BE1001855A3 - Pneumatische draadklem voor een kanteninlegapparaat bij weefmachines. - Google Patents

Abstract

Pneumatische draadklem voor een kanteninlegapparaat bij weefmachines, daardoor gekenmerkt dat zij hoofdzakelijk bestaat in de kombinatie van een blaasmond (11) een onder deze laatste geplaatste steun (12) voor de inslagdraad en in het verlengde van de blaasmond (11) een doorgang (13) voor de inslagdraad die t.o.v. de blaasrichting (V) van de blaasmond (11) een zich zijdelings uitstrekkende verwijding (14) vertoont.

Description

   <Desc/Clms Page number 1> 
 



   Pneumatische draadklem voor een kanteninlegapparaat bij   ! weefmachines.    Deze uitvinding heeft betrekking op een pneumatische draadklem voor een kanteninlegapparaat bij weefmachines. 



  Het is bekend dat weefsels van zelfkanten kunnen worden voorzien bijvoorbeeld door de vrije uiteinden van de inslagdraden opeenvolgend tussen vangdraden in te binden ; deze inslagdraden tussen de weefselrand en de vangdraden in een draadklem vast te nemen ; de inslagdraden telkens op dezelfde plaats tussen de draadklem en de vangdraden door te snijden en ten slotte door middel van. een inlegnaald de vrije uiteinden van de inslagdraden terug te trekken en in het volgende weefvak te plaatsen. Bij deze bekende inrichtingen wordt steeds uitgegaan van, hetzij mechanische, hetzij pneumatische middelen voor het vasthouden van de inslagdraad naast het weefsel en/of voor het inbrengen van het inslagdraaduiteinde in een volgende gaap. 

 <Desc/Clms Page number 2> 

 



   In het geval van zulke draadklemmen waarbij de   draad,   voor het op lengte snijden ervan, wordt vastgenomen door middel van een luchtstroom heeft men reeds vastgesteld dat het langs de pneumatische klem passeren van een voorwerp, bijvoorbeeld een inlegnaald, storingen brengt in de luchtstroom die de inslagdraad moet vasthouden waardoor deze laatste niet op de juiste plaats blijft, zoals gewenst voor het overbrengen ervan naar een eigenlijk inbrengelement, bijvoorbeeld een voornoemde inlegnaald.

   Inderdaad heeft men op het ogenblik dat   langs   de pneumatische klem een voorwerp passeert dat in de voornoemde luchtstroom komt, af te rekenen met luchtstroomweerkaatsingen en/of afwijkingen en/of wervelingen waardoor de inslagdraad zieh kan verplaatsen en zelfs van de pneumatische klem kan vrijkomen wat steeds een fout in de zelfkant veroorzaakt. 



  De huidige uitvinding heeft een pneumatische draadklem tot doel die de voordelen vertoont van een mechanische draadklem, namelijk het positief vasthouden van de inslagdraad, alsook de voordelen vertoont van een pneumatische klem, zoals kleinere inertie dan een mechanische klem, geen mechanische slijtage door minder bewegende delen, minder kans op vervuiling, en dergelijke. 



  De pneumatische draadklem volgens de uitvinding bestaat hiertoe hoofdzakelijk in de kombinatie van een blaasmond ; een onder deze laatste geplaatste steun voor de inslagdraad en in 

 <Desc/Clms Page number 3> 

 het verlengde van de blaasmond een doorgang voor de inslagdraad die   t. o. v.   de blaasinrichting van de blaasmond een zieh zijdelings uitstrekkende verwijding vertoont. 



  Met het inzicht de kenmerken volgens de uitvinding beter aan te tonen, is hierna, als voorbeeld zonder enig beperkend karakter, een voorkeurdragende uitvoeringsvorm beschreven, met   verwijzing naar de bijgaande tekeningen, waarin :      figuur l   een draadklem volgens de uitvinding in de weef- machine weergeeft ; figuur 2 een gelijkaardig zicht weergeeft als in figuur   l,   voor een andere toestand ; figuur 3 een zieht weergeeft volgens pijl F3 in figuur 2 ; 
 EMI3.1 
 figuur 4 een doorsnede weergeeft volgens lijn figuur 3 ; figuur een nadeel illustreert dat zieh kan voordoen wanneer de voornoemde doorgang niet van de voornoemde verwijding zou worden voorzien. 



