NL9401874A - Ligboxafscheiding met opklapbare beugel. - Google Patents

Description

LXGBOXAFBCHEXDXNO MET OPKLAPBARE BEUGEL

De uitvinding heeft betrekking op een ligboxaf-echeiding voor gebruik in een veestal.

Dergelijke ligboxafscheidingen worden in het bijzonder toegepast in loopstallen, waarin het vee vrij kan rondlopen. Tussen elke twee naast elkaar opgestelde ligbox-afscheidingen wordt een compartiment gevormd waarin een stuks vee kan gaan liggen. In het bijzonder in koeiestallen zullen de koeien in deze boxen gaan liggen om te rusten en te herkauwen.

Het is bekend dat bij het ópstaan de koeien soms bekneld kunnen raken onder de ligboxafscheiding en gewond raken. Om dit risico te vermijden worden de ligboxafscheidingen wel opklapbaar uitgevoerd, zodat een koe, bij het opstaan, de ligboxafscheiding omhoog kan drukken en daaronder niet bekneld raakt.

De bekende opklapbare ligboxafscheidingen hebben een gecompliceerde en zware constructie om deze bestand te maken tegen de tijdens gebruik optredende belastingen.

De uitvinding beoogt een ligboxafscheiding van de omschreven soort te verschaffen die doelmatig geconstrueerd kan worden.

Bij de ligboxafscheiding volgens de uitvinding wordt dit bereikt met de in conclusie 1 genoemde maatregelen. Hierdoor is slechts een achterste deel van de ligboxafscheiding, in plaats van de gehele ligboxafscheiding opklapbaar, zodat een belangrijk deel van de ligboxafscheiding onbeweeglijk kan worden uitgevoerd. De totale ligboxafscheiding kan hierdoor efficiënt worden gedimensioneerd en gecompliceerde en zware geleidingsconstructies zijn overbodig.

Een geschikte uitvoering is gekenmerkt in conclusie 2. Het achterste beugeldeel is hierdoor zijdelings onbeweeglijk, zodat het de gewenste geleidingsfunctie voor het vee blijft vervullen.

Een zeer geschikte uitvoering is gekenmerkt in conclusie 3. De op het beweegbare achterste beugeldeel uitgeoefende krachten kunnen hierdoor over een korte afstand in de vloer worden doorgeleid, zodat een zeer robuuste constructie kan worden bereikt,

Een gunstige verdere ontwikkeling is gekenmerkt in conclusie 4. De beweegbare verbinding van het achterste beugeldeel met de staander kan hierdoor op constructief relatief eenvoudige wijze worden uitgevoerd, en het bovenste einde kan toch de optredende krachten goed opnemen.

De ligboxafscheiding volgens de uitvinding kan eenvoudig worden gemonteerd door toepassing van de maatregel van conclusie 5.

Daarbij wordt bij voorkeur de maatregel van conclusie 6 toegepast. De neerwaartse beweging van de achterste beugel wordt door de staander begrensd in de normale ge-bruiksstand.

Door toepassing van de maatregel van conclusie 7 kan de achterste beugel eenvoudig worden gemonteerd. Na het monteren van de scharnierverbinding en het door de gelei-dingsopening van de staander steken van het verschuifbare einde van de achterste beugel wordt eenvoudig de dop aangebracht, waarmee de montagehandelingen zijn voltooid.

Een gunstige verdere ontwikkeling is gekenmerkt in conclusie 8. De dubbele ligboxafscheidingen vormen een zeer stevige en veilige constructie voor het vee.

De uitvinding zal verder worden toegelicht in de volgende beschrijving aan de hand van de in de figuren getoonde uitvoeringsvoorbeelden.

Figuur 1 toont een perspectivisch aanzicht van een aantal in een gebruikssituatie opgestelde ligboxafscheidingen volgens een uitvoeringsvorm van de uitvinding.

Figuur 2 toont op grotere schaal een gedeeltelijk weggebroken perspectivisch aanzicht van één ligboxafscheiding volgens pijl II in fig. 1.

Figuur 3 toont constructiedetails van de ligboxafscheiding volgens pijl III in fig. 2.

Figuur 4 toont een gedeeltelijk met figuur 1 overeenkomend perspectivisch aanzicht van een reeks dubbele lig-boxafscheidingen volgens de uitvinding in een gebruikssituatie.

Fig. 1 toont een gedeelte van een stal 1, waarin op een vloer 2 een reeks ligboxafscheidingen 3 is opgesteld, die tussen zich in telkens een compartiment of box 5 vormen. Bij de getoonde uitvoeringsvorm zijn de ligboxafscheidingen 3 op de vloer 2 gemonteerd. De ligboxafscheidingen 3 zijn in dwarsrichting met elkaar verbonden door een verbindingsstang 4. Deze verbindingsstang 4 vormt een schoftboom, die bepaalt hoever een dier, in het bijzonder een koe in de box 5 naar voren kan lopen, alvorens te gaan liggen.

