NL9500496A - Inrichting voor het met de punt naar één zijde richten van eieren op een tweede transporteur. - Google Patents

Description

Titel: Inrichting voor het met de punt naar één zijde richten van eieren op een tweede transporteur.

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het overdragen van eieren van een eerste rollentransporteur naar een tweede transporteur, waarbij tijdens de overdracht een richthandeling plaatsvindt zodat de eieren op de tweede transporteur alle met de punt naar één kant zijn gericht, waarbij de rollen van de eerste rollentransporteur in hoofdzaak diabolovormig zijn en een rolmiddendeel omvatten dat in hoofdzaak cilindrisch is, waarbij de inrichting voorricht-middelen omvat voor het in een voorgerichte positie brengen van de eieren op de eerste rollentransporteur.

Een dergelijke inrichting is bekend uit NL-A-0,132,757 of bijvoorbeeld EP-A-0,512,585. Het belangrijkste bezwaar van de bekende inrichtingen wordt gevormd door de relatief beperkte verwerkingscapaciteit daarvan. De bekende inrichtingen hebben een verwerkingscapaciteit van circa 6500 eieren per uur per transporttraject. Deze capaciteit wordt onder andere beperkt doordat tijdens de overdracht van de eerste rollentransporteur naar de tweede transporteur de eieren een valbeweging doorlopen die eindigt op een rol van de tweede transporteur die in beide gevallen eveneens is uitgevoerd als een rollentransporteur. Aangezien deze valbeweging niet ongecontroleerd mag plaatsvinden - dit zou immers leiden tot breuk van het ei aan het einde van de valbeweging - wordt de valbeweging geremd. Dit leidt tot een vertraging van de verwerkingssnelheid en daarmee tot de genoemde relatief lage verwerkingscapaciteit.

Een ander bezwaar van de bekende inrichtingen is dat de eerste transporteur en de tweede transporteur zich op een verschillend niveau bevinden aangezien tussen deze beide transporteurs het ei een valbeweging moet doorlopen. Derhalve is de inbouwruimte, in het bijzonder de inbouwhoogte, die nodig is voor de bekende inrichting groter dan in sommige gevallen gewenst is.

Nog een bezwaar van de bekende inrichtingen is dat tijdens het overdragen van de eerste rollentransporteur naar de tweede transporteur het uitvoeren van extra bewerkingen aan de eieren, zoals bijvoorbeeld wegen of bloeddetectie niet mogelijk is. Bovendien is het niet mogelijk aan de hand van een of ander selectiecriterium, zoals bijvoorbeeld gewicht, eieren tijdens de overdracht van de eerste rollentransporteur naar de tweede transporteur uit het transporttraject af te voeren.

De uitvinding beoogt een inrichting zonder de hierboven beschreven bezwaren met een extreem hoge capaciteit.

De inrichting van het in de aanhef genoemde type wordt hiertoe volgens de uitvinding gekenmerkt doordat deze is voorzien van een overdrachttransporteur die is voorzien van grijpers die elk zijn ingericht voor het opnemen van een ei vanuit de voorgerichte positie, waarbij de grijpers zijn ingericht voor het in een uitgerichte positie brengen van de eieren en voor het vanaf de uitgerichte positie overdragen van de eieren aan de tweede transporteur.

Met een aldus uitgevoerde inrichting voor het overdragen en richten van eieren wordt bewerkstelligd dat na de voorrichtbewerking de verdere uitrichtbewerkingen op positieve wijze worden uitgevoerd door de grijpers. Doordat deze verdere uitrichtbewerkingen op positieve wijze plaatsvinden kan dit met hoge snelheid geschieden, hetgeen een gunstige invloed heeft op de verwerkingscapaciteit van de inrichting. Met de inrichting volgens de uitvinding kan zonder problemen een capaciteit van 17.000 per uur per transporttraject worden behaald. De verwerkingscapaciteit is derhalve circa tweeëneenhalf keer zo groot als de verwerkingscapaciteit van de bekende inrichtingen.

Doordat de overdrachthandeling geheel op positieve wijze plaatsvindt en het ei nergens een ongecontroleerde beweging doorloopt, zoals bijvoorbeeld een valbeweging, is de kans dat bij de overdracht en de richthandeling breuk optreedt tot het minimum beperkt.

