<Desc/Clms Page number 1>
Inrichting voor het meten van de diepgang van vaarmigcn.
EMI1.1
--------------------------------------------------------- Deze uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het meten van de diepgang van vaartuigen.
Ten einde schepen veilig te laden of te lossen, dient hierbij opgelet te worden dat het schip de opgegeven (vooropgestelde) diepgangen bereikt of niet overschrijdt.
Om de diepgang van een schip te kontroleren, zijn zoals bekend op de romp diepgangsmerken aangebracht. Het is echter vrij moeilijk om van op het'schip een juiste aflezing van de diepgang uit te voeren. Bovendien wordt zulke uitlezing in menig geval bemoeilijkt door de golving of de deining in het water, waardoor een nauwkeurige aflezing volledig onmogelijk wordt.
Om de diepgang van een schip te bepalen, is het eveneens bekend om gebruik te maken van diepgangsmeters. Verscheidene
<Desc/Clms Page number 2>
van dergelijke diepgangsmeters kunnen over het volledige schip verspreid staan, terwijl de uitlezing ervan op een kontrolebord gebeurt, zodanig dat de stabiliteit van het schip gedurende het laden en lossen eenvoudig kan opgevolgd worden.
De bekende diepgangsmeters bestaan uit een vertikaal gerichte buis die onderaan in het water uitmondt en bovenaan een ontluchtingsopening bezit. Het is duidelijk dat in de buis een waterkolom ontstaat waarvan het peil de plaatselijke diepgang van het schip weergeeft en waarbij de hoogte van de waterkolom evenredig is met de diepgang. Het is dan ook bekend om onderaan in de buis, meer speciaal onder het laagst voorkomende peil, een meetelement voor het meten van de druk in het water te plaatsen, dat met een kontrolebord of dergelijke is verbonden, en dat zodoende een signaal aflevert dat evenredig is met de hoogte van de voornoemde waterkolom of dus met de diepgang.
Indien zieh een deining of golfslag voordoet, wat in zeehavens zeker het geval is, fluktueert de diepgang en dus ook het peil in de voornoemde buis, zodat ook op het. kontrolebord geen juiste uitlezing mogelijk is. Dit nadeel kan theoretisch eenvoudig worden opgelost door over een geschikte periode meerdere metingen uit te voeren en hiervan het gemiddelde weer te geven. Niettegenstaande deze mogelijkheid heeft men vastgesteld dat de bekende diepgangsmeters bij een fluktuerend
<Desc/Clms Page number 3>
n veau, bijvoorbeeld ten gevolge van deining of golfslag, een onjuiste meetwaarde weergeven.
Deze onjuiste meetwaarde ontstaat ten gevolge van stromingsverschijnselen die zieh in de voornoemde buis, en meer speciaal rond het hierin aangebrachte drukgevoelige meetelement, voordoen. Door het schommelen van het peil in de buis beweegt immers de waterkolom op en neer. Vooral bij het naar beneden bewegen van
EMI3.1
het water ontstaan aanzuigeffekten rond het meetelement, waardoor een De huidige uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het meten van de diepgang van vaartuigen die het voornoemde nadeel niet vertoont.
Hiertoe bestaat deze inrichting hoofdzakeliJk uit een buis die onderaan in het water uitgeeft en bovenaan een ontluchtingsopening vertoont en een onder de
EMI3.2
laagst voorkomende waterlijn opgesteld meetelement voor het meten van het waterpeil in de buis, waarbij het meetelement afgezonderd staat opgesteld t. o. v. de buis en d. m. v. een kanaal met deze laatste in verbinding staat-. Doordat het meetelement niet in de voornoemde buis is aangebracht, is dit niet meer onderhevig aan stromingsverschijnselen en wordt een nauwkeurige meting bereikt.
In de voorkeurdragende uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding is het meetelement in een huis gemonteerd dat d. m. v. het voornoemd kanaal, hetwelke bij
<Desc/Clms Page number 4>
voorkeur horizontaal gericht is en bovenaan in het huis uitmondt, in verbinding staat met de buis waarin het water kan stijgen.
In een bijzondere uitvoeringsvorm is in het kanaal een membraan aangebracht, terwijl de ruimte achter het membraan, m. a. w. in het huis, gevuld is met een niet-korrosieve vloeistof. Hierdoor ontstaat het voordeel dat het huis waarin het meetelement zich bevindt, alsook het meetelement zelf, niet kunnen vervuild worden en ook niet door korrosie, bijvoorbeeld d. m. v. zout water, kunnen aangetast worden.
