NL1008841C2

NL1008841C2 - Oriëntatiemechanisme.

Info

Publication number: NL1008841C2
Application number: NL1008841A
Authority: NL
Inventors: Johannes Valk; Leendert Ploeg; Andreas Gerhardus Vis
Original assignee: Tno
Priority date: 1998-04-08
Filing date: 1998-04-08
Publication date: 1999-10-11
Also published as: ES2170576T3; EP1069837A1; EP1069837B1; WO1999052383A1; AU3174899A; ATE210389T1; US6415902B1; DE69900602D1

Description

Titel: Oriëntatiemechanisme

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een oriëntatiemechanisme, in het bijzonder voor het oriënteren van objecten waarvan het oppervlak ten minste een convex gedeelte en ten minste een uitstekend of uitstulpend 5 gedeelte omvat, zoals champignons, peren, uien, bloembollen en dergelijke, voorzien van een eindloos transportorgaan, dat een aantal nabij elkaar gelegen transportelementen omvat die zodanig kunnen worden aangedreven dat de op het transportorgaan gebrachte objecten worden georiënteerd.

10 Een dergelijk mechanisme is bekend uit de. Nederlandse terinzagelegging 93.01363, betrekking hebbende op een inrichting voor het transporteren van geoogste champignons naar een snij inrichting. Het eindloze transportorgaan uit deze publicatie omvat een aantal in de transportrichting 15 naast elkaar gelegen transportbanden die met een verschillende omtreksnelheid worden aangedreven, een en ander zodanig dat de zich hierop bevindende champignons zich met hetzij de hoed, hetzij het voetje naar voren oriënteren, zodat zij in een vooraf bepaalde stand aan de 20 snij inrichting worden aangeboden. Deze bekende inrichting heeft het nadeel dat de oriëntatie van de champignons niet eenduidig is, terwijl bovendien relatief zware champignons die met hun hoed op het transportorgaan staan qua positie de neiging hebben onveranderd te blijven staan en eventueel 25 om hun eigen lengteas draaien.

Dergelijke oriëntatieproblemen doen zich niet alleen bij champignons voor maar ook bij allerlei objecten die in een willekeurige positie worden aangeboden en die ten behoeve van een verdere bewerking of verwerking op een 30 bepaalde wijze moeten worden georiënteerd. Hierbij valt niet alleen te denken aan andere natuurproducten, zoals uien, bloembollen, peren en dergelijke, maar ook aan bijvoorbeeld houten producten of kunststof producten, die als versiering of speelgoed dienst kunnen doen, zoals 1 C C '8 £: \ 2 paddestoeltjes die, in een bepaalde oriëntatie gebracht, automatisch van diverse kleuren moeten worden voorzien.

Het doel van de uitvinding is dan ook voornoemde oriëntatieproblemen geheel of althans in aanzienlijke mate 5 te vermijden en een oriëntatiemechanisme te verschaffen met behulp waarvan allerlei objecten en in het bijzonder objecten, waarvan het oppervlak ten minste een convex gedeelte en ten minste een uitstekend of uitstulpend gedeelte omvat, zodanig eenduidig kunnen worden 10 georiënteerd dat zij gemakkelijk verder kunnen worden bewerkt of verwerkt.

Overeenkomstig de uitvinding heeft daartoe het oriëntatiemechanisme, zoals dit in de aanhef is omschreven, het kenmerk, dat de transportelementen worden gevormd door 15 dwars op de transportrichting met een bepaalde onderlinge afstand achter elkaar aangebrachte en in de transportrichting beweegbare rollen, geschikt voor het oriënteren van objecten, terwijl voorts afzonderlijke dragers aanwezig zijn, geschikt voor het ondersteunen van georiënteerde 20 objecten.