Zoals meer in detail in fig. 2 wordt getoond, omvat de ligboxafscheiding 3 een, in dit uitvoeringsvoorbeeld door een staander 8 gevormde steun en een daarmee verbonden, in hoofdzaak een verticaal liggende beugel, die samengesteld is uit een voorste beugeldeel 9 en een achterste beugeldeel 10.

Het achterste beugeldeel 10 is in het vlak van de beugel beweegbaar met de staander 8 verbonden, zodanig dat dit achterste beugeldeel 10 vanuit een in getrokken lijnen getekende normale gebruiksstand omhoog geklapt kan worden in de met stippellijnen 13 aangegeven stand.

Dit opklappen van het achterste beugeldeel kan optreden wanneer een koe, die met haar rug onder het achterste beugeldeel 10 van een van de ligboxafscheidingen 3 is komen te liggen, op wil staan. Doordat de beugel op kan klappen, wordt de koe niet gehinderd in het opstaan en kan deze zich niet verwonden.

Zoals fig. 2 verder in detail toont, is de staander 8 van de ligboxafscheiding 3 voorzien van een voetplaat 11. Door middel van deze voetplaat 11 is de staander 8 met ankerbouten 12 op de vloer 2 gemonteerd.

De schoftboom 4 is met het voorste beugeldeel 9 verbonden door middel van stroppen 15 die aangrijpen in gaten in een aan het voorste beugeldeel 9 vastgelaste plaat 14.

Bij dit uitvoeringsvoorbeeld van de uitvinding is het onderste einde 16 van het achterste beugeldeel 13 scharnierend met de staander 8 verbonden en is het bovenste einde 17 verschuifbaar in een geleidingsopening 18 van de staander geleid. De verbindingen van het opklapbare achterste beugeldeel 10 met de staander 8 zijn meer in detail in fig. 3 getoond.

De scharnierverbinding van het onderste einde 18 van het beugeldeel 10 is uitgevoerd als een bajonetverbin-ding 20. De bajonetverbinding omvat een rechthoekige opening 21 in de voorwand van de staander 8. Deze rechthoekige opening 21 is enigszins groter dan de rechthoekige kop 23 welke door middel van een hals 24 verbonden is met het ondereinde 18 van de beugel 10. In de getoonde, gemonteerde toestand is de rechthoekige doorsnede van de opening 21 liggend gepositioneerd, terwijl die van de kop 23 staand is gepositioneerd. Het zal duidelijk zijn dat de bajonetverbinding 20 gekoppeld kan worden bij een relatieve verdraaiing van het achterste beugeldeel 10 over een kwartslag. Dit wordt gedaan bij de montage, wanneer het bovenste einde 17 nog niet in de opening 18 is gestoken.

De opening 22 in de achterwand van de staander 8, waardoorheen het onderste beugeleinde 18 steekt, is juist zo breed uitgevoerd als de diameter van het onderste einde 18, zodat deze beugel stevig wordt gesteund.

De kop 23 van de bajonetverbinding 20 heeft een schuin vlak 25, dat de zwenkbeweging omhoog, mogelijk maakt. Voor een goede opsluiting van de wand van de staander 8 achter de kop, bevindt zich onder de hals 24 een steun 26, die aansluit tegen de achterkant van de voorwand van de staander 8.

Het boveneinde 17 van de beugel 10 is, zoals opgemerkt verschuifbaar opgenomen in een geleidingsopening 18. Deze geleidingsopening wordt gevormd door openingen in res- peetievelijk de voorwand en de achterwand van de staander 8, die juist zo breed zijn als de diameter van het bovenste einde 17 van de beugel 10. Hierdoor wordt de beugel 10 ook tegen bewegingen dwars op het vlak van de beugel gesteund, zodat een goede geleidingswerking van de beugel 10 is gewaarborgd.

Bij het monteren van het achterste beugeldeel 10 wordt het bovenste einde 17 door de opening 18 gestoken waarna een stop 28 in het einde 17 wordt gestoken. De dop 28 wordt vastgezet door middel van een spie 29 die zich door de wand van het buiseinde 17 en de stop 28 uitstrekt.

Zoals fig. 3 laat zien heeft de stop of dop 28 een uitkragende rand 30, zodat de diameter van deze stop 28 groter is dan de opening 18. De uitkragende rand 30 vormt een aanslag die de normale gebruiksstand, dat wil zeggen de in de figuren met getrokken lijnen onderste stand, van het beugeldeel 10 bepaalt. Vanuit deze stand kan de beugel 10 vrij omhoog bewegen.

