NL9500643A - Zaaiinrichting. - Google Patents

Description

Zaaiinrichtina

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een zaaiinrichting, omvattende een zaaigoedhouder, die is voorzien van meerdere scheidingsplaten voor het verdelen van de houder in een aantal ruimten, en een borstel die in elke ruimte is aangebracht, een cellenplaat die heen en weer beweegbaar in de bodem van de zaaigoedhouder is gemonteerd en die is voorzien van meerdere cellen die in een rij zijn gerangschikt aan één zijde van de borstel in elk van de ruimten, een opneemplaat die vast onder de cellenplaat is gemonteerd en waarin een aantal openingen is aangebracht, dat correspondeert met dat van de cellen, en middelen voor het heen en weer bewegen van de cellenplaat.

Een dergelijke zaaiinrichting is uit de eigen praktijk van Aanvraagster bekend. Deze inrichting heeft het nadeel, dat bij het werken met de zaaiinrichting niet altijd alle cellen van de cellenplaat met een zaadkorrel worden gevuld. Daardoor ontstaan bij het zaaien lege plekken in een rij, waar later geen gewas zal groeien.

De uitvinding heeft ten doel, dit bezwaar van de bekende zaainrichting op te heffen.

Dit doel wordt bereikt, doordat volgens de uitvinding de middelen voor het heen en weer bewegen van de cellenplaat omvatten een draaibare nokkenschijf, een rol die is aangebracht aan een eindgedeelte van de cellenplaat en die tegen de draaibare nokkenschijf kan worden aangedrukt, en een motor voor het aandrijven van de draaibare nokkenschijf, welke nokkenschijf zodanig is geconstrueerd, dat elke rij cellen heen en weer wordt bewogen over de borstel.

Bij de zaainrichting volgens de uitvinding wordt de cellenplaat zodoende verscheidene keren heen en weer bewogen, zodat de borstels met zekerheid alle cellen in de cellenplaat met een zaadkorrel vullen.

Bij een voorkeursuitvoeringsvorm van de zaain-richting volgens de uitvinding heeft de nokkenschijf lage nokken en een hoge nok, waarbij elk van de lage nokken zodanig is geconstrueerd, dat elke rij cellen heen en weer wordt bewogen ten opzichte van de borstel, zodat bij één omwenteling van de nokkenschijf een zaadkorrel in elke cel wordt opgenomen.

De toepassing van de lage nokken en van de hoge nok op een nokkenschijf vormt een robuuste en tegelijkertijd zeer bedrijfszekere uitvoeringsvorm van de zaaiin-richting volgeps de uitvinding, waarbij de lage nokken zorgen dat bij elke omwenteling van de nokkenschijf alle cellen in de cellenplaat gegarandeerd met een zaadkorrel worden gevuld, terwijl met de hoge nok de cellenplaat kan worden verplaatst over een langere slag dan de slag die de lage nokken aan de cellenplaat geven, om de cellen te doen samenvallen met de openingen in de opneemplaat.

De uitvinding zal aan de hand van de tekening met een uitvoeringsvoorbeeld nader worden toegelicht.

Fig. 1 is en perspectivisch aanzicht van de zaaieenheid van de zaainrichting volgens de uitvinding, en fig. 2 is een perspectivisch aanzicht van de gehele zaaiinrichting in de bedrijfstoestand.

Bij een voorkeursuitvoeringsvorm van de zaaiinrichting volgens de uitvinding is in een frame 15 een zaaieenheid A aangebracht. Een zaaigoedhouder 1 is in het frame 15 gemonteerd, waarbij in de houder een aantal scheidingsplaten 2 en borstels 2a verticaal is opgesteld, terwijl elke borstel 2a tussen naast elkaar staande scheidingsplaten 2 telkens evenwijdig aan een scheidingsplaat 2 is aangebracht. In de zaaigoedhouder zijn in elke ruimte tussen de platen 2 gecoate zaden 11 ondergebracht. Een cellenplaat 4 is aangebracht in de bodem van de zaaigoedhouder 1 en wel zo, dat de cellenplaat heen en weer verplaatsbaar is. Een aantal cellen 4a is in de cellenplaat in elke ruimte gevormd evenwijdig aan de borstels 2a en wel aan één zijde daarvan. De voorwaartse verplaatsings-slag van de cellenplaat 4 wordt bewerkstelligd door de aandrijfkracht van een draaibare nokkenschijf 7, die wordt aangedreven met een electromotor 8. Een rol 6, die aan één einde van de cellenplaat 4 is aangebracht, wordt door een terugstelveer 9 met veerkracht tegen de nokkenschijf 7 aangedrukt. De ronde nokkenschijf 7 is voorzien van drie lage nokken 7a die een onderling gelijke hoogte hebben, en van een hoge nok 7b met een grotere hoogte dan die van de nokken 7a. Tijdens één omwenteling van de nokkenschijf 7 wordt de cellenplaat 4 driemaal heen en weer verplaatst, zodat elke rij van de cellen 4a over de corresponderende borstel 2a heen en weer kan worden bewogen. Onder de cellenplaat is een opneemplaat 3 vast aangebracht. In de opneemplaat is een aantal openingen 3a gevormd, zodat elke opening 3a kan samenvallen met een overeenkomstige cel 4a, wanneer de cellenplaat 4 door middel van de hoge nok 7b wordt verplaatst.