Om een juist beeld van diverse voorkeursuitvoeringen te kunnen krijgen, zal in het hiernavolgende eenvoudig-heidshalve worden aangenomen dat de objecten worden gevormd door champignons, waarvan het convexe gedeelte van het 25 oppervlak wordt gevormd door de hoed en het uitstekend of uitstulpend gedeelte door de steel van de champignons. Er zij echter op gewezen dat ook allerlei andere objecten geschikt zijn om te worden georiënteerd te worden door het mechanisme in zijn diverse uitvoeringsvormen.

30 De rollen kunnen worden gevormd door walsen. Door hun rollend gedrag worden de champignons door de walsen gedraaid totdat deze met hun steel tussen de walsen terecht komen of met hun steel naar voren of naar achteren gericht op de walsen komen te liggen; de champignons hebben zich 35 dan georiënteerd. Wanneer de steel echter relatief lang mocht zijn of gekromd aan het uiteinde, dan komt een 1008541 3 champignon wellicht niet over een wals heen en oriënteert zich dus niet. Ook komt het voor dat de champignons zich al roterend om hun lengteas langs deze as gaan bewegen; de positie van de georiënteerde champignons langs de walsen is 5 dan niet volledig bepaald. Het verdient dan ook de voorkeur de rollen diabolovormig uit te voeren. In het bijzonder zijn daarbij de diabolovormige rollen vervaardigd van een kunststof, zoals rubber of PVC, en worden zij tijdens hun functioneren, afhankelijk van het oppervlak van de te 10 oriënteren objecten, in droge dan wel vochtige toestand gehouden.

De overeenkomstig de uitvinding aangebrachte dragers, geschikt voor het ondersteunen van de georiënteerde champignons, worden, anders dan bij de voornoemde Nederlandse 15 terinzagelegging, bij voorkeur zodanig uitgevoerd dat de champignons uiteindelijk verticaal georiënteerd worden ondersteund; de dragers worden hiertoe in het bijzonder gevormd door in de transportrichting beweegbare snaren, banden of soortgelijke elementen. Eenvoudigheidshalve zal 20 in het hiernavolgende steeds worden gesproken over 'snaren', waarbij dan rekening moet worden gehouden met de omstandigheid dat hetgeen voor snaren geldt ook voor 'banden of soortgelijke elementen' van toepassing is. De snaren kunnen binnen het bereik van de rollen in de 25 transportrichting met de rollen meebeweegbaar zijn aangebracht. Hierdoor wordt bereikt dat, wanneer de champignons eenmaal verticaal georiënteerd zijn en daarbij dan tussen de snaren hangend verder worden voortbewogen, zij in deze stand zullen blijven. Een verder rollen is dan 30 in principe onmogelijk geworden. De snaren strekken zich bij voorkeur achter het door de rollen gevormde transport-orgaan verder uit over een willekeurige gewenste afstand.

Om er voor te zorgen dat de champignons tijdens het oriënteren hierin niet worden gehinderd, zijn de rollen op 35 een bepaalde afstand van hun beide zijvlakken voorzien van rondom lopende sleuven of inkepingen waardoorheen de snaren 1008^41 4 lopen. Hierdoor kunnen de snaren op een kortere afstand van het horizontale vlak door de hartlijn van de rollen worden aangebracht.

Het is niet noodzakelijk om de snaren binnen het 5 gehele bereik van de rollen met de rollen meebeweegbaar aan te brengen. Volstaan zou kunnen worden met een constructie waar de snaren aan het kopse einde van het transportorgaan op de rollen daarvan aansluiten. Dit betekent dat de champignons op het transportorgaan met de steel naar voren, 10 naar achteren of verticaal georiënteerd kunnen worden en daarna in de verticale stand door de, op het transportorgaan aansluitende snaren worden overgenomen. In plaats van op het transportorgaan aansluitende snaren kunnen bijvoorbeeld ook vorkvormige grijpers die zijn opgenomen in 15 een eindloze kettingbaan worden toegepast. Een dergelijke oplossing zal echter veel complexer zijn dan de hiervoor genoemde snaarconstructies.

