<Desc/Clms Page number 1>
"Ondersteuningsinrichting met een uniform afdichtende sluitstukbevestiging, alsmede data-opslageenheid voorzien van een dergelijke ondersteuningsinrichting"
EMI1.1
De uitvinding heeft betrekking op een ondersteuningsinrichting met een lager dat omgeven is door een behuizing, waarbij het lager is voorzien van een eerste lagerdeel, dat zieh in de behuizing bevindt, en een tweede lagerdeel, dat voor samenwerking met het eerste lagerdeel aangebracht is op een aan de behuizing bevestigd sluitstuk, en waarbij de ondersteuningsinrichting een elastisch vervormbaar afdichtmiddel bevat tegen lekkage van een tussen de beide lagerdelen aanwezig fluidum langs het sluitstuk.
De uitvinding heeft tevens betrekking op een data-opslageenheid voor opname van een informatieschijf, welke data-opslageenheid is voorzien van een aftasteenheid voor samenwerking met de informatieschijf en van een ondersteuningsinrichting volgens de uitvinding voor het draaibaar ondersteunen van de informatieschijf.
Een ondersteuningsinrichting van de in de aanhef genoemde soort wordt getoond in figuur 3 van het Engelse octrooischrift I 275. De bekende ondersteuningsinrichting bevat een as, die draaibaar is ondersteund in de behuizing door middel van een radiaal dynamisch groeflager en een axiaal dynamisch groeflager. Het in de aanhef genoemde eerste lagerdeel behoort tot het axiale groeflager en bevat een zieh 0 loodrecht op de as uitstrekkend lagervlak 13, dat zieh op een flens 3 bevindt en voorzien is van een groevenpatroon. Het tweede lagerdeel behoort eveneens tot het axiale groeflager en bevat een zieh loodrecht op de as uitstrekkend lagervlak 14, dat een binnenwand vormt van het sluitstuk waarmee de in de behuizing aanwezige lagerruimte 5 is afgesloten. Tussen de lagervlakken 13 en 14 bevindt zieh een smeervloeistof.
Om een lekkage van de smeervloeistof langs het sluitstuk te voorkomen, kan de bekende ondersteuningsinrichting worden voorzien van een op zichzelf bekend en gebruikelijk afdichtmiddel, zoals bijvoorbeeld een afdichtring, die in het octrooischrift niet wordt getoond en die bij het aanbrengen van het sluitstuk op de behuizing onder voorspanning wordt ingeklemd tussen de behuizing en het sluitstuk. De bekende ondersteuningsinrich-
<Desc/Clms Page number 2>
ting is verder voorzien van groeven 12 tegen een lekkage van de smeervloeistof langs de as 2.
Een nadeel van het gebruik van een dergelijk afdichtmiddel bij de bekende ondersteuningsinrichting is, dat de nauwkeurigheid van de positie van het sluitstuk ten opzichte van de behuizing nadelig wordt beïnvloed door de voorspanning van het afdichtmiddel. Onder invloed van de voorspanning van het afdichtmiddel kunnen tijdens of na het bevestigen van het sluitstuk aan de behuizing vervormingen ontstaan van de bevestigingsmiddelen, waarmee het sluitstuk aan de behuizing is bevestigd. De genoemde vervormingen leiden tot kleine, ongewenste verplaatsingen van het sluitstuk ten opzichte van de behuizing, waardoor de positie van het eerste lagerdeel ten opzichte van het tweede lagerdeel en de werking van het lager nadelig worden beïnvloed.
Een doel van de uitvinding is een ondersteuningsinrichting van de in de aanhef genoemde soort te verschaffen, waarmee het hiervoor genoemde nadeel wordt voorkomen.
De uitvinding heeft daartoe tot kenmerk, dat het afdichtmiddel onder voorspanning is aangebracht tussen het van het genoemde tweede lagerdeel voorziene sluitstuk en een aan de behuizing bevestigd drukorgaan, waarbij het sluitstuk onder invloed van de voorspanning van het afdichtmiddel aan ligt tegen de behuizing. Doordat het sluitstuk aan ligt tegen de behuizing onder invloed van de voorspanning van het afdichtmiddel, dat zich tussen het sluitstuk en een aan de behuizing bevestigd drukorgaan bevindt, wordt het sluitstuk in een nauwkeurige positie ten opzichte van de behuizing gefixeerd.
Vervormingen van de bevestigingsmiddelen van het drukorgaan, die kunnen ontstaan als gevolg van de voorspanning van het afdichtmiddel, leiden tot kleine verplaatsingen van het drukorgaan ten opzichte van de behuizing, maar leiden niet tot ongewenste verplaatsingen van het sluitstuk ten opzichte van de behuizing.
