NL9500033A - Inrichting voor het op dichtheid controleren van een afsluiting of een verbindingslas. - Google Patents

Description

Titel: Inrichting voor het op dichtheid controleren van een afsluiting of een verbindingslas.

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het op dichtheid controleren van een afsluiting of een verbindingslas, die is aangebracht in een flexibele, met vloeistof gevulde slang.

Een dergelijke inrichting is bestemd voor gebruik bij het behandelen en verwerken van in zakken of houders opgeslagen vloeistoffen, in het bijzonder bloed. Het is daarbij gebruikelijk de vloeistof van een eerste zak of houder naar een tweede zak of houder over te brengen, waarbij gebruik wordt gemaakt van flexibele, met iedere zak of houder verbonden slangen, die voor het overbrengen van vloeistof door middel van een verbindingslas gekoppeld moeten worden, om vervolgens weer te worden ontkoppeld en door middel van een afsluiting te worden afgesloten. Hierbij is het van bijzonder groot belang, onder meer in verband met de houdbaarheid en de steriliteit van de vloeistof, dat de verbindingslassen of afsluitingen geen gaten of fouten vertonen, die tot lekkage daarvan kunnen leiden.

De uitvinding beoogt voor het bovenbeschreven probleem een oplossing te bieden en voorziet daarvoor in een inrichting van voomoemde soort, met het kenmerk, dat de inrichting is voorzien van twee ten opzichte van elkaar verschuifbare klemdelen, die in een ingeschoven positie een profiel vormen met ten minste één klemruimte en een expansieruimte en van vouworganen, een en ander zodanig, dat ten minste één slanggedeelte in de ten minste ene klemruimte kan worden gevouwen en ingeklemd, zodat de in het ten minste ene slanggedeelte aanwezige vloeistof naar een ander slanggedeelte met de te controleren afsluiting of verbindingslas wordt geperst, welk ander slanggedeelte in de expansieruimte kan uitzetten.

Door de maatregelen van de uitvinding wordt een inrichting verschaft, die enerzijds eenvoudig en goedkoop te produceren is en anderzijds gemakkelijk tijdens het behandelen of verwerken van een in zakken of houders opgeslagen vloeistof toe te passen is. Hierbij is het bijzonder voordelig wanneer de inrichting is voorzien van een eerste en een tweede klemruimte waarbij de expansieruimte daartussen is aan-gebracht, een en ander zodanig, dat een eerste en een tweede slanggedeelte in de eerste en tweede klemruimte kunnen worden gevouwen en ingeklemd, zodat de in het eerste en tweede slanggedeelte aanwezige vloeistof naar een derde slanggedeelte met de te controleren afsluiting of verbindingslas wordt geperst, welk derde slanggedeelte in de expansieruimte kan uitzetten en waarbij de klemdelen mechanisch, elektrisch, hydraulisch of pneumatisch van elkaar af en naar elkaar toe worden verschoven.

Teneinde een gelijkmatig inklemmen van het slanggedeelte te verkrijgen, is de inrichting bij voorkeur voorzien van middelen, bijvoorbeeld pennen die in geleidingsopeningen vallen, voor het gericht van elkaar af en naar elkaar toe schuiven van de twee klemdelen. Daarbij kan één van de twee klemdelen aan de zijkant daarvan aangebrachte vouworganen bezitten, die het andere klemdeel in tegen elkaar aan gelegen toestand omsluiten en de beide uiteinden van het slanggedeelte vouwen, een en ander zodanig, dat de in dit slanggedeelte aanwezige vloeistof wordt afgesloten ten opzichte van de rest vain de slang. In het geval dat lekkage in het te controleren slanggedeelte optreedt kan dan dit slanggedeelte gemakkelijk aan beide zijden afgesloten worden en vervolgens verwijderd worden, een en ander zodanig, dat de in de houders aanwezige vloeistof gespaard blijft.

Teneinde het plaatsen van het te controleren slanggedeelte te vergemakkelijken, hebben de eerste en de tweede klemruimte bij voorkeur een zelfde breedte, waarbij ten minste één van de twee klemdelen aan zijn bovenvlak kan zijn voorzien van een hulplijn voor het centrisch plaatsen van de te controleren verbindingslas of afsluiting. Om in een gedefinieerde volumeverhoging van 2,2-maal en een drukverhoging van 1,33-maal te voorzien, welke waarden een afsluiting of verbindings-las in een op het gebied van bloedtransfusie gebruikelijke slang volgens de ISO-norm 3826 moet kunnen weerstaan, bezit de expansieruimte een zelfde breedte als de eerste of de tweede klemruimte. Door middel van het variëren van de breedte van de expansieruimte kan de inrichting voor verschillende soorten slangen worden gebruikt.

