BE1001881A3 - Textielspindel. - Google Patents

Abstract

Textielspindel die onder tussenkomst van aandrijvingselementen, vertande riemen, tandwielen of gelijkaardige elementen, aangedreven wordt door een op een gemeenschappelijke basisplaat gemonteerde motor, gekenmerkt doordat de spindel (2) omringd wordt door een staande pot (3) die, in de richting van de motor (4) twee daartoe geschikte openingen (5) vertoont, doorheen dewelke lucht vanaf een derde opening (10) wordt aangezogen, die zich rechtover de twee daartoe geschikte openingen (5) bevindt, welke lucht op geëigende wijze naar de motor (4) wordt gericht.

Description

   <Desc/Clms Page number 1> 
 



    "Textielspindel"   
De uitvinding betreft een textielspindel die onder tussenkomst van aandrijvingselementen, vertande riemen, tandwielen of gelijkaardige elementen, aangedreven wordt door een op een gemeenschappelijke basisplaat gemonteerde motor. 



   Potvormige, draaiende of staande mantels voor spindel, bedoeld voor het omspinnen of herwinden zijn bekend. 



  Het doel van de mantel ligt vooreerst in de beperking van de ballon. 



  Anderzijds draagt de mantel erbij toe de geabsorbeerde krachten te verminderen. In vele gevallen wordt lucht (onder verminderde druk) in de inwendige ruimte van de mantel toegevoegd of hieruit verwijderd. 



  Dit wordt gedaan met de bedoeling de geproduceerde vlokjes te beletten aan de te herwinden draad te kleven, hetgeen genoemd wordt "het   pluizen",   of haarspelden die aan de draad een weinig aangenaam uitzicht verlenen en zelfs een breuk hiervan. kunnen veroorzaken. 



   In de octrooiaanvrage DE-A-28 20 816 wordt een door een motor aangedreven textielspindel beschreven. Het door deze spindel vertoonde nadeel, hoofdzakelijk bij het starten van dergelijke spindel, moet gezien worden in een overvloedige ontwikkeling van warmte die de motor belast. Omwille van de compacte bouw van dergelijke motoren, is de schikking van een ventilatorwiel zoals bekend toegepast bij electrische motoren hier niet   mogelijk.   



   De uitvinding heeft tot doel bij een textielspindel van het in de aanhef vernoemde type de buitenmatige verwarming van de motor te vermijden, en wel door middelen die plaats besparen, dit zonder bijkomende energieuitgave, en daarenboven de gewenste afkoeling van de motor te verwezenlijken. 



   Het probleem wordt opgelost door de kenmerkende eigenschappen van conclusie   i.   

 <Desc/Clms Page number 2> 

 



   Andere voordelige   verwezenitjkingsvormen   worden voorgesteld door de   conclusies   2 tot 5. 



   De reeds vernoemde ommanteling in de vorm van een pot wordt zodanig verwezenlijkt dat in de richting van de aandrijfmotor openingen die op geschikte wijze naar de motor zijn gericht, in de mantel worden aangebracht. De door de op hoge toeren draaiende motor verwekte luchtstroom wordt naar de motor doorheen deze openingen gestuurd en deze lucht verwekt aldus een afkoeling hiervan. De afkoeling wordt nog verscherpt door de voordelige instelling, op de openingen, van deflectorplaten die eveneens in de richting van de aandrijfmotor zijn gericht. 



   Een ander voordeel ligt hierin dat de afkoeling van de motor bekomen wordt zonder bijkomend energieverbruik. Door de voordelige vormgeving van de pot die naar boven toe is geopend, wordt de aangezogen lucht naar omhoog afgevoerd en kan het dus daarenboven ook nog de strekorganen of de aanvoerelementen die daarboven voorkomen, afkoelen. 



   Andere details en voordelen van de uitvinding zullen blijken uit de hiernavolgende beschrijving, die als niet beperkend voorbeeld en met verwijzing naar de hieraan toegevoegde figuren wordt gegeven. 



     Figuur l   vertoont een zijaanzicht, gedeeltelijk in doorsnede, van een bobijn voor het herwinden volgens de uitvinding met motorische aandrijving. 



   Figuur 2 vertoont volgens een bovenaanzicht, de spindel voor het herwinden. 



   Figuur 3 is een zijaanzicht op een spindel voor het herwinden, volgens de uitvinding, met deflectorplaten in de richting van de aandrijfmotor. 



   Figuur 4 is een bovenaanzicht op de spindel volgens figuur 3. 



   Figuur 5 vertoont de ommanteling in de vorm van een pot, en wel onder de vorm van een alleenstaand stuk, zonder deflectorplaten. 



   Figuur 6 vertoont een zieht in doorsnede 

 <Desc/Clms Page number 3> 

 van de ommanteling in de vorm van een pot volgens figuur 5. 