Andere voordelen van de inrichting volgens de uitvinding zullen nog uit de verdere beschrijving blijken.
Met het inzicht de kenmerken volgens de uitvinding beter aan te tonen, worden hierna als voorbeelden zonder enig beperkend karakter enkele voorkeurdragende uitvoeringsvormen beschreven met verwijzing naar de bijgaande tekeningen, waarin : figuur 1 schematisch de inrichting volgens de uitvinding weergeeft ; figuur 2 in doorsnede een zieht weergeeft van het gedeelte dat in figuur 1 met F2 is aangeduid ; figuur 3 voor een variante van de inrichting het gedeelte ueergeeft dat in figuur 2 met F3 is aangeduid.
<Desc/Clms Page number 5>
EMI5.1
.
1n wordt schematisch de romp 1 van weergegeven, alsook de hoogst mogelijk en laagst mogelijk voorkomende waterlijnen, respektievelijk 2 en 3. De inrichting volgens de uitvinding bestaat hierbij hoofdzakelijk uit een buis 4 die onderaan via een opening 5 in de romp 1 in het water uitgeeft en bovenaan, uiteraard boven de hoogste waterlijn 2, een ontluchtingsopening 6 vertoont en een onder de laagst voorkomende waterlijn 3 opgesteld meetelement 7 voor het meten van het waterpeil, 8 in de buis 4, waarbij het meetelement 7 afgezonderd staat opgesteld t. o. v. de buis 4 en d. m. v. een kanaal 9 of dergelijke met deze laatste in verbinding staat.
Zoals schematisch is weergegeven in figuur 1 wordt het meetelement 7 in een huis 10 aangebracht, dat d. m. v. het voornoemd kanaal 9 in verbinding staat met de buis 8. Hierdoor ontstaat het voordeel dat het meetelement 7 volledig gevrijwaard wordt van stromingsverschijnselen die bij de beweging van het water in de buis 4 zouden kunnen ontstaan.
Zoals weergegeven in figuur 2 bestaat het huis 10 hoofdzakelijk uit een op een kleine afstand d. m. v. tussenstukken 11 aan de buis 4 bevestigde cilinder 12, die aan beide uiteinden d. m. v. demonteerbare elementen, zoals schroefdoppen 13 en 14 die voorzien zijn van afdichtingsringen 15 en 16, is afgesloten. Het meetelement 7 maakt bij voorkeur
<Desc/Clms Page number 6>
deel uit van een lichaam 17 dat centraal in het huis 10 is gemonteerd en op zijn plaats wordt gehouden door het aanschroeven van de voornoemde elementen 13 en 14, waarbij eventueel gebruik gemaakt wordt van al dan niet elastische opspanstukken 18.
Het gebruik van de demonteerbare elementen 13 en 14 laat een eenvoudige demontage en montage van het lichaam 17 en het meetelement 7 toe, bijvoorbeeld in het geval dat deze laatste dienen gereinigd of hersteld te worden.
Zoals nog weergegeven in figuur 2 bevindt het voornoemd kanaal
9 zieh horizontaal en mondt precies bovenaan in het huis 10 uit, zodanig dat luchtinsluitsels in het huis 10 praktisch onmogelijk zijn. Niettegenstaande kan eventueel, tevens bovenaan in de door het huis 10 omsloten ruimfe 19 een afdichtbare ontluchtingsopening 20 worden aangebracht. Bij het in gebruik stellen van de inrichting, of m. a. w. bij het laten vollopen van de buis 4 en het huis 10 met water kan d. m. v. de ontluchtingsopening 20 de lucht uit het huis 10 gelaten worden.
Daar de inrichting moet bestand zijn tegen de inwerking van zout water, dat in sommige gevallen tevens vervuild is, zal het huis 10 bij voorkeur uit korrosiebestendig materiaal worden uitgevoerd, bijvoorbeeld in brons.