Een bijzondere uitvoeringsvorm van een ondersteuningsinrichting volgens de uitvinding heeft tot kenmerk, dat het sluitstuk door middel van een passtuk aan ligt tegen een zitting van de behuizing, terwijl het afdichtmiddel aan ligt tegen het passtuk, waarbij het tweede lagerdeel zich op afstand van het afdichtmiddel, het passtuk en de zitting bevindt. Doordat het op het sluitstuk aangebrachte tweede lagerdeel zich op
<Desc/Clms Page number 3>
afstand van het afdichtmiddel, het passtuk en de zitting bevindt, blijft het tweede lagervlak nagenoeg vrij van mechanische spanningen, die optreden in en nabij een door het afdichtmiddel, het passtuk en de zitting gevormde krachtdoorleidingsweg. Aldus worden vervormingen van het tweede lagervlak, die de werking van het lager nadelig beïnvloeden, voorkomen.
Een verdere uitvoeringsvorm van een ondersteuningsinrichting volgens de uitvinding heeft tot kenmerk, dat het eerste lagerdeel is aangebracht op een as, die door middel van het lager draaibaar is ondersteund ten opzichte van de behuizing, terwijl het sluitstuk en de as concentrisch zijn opgesteld ten opzichte van een rotatieas van de as, waarbij het passtuk een ringvormige schijf is die zieh langs een omtrek van het sluitstuk uitstrekt, en waarbij het afdichtmiddel en het drukorgaan ringvormig zijn en het sluitstuk concentrisch omgeven. Door toepassing van het ringvormige sluitstuk, het ringvormige afdichtmiddel en het ringvormige drukorgaan wordt een uniforme en eenvoudig te monteren bevestiging van het sluitstuk aan de behuizing verschaft.
EMI3.1
Een nog verdere uitvoeringsvorm van een ondersteuningsinrichting 0 volgens de uitvinding heeft tot kenmerk, dat het lager een axiaal dynamisch groeflager is, waarbij het eerste lagerdeel een ringvormige lagerschijf is die rond de as is bevestigd en voorzien is van een zieh loodrecht op de rotatieas uitstrekkend ringvormig lagervlak met een groevenpatroon, terwijl het tweede lagerdeel een ringvormige lagerschijf is die aan het sluitstuk is bevestigd en voorzien is van een zieh loodrecht op de rotatieas uitstrekkend lagervlak voor samenwerking met het lagervlak van het eerste lagerdeel.
Door toepassing van de beide ringvormige lagerschijven wordt de as in axiale richting uniform ondersteund en worden axiale lagerkrachten uniform doorgeleid naar het drukorgaan.
Een verdere uitvoeringsvorm van een ondersteuningsinrichting volgens de uitvinding heeft tot kenmerk, dat het drukorgaan aan de behuizing is bevestigd door middel van een felsrand. Door toepassing van de felsrand wordt een uniforme en eenvoudige tot stand te brengen bevestiging van het drukorgaan aan de behuizing verschaft.
Een bijzondere uitvoeringsvorm van een ondersteuningsinrichting volgens de uitvinding heeft tot kenmerk, dat het afdichtmiddel aan ligt tegen een ringvormig eerste aanligvlak, dat op het passtuk is aangebracht en zieh loodrecht op de rotatieas uitstrekt, een cirkelcilindervormig tweede aanligvlak, dat nabij de zitting op de
<Desc/Clms Page number 4>
behuizing is aangebracht en concentrisch ten opzichte van de rotatieas is, en een derde aanligvlak, dat op het drukorgaan is aangebracht en conisch verloopt ten opzichte van de rotatieas. Door toepassing van het conisch verlopende aanligvlak van het drukorgaan wordt een uniforme drukverdeling van het afdichtmiddel over het eerste en tweede aanligvlak verschaft, zodat een lekkage van het in de behuizing aanwezige fluidum langs het eerste of tweede aanligvlak zo goed als uitgesloten is.
Een verdere uitvoeringsvorm van een ondersteuningsinrichting volgens de uitvinding heeft tot kenmerk, dat het tweede aanligvlak nabij de zitting via een kromming aansluit op het eerste aanligvlak. Door toepassing van de kromming tussen het tweede en het eerste aanligvlak wordt voorkomen, dat zieh tussen het afdichtmiddel en het eerste en tweede aanligvlak een schadelijk volume bevindt, waarin zieh ongewenst fluidum kan bevinden.