Teneinde het in te klemmen eerste en tweede slanggedeelte niet te beschadigen bezit de klemruimte in de ingeschoven positie een gedefinieerde afmeting van twee keer de wanddikte van de in te klemmen slang, hetgeen bijvoorbeeld door een op één van de twee klemdelen aangebrachte afstandshouder kan worden verkregen.

Teneinde een lek in de te controleren verbindingslas of afsluiting snel en nauwkeurig vast te stellen kan de inrichting een detectiesysteem omvatten, dat in een eerste uitvoeringsvorm bestaat uit een stroomkring met een in de expansieruimte aangebrachte microschakelaar, die door het uitgezette slanggedeelte wordt bediend. In een tweede uitvoeringsvorm bestaat het detectiesysteem uit een stroomkring met een in de expansieruimte aangebracht stroom-onderbrekingselement, dat wanneer het in contact komt met een vloeistof, geleidend wordt. Verder kan de inrichting veiligheidsmiddelen omvatten teneinde een uittreden van vloeistof uit de inrichting te voorkomen.

Tevens heeft de uitvinding betrekking op een inrichting voor het op dichtheid controleren van een afsluiting, die is aangebracht aan het uiteinde van een flexibele, met vloeistof gevulde slang, waarbij de inrichting is voorzien van twee ten opzichte van elkaar verschuifbare klemdelen, die elk een klemvlak bezitten en die in een ingeschoven positie een klemruimte vormen en van een vouworgaan, een en ander zodanig, dat een slanggedeelte in de klemruimte kan worden gevouwen en ingeklemd, zodat de in het slanggedeelte aanwezige vloeistof naar een ander slanggedeelte met de te controleren afsluiting wordt geperst, welk ander slanggedeelte aan de buitenzijde van de inrichting kan uitzetten.

De uitvinding zal in het hierna volgende nader worden toegelicht aan de hand van een uitvoeringsvoorbeeld onder verwijzing naar de tekening. Hierin toont: figuur 1 een aanzicht van twee vloeistofzakken die met flexibele slangen via een verbindingslas zijn verbonden, waarbij de verbindingslas voor het op dichtheid controleren daarvan in de inrichting volgens de uitvinding is geplaatst; figuur 2 een aanzicht in perspectief van de twee klemdelen van de inrichting volgens de uitvinding; figuur 3 een bovenaanzicht van de twee klemdelen tijdens de inschuifbeweging; figuur 4 een bovenaanzicht van de inrichting volgens de uitvinding met de twee klemdelen in een naar elkaar toe geschoven positie; figuur 5 een eerste klemdeel met een variabele expansie-ruimte; figuur 6 een eerste klemdeel met een eerste detectiesysteem; en figuur 7 een eerste klemdeel met een tweede detectiesysteem.

In de figuren zijn gelijke onderdelen aangegeven met dezelfde verwijzingscijfers.

Figuur 1 toont twee vloeistofzakken 1, 2 met flexibele slangen 3, 4, die door middel van een verbindingslas 5 met elkaar gekoppeld zijn. De verbindingslas 5 is voor het controleren op dichtheid in de inrichting 6 volgens de uitvinding geplaatst, welke inrichting 6 een eerste klemdeel 7 en een tweede klemdeel 8 omvat die door middel van bijvoorbeeld een met het eerste klemdeel 7 verbonden pneumatische cilinder 9 ten opzichte van elkaar verschuifbaar zijn.

Figuur 2 toont in perspectief de twee klemdelen 7, 8 van de inrichting 6 volgens de uitvinding. Het eerste klemdeel 7 is aan de zijkant voorzien van twee vouworganen 7', die het tweede klemdeel 8 in een ingeschoven positie omsluiten. Verder bezit het eerste klemdeel 7 een centrisch tussen twee klem- vlakken 10, 10' gelegen expansieruimte 11. De expansieruimte 11 heeft een zelfde breedte als elk van de twee klernvlakken 10, 10', hetgeen bij op het gebied van bloedtransfusie gebruikelijke slangen tot een 2,2-voudige volumeverhoging en een 1,33-voudige drukverhoging leidt. Tevens bezit het eerste klemdeel 7 pennen 12, die samenwerken met geleidingsopeningen 13 in het tweede klemdeel 8, voor het gericht van elkaar af en naar elkaar toe bewegen van de twee klemdelen 7, 8. Het tweede klemdeel 8 is aan de bovenkant voorzien van een hulplijn 14 voor het nauwkeurig plaatsen van de verbindingslas 5 in de inrichting 6. Het voorvlak van het tweede klemdeel 8 is voorzien van een afstandshouder 15, die zodanig is gedimensioneerd dat de inrichting 6 in de ingeschoven positie klemruimten 16, 16' (zie figuur 4) bepaalt, die een gedefinieerde afmeting van twee keer de wanddikte van de in te klemmen slang bezitten.