  In   figuur l   is een draadklem 1 volgens de uitvinding weergegeven. Ter verduidelijking van het gebruik van dergelijke draadklem en de plaats ervan in een weefmachine zijn het weefsel 2, de kettingdraden 3, de gaap 4, de   weefselrand 5.   de laatst ingebrachte inslagdraad 6, de 

 <Desc/Clms Page number 4> 

 vangdraden 7 die de inslagdraad 6 bij zijn uiteinde 8 vasthouden, de schaar 9 en de inlegnaald 10 weergeven. 



  De toegepaste werkwijze voor het vormen van een zelfkant aan een weefselrand 5 is op zichzelf bekend en bestaat erin dat opeenvolgend : de inslagdraad 6 in de gaap 4 wordt ingebracht, zodanig dat het vrije uiteinde 8 tot tussen de vangdraden 7 komt ; de inslagdraad 6 ingebonden wordt door middel van de kettingdraden 3 en de vangdraden 7 ; een draadklem 1 tussen de weefselrand 5 en de vangdraden 7 de inslagdraad 6 vastneemt ; de inslagdraad 6 door middel van de schaar 9 van de vangdraden 7 wordt losgeknipt en de inlegnaald 10 doorheen de bovenste kettingdraden 3 in de gaap 4 wordt gebracht om het losgesneden uiteinde 8 in de gaap 4 te trekken zodanig dat dit- samen met de eerstvolgende inslagdraad wordt ingebonden. In de figuren 1 en 2 zijn de toestanden, respektievelijk voor en na het doorsnijden van het uiteinde 8 weergegeven. 



  Gedurende het grijpen van het afgesneden uiteinde 8 door de inlegnaald 10 beschrijft de, draadklem 1 een beweging rond de inlegnaald 10, waardoor het uiteinde 8 in het haakvormige gedeelte van de inlegnaald 10 terechtkomt. Daar dergelijke 
 EMI4.1 
 beweging ook bij mechanische draadklem wordt toegepast, wordt hierop 

 <Desc/Clms Page number 5> 

 Een pneumatische draadklem 1 volgens de uitvinding, zoals weergegeven in de figuren 1 tot 4 bestaat hoofdzakelijk uit een blaasmond 11 en op een kleine afstand onder de blaasmond 11 een steun 12 die in het verlengde van de blaasmond 11 van een doorgang 13 is voorzien, waarbij deze doorgang 13 een zieh   t. o. v.   de blaasrichting V van de blaasmond 11 zijdelings uitstrekkende verwijding 14 vertoont. 



  Bij voorkeur bestaat de pneumatische draadklem 1 uit een U-vormig lichaam 15 waarvan de benen 16 en 17 zieh horizontaal uitstrekken en waarbij doorheen de benen 16 en 17 een boring is aangebracht die in het bovenste been 16 de voornoemde blaasmond 11 en in het onderste been 17 de voornoemde doorgang 13 vormt. 



  De zijdelingse verwijding 14 strekt zich hier doorheen de achterwand 18 van het U-vormige lichaam 15 uit. Deze verwijding 14 wordt bij voorkeur bekomen doordat het U-vormige lichaam 15, meer speciaal de achterwand 18 ervan, van een afschuining 19 is voorzien die doorheen de doorgang 13 passeert. 



  De pneumatische   dur'aardklem   volgens de uitvinding wordt zodanig aan de inslagdraad 6 gepresenteerd dat het uiteinde 8 van de inslagdraad 6 in de uitsparing 20 van het U-vormige lichaam 15 komt te liggen. Na het lossnijden van het uiteinde 8 door 

 <Desc/Clms Page number 6> 

 middel van de schaar 9 wordt dit uiteinde in de doorgang 13 geblazen en op deze wijze pneumatisch vastgenomen tot dit door de inlegnaald 10 wordt vastgenomen ter hoogte van de plaats P. 