Een bijzondere uitvoeringsvorm van een ondersteuningsinrichting volgens de uitvinding heeft tot kenmerk, dat het afdichtmiddel aan ligt tegen een ringvormig eerste aanligvlak, dat op het passtuk is aangebracht en zich loodrecht op de rotatieas uitstrekt, een ringvormig tweede aanligvlak, dat nabij de zitting op de behuizing is aangebracht en zich loodrecht op de rotatieas uitstrekt, en een ringvormig derde aanligvlak, dat op het drukorgaan is aangebracht en zieh loodrecht op de rotatieas uitstrekt, waarbij de aanligvlakken van het passtuk en de behuizing onderling aansluiten.
Door toepassing van de aansluitende aanligvlakken wordt eveneens voorkomen, dat zieh tussen het afdichtmiddel en het eerste en tweede aanligvlak een schadelijk volume bevindt, waarin zieh ongewenst fluidum kan bevinden. Door toepassing van het eerste lagervlak, het daaraan aansluitende tweede lagervlak, en het evenwijdig aan het eerste en tweede lagervlak gerichte derde aanligvlak wordt tevens bereikt, dat het bevestigen van het drukorgaan mogelijk is zonder slip van de behuizing langs het afdichtmiddel, zodat beschadiging van het afdichtmiddel vrijwel uitgesloten is.
Een verdere uitvoeringsvorm van een ondersteuningsinrichting volgens de uitvinding heeft tot kenmerk, dat het drukorgaan een elastisch vervormbare ringvormige schijf is, die nabij een omtrek is voorzien van het derde aanligvlak, waarbij het derde aanligvlak onder invloed van een aan de behuizing bevestigde opsluitring aan ligt tegen het afdichtmiddel onder elastische vervorming van het drukorgaan, terwijl het drukorgaan via een steunrug aan ligt op het sluitstuk onder invloed van een met de elastische vervorming samenhangende voorspanning van het drukorgaan. Door veroudering van
<Desc/Clms Page number 5>
het afdichtmiddel kan de voorspanning van het afdichtmiddel afnemen en kan de aandrukkracht, waarmee het sluitstuk aan ligt tegen de behuizing, te klein worden.
Door toepassing van de steunrug, die op het sluitstuk aan ligt onder invloed van de voorspanning van het elastische drukorgaan, wordt bij veroudering van het afdichtmiddel een vooraf bepaalde aandrukkracht gehandhaafd.
Een bijzondere uitvoeringsvorm van een ondersteuningsinrichting volgens de uitvinding heeft tot kenmerk, dat het afdichtmiddel aan ligt tegen een ringvormig eerste aanligvlak, dat op het passtuk is aangebracht en zieh loodrecht op de rotatieas uitstrekt, een tweede aanligvlak, dat nabij de zitting op de behuizing is aangebracht en conisch verloopt ten opzichte van de rotatieas, en een derde aanligvlak, dat op het drukorgaan is aangebracht en conisch verloopt ten opzichte van de rotatieas, waarbij het tweede aanligvlak nabij de zitting via een kromming aansluit op het eerste aanligvlak, terwijl het tweede en het derde aanligvlak een hoek van nagenoeg 60 insluiten gezien in een vlak door de rotatieas.
Door toepassing van de drie genoemde aanligvlakken bezit het afdichtmiddel drie tegen de genoemde aanligvlakken liggende contactvlakken, die onderling volgens een gelijkzijdige driehoek zijn opgesteld. Op deze wijze wordt een uniforme belasting van het afdichtmiddel en een bijzonder goede afdichtende werking van het afdichtmiddel verschaft.
Een data-opslageenheid met een informatieschijf en een aftasteenheid voor samenwerking met de informatieschijf, waarbij de informatieschijf draaibaar is ondersteund in een huis met behulp van een ondersteuningsinrichting volgens de uitvinding, heeft tot kenmerk, dat de as van de ondersteuningsinrichting is gefixeerd ten opzichte van het huis, terwijl de informatieschijf is gekoppeld met de behuizing van de ondersteuningsinrichting.
