NL9100786A

NL9100786A - Eirichtinrichting.

Info

Publication number: NL9100786A
Application number: NL9100786A
Authority: NL
Original assignee: Food Processing Systems
Priority date: 1991-05-07
Filing date: 1991-05-07
Publication date: 1992-12-01
Also published as: JPH058851A; EP0512585A1; EP0512585B1; US5176243A; DE69204205D1

Description

Titel: Eirichtinrichting.

De uitvinding heeft betrekking op een eirichtinrichting, waarbij de punten van de eieren in een voorafbepaalde positie worden gericht, aan welke inrichting de eieren worden aangevoerd op roterende rollen van een rollentransporteur, welke is voorzien van omkeerwielen, ter plaatse van één waarvan middelen zijn aangebracht voor het kunnen oplichten van één van de beide eidragende rollen.

Een dergelijke inrichting is onder andere bekend uit de Amerikaanse octrooischriften 3.370.692 en 4.750.316. Deze octrooischriften tonen een transporteur waarbij ter plaatse van het ene einde van de,transporteur een molen is opgesteld waarvan de wieken telkens kunnen samenwerken met een daar tegenover opgesteld verend element, zodanig dat de voorwerpen in casu eieren door de molenwieken een voor een worden doorgelaten, daarbij langs het tegenover gelegen verende element glijden en vervolgens in een op zichzelf welbekend opvangbakje of dergelijke vallen via welke de eieren verder worden getransporteerd naar een daaronder opgesteld opvangelement.

Een nadeel van de bekende inrichtingen bestaat daaruit dat voor het juist positioneren van de eieren de hartafstand tussen de naast elkaar gelegen rijen aanzienlijk moet zijn, rekening houdend met de langste te verwerken voorwerpen i.c. eieren. Bovendien wordt een juist positioneren niet steeds gewaarborgd, omdat het ei zelf zijn weg moet zoeken.

De uitvinding beoogt deze nadelen op te heffen.

Hiertoe vertoont de inrichting van de in de aanhef genoemde soort het kenmerk, dat ter plaatse van één der omkeer-wielen middelen zijn aangebracht bestaande uit sneller dan de transporteur beweegbare aanduwelementen, welke zich ongeveer ter hoogte van het omkeerwiel van de transporteur bevinden.

Genoemde aanduwelementen kunnen daarbij deel uit maken van de "wieken" van een molen, waarvan de omtreksnelheid groter is dan de omtreksnelheid van het bovenpart van de rollentransporteur.

In verdere uitwerking van de uitvinding kunnen de bij het bovenpart van de transporteur in langsrichting gerichte eieren worden overgedragen aan lepelvormige elementen, die de bewegingsrichting van de produkten in nagenoeg vertikale richting omzetten.

Genoemde lepelvormige elementen kunnen daarbij deel uit maken van de wieken van een molen, die de voorwerpen aan een volgend, nagenoeg vertikaal beweegbare transporteur overdragen .

De rotatieas van de molen kan daarbij samen vallen met het hart van een der bovenste omkeerwielen van het vertikale transportorgaan.

Volgens een andere uitvoeringsvorm van de uitvinding kunnen de bij het bovenpart in langsrichting gerichte eieren via een glijgoot worden overgedragen aan een tweede rollen-transporteur, waarvan de hartlijn in de bewegingsrichting zijdelings verschoven ligt ten opzichte van de hartlijn van de aanvoerrollenbaan, waardoor de eieren buiten de hartlijn op een der oplopende zijwanden worden opgevangen en eenzijdig worden gekanteld naar de horizontale stand. Voor een gecontroleerde geleiding van de eieren langs de glijgoot kan daarbij een molen bij de overgang zijn gemonteerd van welke molen de wieken de eieren in de glijgoot ondersteunen.

Ter verduidelijking van de uitvinding zullen thans, onder verwijzing naar de tekening, enkele uitvoeringsvoorbeelden van de eirichtinrichting worden beschreven. In de tekening toont:

Fig. 1 een schematische langsdoorsnede van een deel van een richtinrichting volgens de uitvinding;

Fig. 2 een bovenaanzicht van de inrichting volgens fig. 1;

Fig. 3 een doorsnede volgens de lijn III-III in fig. 1;

Fig. 4A een deel van een zijaanzicht overeenkomstig fig. 1 tijdens het richten van een ei;

Fig. 4B een aanzicht overeenkomstig fig. 4A op een ander tijdstip tijdens het richten; en

Fig. 5 een aanzicht overeenkomstig fig. 2 van een andere uitvoeringsvorm van de eirichtinrichting.

Volgens de tekening is een eirichtinrichting, bestemd voor het transporteren en richten van eieren, voorzien van een transporteur 2 uitgerust met rollen 3 die op bekende wijze een concave vorm hebben zodanig dat de diameter van het midden naar de buitenzijde daarvan toeneemt. De transporteur 2 wordt geleid over omloopwielen 30, waarvan er in dit geval één is weergegeven. Op de assen voor de rollen 3 zijn voorts telkens met rondsels uitgeruste gedeelten aangebracht, die kunnen samenwerken met rondsels opgesteld ter plaatse van de bovenzijde van de transporteur 2: op deze wijze wordt een voortdurende rotatie van de rollen gewaarborgd.