Alhoewel een uitvoering van de rollen in de vorm van diabolo's een verbetering inhoudt ten opzichte van een 20 uitvoering waarbij de rollen als walsen zijn uitgevoerd, kan het ook bij gebruik van diabolovormige rollen voorkomen dat de champignons niet worden georiënteerd. Wanneer de champignons met hun hoed in het diepste gedeelte van de diabolovormige rollen komen te rusten en met de stelen naar 25 de zijkant gericht, dan zullen, als de stelen langer zijn dan ongeveer de halve lengte van de diabolovormige rollen, de stelen zijwaarts buiten het transportorgaan steken. Om in een dergelijke situatie de champignons toch op de gewenste manier te kunnen oriënteren, zijn overeenkomstig 30 de uitvinding aan weerszijden van de rollen in de transportrichting kantelorganen aangebracht, geschikt om niet door de rollen georiënteerde objecten alsnog te oriënteren. In het bijzonder worden daarbij de kantelorganen gevormd door kantelbanden met hieraan bevestigde 35 opstaande elementen. Alhoewel het mogelijk is dat de relatieve snelheid van de kantelbanden ten opzichte van de 1 0U8$4 1 5 voorwaartse snelheid van de rollen kleiner dan of gelijk aan de voorwaartse snelheid van de rollen kan worden gekozen, is het gunstig gebleken wanneer de snelheid van de kantelbanden groter is dan de voorwaartse snelheid van de 5 rollen. Hierdoor wordt bereikt dat de opstaande elementen de vanaf de rollen zijwaarts uitstekende stelen van champignons in de draaiingsrichting van de rollen en in de transportrichting een voorwaarts gerichte impuls krijgen, met gevolg dat de champignons in een positie kunnen worden 10 gebracht waarin zij uiteindelijk een verticale oriëntatie aannemen.

Om het tempo van de bewerking of de verwerking van de objecten op te kunnen hogen, zou de snelheid van het transportorgaan kunnen worden vergroot. Hieraan kleeft 15 echter het nadeel dat de oriëntatie van de objecten nogal onrustig kan worden. Beter is het dan ook om het transportorgaan met meerdere naast elkaar gelegen rijen van transportelementen met dragers en rollen uit te voeren. In de praktijk zullen dan ook, in plaats van dergelijke 20 zogenaamde eensporige machines meersporige machines worden gebruikt.

Voorts zij opgemerkt dat in een gunstige uitvoering het transportorgaan eindloos is uitgevoerd, waarbij de aan de bovenzijde in de transportrichting beweegbare rollen aan 25 de onderzijde in contact staan met een vlak oppervlak en worden rondgedraaid door wrijving met dit oppervlak.

De uitvinding heeft niet alleen betrekking op een oriëntatiemechanisme, maar ook op een inrichting voor het verwerken van objecten, in het bijzonder van objecten 30 waarvan het oppervlak ten minste een convex gedeelte en ten minste een uitstekend of uitstulpend gedeelte omvat, zoals champignons, peren, uien, bloembollen en dergelijke, voorzien van een toevoerorgaan voor deze objecten, een sorteerorgaan voor het naar grootte selecteren van de 35 objecten en een verwerkingsorgaan voor de verdere verwerking van de objecten. De inrichting heeft daarbij het 1 o 084*41 6 kenmerk, dat tussen het sorteerorgaan en het verwerkings-orgaan een oriëntatiemechanisme van het hiervoor aangeduide type is aangebracht. Een sorteerorgaan voor het naar grootte selecteren van objecten is nodig wanneer objecten 5 van variërende grootte worden bewerkt of verwerkt; immers het oriëntatiemechanisme overeenkomstig de uitvinding is qua uitvoering afgestemd op het oriënteren van objecten van gelijke of ongeveer gelijke grootte, zoals zich met name voordoet bij de verwerking van champignons.