De uitvinding wordt in het volgende nader toegelicht aan de hand van de tekening, waarin
Figuur 1 een eerste uitvoeringsvorm toont van een ondersteuningsinrichting volgens de uitvinding,
Figuur 2 in detail een sluitstukbevestiging toont van de ondersteuningsinrichting volgens figuur 1,
Figuur 3 in detail een sluitstukbevestiging toont van een tweede uitvoe-
<Desc/Clms Page number 6>
EMI6.1
ringsvorm van een ondersteuningsinrichting volgens de uitvinding, Figuur 4 in detail een sluitstukbevestiging toont van een derde uitvoeringsvorm van een ondersteuningsinrichting volgens de uitvinding, Figuur 5 in detail een sluitstukbevestiging toont van een vierde uitvoeringsvorm van een ondersteuningsinrichting volgens de uitvinding, Figuur 6 in detail een sluitstukbevestiging toont van een vijfde uitvoeringsvorm van een ondersteuningsinrichting volgens de uitvinding,
Figuur 7 op schematische wijze een bovenaanzicht toont van een dataopslageenheid, die voorzien is van een ondersteuningsinrichting volgens de uitvinding, en Figuur 8 een zijaanzicht toont van de data-opslageenheid volgens figuur 7.
In de figuren 1 tot en met 8 zijn gelijksoortige onderdelen van de vijf getoonde uitvoeringsvormen voorzien van overeenkomstige referentienummers.
De in de figuren 1 en 2 getoonde eerste uitvoeringsvorm van een ondersteuningsinrichting 1 volgens de uitvinding bevat een metalen as 2 met een hartlijn 3. Een eerste uiteinde 5 van de as 2 is bevestigd aan een basis 7. De ondersteuningsinrichting 1 bevat verder een drager 9, die bevestigd is aan een behuizing 11 en met de behuizing 11 draaibaar is om de as 2. De drager 9 is in een richting evenwijdig aan de as 2 ondersteund door middel van een axiaal dynamisch groeflager 13, en is in een richting loodrecht op de as 2 ondersteund door middel van een radiaal dynamisch groeflager 15. Aan de basis 7 is een in figuur 1 slechts schematisch getoond elektrisch spoelstelsel 17 bevestigd, terwijl aan de drager 9 een stelsel permanente magneten 19 is bevestigd.
Het elektrische spoelstelsel 17 en de permanente magneten 19 behoren tot een elektrische aandrijfmotor 21, door middel waarvan de drager 9 en de behuizing 11 roteerbaar zijn om de as 2.
Het radiale dynamische groeflager 15 is voorzien van twee spiraalvormige groevenpatronen 23 en 25, die in axiale richting op afstand van elkaar zijn aangebracht op de as 2. Verder bevat het radiale dynamische groeflager 15 een tot de behuizing 11 behorende metalen cilinder 27 met twee gladde cirkelcilindrische wanddelen 29 en 31, die respectievelijk de groevenpatronen 23 en 25 met een geringe speling
<Desc/Clms Page number 7>
EMI7.1
omgeven. Tussen de groevenpatronen 23, 25 en de wanddelen 29, 31 bevindt zich een fluidum, zoals bijvoorbeeld smeerolie of smeervet. Onder invloed van een rotatie van de cilinder 27 de as 2 ontstaat een drukverhoging van het in de groevenpatronen 23 en 25 aanwezige fluidum, waardoor de as 2 een radiale ondersteuningskracht uitoefent op de cilinder 27 en de drager 9.
Zoals in figuur 2 is weergegeven, bevat het axiale dynamische groeflager 13 een ringvormige lagerschijf 33, die zich nabij een tweede uiteinde 35 van de as 2 rond de as 2 bevindt en met de as 2 uit een stuk vervaardigd is. De lagerschijf 33 is aan beide zijden voorzien van ringvormige, zich loodrecht op de hartlijn 3 uitstrekkende lagervlakken 37 en 39, die respectievelijk voorzien zijn van spiraalvormige groevenpatronen 41 en 43. De groevenpatronen 41 en 43 zijn in figuur 2 slechts in zijaanzicht zichtbaar. De lagerschijf 33 bevindt zich met geringe speling tussen twee ringvormige, zich loodrecht op de hartlijn 3 uitstrekkende gladde lagervlakken 45 en 47.
Het lagervlak 45 is voor samenwerking met het lagervlak 37 aangebracht op een in de cilinder 27 aangebrachte schouder 49, terwijl het lagervlak 47 voor samenwerking met het lagervlak 39 is aangebracht op een ringvormige lagerschijf 51. De lagerschijf 51 behoort tot een ringvormig sluitstuk 53, dat aan de behuizing 11 is bevestigd en dat het tweede uiteinde 35 van de as 2 concentrisch omgeeft. Tussen de lagervlakken 37 en 45 en de lagervlakken 39 en 47 bevindt zich eveneens een fluidum. Onder invloed van een rotatie van de behuizing 11 de as 2 ontstaat er in het in de groevenpatronen 41 en 43 aanwezige fluidum een drukverhoging, waardoor de aan de as 2 bevestigde lagerschijf 33 een axiale ondersteuningskracht uitoefent op de behuizing 11 en de drager 9.