Nadere uitwerkingen van de uitvinding zijn beschreven in de volgconclusies en zullen aan de hand van een tweetal uitvoeringsvoorbeelden, onder verwijzing naar de tekening, verder worden verduidelijkt.

Figuur 1 toont een zij-aanzicht van een eerste uitvoer ings voorbeeld; figuur 2 toont een bovenaanzicht van het in figuur 1 weergegeven uitvoeringsvoorbeeld onder weglating van de overdracht transporteur; figuur 3 toont een gedeeltelijk zij-aanzicht van een uitvoeringsvoorbeeld met richtpennen; figuur 4 toont een gedeeltelijk bovenaanzicht van het in figuur 3 weergegeven uitvoeringsvoorbeeld; figuur 5 toont een bovenaanzicht van een oplicht-element van het keerwiel van de eerste rollentransporteur; figuur 6 toont een lijn VI-VI uit figuur 5; figuur 7 toont een zij-aanzicht van het oplichtelement gezien in de richting van de pijl VII uit figuur 5; figuur 8 toont een zij-aanzicht van een tweede uitvoeringsvoorbeeld; en figuur 9 toont een uitslag van de omtrek van de over-drachttransporteur.

Alle weergegeven uitvoeringsvoorbeelden betreffen inrichtingen voor het overdragen van eieren van een eerste rollentransporteur 1 naar een tweede transporteur 2, waarbij tijdens de overdracht een richthandeling plaatsvindt, zodat de eieren op de tweede transporteur 2 alle met de punt naar één kant zijn gericht. De rollen 3 van de eerste rollentransporteur 1 zijn in hoofdzaak diabolovormig en omvatten een rolmiddendeel 3a dat in hoofdzaak cilindrisch is. De rollen 3 van de eerste rollentransporteur 1 roteren tijdens hun voortbeweging. Aangezien een ei dat is gelegen tussen twee roterende cilindrische rollen 3 zich in de richting van de punt van het ei zal verplaatsen ten opzichte van de rollen 3, zullen de eieren op de eerste rollentransporteur 1, door aanwezigheid van het in hoofdzaak cilindrische rolmiddendeel 3a, met de punt naar de buitenzijde van de rollen- transporteur 1 verschuiven. Dit verschijnsel is duidelijk wggrgegeven in de figuren 2 en 4. De positie van het zwaarte— punt Z van het ei ten opzichte van het vlak V dat de diabolo-rollen 3 loodrecht door het midden snijdt is afhankelijk van de stand van het ei, in het bijzonder de kant waarnaar de punt van het ei is gericht. De inrichting is verder voorzien van voorrichtmiddelen 4, die zijn ingericht voor het in een voorgerichte positie A brengen van de eieren op de eerste rollen— transporteur 1.

Alle in de figuren weergegeven uitvoeringsvoorbeelden worden gekenmerkt doordat deze zijn voorzien van een over— drachttransporteur 5 die is voorzien van grijpers 6 die elk zijn ingericht voor het opnemen van een ei vanuit de voorgerichte positie A. De grijpers 6 zijn daarbij ingericht voor het in een uitgerichte positie C brengen van de eieren en voor het vanaf de uitgerichte positie C overdragen van de eieren aan de tweede transporteur 2.

De voorrichtmiddelen 4 zijn in de weergegeven uitvoeringsvoorbeelden uitgevoerd als een keerwiel 4 dat is voorzien van zadelvormige oplichtelementen 4a, die in detail zijn weergegeven in de figuren 5—7. De oplichtelementen 4a zijn ingericht om zich telkens bij het afvoereinde la van de eerste rollentransporteur 1 tussen twee opeenvolgende rollen 3 van de transporteur 1 te bewegen en daarbij tussen de twee opeenvolgende rollen 3 gelegen ei op te lichten. De zadelvormige oplichtelementen 4a zijn zodanig uitgevoerd dat de eieren, wanneer deze door een oplichtelement 4a worden opgelicht, telkens met hetzelfde uiteinde in de transport-richting van de eerste rollentransporteur 1 worden gedraaid en in de voorgerichte positie A worden gebracht. De zadelvormige doorsnede van het oplichtelement 4a, die duidelijk is weergegeven in figuur 7, bewerkstelligt, afhankelijk van de positie van het zwaartepunt Z van het ei ten opzichte van het hoogste punt van het zadelvormige oplichtelement 4a, een draaiing van het ei zodanig dat het dikke einde van het ei in de transportrichting van de eerste transporteur 1 wordt gekeerd.