  De   aanwezigheid van de voornoemde verwijding 14 is uitermate   belangrijk voor de goede werking van de pneumatische draadklem. Bij het overnemen van het uiteinde 8 door de inlegnaald 10, beschrijven zowel de draadklem 1 als de inlegnaald 10 een beweging waarbij de inlegnaald 10 gedeeltelijk onder het U-vormige lichaam 15 passeert. Hierdoor wordt in het geval dat de verwijding 14 niet aanwezig zou zijn de luchtstroom doorheen de doorgang 13 gehinderd, zodanig zelfs   dat wervelstromingen   en terugkaatsingen optreden waardoor het zich in de   doorgang 13 bevindende uiteinde   8 ongewenst uit de doorgang 13 kan loskomen, of wordt verplaatst   t. o. v.   de achterwand 18, zodat de naald 10 dit uiteinde 8 niet kan grijpen. 



  Door de aanwezigheid van de zijdelings uitgevende verwijding 14 zal gedurende het passer. en van de inlegnaald 10 onder de doorgang 13 de lucht echter geheel of gedeeltelijk zijdelings ontsnappen, zoals aangeduid in figuur 4, zodanig dat het uiteinde 8 van de inslagdraad 6 op de juiste plaats vastgehouden blijft. 

 <Desc/Clms Page number 7> 

 



  Opgemerkt wordt dat in het geval dat de verwijding 14 niet aanwezig is, zou kunnen getracht worden om de luchtstroom van de blaasmond 11 te vergroten om zodoende toch voldoende klemkracht te behouden. Hierdoor zal echter het voorgaande effekt versterkt worden. Bovendien kan de blaasmond 11 dan ook niet kontinu ingeschakeld blijven omdat in zulk geval in de toestand volgens   figuur l   een situatie zou ontstaan die in detail in figuur 5 is afgebeeld, waarbij het uiteinde 8 een doorbuiging 21 in de doorgang 13 maakt die per inslagdraad verschillend zal zijn, met als gevolg dat alle in te leggen draaduiteinden 8 niet op dezelfde plaats worden doorgesneden, waardoor een onregelmatige zelfkant wordt gevormd. 



  De verwijding 14 biedt dan ook het voordeel dat probleemloos met een relatief geringe. luchtstroom kan gewerkt worden. 



  De afschuining 19   laat   bovendien toe dat de draadklem 1 en de inlegnaald 10 een zeer soepele onderlinge beweging 22   t. o. v.   elkaar kunnen beschrijven, aangezien de naald 10 meer bewegingsvrijheid krijgt en dichter bij de draadklem 1 kan blijven zoals in figuur 4 is geschematiseerd. 



  De huidige uitvinding is geenszins beperkt tot de als voorbeeld beschreven en in de figuren weergegeven uitvoeringsvorm, doch dergelijke pneumatische draadklem kan in 

 <Desc/Clms Page number 8> 

 allerlei vormen en afmetingen worden verwezenlijkt zonder buiten het kader der uitvinding te treden.

Claims (2)

1. Konklusies. EMI9.1 ----------- 1. - Pneumatische draadklem voor een kanteninlegapparaat bij weefmachines, daardoor gekenmerkt dat zij hoofdzakelijk bestaat in de kombinatie van een blaasmond (11) een onder deze laatste geplaatste steun (12) voor de inslagdraad en in het verlengde van de blaasmond (11) een doorgang (13) voor de inslagdraad die t. o. v. de blaasrichting (V) van de blaasmond (11) een zieh zijdelings uitstrekkende verwijding (14) vertoont. EMI9.2
2. 2.-Pneumatische draadklem volgens konklusie 1 gekenmerkt. dat zij hoofdzakelijk bestaat uit een U-vormig lichaam (15) waarvan de benen (16, 17) horizontaal gericht zijn, waarbij doorheen de benen (16 17) een boring is aangebracht die respektievelijk de blaasmond (11) en de doorgang (13) vormt, en waarbij de achterwand (18) van het U-vormige lichaam (15) een, afschuining (19) vertoont, die doorheen de doorgang (13) passeert.