Figuur 3 toont in bovenaanzicht de twee klemdelen 7, 8 met het daartussen aangebrachte slanggedeelte 17 tijdens de inschuifbeweging. De verbindingslas 5 is ter hoogte van de op het tweede klemdeel 8 aangebrachte hulplijn 14 geplaatst. De aan de zijkant van het eerste klemdeel 7 aangebrachte vouworganen 7' vouwen de slang op plaatsen a en b, een en ander zodanig, dat het slanggedeelte 17 met de daarin aanwezige vloeistof is afgesloten ten opzichte van de rest van de slang.

Figuur 4 toont in bovenaanzicht de twee klemdelen 7, 8 in ingeschoven positie met het tussen de twee klemdelen 7, 8 ingeklemde slanggedeelte 17, waarbij een eerste en een tweede slanggedeelte 18, 18' tussen het klemdeel 8 en respectievelijk het eerste en tweede klemvlak 10, 10' zodanig zijn ingeklemd, dat de in het slanggedeelte 17 aanwezige vloeistof naar een derde slanggedeelte 19, dat de verbindingslas omvat, wordt geperst, welk derde slanggedeelte 19 in de expansieruimte 11 uitzet. Op deze manier is een eenvoudig en goedkoop controleren van de verbindingslas 5 of van een afsluiting mogelijk.

Figuur 5 toont een alternatieve uitvoeringsvorm van het eerste klemdeel 7 met een variabele expansieruimte 20, die door middel van twee verschuifbaar in het eerste klemdeel gelegerde stelelementen 21 wordt gevormd. Deze stelelementen 21 zijn door middel van stelschroeven 22 vastzetbaar.

Figuur 6 toont een uitvoeringsvorm van het eerste klemdeel 7, waarbij dit klemdeel 7 is voorzien van een eerste detectiesysteem 23, dat een stroomkring omvat met een voedingsbron 27, een in de expansieruimte 11 aangebrachte microschakelaar 24, een zoemer of een lamp 25. De zoemer kan door het uitgezette derde slanggedeelte 19 worden bediend, waarbij de stroomkring wordt gesloten en een geluids- of lichtsignaal wordt opgewekt. Een lek in de te controleren verbindingslas 5 of afsluiting verhindert, dat het derde slanggedeelte 19 zich voldoende in de expansieruimte 11 kan uitzetten om de schakelaar 24 te bedienen, zodat deze slechts wordt bediend wanneer de verbindingslas 5 foutvrij is.

Figuur 7 toont een uitvoeringsvorm van het eerste klemdeel 7, waarbij dit is voorzien van een tweede detectiesysteem 23, dat een stroomkring omvat, die door middel van een stroom-onderbrekingselement, bijvoorbeeld een membraan 26 uit papier, wordt onderbroken. Bij lekkage wordt het stroom-onderbrekingselement 26 door de uittredende vloeistof geleidend en is de stroomkring gesloten, hetgeen wederom door middel van een licht- of geluidssignaal kenbaar wordt gemaakt.

Het spreekt voor zich, dat er binnen het kader van de uitvinding nog vele wijzigingen en varianten mogelijk zijn. Zo kan bijvoorbeeld ook het aandrijfmechanisme in de gedefinieerde klemruimte voorzien, waarbij het te bewegen klemdeel slechts tot een bepaalde positie wordt verschoven. Tevens kunnen de vouworganen ook afzonderlijk van de twee klemdelen zijn aangebracht. Verder is het mogelijk dat de inrichting slechts voor het controleren van een afsluiting wordt gebruikt, waarbij de inrichting uit een vouworgaan en twee ten opzichte van elkaar verschuifbare klemdelen bestaat die elk een klemvlak bezitten, een en ander zodanig dat het slanggedeelte met de te controleren afsluiting aan de buitenzijde van de inrichting kan uitzetten.