In sommige gevallen kan het voorkomen dat het oplicht-element 4a het te richten ei niet geheel in de voorgerichte positie A brengt. Teneinde in zulke gevallen het ei alsnog in de voorgerichte positie A te brengen kan de inrichting volgens een nadere uitwerking van de uitvinding, die is weergegeven in de figuren 3 en 4, zijn voorzien van twee richtpennen 7 die nabij het keerwiel 4 aan weerszijden van de eerste rollen-transporteur 1 zijn aangebracht. De richtpennen 7 zijn zodanig uitgevoerd en opgesteld dat eieren, die zich nog niet geheel in de voorgerichte positie A bevinden, door de richtpennen 7 in de voorgerichte positie A worden gebracht.

Bij voorkeur is elke grijper 6 van de overdracht-transporteur 5 voorzien van twee grijperdelen 6a, 6b die tijdens het opnemen van een ei door sluiting van de grijperdelen 6a, 6b het ei vanuit de voorgerichte positie A in een tussenpositie B brengen, in welke tussenpositie B de langsas L van het ei ligt in een vlak V dat de rotatie-assen van de rollen 3 van de eerste rollentransporteur 1 loodrecht doormidden snijdt. Op het moment dat de eieren zich in een grijper 6 bevinden zijn zij alle gelijk gericht en kunnen zij vanuit deze tussenpositie B naar believen in een uitgerichte positie C worden gebracht. Zo kan bijvoorbeeld de uitgerichte positie C 90° ten opzichte van de tussenpositie B zijn verdraaid.

Volgens de uitvinding kunnen de grijpers 6 hiertoe roteerbaar zijn opgesteld over een hoek van ten minste 90°, zodat de eieren vanuit de tussenpositie B in de uitgerichte positie C brengbaar zijn. In de weergegeven uitvoerings-voorbeelden zijn de grijpers 6 verbonden met een eindloze ketting 8 die is geleid rond een stilstaande bus of trommel 9 die is voorzien van een nokbaan 10. Elke grijper 6 is voorzien van een nok 11 die samenwerkt met de nokbaan 10 en met behulp waarvan de rotatieve stand van de grijper 6 bestuurbaar is. Figuur 9 toont een uitslag van de bus of trommel 9 waarbij in één van de nokbanen 10 de grijper 6 in een aantal achtereenvolgende posities is geprojecteerd. De nok 11 is excentrisch verbonden met de rotatie-as 12 van de grijper 6. De rotatie- as 12 van de grijper 6 doorloopt een in uitslag recht traject terwijl de nokbaan 10 aan de nok 11 een gebogen traject oplegt, zodat de rotatieve stand van de grijper 6 gedurende het doorlopen van het traject door de nokbaan 10 wordt gestuurd. De bus of trommel 9 kan cilindervormig zijn uitgevoerd maar kan eveneens zijn uitgevoerd op de wijze zoals weergegeven in figuur 8. Een dergelijke doosvormige trommel 9 met afgeronde hoeken verschaft een iets langer overdracht-transporttraject T tussen de eerste rollentransporteur 1 en de tweede transporteur 2. Dit verschaft de ruimte om in dit traject middelen aan te brengen voor de uitvoering van ten minste één bewerking op een passerend ei, zoals bijvoorbeeld weegmiddelen voor het wegen van een passerend ei, of detectie-middelen voor het detecteren van vuil of bloed. Aldus kan de inrichting niet alleen dienen voor het richten van de eieren met de punt naar één kant, maar tevens voor het bepalen van bepaalde eigenschappen van de passerende eieren.

Een andere mogelijkheid die wordt verschaft wanneer het overdrachttransporttraject T een zekere lengte heeft is dat tussen de eerste rollentransporteur 1 en de tweede transporteur 2 een derde afvoertransporteur is geplaatst, die zich in het algemeen loodrecht op de eerste en de tweede transporteur 1, 2 zal uitstrekken. Aan de afvoertransporteur kunnen bijvoorbeeld eieren worden afgegeven die op basis van een zeker selectiecriterium niet geschikt worden geacht voor verdere verwerking of om andere redenen moeten worden afgevoerd. Zoals duidelijk is weergegeven in de figuren liggen bij alle uitvoeringsvoorbeelden de eerste transporteur 1 en de tweede transporteur 2 in eikaars verlengde, hetgeen een gunstige invloed heeft op de inbouwhoogte die vereist is voor de inrichting.