Wanneer de cellenplaat 4 zich in een wachtstand bevindt, bevat elke cel 4a een zaadkorrel. Wanneer de cellenplaat 4 door middel van de hoge nok 7b wordt verplaatst, valt elke zaadkorrel door de cel 4a en de opening 3a door middel van een buis 12 van vinyl op een sluiter-plaat 27. De sluiterplaat 27 bestaat uit een heen en weer gaande plaat 27a en een opneemplaat 27b en heeft dezelfde constructie als de cellenplaat 4 en de opneemplaat 3. Zodoende kan slechts één enkele zaadkorrel uit elk van de cellen 4a vallen bij elke omwenteling van de nokkenschijf 7. Eén microschakelaar 10 is aangebracht voor het tellen van het aantal omwentelingen van de nokkenschijf 7 en zij wordt bediend door de hoge nok 7b.

Het aantal gevallen zaadkorrels neemt toe met het toenemen van het aantal omwentelingen van de nokkenschijf 7 en het aantal uitgezaaide zaadkorrels kan worden gevolgd door de input van de microschakelaar 10 te tellen.

De werking van de zaainrichting zal nu worden beschreven.

De zaaj.inrichting is gekoppeld aan een zaairobot 26 en loopt op wielen 22 door bediening van een bedieningspaneel 25. Wanneer een optische sensor 24 een lijst van een zaailingbak detecteert, wordt de verplaatsing vooruit van de inrichting onmiddellijk stilgezet. De zaaieenheid A wordt op de lijst van de zaailingbak naar beneden gelaten door middel van een lier 17, die wordt aangedreven door een electromotor 18.

De cellenplaat 4 wordt heen en weer bewogen door middel van de nokkenschijf 7, zodat de gecoate zaden door telkens één van de buizen 12 van vinyl één voor één op de sluiterplaat 27 vallen. De heen en weer gaande plaat 27a van de sluiterplaat 27 wordt heen en weer bewogen door middel van een paar draadspoelen 28. Zodoende valt elke zaadkorrel op de grond in de zaailingbak. Aangezien elke zaadkorrel door de sluiterplaat wordt opgevangen, wordt voorkomen d^t de zaadkorrel over de grond in de zaailingbak wordt gestrooid. De zaaieenheid A wordt met een kabel 19 van de lier opgetrokken. Het optrekken wordt stilgezet wanneer een sensor 21 voor de hoge stand in werking komt. De zaaieenheid A wordt naar de volgende zaailingbak verplaatst door middel van de robot 26. Het inzaaien van een rij wordt voltooid door herhalen van de hierboven genoemde werkwijzestappen. De robot 26 wordt automatisch achteruit verplaatst, wanneer de robot het uiteinde van de rij zaailingbakken detecteert en de robot wordt teruggebracht naar zijn uitgangspositie.

De zaaiinrichting heeft een lengte van 705 mm, een breedte van 460 mm en een hoogte van 820 mm; voorts is zijn brutomassa 20 kg. De zaaieenheid A heeft een lengte van 610 mui, een breedte van 330 mm en een hoogte van 660 mm; voorts is zijn totale massa 6 kg. De volgende gegevens werden verkregen door 5 mm te gebruiken als de openingdia-meter van de cellen 4a:

Soorten gecoate zaden respectievelijke gemiddelde beschikbaar voor uitzaaien korrelaroottes broccoli A 3,5 ± 0,12 mm broccoli B 3,3 ± 0,10 mm bloemkool 3,3 ± 4,42 mm sla C4,3 ± 0,17 mm in lengte v (j3,2 ± 0,09 mm in breedte

Verder wordt bij wijze van voorbeeld voor de gecoate zaden van broccoli het bedrijfsrendement en de nauwkeurigheid in tabel A aangegeven.