10 Omdat bij de op de gebruikelijke wijze op bedden gekweekte en machinaal of handmatig geoogste champignons een bepaald percentage van de champignons een zogenaamd zandvoetje vertoont, terwijl voorts door afnemers in toenemende mate eisen worden gesteld met betrekking tot de 15 lengte van de stelen in verhouding tot de omvang van de hoed, is het gewenst de stelen die te lang zijn en/of een zandvoetje hebben af te kunnen snijden. Hiervoor zijn vele snij inrichtingen ontwikkeld. Voor een aantal daarvan is het van belang dat de champignons zijn georiënteerd.

20 De uitvinding heeft dan ook verder nog betrekking op een automatische champignonsverwerkingsinrichting, die dan het kenmerk heeft, dat de champignons, geselecteerd naar grootte en georiënteerd met de steel omlaag met behulp van een orientatiemechanisme van het hiervoor aangeduide type, 25 worden toegevoerd aan een inspectie- en snijorgaan voor het signaleren van champignons met zandvoetjes of champignons met een te lange steel en voor het afsnijden van een deel van de steel.

30 De uitvinding zal nu nader worden toegelicht aan de hand van de bijgaande tekening. In deze tekening toont:

Fig. 1 een schematische opstelling van een automatische champignonsverwerkingsinrichting overeenkomstig de uitvinding; 35 Fig. 2 een bovenaanzicht van een deel van het daarin aanwezige oriëntatiemechanisme; 1008$41 7

Fig. 3 een zijaanzicht van een deel van dit oriëntatiemechanisme;

Fig. 4A tot en met 4E een aantal georiënteerde posities van een champignon op de diabolovormige rollen van 5 het oriëntatiemechanisme;

Fig. 5 een nog te oriënteren champignon op de genoemde diabolovormige rollen;

Fig. 6 een lengtedoorsnede van een diabolovormige rol ; 10 Fig. 7 op schematische wijze een deel van het transportorgaan van het oriëntatiemechanisme; terwijl in

Fig. 8 op schematische wijze een deel van een alternatief voor het oriëntatiemechanisme overeenkomstig de uitvinding is weergegeven.

15

De in fig. 1 schematisch weergegeven inrichting omvat een (niet afgebeeld) toevoerorgaan, een sorteerorgaan 1, een oriëntatiemechanisme 2, een inspectieorgaan 3, een snijorgaan 4 en een afvoerorgaan 5. Het inspectieorgaan en 20 het snijorgaan vormen een champignonsverwerkingsorgaan 6.

Het sorteerorgaan 1 is geschikt voor het selecteren van de champignons naar grootte. Allerlei bekende en hiervoor geschikte sorteerorganen kunnen hiervoor worden gebruikt. Zo kan gebruik worden gemaakt van het principe 25 van onderling divergerende snaren welke zijn gelegen in een horizontaal vlak, in fig. 1 loodrecht op het vlak van de tekening; deze snaren zijn in fig. 1 door het verwijzings-cijfer 7 aangegeven. De champignons worden op de snaren gebracht en afhankelijk van de onderlinge afstand tussen de 30 snaren en de grootte van de champignons, zullen deze op een bepaalde plaats tussen de snaren door vallen en op een transporteur 8 terecht komen. In een praktische opstelling is voor diverse groottecategorieën van champignons een dergelijk oriëntatiemechanisme aanwezig. Bij een grote 35 toevoer van champignons van min of meer dezelfde grootte kunnen ook meerdere oriëntatiemechanismen aanwezig zijn. In 1008441 8 principe zijn al deze, al dan niet op eenzelfde champignon-grootte afgestemde oriëntatie-mechanismen onderling parallel opgesteld en wel parallel aan het vlak van de tekening. De onderhavige beschrijving zal zich echter beperken tot 5 een zogenaamde eensporige machine, dat wil zeggen een machine met een enkelvoudig oriëntatiemechanisme. Het zal echter duidelijk zijn dat in de praktijk gebruik zal worden gemaakt van meersporige machines.