Tijdens het monteren van de ondersteuningsinrichting 1 wordt de as 2 met de lagerschijf 33 in de cilinder 27 aangebracht en wordt vervolgens het sluitstuk 53 aan de behuizing 11 bevestigd op een hierna nog nader te omschrijven wijze. Aangezien het sluitstuk 53 de lagerschijf 51 bevat en aangezien de op de lagerschijf 33 aangebrachte lagervlakken 37 en 39, het op de schouder 49 aangebrachte lagervlak 45 en het op de lagerschijf 51 aangebrachte lagervlak 47 voor een goede werking van het axiale dynamische groeflager 13 in een nauwkeurige onderlinge positie geplaatst moeten worden, dient het sluitstuk 53 in een nauwkeurige positie ten opzichte van de behuizing 11 te worden bevestigd.
Het sluitstuk 53 is daartoe voorzien van een ringvormig passtuk 55, dat zich langs een omtrek van het sluitstuk 53 uitstrekt en zonder speling aan ligt tegen een in de behuizing 11 aangebrachte, met het passtuk 55 corresponderende zitting
<Desc/Clms Page number 8>
57. Het sluitstuk 53 ligt aan tegen de zitting 57 onder invloed van een elastische voorspanning van een ringvormig, elastisch vervormbaar afdichtmiddel 59, dat aangebracht is tussen het passtuk 55 van het sluitstuk 53 en een aan de behuizing 11 bevestigd ringvormig drukorgaan 61, waarbij het afdichtmiddel 59 en het drukorgaan 61 de as 2 en het sluitstuk 53 concentrisch omgeven. Het sluitstuk 53 wordt aldus door de voorspanning van het afdichtmiddel 59 in de zitting 57 gehouden en in een nauwkeurige positie ten opzichte van de behuizing 11 gefixeerd.
De voorspanning van het afdichtmiddel 59 wordt gehandhaafd door het drukorgaan 61, waarbij een door het drukorgaan 61 op het afdichtmiddel 59 uitgeoefende aandrukkracht via het afdichtmiddel 59 en het passtuk 55 van het sluitstuk 53 wordt doorgeleid naar de zitting 57. Zoals in figuur 2 wordt getoond, bezitten het passtuk 55 en het afdichtmiddel 59 een gemiddelde diameter, die groter is dan een gemiddelde diameter van de tot het sluitstuk 53 behorende lagerschijf 51. Aldus bevindt de lagerschijf 51 zich op afstand van een door het passtuk 55, het afdichtmiddel 59 en het drukorgaan 61 gevormde krachtdoorleidingsweg voor de door het drukorgaan 61 uitgeoefende aandrukkracht.
Op deze wijze wordt bereikt, dat de lagerschijf 51 en het op de lagerschijf 51 aanwezige lagervlak 47 geen met de aandrukkracht samenhangende mechanische spanningen ondervinden, die tot vervorming van het lagervlak 47 kunnen leiden en de werking van het axiale dynamische groeflager 13 nadelig kunnen bemvloe- den.
Aangezien de lagerschijven 33 en 51 ringvormig zijn en de as 2 concentrisch omgeven, worden de drager 9 en de behuizing 11 in bedrijf op een, in omtreksrichting gezien, uniforme wijze ondersteund door het axiale dynamische groeflager 13.
Aangezien ook het sluitstuk 53, het passtuk 55, het afdichtmiddel 59 en het drukorgaan 61 ringvormig zijn en de as 2 concentrisch omgeven, wordt een door de as 2 op de behuizing 11 uitgeoefende axiale ondersteuningskracht op een, in omtreksrichting gezien, uniforme wijze via het sluitstuk 53, het afdichtmiddel 59 en het drukorgaan 61 doorgeleid naar de behuizing 11.
Zoals is weergegeven in figuur 2, is het drukorgaan 61 aan de behuizing 11 bevestigd door middel van een felsrand 63, die gebogen is om een geschuinde omtrek 65 van het drukorgaan 61. De hiervoor genoemde aandrukkracht, die door het drukorgaan 61 uitgeoefend wordt op het afdichtmiddel 59, wordt via de felsrand 63 op een, in omtreksrichting gezien, uniforme wijze vanuit de behuizing 11 doorgeleid naar
<Desc/Clms Page number 9>
het drukorgaan 61. De felsrand 63 is bij het monteren van de ondersteuningsinrichting 1 door ombuiging op eenvoudige wijze aan te brengen. Opgemerkt wordt, dat de felsrand 63 na het ombuigen over een geringe afstand terug buigt onder invloed van de voorspanning van het afdichtmiddel 59, zodat het drukorgaan 61 over een kleine afstand wordt verplaatst ten opzichte van de behuizing 11 en de voorspanning van het afdichtmiddel 59 iets af neemt.