   Figuur 7 vertoont de ommanteling in de vorm van een pot onder vorm van een alleenstaand stuk met de deflectorplaten in de richting van de aandrijfmotor ingesteld. 



   Figuur 8 is een doorsnede door de ommanteling in de vorm van een pot volgens figuur 7. 



   Figuur 9 vertoont de ommanteling van een motorisch aangedreven eenheid met wrijvingsschijven. 



   Figuur 10 is een bovenaanzicht van de eenheid met wrijvingsschijven. 



   In figuur   1   werden de gemeenschappelijke basisplaat 1 waarop de motor 4 en de spindel 2 ingesteld zijn, voorgesteld. De spindel 2 wordt door de motor 4 onder tussenkomst van de vertande riem 9 aangedreven. De spindel 2 draagt de bobijn 6 die door de staande ommanteling 3 in de vorm van een pot omgeven is. 



  Door de rotatie van de spindel 2 veroorzaakte luchtstroom vloeit op geschikte wijze doorheen de opening 5 in de richting van de motor 4. 



   Figuur 2 vertoont schematisch de openingen 5 in de ommanteling in de vorm van een pot 3, die, op geschikte wijze, de koellucht die door de opening 10 wordt aangezogen in de richting van de motor 4 leiden. 



   In figuur 3 wordt de ommanteling in de vorm van een pot 3 in doorsnede met een deflectorplaat 7 voorgesteld. 



   Figuur 4 is een bovenaanzicht op figuur 3 ; hierbij vormen de deflectorplaten 7 en 8 duidelijk het traject van de afkoelingslucht in de richting van de motor 4. 



   In figuur 5 wordt de ommanteling 3 onder de vorm van een alleenstaand stuk voorgesteld met de openingen 5 in de richting van de motor gericht. 



   In figuur 6 werd in doorsnede de ommanteling in de vorm van een pot 3 volgens figuur 5 voorgesteld. 



   In figuur 7 wordt de ommanteling 3 voorgesteld onder de vorm van een alleenstaand stuk met de deflectorplaten 7 en 8 die het   afvloeiingstraject   voor de lucht dat door de openingen 5 gaat, bepalen. 

 <Desc/Clms Page number 4> 

 



   In figuur 8 werd in doorsnede de ommanteling in de vorm van een pot volgens figuur 7 voorgesteld. 



   In figuur 9 worden door de motor aangedreven wriivingsschijven voorgesteld. De lucht wordt aangezogen door de opening 10 van de ommanteling 3 en wordt naar de motor 4 doorheen de openingen 5 geleid. De deflectorplaten 7 en 8 laten, zoals vooral blijkt uit figuur 10, de gewenste toevoer van lucht in de richting van de motor 4 toe. 



   Er dient verstaan te worden dat deze uitvinding geenszins beperkt is tot de hierboven beschreven   uitvoering   vormen en dat veel wijzigingen hieraan zouden kunnen worden aangebracht zonder buiten het raam hiervan te treden.

Claims (6)

1. CONCLUSIES l. Textielspindel die onder tussenkomst van aandrijvingselementen, vertande riemen, tandwielen of gelijkaardige elementen, aangedreven wordt door een op een gemeenschappelijke basispiaat gemonteerde motor, met het kenmerk dat de spindel (2) omringd wordt door een staande pot (3) die, in de richting van de motor (4) twee daartoe geschikte openingen (5) vertoont, doorheen dewelke lucht vanaf een derde opening (10) wordt aangezogen, die zieh rechtover de twee daartoe geschikte openingen (5) bevindt, welke lucht op geëigende wijze naar de motor (4) wordt gericht.
2. 2. Spindel volgens conciusie i, met het kenmerk dat de twee openingen (5) deflectorplaten (7), (8) vertonen die gedeeltelijk de motor (4) omringen en aldus de koellucht rechtstreeks op de motor (4) richten.
3. 3. Spindel volgens conclusie 1, met het kenmerk dat de staande pot (3) in het onderste gedeelte van de bobijn (6) onder de vorm van een dubbele mantel is uitgevoerd.
4. 4. Spindel volgens een van de conclusies 2 en 3, met het kenmerk dat de inwendige, als mantel fungerende huls (3), in het gebied van de bobijn (6) uit een materiaal met hoge waarde is vervaardigd, met langs de binnenzijde een materiaal van een bijzondere hoge waarde.
5. 5. Spindel volgens een van de conclusies 1 en 4, met het kenmerk dat de oppervlakte van de pot die in contact staat met de draad, over de ganse omtrek een gelijkvormige celvormige structuur vertoont.
6. 6. Textielspindel volgens conclusie 1, met het kenmerk dat de mantel die de vorm van een pot (3) vertoont, aan het bovenste uiteinde open is uitgevoerd en met het kenmerk dat de lucht die door de derde opening (10) wordt aangezogen, doorheen deze bovenste opening wordt geleid in de richting van de strekorganen of van de aanvoeretementen die boven de spindel zijn aangebracht.