Claims (17)

1. Inrichting voor het op dichtheid controleren van een afsluiting of een verbindingslas, die is aangebracht in een flexibele, met vloeistof gevulde slang, met het kenmerk, dat de inrichting is voorzien van twee ten opzichte van elkaar verschuifbare klemdelen, die in een ingeschoven positie een profiel vormen met ten minste één klemruimte en een expansieruimte en van vouworganen, een en ander zodanig, dat ten minste één slanggedeelte in de ten minste ene klemruimte kan worden gevouwen en ingeklemd, zodat de in het ten minste ene slanggedeelte aanwezige vloeistof naar een ander slanggedeelte met de te controleren afsluiting of verbindingslas wordt geperst, welk ander slanggedeelte in de expansieruimte kan uitzetten.

2. Inrichting volgens conclusie l, met het kenmerk, dat de inrichting is voorzien van een eerste en een tweede klemruimte waarbij de expansieruimte daartussen is aangebracht, een en ander zodanig, dat een eerste en een tweede slanggedeelte in de eerste en tweede klemruimte kunnen worden gevouwen en ingeklemd, zodat de in het eerste en tweede slanggedeelte aanwezige vloeistof naar een derde slanggedeelte met de te controleren afsluiting of verbindingslas wordt geperst, welk derde slanggedeelte in de expansieruimte kan uitzetten.

3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat voorzien is in mechanische, elektrische, hydraulische of pneumatische middelen om de klemdelen van elkaar af en naar elkaar toe te kunnen verschuiven.

4. Inrichting volgens conclusie 2 of 3, met het kenmerk, dat de eerste en tweede klemruimte wordt bepaald door respectievelijk een eerste en tweede klemvlak aan het eerste klemdeel en een corresponderend klemvlak aan het tweede klemdeel en dat de expansieruimte tussen de beide kleurvlakken van het eerste klemdeel is gevormd door een verdieping in het vlak daarvan, dat samenwerkt met het klemvlak van het tweede klemdeel.

5. Inrichting volgens ten minste één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de inrichting is voorzien van middelen voor het gericht van elkaar af en naar elkaar toe schuiven van de twee klemdelen.

6. Inrichting volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat de middelen bestaan uit een tweetal pennen die uitsteken vanaf de klemvlakken aan het eerste klemdeel en een tweetal openingen die gevormd zijn in het klemvlak van het tweede klemdeel.

7. Inrichting volgens ten minste één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat één van de twee klemdelen is voorzien van aan de zijkant daarvan aangebrachte vouworganen, die het andere klemdeel in de tegen elkaar aangelegen toestand omsluiten en de uiteinden van respectievelijk het eerste en het tweede slanggedeelte vouwen.

8. Inrichting volgens ten minste één der conclusies 2 t/m 7, met het kenmerk, dat de eerste en de tweede klemruimte een zelfde breedte bezitten.

9. inrichting volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat de expansieruimte een zelfde breedte bezit als de eerste of de tweede klemruimte.

10. Inrichting volgens conclusie 1 t/m 8, met het kenmerk, dat de breedte van de expansieruimte variabel is.

11. Inrichting volgens ten .minste één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de ten minste ene klemruimte in de ingeschoven positie een gedefinieerde afmeting van twee keer de wanddikte van de in te klemmen slang bezit.

12. Inrichting volgens conclusie 11, met het kenmerk, dat één van de klemdelen is voorzien van een afstandshouder, die de afmeting van de ten minste ene klemruimte bepaalt.

13. Inrichting volgens ten minste één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat ten minste één van de twee klemdelen aan zijn bovenvlak is voorzien van een hulplijn voor het centrisch plaatsen van de te controleren verbindingslas of afsluiting.

14. Inrichting volgens ten minste één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de inrichting is voorzien van een detectiesysteem.

15. Inrichting volgens conclusie 13, met het kenmerk, dat het detectiesysteem een in de expansieruimte aangebrachte microschakelaar omvat, die door het uitgezette slanggedeelte wordt bediend.

16. Inrichting volgens conclusie 13, met het kenmerk, dat het detectiesysteem een in de expansieruimte aangebracht stroom-onderbrekingselement omvat, dat bij het in contact komen met vloeistof geleidend wordt.

17. Inrichting voor het op dichtheid controleren van een afsluiting, die is aangebracht aan het uiteinde van een flexibele, met vloeistof gevulde slang, met het kenmerk, dat de inrichting is voorzien van twee ten opzichte van elkaar verschuifbare klemdelen, die elk een klemvlak bezitten en die in een ingeschoven positie een klemruimte vormen en van een vouworgaan, een en ander zodanig, dat een slanggedeelte in de klemruimte kan worden gevouwen en ingeklemd, zodat de in het slanggedeelte aanwezige vloeistof naar een ander slanggedeelte met de te controleren afsluiting wordt geperst, welk ander slanggedeelte aan de buitenzijde van de inrichting kan uitzetten.