Het hart van het oriëntatiemechanisme wordt gevormd 10 door een rondgaand eindloos transportorgaan 9. Dit transportorgaan 9 is in hoofdzaak opgebouwd uit door parallel achter elkaar geschakelde diabolovormige rollen 10 gevormde transportelementen, welke op een zodanige onderlinge afstand zijn gelegen dat de ruimte midden tussen twee 15 naast elkaar gelegen rollen enerzijds voldoende ruim is opdat de stelen van champignons hier tussen passen en anderzijds voldoende nauw bemeten is opdat voorkomen kan worden dat ook de hoed van de champignons hier tussen past en derhalve de champignons tussen de rollen door kunnen 20 vallen. De rollen 10 zijn met hun asvormige uiteinden 11 opgenomen in rondgaande kettingen dan wel getande riemen 12. De in de transport-richting voorwaarts bewegende bovenste rollen zijn geheel of gedeeltelijk ondersteund door een vast opgesteld vlak oppervlak 22, gevormd door 25 bijvoorbeeld een plaatvormig lichaam of door stripvormige lichamen. Door de gehele rollentrein motorisch aan te drijven, worden de bovenste rollen 10 in contact met dit vlakke oppervlak 22 afzonder-lijk rondgedraaid door wrijving met dit oppervlak. Het is echter ook mogelijk om 30 in plaats van dit vast opgestelde oppervlak 22 een motorisch aangedreven band toe te passen, waardoor de rollen worden rondgedraaid door het in contact hiermee langsbewegen van deze aangedreven band.

De diabolovormige rollen zijn daarbij vervaardigd uit 35 een kunststof, zoals rubber of PVC, en kunnen, wanneer de inrichting in bedrijf is en dit gewenst is, nat worden 1008$41 9 gehouden door middel van bijvoorbeeld een sproeiinrichting 23, die kan zijn aangebracht aan de onderzijde van het transportorgaan 9. Naast deze sproeiinrichting 23 kan aan de onderzijde van het transportorgaan 9 tevens een 5 reinigingsorgaan 24 voor de rollen zijn aangebracht.

Het oriëntatiemechanisme 2 is voorts voorzien van champignondragers in de vorm van twee onderling parallelle snaren 13. De onderlinge afstand tussen deze snaren is zodanig dat de champignons hangend aan de hoed en met de 10 steel daartussen vallend door de snaren aan twee zijden worden gedragen, zoals duidelijk is aangegeven in de figuren 2 en 3, waarin de champignons door het verwijzings-cijfer 14 zijn aangeduid. De diabolovormige rollen 10 zijn op een bepaalde afstand van hun beide zijvlakken voorzien 15 van rondom lopende sleuven of inkepingen 15. Door deze sleuven of inkepingen 15 lopen de snaren 13. De diepte van deze inkepingen is zodanig dat de champignons bij het zich oriënteren daarin niet worden gehinderd door de snaren. Hiertoe zal de as van de diabolovormige rollen 10 een 20 relatief kleine diameter bezitten; immers juist dan kunnen de sleuven of inkepingen zo diep worden aangebracht dat het genoemde hinderen van het zich oriënteren van de champignons wordt vermeden. In dit verband zij gewezen op een in de praktijk gunstig gebleken dimensionering van de 25 diabolovormige rollen, zoals is aangegeven in fig. 6. De diabolovormige rollen hebben aan de zijoppervlakken een diameter d van 75 tot 130mm, een lengte b van 75 tot lOOmm, een asdiameter è van 6 tot 15mm, een breedte van de sleuven of inkepingen van 5 tot 15mm, terwijl het oppervlak van de 30 diabolovormige rol verloopt onder een hoek Θ van 15 tot 30°. In de sleuven of inkepingen lopen ronde snaren met een diameter van 4 tot 12mm. Deze dimensionering is afgestemd op champignons met een hoeddiameter in een orde van grootte van 60 tot 75mm. Het zal duidelijk zijn dat voor andere 35 formaten van champignons anders gedimensioneerde diabolovormige rollen zullen worden gebruikt.