Hierbij wordt echter de nauwkeurige positie van het sluitstuk 53 in de zitting 57 van de behuizing 11 onder invloed van de resterende voorspanning van het afdichtmiddel 59 niet bemvloed.
Het fluidum, dat aanwezig is tussen de lagervlakken 37 en 39 en de lagervlakken 45 en 47 van het axiale dynamische groeflager 13, ondervindt in bedrijf door de rotatie van de behuizing 11 om de as 2 een centrifugale kracht. Om te voorkomen, dat het tussen de lagervlakken 37 en 39 en de lagervlakken 45 en 47 aanwezige fluidum onder invloed van de genoemde centrifugale kracht weggedreven wordt, bevindt zieh tussen de behuizing 11 en de lagerschijven 33 en 51 een ringvormig kanaal 67, dat eveneens met het fluidum is gevuld.
De druk van het in het kanaal 67 aanwezige fluidum is onder invloed van de genoemde centrifugale kracht hoger dan een rondom de ondersteuningsinrichting 1 heersende omgevingsdruk, waarbij het afdichtmiddel 59, dat onder voorspanning is aangebracht tussen het sluitstuk 53 en het drukorgaan 61, een lekkage van het in het kanaal 67 aanwezige fluidum langs de zitting 57 en het passtuk 55 voorkomt.
Zoals is weergegeven in figuur 2, ligt het ringvormige afdichtmiddel 59 bij de eerste uitvoeringsvorm van de ondersteuningsinrichting 1 aan tegen een ringvormig eerste aanligvlak 69, dat aangebracht is op het passtuk 55 van het sluitstuk 53 en zieh loodrecht uitstrekt op de hartlijn 3, tegen een cirkelcilindrisch tweede aanligvlak 71, dat nabij de zitting 57 is aangebracht op de behuizing 11 en concentrisch is opgesteld ten opzichte van de hartlijn 3, en tegen een derde aanligvlak 73, dat op het drukorgaan 61 is aangebracht en conisch verloopt ten opzichte van de hartlijn 3. Door toepassing van het conische aanligvlak 73 ligt het afdichtmiddel 59 niet alleen onder voorspanning aan tegen het eerste aanligvlak 69, maar ligt het afdichtmiddel 59 ook onder voorspanning aan tegen het tweede aanligvlak 71.
Op deze wijze wordt de door het drukorgaan 61 uitgeoefende aandrukkracht uniform verdeeld over het eerste en tweede aanligvlak 69,71, zodat een lekkage van het in het kanaal 67 aanwezige fluidum langs zowel het eerste aanligvlak 69 als het tweede aanligvlak 71 zo goed als uitgesloten
<Desc/Clms Page number 10>
EMI10.1
is.
Bij de in figuur 2 getoonde eerste uitvoeringsvorm van de ondersteuningsinrichting 1 sluiten het eerste en het tweede aanligvlak 69,71 en het afdichtmiddel
EMI10.2
59 nabij de zitting 57 een schadelijk volume 75 in, waarin zieh in bedrijf een hoeveeli heid fluidum bevindt onder invloed van de druk van het fluidum in het kanaal 67. Door het schadelijke volume 75, waarvan de grootte wordt be nvloed door de grootte van de aandrukkracht van het drukorgaan 61, kan de voor het axiale dynamische groeflager 13 benodigde hoeveelheid fluidum niet op nauwkeurige wijze gedoseerd worden.
Bij de in figuur 3 getoonde tweede uitvoeringsvorm van de ondersteuningsinrichting 1, die in hoofdlijnen identiek is aan de eerste uitvoeringsvorm van de ondersteuningsinrichting 1, is het genoemde schadelijke volume voorkomen door het tweede, cirkelcilindrische aanligvlak 71 nabij de zitting 57 te voorzien van een kromming 77, via welke het tweede aanligvlak 71 aansluit op het eerste aanligvlak 69.
De in figuur 4 getoonde derde uitvoeringsvorm van de ondersteuningsinrichting 1 is eveneens in hoofdlijnen identiek aan de eerste uitvoeringsvorm van de ondersteuningsinrichting 1. In de derde uitvoeringsvorm ligt het afdichtmiddel 59 aan tegen een ringvormig eerste aanligvlak 79, dat aangebracht is op het passtuk 55 van het sluitstuk 53 en dat zieh loodrecht uitstrekt op de hartlijn 3, tegen een ringvormig tweede aanligvlak 81, dat nabij de zitting 57 op de behuizing 11 is aangebracht en dat zieh eveneens loodrecht op de hartlijn 3 uitstrekt, en tegen een ringvormig derde aanligvlak 83, dat op het drukorgaan 61 is aangebracht.
