (10), van het takelelement (12) geleid is om dit takelelement (12) te dragen, en een tweede takelkoord (13), hetwelk met het ene uiteinde bevestigd is aan een vast opgesteld onderdeel (14) van de Jacquardmachine, verder geleid is over de tweede takelrol (11) van het takelelement (12), en met het andere uiteinde (15) verbonden is met een of meerdere harnaskoorden voor het heffen van minstens een <Desc/Clms Page number 28> kettingdraad (20), (21), (26) op een weefmachine.
  3. 3. Driestanden niet-open-gaap Jacquardmachine, volgens conclusie 1, met het kenmerk dat het genoemde systeem omvat, een takelelement (16) met een eerste (10) en een tweede takelrol (11), een met beide haken (5), (6) verbonden eerste takelkoord (9), hetwelk onder de eerste takelrol (10) van het takelelement (12) geleid is om dit takelelement (12) te dragen en een tweede takelkoord (13), hetwelk met het ene uiteinde bevestigd is aan een op en neer beweegbaar onderdeel (14) van de Jacquardmachine, verder geleid is over de tweede takelrol (11) van het takelelement (12), en met het andere uiteinde (15) verbonden is met een of meerdere harnaskoorden voor het heffen van minstens een kettingdraad (20), (21), (26) op een weefmachine, en dat het genoemde onderdeel (14)
    voorzien is om op en neer te bewegen in fase met het op en neer beweegbaar tweede mes (3).
  4. 4. Driestanden niet-open-gaap Jacquardmachine, volgens conclusie 1, met het kenmerk dat de Jacquardmachine minstens een systeem volgens conclusie 2 en minstens een systeem volgens conclusie 3 omvat.
  5. 5. Driestanden niet-open-gaap Jacquardmachine, volgens een van de voorgaande concluses, met het kenmerk dat het op en neer beweegbaar tweede mes (3) ; (4) opgesteld is onder het in tegenfase met dit tweede mes beweegbaar eerste mes (1) ; (2), en zieh gedurende de beweging van de messen (1), (2), (3) op elk ogenblik lager bevindt dan dit eerste mes (l) ; (2), en dat onder het andere eerste mes (2) ; (1) een steunelement (4) voor het op de selectiehoogte (S) ondersteunen van een van de haken (6) ; (5) is opgesteld.
  6. 6. Driestanden niet-open-gaap Jacquardmachine, volgens conclusie 5, met het kenmerk dat het steunelement een op een vaste hoogte opgesteld mes (4) is. <Desc/Clms Page number 29>
  7. 7. Driestanden niet-open-gaap Jacquardmachine, volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de haken (5), (6) voorzien zijn van een meeneemmiddel (7a), (7b) waarmee ze kunnen vasthaken aan een EMI29.1 respectievelijk eerste mes (1), (2) om door dit mes (1), (2) meegenomen te worden, en dat elke haak (5), (6) op de selectiehoogte (S) in twee verschillende standen kan gebracht worden door het stuurelement (16), waarbij een haak (5), (6) in de ene stand meeneembaar is en in de andere stand niet meeneembaar is door zijn eerste mes (1), (2).
    (6)-bij niet-selectie ervan-mee te nemen vanaf de selectiehoogte (S), en middelen (4), voorzien om de met het andere eerste mes (2) ; (1) samenwerkende haak (6) ; (5)-bij niet-selectie ervan-op de selectiehoogte (S) vast te houden.
  8. 8. Driestanden niet-open-gaap Jacquardmachine, volgens conclusie 7, met het kenmerk dat het stuurelement (16) middelen omvat voor het uitoefenen van een magnetische kracht, en dat elke zieh op de selectiehoogte (S) bevindende haak (5), (6) ter hoogte van zijn meeneemmiddel (7a), (7b) elastisch vervormbaar is door die magnetische kracht, zodat elke haak (5), (6) door het inschakelen en uitschakelen van de genoemde middelen, respectievelijk in een vervormde stand kan gebracht worden en kan terugveren naar zijn niet- vervormde stand.
  9. 9. Driestanden niet-open-gaap Jacquardmachine, volgens conclusie 8, met het kenmerk dat de genoemde middelen voor het uitoefenen van een magnetische kracht, minstens een spoel met poolplaten omvatten.
  10. 10. Driestanden niet-open-gaap Jacquardmachine, volgens conclusie 7 of 8, met het kenmerk dat elk eerste mes (1), (2) voorzien is van een stuurelement (16), om een respectievelijke haak in twee verschillende standen te brengen, zodat elke haak (5), (6) in de ene stand meeneembaar is en in de andere stand niet meeneembaar is door zijn eerste mes (1), (2).
  11. 11. Driestanden niet-open-gaap Jacquardmachine, volgens een van de conclusies 1 t/m 6, met het kenmerk dat elke <Desc/Clms Page number 30> haak (5), (6) een meeneemmiddel (7a), (7b) heeft, waarmee hij kan vasthaken aan een op een respectievelijk eerste mes (1), (2) voorzien meeneemelement en dat elk meeneemelement door het stuurelement (16) in twee verschillende standen kan gebracht worden, zodat een zieh op de selectiehoogte (S) bevindende haak (5), (6) in de ene stand van het meeneemelement wordt meegenomen en in de andere stand niet wordt meegenomen door zijn eerste mes (1), (2).
  12. 12. Driestanden niet-open-gaap Jacquardmachine volgens conclusie 11, met het kenmerk dat elk eerste mes voorzien is van middelen voor het in twee verschillende standen brengen van zijn meeneemelement.
  13. 13. Driestanden niet-open-gaap Jacquardmachine, volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de haken (5), (6) voorzien zijn van een steunneus (8a) EMI30.1 (8b) waarmee de ene haak (5) (6) op het tweede mes (3) en de andere haak (6) (5) op de selectiehoogte (S) op een op een vaste hoogte opgesteld steunelement (4) kan steunen.
BE9500140A 1995-02-20 1995-02-20 Driestanden niet-open-gaap jacquardmachine. BE1009137A4 (nl)