1 0ü8$4 1 10

De snaren 13 strekken zich niet alleen uit binnen het bereik van de rollen 10, maar vormen in de in fig 1 weergegeven uitvoeringsvorm tevens de dragers van de champignons buiten dit bereik. Zoals is aangegeven in fig.

5 1 vormen de snaren de dragers van nog niet georiënteerde champignons, afkomstig van de transporteur 8 voordat de snaren ingrijpen in de rollen 10 van het transportorgaan 9. Evenzo vormen zij de dragers van de georiënteerde champignons nadat de snaren zijn vrijkomen uit de inkepingen 15 in 10 de rollen 10. Dit vrijkomen blijkt in de praktijk bijzonder goed te verlopen wanneer de hoek φ waaronder de rollen weglopen van de snaren ligt in de orde van 10 tot 40°, in het bijzonder ongeveer 20°, zie fig. 7.

Het zal duidelijk zijn dat het, anders dan in deze 15 specifieke uitvoering, ook mogelijk is de champignons rechtstreeks vanaf de transporteur 8 op de rollen 10 over te brengen.

In de weergegeven uitvoeringsvorm vormen de snaren 13 ook de champignondragers in de inspectie- en snijorganen 3, 20 respectievelijk 4. De snaren 13 worden hiertoe motorisch aangedreven over rollen 16 aangebracht vóór de ingangszijde van het oriëntatiemechanisme 2 en achter het snij orgaan 4. De snaren 13 worden in de transportrichting met een snelheid aangedreven die groter of gelijk is aan die van de 25 rollentrein; bij voorkeur is de snaarsnelheid echter een weinig groter dan die van de rollentrein in de transportrichting. De snaarsnelheid is in verhouding tot de omtreksnelheid van de rollen zodanig gekozen dat de bij het voortbewegen van de rollen en snaren in de transport-30 richting optredende rolbeweging van de rollen zorgt voor een stabiele oriëntatie van de champignons, terwijl toch het aantal te oriënteren champignons per tijdseenheid voldoende hoog is.

De van de transporteur 8 overgenomen champignons 35 worden opgevangen op de snaren 13 en zullen, wanneer de snaren binnen het bereik van de rollen komen, door hun lü u8$41 11 specifieke vorm en rollend gedrag zodanig op de rollen 10 worden gedraaid dat zij bepaalde voorkeursposities innemen. Deze voorkeursposities zijn aangegeven in de fig. 4A tot en met 4E. In de, in fig. 4A, 4B en 4C aangegeven posities 5 zijn de champignons op een gewenste wijze georiënteerd. Problemen doen zich voor wanneer de champignons de in de fig. 4D en 4E aangegeven posities innemen. Door de rotatiebeweging van de rollen, zullen de champignons dan om hun eigen lengteas gaan draaien en in deze ongewenste 10 positie blijven. Wanneer de champignons in een willekeurige positie op de rollen terecht komen, zullen zij door de rolbeweging van de rollen 10 en hun eigen rollend gedrag in een van de genoemde voorkeursposities terecht komen. Valt een champignon op de rollen in de in fig. 5 aangegeven 15 positie, dan zal door de op de steel van de champignon aangrijpende (in fig. 5 met pijlen aangegeven) kracht, veroorzaakt door de rolbeweging van de diabolovormige rollen 10, de champignon in een van de voorkeursposities, aangegeven in de fig. 4A, 4B en 4C, terecht komen. Een en 20 ander zal afhankelijk zijn van de lengte van steel en de wrijving tussen de champignon en de diabolovormige rollen. In de, in de fig. 4D en 4E aangegeven posities steekt de steel van een champignon uit. Door dit uitsteken wordt de mogelijkheid geboden op de champignon een extra kracht te 25 laten werken. Deze kracht wordt uitgeoefend door speciaal daartoe aangebrachte kantelorganen in de vorm van kantelbanden 17 en hieraan bevestigde opstaande elementen 18 met een zodanige lengte, dat zij boven de diabolovormige rollen uitsteken. Door de kantelorganen aan weerszijden van de 30 rollentrein aan te brengen en deze bovendien met een snelheid te bewegen die groter is dan die van de rollentrein, wordt bereikt dat de opstaande elementen 18 met de uitstekende champignonstelen in aanraking komen en deze een zodanige stoot in de voortbewegingsrichting en de rotatie-35 richting van de rollen geven dat zij veelal in een van de voorkeursposities van fig. 4A, 4B of 4C terecht zullen .uuü<?41 .