Zoals in figuur 4 wordt getoond, sluiten het eerste aanligvlak 79 en het tweede aanligvlak 81 onderling aan en strekt het derde aanligvlak 83 zieh evenwijdig aan het eerste en tweede aanligviak 79,81 uit. Evenals bij de tweede uitvoeringsvorm van de ondersteuningsinrichting 1 is ook bij de derde uitvoeringsvorm van de ondersteuningsinrichting 1 geen schadelijk volume aanwezig tussen het eerste en het tweede aanligvlak 79,81 en het afdichtmiddel 59. Bij de derde uitvoeringsvorm bezit het afdichtmiddel 59 een contactvlak met het derde aanligvlak 83, dat nagenoeg diametraal ligt tegenover een contactvlak met het eerste aanligvlak 79 en een contaetvlak met het tweede aanligvlak 81.
Daardoor vindt er bij het bevestigen van het drukorgaan 61 op de behuizing 11 en het onder voorspanning brengen van het afdichtmiddel 59 nagenoeg geen slip plaats tussen het afdichtmiddel 59 en de aanligvlakken 79,81 en 83 en tussen het afdichtmiddel 59 en de behuizing 11, zodat beschadigingen van het afdichtmiddel 59 ten gevolge van slip voorkomen worden.
<Desc/Clms Page number 11>
Bij de in figuur 5 getoonde vierde uitvoeringsvorm van de ondersteuningsinrichting 1 ligt het afdichtmiddel 59, evenals bij de in figuur 4 getoonde derde uitvoeringsvorm, aan tegen twee onderling aansluitende aanligvlakken 79 en 81, die zich loodrecht op de hartlijn 3 uitstrekken en respectievelijk aangebracht zijn op het passtuk 55 en de behuizing 11, en tegen een zich evenwijdig aan de aanligvlakken 79 en 81 uitstrekkend ringvormig derde aanligvlak 85 van een drukorgaan 87. Het drukorgaan 87 is een elastisch vervormbare, ringvormige schijf, waarbij het derde aanligvlak 85 zich nabij een omtrek van het drukorgaan 87 uitstrekt. Het derde aanligvlak 85 ligt aan tegen het afdichtmiddel 59 onder invloed van een door een opsluitring 89 op het drukorgaan 87 uitgeoefende drukkracht, waarbij de opsluitring 89 door middel van een felsrand 91 aan de behuizing 11 is bevestigd.
Het drukorgaan 87 bezit verder een ringvormige steunrug 93, waarmee het drukorgaan 87 aan ligt op het passtuk 55 van het sluitstuk 53 onder invloed van een elastische voorspanning, die in het drukorgaan 87 aanwezig is als gevolg van een door de drukkracht van de opsluitring 89 veroorzaakte elastische vervorming van het drukorgaan 87. Indien de voorspanning van het afdichtmiddel 59 afneemt door bijvoorbeeld veroudering van het elastische materiaal van het afdichtmiddel 59, wordt de aandrukkracht, die het drukorgaan 87 via de steunrug 93 uitoefent op het sluitstuk 53, niet of nauwelijks beïnvloed, zodat het sluitstuk 53 in een nauwkeurige positie blijft ten opzichte van de behuizing 11.
Bij de in figuur 6 getoonde vijfde uitvoeringsvorm van de ondersteuningsinrichting 1, die eveneens in hoofdlijnen identiek is aan de eerste uitvoeringsvorm van de ondersteuningsinrichting 1, ligt het afdichtmiddel 59 eveneens aan tegen een ringvormig eerste aanligvlak 79, dat aangebracht is op het passtuk 55 van het sluitstuk
53 en dat zich loodrecht uitstrekt op de hartlijn 3. Het afdichtmiddel 59 ligt verder aan tegen een tweede aanligvlak 95, dat nabij de zitting 57 aangebracht is in de behuizing
11 en dat conisch verloopt ten opzichte van de hartlijn 3, en tegen een derde aanligvlak
97, dat aangebracht is op het drukorgaan 61 en eveneens conisch ten opzichte van de hartlijn 3 verloopt. Zoals in figuur 6 wordt getoond, sluit het tweede aanligvlak 95 via een kromming 99 aan op het eerste aanligvlak 79.