Tabel A

Bedrii fsrendement

nauwkeurigheid van het inzaaien - zaai-inrichting-(72 openipgen) 0 korrels l* (1,4%) 1 korrel 70,5* (97,9%) 2 korrels o,5* (0,7%) * elk van de numerieke gegevens stelt voor de gemiddelde waarde van 5 zaailingbakken uit het voorafgaande zal duidelijk zijn, dat het bedrijfsrendement van de zaainrichting viermaal zo groot is als dat van het inzaaien met de hand en dat de fouten bij het zaaien, die inherent zijn aan de werking van de inrichting, uiterst gering zijn. Voorts bevindt zich wat betreft de ingezaaide posities in de zaailingpositie, 94,0% van de zaailingen binnen een straal van 0,5 mm vanuit het hart van de opening van de cel 4a, 5,3% binnen een straal van 0,5 mm-1,0 cm uit het hart en 0,7% binnen een straal van 1,0 cm. Deze percentages tonen een hogere nauwkeurigheid aan dan van een inrichting zonder een sluitplaat, waarbij de percentages respectievelijk 42,8%, 41,0% en 16,2% zijn.

Hoewel de beschrijving is gegeven van de op dit moment als voorkeur geldende uitvoeringsvorm van de inrichting, zal duidelijk zijn, dat de beschrijving dient ter toelichting en dat verschillende wijzigingen en modificaties kunnen worden aangebracht, zonder buiten de strekking van de uitvinding te gaan.

Claims (5)

1. Zaaiinrichting, omvattende een zaaigoedhou-der, die is voorzien van meerdere scheidingsplaten voor het verdelen van de houder in een aantal ruimten, en een borstel die in elke ruimte is aangebracht, een cellenplaat die heen en weer beweegbaar in de bodem van de zaaigoed-houder is gemonteerd en die is voorzien van meerdere cellen die in een rij zijn gerangschikt aan één zijde van de borstel in elk van de ruimten, een opneemplaat die vast onder de cellenplaat is gemonteerd en waarin een aantal openingen is aangebracht, dat correspondeert met dat van de cellen, en middelen voor het heen en weer bewegen van de cellenplaat, met het kenmerk, dat de middelen voor het heen en weer bewegen van de cellenplaat omvatten een draaibare nokkenschijf (7), een rol (6) die aan een eindgedeelte van de cellenplaat is aangebracht en die tegen de draaibare nokkenschijf kan worden aangedrukt, en een motor (8) voor het aandrijven van de draaibare nokkenschijf, welke nokkenschijf zodanig is geconstrueerd, dat elke rij cellen over de borstel heen en weer kan wordeh bewogen.

2. Zaaiinrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de nokkenschijf (7) lage nokken (7a) en een hoge nok (7b) heeft, waarbij elk van de lage nokken (7a) zodanig is gevormd, dat elke rij cellen heen en weer kan worden bewogen over de borstel, zodat bij één omwenteling van de nokkenschijf een zaadkorrel in elke cel kan worden opgenomen.

3. Zaaiinrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat in elke ruimte van de zaaigoedhouder (1) het zaaigoed zich aan de naar de nokkenschijf (7) toegekeerde zijde van de borstel (2a) bevindt.

4. Zaaiinrichting volgens één van de voorgaande conclusies, net het kenmerk, dat de borstel (2a) in elke ruimte evenwijdig aan de scheidingsplaat (2) is aangebracht.

5. Zaaiinrichting, omvattende een zaaigoedhou-der, die is voorzien van meerdere scheidingsplaten voor het verdelen van de houder in een aantal ruimten, en van een borstel die in elke ruimte is aangebracht, een cellenplaat die heen en weer beweegbaar in de bodem van de zaaigoedhouder is gemonteerd en die is voorzien van meer- \ dere cellen, die in een rij zijn gerangschikt aan één zijde van de borstel in elk van de ruimten, een opneem-plaat die vast onder de cellenplaat is gemonteerd en waarin een aantal openingen is aangebracht, dat correspondeert met dat van de cellen, en middelen voor het heen en weer bewegen van de cellenplaat, mét het kenmerk, dat de borstel (2a) in elke ruimte evenwijdig aan de scheidingsplaat (2) is aangebracht, dat in elke ruimte van de zaaigoedhouder (1) het zaaigoed zich aan de naar de nokkenschijf (7) toegekeerde zijde van de borstel (2a) bevindt, dat de middelen voor het heen en weer bewegen van de cellenplaat (4) bestaan uit een draaibare nokkenschijf (7), uit een rol (6) die is aangebracht aan een eindgedeelte van de cellenplaat (4) en die in ingrijping is met de draaibare nokkenschijf (7) en uit een motor (8) voor het aandrijven van de draaibare nokkenschijf (7), welke nokkenschijf is voorzien van relatief lage nokken (7a) en van een relatief hoge nok (7b), waarbij elk van de lage nokken (7a) zodanig is gevormd, dat elke rij cellen (4a) heen en weer wordt bewogen over de borstel, zodat bij één omwenteling van de nokkenschijf een zaadkorrel in elke cel wordt opgenomen, en dat meerdere pijpen zijn aangesloten op de onderzijde van de opneemplaat (27b), waarbij elke pijp is verbonden met een bijbehorende opening (3a).