<Desc/Clms Page number 7>
Zoals weergegeven in figuur l wordt tussen het onderste uiteinde 21 van de buis 4 en de opening 5 een ventiel of zeeafsluiter 22 gemonteerd, waarmee de buis 4 onderaan kan worden afgesloten. De zeeafsluiter 22 bevindt zieh onmiddellijk nabij de inlaatopening 5. De inlaatopening 5 kan zowel in de kielplaat 23, zoals is aangeduid in volle lijn, als onderaan in de zijwand 24, zoals is aangeduid in streeplijn en met referentie 5A, gesitueerd zijn.
Bij voorkeur zijn het huis 10 en het ernaast gelegen gedeelte 25 van de buis 4 als een demonteerbaar geheel uitgevoerd, waarbij het betreffende gedeelte 25 van de buis 4 aan beide uiteinden koppelingsmiddelen vertoont, die bijvoorbeeld respektievelijk bestaan uit schroefdraad 26 voor de bevestiging van het overige gedeelte van de buis 4 en een flens 27 die de montage op een standaardflens van een zeeafsluiter 22 toelaat.
Het is duidelijk dat onafhankelijk van de uitvinding verschillende soorten meetelementen 7 in aanmerking komen. Bij voorkeur wordt een drukgevoelig meetelement 7 aangewend, hetwelke zieh in het lichaam 17 bevindt en d. m. v. een opening 28 aan de waterdruk in het huis 10 wordt blootgesteld. Het meetelement 7 kan bijvoorbeeld bestaan uit een rekstrookje, een drukgevoelige elektrische of elektronische komponent of dergelijke, die via een aansluitdoos 29 elektrisch gekoppeld
<Desc/Clms Page number 8>
is met signaalverwerkings-en indikatieapparatuur 30. De elektrische aansluiting van het drukgevoelig meetelement 7 wordt bij voorkeur d. m. v. een met polyurethaan beklede kabel
31 tot buiten het huis 10 gevoerd. Deze kabel 31 passeert door de schroefdop 14, waarbij de nodige afdichtingsmiddelen 32 zijn voorzien.
Op de apparatuur 30 kunnen uiteraard verschillende inrichtingen volgens de uitvinding worden aangesloten die respektievelijk de diepgangen weergeven op verschillende plaatsen van het vaartuig. De weergave van de diepgang gebeurt bij voorkeur d. m. v. digitale elementen 33. De apparatuur 30 bevat op zichzelf bekende elektronische schakelingen om over korte tijdsintervallen een gemiddelde van de diepgang te bepalen, zodanig dat een stabiele uitlezing in meter, decimeter, centimeter en eventueel millimeter mogelijk wordt.
De apparatuur 30 kan uiteraard ook uitgerust worden met een elektronisch circuit en een meetelement, een en ander zodanig dat bij de diepgangsmeting automatisch korrekties worden uitgevoerd in funktie van de dichtheid of het zoutgehalte van het water dat zieh in de buis 4 en/of rond het vaartuig bevindt.
In een bijzondere uitvoeringsvorm van de uitvinding wordt tussen de buis 4 en het meetelement 7 een membraan 34
<Desc/Clms Page number 9>
geplaatst, bij voorkeur in het kanaal 9, zoals weergegeven in figuur 3. Hierdoor wordt de vervuiling van het huis 10 en het meetelement 7, waardoor foutieve metingen zouden kunnen optreden, onmogelijk gemaakt. De waterdruk van de waterkolom wordt uiteraard door het membraan 34 overgedragen.
Bij voorkeur wordt de ruimte 19 achter het membraan 34 met een zuivere, niet-korrosieve vloeistof gevuld, zodanig dat het meetelement 7 niet kan worden. aangetast. Deze vloeistof kan bijvoorbeeld bestaan uit zuiver water of vloeibare glycerine.
Tenslotte wordt nog opgemerkt dat de doorstroomopening van het voornoemd kanaal 9 bij voorkeur merkelijk kleiner wordt gekozen dan de doorstroomopening van de buis 4.
Bij een stilliggend schip kunnen met de inrichting volgens de uitvinding meetwaarden voor de diepgang geleverd worden met een nauwkeurigheid van 0, 1 % op de volledige diepgangsschaal.
De huidige uitvinding is geenszins beperkt tot de als voorbeelden beschreven en in de figuren weergegeven uitvoeringsvormen, doch dergelijke inrichting voor het meten van de diepgang van vaartuigen kan in allerlei vormen en afmetingen worden uitgevoerd zonder buiten het kader der uitvinding te treden.