Priority Applications (4)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE9500140A BE1009137A4 (nl) 1995-02-20 1995-02-20 Driestanden niet-open-gaap jacquardmachine.
DE1996602544 DE69602544T2 (de) 1995-02-20 1996-02-15 Nicht-Offenfach-Jacquardmaschine mit drei Stellungen
EP19960200382 EP0727515B1 (en) 1995-02-20 1996-02-15 Three-position non-open-shed jacquard
TR96/00124A TR199600124A1 (tr) 1995-02-20 1996-02-16 Uc konumlu, acik olmayan atki aralikli jakar.

Applications Claiming Priority (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE9500140A BE1009137A4 (nl) 1995-02-20 1995-02-20 Driestanden niet-open-gaap jacquardmachine.

Publications (1)

Publication Number Publication Date
BE1009137A4 true BE1009137A4 (nl) 1996-12-03

Family

ID=3888793

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
BE9500140A BE1009137A4 (nl) 1995-02-20 1995-02-20 Driestanden niet-open-gaap jacquardmachine.

Country Status (4)

Country Link
EP (1) EP0727515B1 (nl)
BE (1) BE1009137A4 (nl)
DE (1) DE69602544T2 (nl)
TR (1) TR199600124A1 (nl)

Families Citing this family (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
BE1012129A3 (nl) * 1998-08-24 2000-05-02 Wiele Michel Van De Nv Gaapvormingsmechanisme voor jacquardmachines.

Citations (8)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
FR2287539A1 (fr) * 1974-10-09 1976-05-07 Zangs Ag Maschf Metier jacquard a double leve et a grande ouverture de la foule
EP0108700A1 (fr) * 1982-11-04 1984-05-16 J. Brochier Soieries Mécanique d'armure à sélection perfectionnée des crochets
FR2587046A1 (fr) * 1985-08-13 1987-03-13 Textima Veb K Dispositif de commande des dessins dans les machines textiles
FR2648160A1 (fr) * 1989-06-12 1990-12-14 Textima Veb K Machine jacquard a foule ouverte avec commande electromagnetique de platines pour un metier a tisser la peluche, en particulier un metier a tisser les doubles tapis
EP0408076A1 (de) * 1989-07-14 1991-01-16 N.V. Michel Van de Wiele Vorrichtung zur Platinenwahl an einer elektronisch gesteuerten Jacquardmaschine
EP0459582A1 (de) * 1990-05-31 1991-12-04 N.V. Michel Van de Wiele Flaschenzug-Aufhängung für eine Jacquardmaschine und Jacquardmaschine, die mit einer derartigen Flaschenzug-Aufhängung versehen ist.
DE4101778C1 (nl) * 1991-01-18 1992-04-02 Fa. Oskar Schleicher, 4050 Moenchengladbach, De
DE9416017U1 (de) * 1994-10-06 1994-11-24 Schleicher Oskar Fa Doppelhub-Offenfach-Jacquardmaschine