12 komen. De afstand tussen de opstaande elementen is bij voorkeur zodanig gekozen dat deze ongeveer overeenkomt met de afstand tussen de assen van de rollen 10.

In fig. 1 is aangegeven hoe de champignons, verticaal 5 georiënteerd en rustend op de snaren 13, worden toegevoerd aan het inspectieorgaan 3. Met behulp van een hierin aangebrachte detector 19 wordt vastgesteld of de stelen van de champignons te lang zijn en/of een zandvoetje hebben. Wanneer dit het geval mocht zijn, wordt een deel van de 10 steel afgesneden in het snijorgaan 4. De afgesneden steeldelen worden opgevangen op een transporteur of in een bak 20, terwijl de champignons die qua steeluiterlijk en lengte aan de gewenste eisen voldoen worden overgenomen door een afvoerorgaan 5, gevormd door een loodrecht op het 15 vlak van de tekening staande transportband 21.

In fig. 8 is een alternatief voor het oriëntatie-mechanisme weergegeven waarbij de snaren 13 zich niet uitstrekken tot in het bereik van de diabolovormige rollen, maar aansluiten op het kopse einde van de rollentrein. De 20 georiënteerde champignons rusten daarbij in het oriëntatiemechanisme op de rollen. Aan het einde van het transport-orgaan worden zij dan overgenomen door de snaren 13, waarbij zij dan, zo dit al niet het geval is, de verticale positie aannemen.

25 De uitvinding is niet beperkt tot de hier weergegeven uitvoeringsvorm die specifiek is afgestemd op de verwerking van champignons. De hieraan ten grondslag liggende uitvindingsgedachte kan tevens worden toegepast op andere natuurproducten, zoals uien, peren, bloembollen of allerlei 30 synthetisch vervaardigde producten als deze producten maar een specifieke vorm bezitten, dat wil zeggen een vorm die in aanmerking komt om te worden georiënteerd. Dit kunnen ook langwerpige objecten zijn, zoals wortelen, witlof-stronkjes en dergelijke. Het oppervlak van de producten 35 moet zodanig zijn dat deze een draaibeweging op de rollen 10 kunnen ondergaan en wel zodanig dat zij in een 1008$41 13 voorkeursrichting worden georiënteerd.

1008^41

Claims

1. Oriëntatiemechanisrae, in het bijzonder voor het oriënteren van objecten waarvan het oppervlak ten minste een convex gedeelte en ten minste een uitstekend of uitstulpend gedeelte omvat, zoals champignons, peren, uien, bloembollen 5 en dergelijke, voorzien van een eindloos transportorgaan, dat een aantal nabij elkaar gelegen transportelementen omvat die zodanig kunnen worden aangedreven dat op het transportorgaan gebrachte objecten worden georiënteerd, met het kenmerk, dat de transportelementen worden gevormd door 10 dwars op de transportrichting met een bepaalde onderlinge afstand achter elkaar aangebrachte en in de transportrichting beweegbare rollen, geschikt voor het oriënteren van objecten, terwijl voorts afzonderlijke dragers aanwezig zijn, geschikt voor het ondersteunen van georiënteerde 15 objecten.