Ter plaatse van het weergegeven omloopwiel 30 is op de as 32 daarvan een "ster" 33 gemonteerd. Ter plaatse van het vrije einde van elke arm van de ster bevindt zich telkens een hef-element 31 met behulp waarvan elk, via de rollen aangevoerd voorwerp in casu ei, kan worden opgetild en vrijgemaakt van de in dit geval voorliggende rol 3.

Boven de transporteur bevindt zich een molen 4 waarvan de wieken 5 met uiteinden of aanduwelementen 6 sneller bewegen dan de bewegingssnelheid van de transporteur 2. In de weergegeven tekening is de molen voorzien van een tweetal zich naar weerszijden uitstrekkende wieken 5 die elk zijn uitgerust met uiteinden 6. Zoals uit de tekening (zie in het bijzonder fig. 2) blijkt, zijn de wieken van de molen 4 zodanig opgesteld, dat bij rotatie daarvan de punt van een niet juist gelegen ei in de juiste richting zal worden geduwd met de langshartlijn in de transportrichting. Met andere woorden elk ei zal met zijn langshartlijn in de richting van de trans-porteur-bewegingsrichting komen te liggen en wel met de punt in de transportrichting. Op deze wijze is dus gewaarborgd dat elk ei juist voor het overnemen in een vooraf bepaalde positie komt te liggen.

Bovendien is de inrichting zodanig dat hiermee zowel grote als kleine eieren kunnen worden verwerkt, zoals ook duidelijk blijkt uit fig. 3, 4A en 4B.

Aansluitend aan de transporteur 2 kan in de stroomafwaartse richting daarvan een molen zijn opgesteld uitgerust met wieken 7 en een "molenas" 8.

De molenas 8 kan eveneens dienen als as voor een niet nader aangeduid omkeerwiel van een transportketting 9, waarvan de details zullen worden beschreven in een volgende octrooiaanvrage (VO 4106) en welke transportketting dient voor het verder transporteren van de voorwerpen in casu eieren naar een volgend bewerkingsstation.

De in fig. 5 weergegeven uitvoeringsvorm toont een constructie waarvan het rechter gedeelte in wezen volledig overeenstemt met die van de constructie beschreven aan de hand van de figuren 1-4 en zal daarom hier niet verder worden beschreven. Het linker gedeelte van de inrichting volgens fig. 5 bestaat echter niet uit een vertikale transporteur zoals bij de inrichting volgens fig. 1-4, doch uit een tweede, eveneens in hoofdzaak horizontale transporteur waarop de eieren gericht, d.w.z. met de langshartlijn dwars op de trans-portrichting en de punt alle naar één zijde gericht, zijn opgesteld. Om de eieren centrisch op de met 34 aangeduide rollen te positioneren en de positie daarvan te waarborgen, is elke rol 34 voorzien van een tweetal kleine ringvormige verhogingen 37 respectievelijk 38.

Daar de aandrijving van de rollen en de diverse kettingen op op zichzelf bekende wijze plaatsvindt, zijn deze aandrijvingen duidelijkheidshalve weggelaten.

Claims

1. Eirichtinrichting, waarbij de punten van de eieren in een voorafbepaalde positie worden gericht, aan welke inrichting de eieren worden aangevoerd op roterende rollen van een rollen-transporteur, welke is voorzien van omkeerwielen, ter plaatse van één waarvan middelen zijn aangebracht voor het kunnen oplichten van één van de beide eidragende rollen, met het kenmerk, dat ter plaatse van één der omkeerwielen middelen zijn aangebracht bestaande uit sneller dan de transporteur beweegbare aanduwelementen, welke zich ongeveer ter hoogte van het omkeerwiel van de transporteur bevinden.

2. Eirichtinrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de aanduwelementen deel uitmaken van de wieken van een molen, waarvan de omtreksnelheid groter is dan de omtrek-snelheid van het bovenpart van de rollentransporteur.

3. Eirichtinrichting volgens conclusie 1 en 2, met het kenmerk, dat de bij het bovenpart in langsrichting gerichte eieren worden overgedragen aan lepelvormige elementen, die de bewegingsrichting in nagenoeg vertikale richting omzetten.

4. Eirichtinrichting volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat de lepelvormige elementen deel uitmaken van de wieken van een molen, die de eieren daarna aan volgende, nagenoeg vertikaal bewegende transportorganen overdragen.

5. Eirichtinrichting volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat de rotatieas van de molen samenvalt met het hart van de bovenste omkeerwielen van de vertikale transportorganen.

6. Eirichtinrichting volgens conclusie 1 en 2, met het kenmerk, dat de bij het bovenpart in langsrichting gerichte eieren via een glijgoot worden overgedragen aan een tweede rollentransporteur, waarvan de hartlijn in de bewegingsrichting zijdelings verschoven ligt ten opzichte van de hartlijn van de aanvoerrollenbaan, waardoor de eieren buiten de hartlijn op een der oplopende zijwanden worden opvangen en eenzijdig worden gekanteld naar de horizontale stand.

7. Eirichtinrichting volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat voor een gecontroleerde geleiding van de eieren langs de glijgoot een molen bij de overgang is gemonteerd, waarvan de wieken de eieren in de glijgoot ondersteunen.

8. Eirichtinrichting volgens een of meer van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de roterende rollen een concave of soortgelijke vorm hebben.