Patent Citations (8)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
FR2287539A1 (fr) * 1974-10-09 1976-05-07 Zangs Ag Maschf Metier jacquard a double leve et a grande ouverture de la foule
EP0108700A1 (fr) * 1982-11-04 1984-05-16 J. Brochier Soieries Mécanique d'armure à sélection perfectionnée des crochets
FR2587046A1 (fr) * 1985-08-13 1987-03-13 Textima Veb K Dispositif de commande des dessins dans les machines textiles
FR2648160A1 (fr) * 1989-06-12 1990-12-14 Textima Veb K Machine jacquard a foule ouverte avec commande electromagnetique de platines pour un metier a tisser la peluche, en particulier un metier a tisser les doubles tapis
EP0408076A1 (de) * 1989-07-14 1991-01-16 N.V. Michel Van de Wiele Vorrichtung zur Platinenwahl an einer elektronisch gesteuerten Jacquardmaschine
EP0459582A1 (de) * 1990-05-31 1991-12-04 N.V. Michel Van de Wiele Flaschenzug-Aufhängung für eine Jacquardmaschine und Jacquardmaschine, die mit einer derartigen Flaschenzug-Aufhängung versehen ist.
DE4101778C1 (nl) * 1991-01-18 1992-04-02 Fa. Oskar Schleicher, 4050 Moenchengladbach, De
DE9416017U1 (de) * 1994-10-06 1994-11-24 Schleicher Oskar Fa Doppelhub-Offenfach-Jacquardmaschine

Also Published As

Publication number Publication date
EP0727515A1 (en) 1996-08-21
EP0727515B1 (en) 1999-05-26
TR199600124A1 (tr) 1996-10-21
DE69602544T2 (de) 1999-09-23
DE69602544D1 (de) 1999-07-01

Similar Documents

Publication Publication Date Title
BE1016008A4 (nl) Werkwijze en inrichting voor het weven van dubbelzijdig bruikbare weefsels.
BE1005761A5 (nl) Tweeschotsbinding voor het vervaardigen van dubbelstukweefsels, en dubbelstukweefmachine met vertikaal beweegbare inslaginbrenginrichtingen, voor de vervaardiging ervan.
US3499473A (en) Jacquard machine with electromagnetically controlled healds
BE1008209A4 (nl) Jacquardmachine.
FI101088B (fi) Viriönmuodostuslaitteisto ja menetelmä viriöaukon muodostamiseksi
BE1009047A4 (nl) Driestanden open-gaap jacquardmachine.
BE1004347A3 (nl) Takelophanging voor een jacquardmachine en jacquardmachine voorzien van een dergelijke takelophanging.
BE1000304A5 (nl) Opengaap-jacquardmachine waarvan de takelinrichting door middel van op en neer beweegbare planken in blok gestuurd wordt.
BE1013266A3 (nl) Werkwijze voor het vervaardigen van een hoogkorig poolweefsel.
BE1009137A4 (nl) Driestanden niet-open-gaap jacquardmachine.
BE1008975A5 (nl) Jacquardmachine met takelinrichting.
BE1011711A5 (nl) Gaapvormingsinrichting voor het individueel sturen van de kettingdraden van een weefmachine.
BE1011943A3 (nl) Werkwijze en weefmachine voor het weven van een poolweefsel.
BE1012129A3 (nl) Gaapvormingsmechanisme voor jacquardmachines.
BE1012366A3 (nl) Werkwijze voor het weven van een onecht boucle-weefsel.
EP0803597A3 (en) Jacquard mechanism
BE1011710A3 (nl) Gaapvormingsinrichting voor weefmachines.
BE1010005A4 (nl) Werkwijze en inrichting om poolgarens te positioneren in een grijper-axminster tapijtweefmachine.
BE1014573A5 (nl) Uitrusting van een weefmachine, werkwijze voor het wijzigen van een weefmachine-uitrusting, en weefprocede gebruik makend van een weefmachine met zo&#39;n uitrusting.
BE1009268A3 (nl) Driestanden open-gaap jacquardmachine.
BE1013285A3 (nl) Werkwijze en inrichting voor het steunen van een schaar kettingdraden bij een weefmachine.
BE1011210A3 (nl) Vierstanden-opengaap-jacquardmachine.
BE1009383A3 (nl) Vierstanden-jacquardmachine.
BE1013100A3 (nl) Poolgaren selectiesysteem voor grijper-axminster weefmachines.
BE1013880A3 (nl) Driestanden-jacquardmachine.

Legal Events

Date Code Title Description
RE Patent lapsed

Owner name: MICHEL VAN DE WIELE N.V.

Effective date: 20010228