2. Oriëntatiemechanisme volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de rollen diabolovormig zijn.

3. Oriëntatiemechanisme volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de diabolovormige rollen zijn vervaardigd van 20 een kunststof, zoals rubber of PVC.

4. Oriëntatiemechanisme volgens conclusie 1, 2 of 3, met het kenmerk, dat de dragers zodanig zijn uitgevoerd dat de door deze ondersteunde objecten met het uitstulpend of uitstekend gedeelte naar voren, naar achteren of verticaal 25 naar beneden kunnen worden georiënteerd.

5. Oriëntatiemechanisme volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de dragers worden gevormd door in de transportrichting beweegbare snaren, banden of dergelijke.

6. Oriëntatiemechanisme volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat de snaren, banden of dergelijke binnen het bereik van de rollen in de transportrichting van de rollen beweegbaar zijn aangebracht. 1008^41

7. Oriëntatiemechanisme volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat de rollen op een bepaalde afstand van hun beide zijvlakken zijn voorzien van rondom lopende sleuven of inkepingen waardoorheen de snaren, banden of dergelijke 5 lopen.

8. Oriëntatiemechanisme volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat de snaren, banden of dergelijke aan het kopse einde van het transportorgaan op de rollen daarvan aansluiten.

9. Oriëntatiemechanisme volgens een van de conclusies 5- 8, met het kenmerk, dat twee snaren, banden of dergelijke aanwezig zijn waartussen de georiënteerde objecten hangend verder kunnen worden getransporteerd.

10. Oriëntatiemechanisme volgens een van de voorgaande 15 conclusies, met het kenmerk, dat aan weerszijden van de rollen in de transportrichting kantelorganen zijn aangebracht, geschikt om niet door de rollen in één richting georiënteerde objecten alsnog in deze richting te oriënteren.

11. Oriëntatiemechanisme volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat de kantelorganen worden gevormd door kantelbanden en hieraan bevestigde opstaande elementen, welke kantelbanden worden aangedreven met een snelheid die groter is dan de voorwaartse snelheid van de rollen en 25 snaren, banden of dergelijke.

12. Oriëntatiemechanisme volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het transportorgaan meerdere naast elkaar gelegen rijen van transportelementen met rollen en dragers omvat.

13. Oriëntatiemechanisme volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het transportorgaan eindloos is uitgevoerd, waarbij de aan de bovenzijde in de transportrichting beweegbare rollen aan de onderzijde in contact staan met een vlak oppervlak en door wrijving met 35 dit oppervlak worden aangedreven. 1008$41

14. Orientatiemechanisme volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat een reinigingsorgaan voor het reinigen van de rollen aanwezig is.

15. Orientatiemechanisme volgens één van de voorgaande 5 conclusies, met het kenmerk, dat een sproeiorgaan aanwezig is om het transport van de objecten op de rollen in natte toestand te laten plaatsvinden.

16. Inrichting voor het verwerken van objecten, in het bijzonder objecten waarvan het oppervlak ten minste een 10 convex gedeelte en ten minste een uitstekend of uitstulpend gedeelte omvat, zoals champignons, peren, uien, bloembollen en dergelijke, voorzien van een toevoerorgaan voor deze objecten, een sorteerorgaan voor het naar grootte selecteren van de objecten en een verwerkingsorgaan voor de verdere 15 verwerking van de objecten, met het kenmerk, dat tussen het sorteerorgaan en het verwerkingsorgaan een orientatiemechanisme volgens een van de voorgaande conclusies is aangebracht.

17. Automatische champignonsverwerkingsinrichting, met het 20 kenmerk, dat de champignons, geselecteerd naar grootte en georiënteerd met de steel omlaag met behulp van een mechanisme volgens een van de conclusies 1-15, worden toegevoerd aan een inspectie- en snijorgaan voor het signaleren van champignons met zandvoetjes of champignons met een te lange 25 steel en voor het afsnijden van een deel van de steel. 1008641