Het is duidelijk dat de uitvinding niet is beperkt tot de beschreven uitvoeringsvoorbeelden maar dat diverse wijzigingen binnen het raam van de uitvinding mogelijk zijn.

Claims (9)

1. Inrichting voor het overdragen van eieren van een eerste rollentransporteur (1) naar een tweede transporteur (2), waarbij tijdens de overdracht een richthandeling plaatsvindt zodat de eieren op de tweede transporteur (2) alle met de punt naar één kant zijn gericht, waarbij de rollen (3) van de eerste rollentransporteur in hoofdzaak diabolovormig zijn en een rolmiddendeel (3a) omvatten dat in hoofdzaak cilindrisch is, waarbij de inrichting voorrichtmiddelen (4) omvat voor het in een voorgerichte positie (A) brengen van de eieren op de eerste rollentransporteur (1), met het kenmerk, dat de inrichting is voorzien van een overdrachttransporteur (5) die is voorzien van grijpers (6) die elk zijn ingericht voor het opnemen van een ei vanuit de voorgerichte positie (A) , waarbij de grijpers (6) zijn ingericht voor het in een uitgerichte positie (C) brengen van de eieren en voor het vanaf de uitgerichte positie (C) overdragen van de eieren aan de tweede transporteur (2).

2. Inrichting volgens conclusie 1, gekenmerkt doordat de voorrichtmiddelen (4) zijn uitgevoerd als een keerwiel (4) dat is voorzien van zadelvormige oplichtelementen (4a) die zijn ingericht om zich elk telkens bij het afvoereinde van de eerste rollentransporteur (1) tussen twee opeenvolgende rollen (3) van de transporteur (1) te bewegen en daarbij een tussen de twee opeenvolgende rollen (3) gelegen ei op te lichten, waarbij de zadelvormige oplichtelementen (4a) zodanig zijn uitgevoerd dat de eieren, wanneer deze door een oplichtelement (4a) worden opgelicht, telkens met hetzelfde uiteinde in de transportrichting van de eerste rollentransporteur (1) worden gedraaid en in de voorgerichte positie (A) worden gebracht.

3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat aan weerszijden van de eerste rollentransporteur (1), nabij het keerwiel (4) een richtpen (7) is voorzien, welke richtpennen (7) zodanig zijn uitgevoerd en opgesteld dat eieren die zich nog niet geheel in de voorgerichte positie (A) bevinden door de richtpennen (7) in de voorgerichte positie (A) worden gebracht.

4. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat elke grijper (6) is voorzien van twee grijperdelen (6a, 6b), die tijdens het opnemen van een ei door sluiting van de grijperdelen (6a, 6b) het ei vanuit de voorgerichte positie (A) in een tussenpositie (B) brengen, in welke tussenpositie (B) de langsas (L) van het ei ligt in een vlak (V) dat de rotatie-assen van de rollen (3) van de eerste transporteur (1) loodrecht doormidden snijdt.

5. Inrichting volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat de grijpers (6) ten minste over 90° roteerbaar zijn opgesteld, zodat de eieren vanuit de tussenpositie (B) in de uitgerichte positie (C) brengbaar zijn.

6. Inrichting volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat de grijpers (6) zijn verbonden met een eindloze ketting (8) die is geleid rond een stilstaande bus of trommel (9) die is voorzien van een nokbaan (10), waarbij elke grijper (6) is voorzien van een nok (11) die samenwerkt met de nokbaan (10) en met behulp waarvan de rotatieve stand van de grijper (6) bestuurbaar is.

7. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de eerste transporteur (1) en de tweede transporteur (2) in eikaars verlengde liggen.

8. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat in het overdrachttransporttraject (T) tussen de eerste rollentransporteur (1) en de tweede transporteur (2) middelen aanwezig zijn voor het uitvoeren van ten minste één bewerking op een passerend ei, zoals bijvoorbeeld weegmiddelen voor het wegen, detectiemiddelen voor het detecteren van vuil of bloed.

9. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat op het overdrachttransporttraject (T) tussen de eerste rollentransporteur (1) en de tweede transporteur (2) een derde afvoertransporteur aansluit waarop eieren aan de hand van een zeker selectiecriterium kunnen worden afgegeven.