Het tweede aanligvlak 95 en het derde aanligvlak 97 sluiten, gezien in een vlak dat door de hartlijn 3 verloopt, een scherpe hoek van ongeveer 60 in. Aldus is het tussen het passtuk 55 en het drukorgaan
61 aangebrachte afdichtmiddel 59 in contact met de drie aanligvlakken 79,95 en 97 via drie contactvlakken, die onderling, in het genoemde vlak door de hartlijn 3 gezien,
<Desc/Clms Page number 12>
volgens een gelijkzijdige driehoek zijn opgesteld. Op deze manier wordt een uniforme verdeling van de voorspanning van het afdichtmiddel 59 over het eerste, tweede en derde aanligvlak 79,95, 97 en een bijzonder goede afdichtende werking van het afdichtmiddel 59 bereikt.
De figuren 7 en 8 tonen op schematische wijze een data-opslageenheid 101 met een huis 103 en een aantal evenwijdig opgestelde informatieschijven 105, die in
EMI12.1
het huis 103 draaibaar zijn om een rotatieas 107. De informatieschijven 105 zijn in een i richting evenwijdig aan de rotatieas 107 en in een richting loodrecht op de rotatieas 107 ten opzichte van het huis 103 ondersteund door middel van een van de in de figuren 1 tot en met 6 getoonde ondersteuningsinrichtingen 1, die in de figuren 7 en 8 slechts schematisch is weergegeven. De basis 7 van de ondersteuningsinrichting 1 is daartoe bevestigd aan een bodemplaat 109 van het huis 103, terwijl de informatieschijven 105 op regelmatige onderlinge axiale afstanden zijn aangebracht op de drager 9 van de ondersteuningsinrichting 1.
De data-opslageenheid 101 is verder voorzien van een aftasteenheid met een aantal magneetkoppen 111, die aan een ten opzichte van het huis 103 en de informatieschijven 105 zwenkbare arm 113 zijn bevestigd. De arm 113 bevat voor elke informatieschijf 105 een afzonderlijke magneetkop 111. In figuur 7 is slechts een van de magneetkoppen 111 zichtbaar, terwijl de magneetkoppen 111 en de arm 113 in figuur 8 eenvoudigheidshalve niet zijn weergegeven. Door de drager 9 met de informatieschijven 105 om de rotatieas 107 te draaien met behulp van de ondersteuningsinrichting 1 en de magneetkoppen 111 met behulp van de arm 113 te positioneren ten
EMI12.2
opzichte van de draaiende informatieschijven 105, worden de informatieschijven 105 i door de magneetkoppen 111 gelezen of beschreven.
De uitvoeringsvormen van de ondersteuningsinrichting 1, die zijn weergegeven in de figuren 1 tot en met 6, bevatten een axiaal dynamisch groeflager 13 met een eerste lagerdeel, dat een rond de as 2 aangebrachte ringvormige lagerschijf 33 met groevenpatronen 41,43 bevat, en een tweede lagerdeel, dat een aan het sluitstuk 53 bevestigde ringvormige lagerschijf 51 bevat. Opgemerkt wordt, dat een sluitstukbevestiging volgens de uitvinding ook toepasbaar is in een ondersteuningsinrichting, die voorzien is van een ander type lager met een eerste lagerdeel en een tweede lagerdeel, die onderling nauwkeurig gepositioneerd dienen te zijn.
Zo is de sluitstukbevestiging bijvoorbeeld ook toepasbaar in een uit het Europese octrooischrift 0 345 841 bekende ondersteuningsinrichting, waarbij een roteerbare en transleerbare compressiezuiger met
<Desc/Clms Page number 13>
behulp van een radiaal dynamisch groeflager is ondersteund door een op een sluitstuk aangebrachte cirkelcilindrische doom. De sluitstukbevestiging volgens de uitvinding is behalve bij ondersteuningsinrichtingen met een radiaal of axiaal dynamisch groeflager bijvoorbeeld ook toepasbaar bij ondersteuningsinrichtingen met een radiaal of axiaal statisch fluidumlager of bij ondersteuningsinrichtingen met een glijlager.
Tenslotte wordt opgemerkt, dat de ondersteuningsinrichting volgens de uitvinding niet alleen toepasbaar is in een in het voorgaande genoemde data-opslageenheid met roteerbare informatieschijven, maar ook toepasbaar is in andere inrichtingen, zoals bijvoorbeeld in een roteerbare lees- en schrijfkop voor toepassing in een magneetbandapparaat of in een roteerbare spiegel voor toepassing in een polygoonscanner.