Figuur 4 laat een verdere ontwikkeling van de lig-boxafscheiding volgens de uitvinding zien. Hierbij zijn telkens twee ligboxafscheidingen van in het algemeen de constructie zoals getoond in de voorgaande figuren, gecombineerd tot een dubbele ligboxafscheiding 35. De voorste beu-geldelen 9 van de enkelvoudige ligboxafscheidingen zijn tot een geheel verbonden en bestaan bij de dubbele ligboxaf-scheiding 35 uit een bovenste stang 36 en een onderste stang 37. Zoals getoond is de onderste stang 37 omgekeerd V-vormi-ge uitgevoerd en is deze in de top verbonden met een dwars-stang 38 die zich langs alle ligboxafscheidingen 35 uitstrekt. Door de omgekeerde V-vorm laat elke ligboxafscheiding voldoende kopruimte voor de dieren vrij. De verbin-dingsstang 38 vormt tevens een doorloopbarrière.

Langs elke zijde van de reeks dubbele ligboxafscheidingen is ook hier een verbindingsstang 39 in de vorm van een schoftboom aangebracht.

Door de constructie met de staanders en de dwarsverbinding door middel van drie, in een driehoek liggende stangen 38, 39 wordt een zeer robuuste constructie bereikt, die ook voor groot vee geschikt is. Desalniettemin laten de opklapbare achterste beugeldelen telkens voldoende ruimte vrij om te voorkomen dat het vee onder de ligboxafscheidingen bekneld raakt.

Zoals uit de figuren blijkt, is het opklapbare beugeldeel telkens relatief kort, zodat de krachten slechts een korte afstand doorgeleid behoeven te worden. De ligbox-afscheiding volgens de uitvinding kan hierdoor doelmatig en stevig worden geconstrueerd.

De uitvinding is niet beperkt tot de in de figuren getoonde uitvoeringsvormen. Volgens de uitvinding heeft elke ligboxafscheiding een min of meer centrale steun, aan weerszijden waarvan zich beugeldelen uitstrekken en waarbij het achterste beugeldeel opklapbaar is. De uitvoering van de steun, de wijze waarop het opklapbare beugeldeel met de steun is verbonden en dergelijke, kunnen op veel verschillende manieren worden uitgevoerd. Zo is in elk van de hier getoonde uitvoeringsvormen telkens een schoftboom toegepast, die verbonden is met het voorste beugeldeel. Naast de functie van het bepalen van de ligpositie van het dier, heeft deze gewoonlijk ook een versterkingsfunctie. Wanneer de ligboxaf scheiding constructief voldoende sterk wordt uitgevoerd, is laatstgenoemde functie overbodig en zou de schoftboom weggelaten kunnen worden.

In plaats van een bevestiging aan de voorste beugeldelen kan ook een bevestiging aan de achterste, opklapbare beugeldelen worden overwogen, waarbij dan deze bevestiging meegevend, in het bijzonder scharnierend, zal worden uitgevoerd. In plaats van een stang kan ook een soepel element zoals een geweven band of touw worden toegepast.

Wanneer het gewenst is de schoftboom als een beweegbare stang uit te voeren kan deze ook een zelfstandig beweegbaar element zijn, bijvoorbeeld een aan de staanders van aangrenzende ligboxafscheidingen of voorste beugeldelen daarvan scharnierende U-vormige beugel.

Claims (8)

1. Ligboxafscheiding omvattende een steun en een daarmee verbonden, in hoofdzaak in een verticaal vlak liggende beugel, waarbij de beugel een zich aan één zijde van de steun uitstrekkend voorste deel en een zich aan de tegenoverliggende zijde van de steun uitstrekkend achterste deel omvat, waarbij ten minste het achterste deel in het vlak van de beugel beweegbaar met de steun is verbonden, zodanig dat dit vanuit een normale gebruiksstand opklapbaar is.

2. Ligboxafscheiding volgens conclusie 1, waarbij het achterste beugeldeel scharnierbaar om een horizontale, zich dwars op het vlak van de beugel uitstrekkende aslijn met de steun is verbonden.

3. Ligboxafscheiding volgens conclusie 1 of 2, waarbij de steun een staander is.

4. Ligboxafscheiding volgens conclusie 3, waarbij het achterste beugeldeel met een onderste einde scharnierend met de staander is verbonden en met een bovenste einde verschuifbaar in een geleidingsopening van de staander wordt geleid.

5. Ligboxafscheiding volgens conclusie 4, waarbij de scharnierende verbinding een bajonetverbinding is, die kop-pelbaar is bij een relatieve verdraaiing van het achterste beugeldeel over in hoofdzaak een kwartslag.

6. Ligboxafscheiding volgens conclusie 4 of 5, waarbij het bovenste einde van het achterste beugeldeel een met de staander samenwerkende aanslag omvat, die de normale gebruiksstand van het beugeldeel bepaalt.

7. Ligboxafscheiding volgens conclusie 6, waarbij de aanslag gevormd wordt door een in het betreffende einde van het beugeldeel opgenomen uitkragende dop.

8. Dubbele ligboxafscheiding omvattende twee omgekeerd tegenover elkaar opgestelde ligboxafscheidingen volgens één van de voorgaande conclusies waarvan de voorste beugeldelen tot één geheel met elkaar zijn verbonden.