NL9401776A - Werkwijze en inrichting voor het uit een deegstuk vormen van een plat stuk deeg. - Google Patents

Description

Werkwijze en inrichting voor het uit een deegstuk vormen van een plat stuk deeg,

De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het uit een deegstuk vormen van een plat stuk deeg, waarbij het deegstuk met een transportsnelheid naar een wals getransporteerd wordt en door de wals geplet wordt.

De uitvinding heeft tevens betrekking op een inrichting voor het uit een deegstuk vormen van een plat stuk deeg, welke inrichting voorzien is van een wals voor het pletten van een deegstuk en een transportorgaan voor het met een transportsnelheid naar de wals transporteren van het deegstuk, waarbij het transportorgaan door aan-drijfmiddelen aandrijfbaar is.

Bij de vervaardiging van een deegproduct, bijvoorbeeld stokbrood of toast, wordt eerst uit een deegstuk een plat stuk deeg gevormd, dat daarna opgerold en verder verwerkt wordt tot het betreffende deegproduct. Het tot een plat stuk deeg vormen van het deegstuk vindt plaats doordat het deegstuk door een transportorgaan naar een wals voor het pletten van het deegstuk wordt getransporteerd met een transportsnelheid die lager is dan of gelijk is aan de omtrekssnelheid van de wals. In de praktijk is echter gebleken dat wanneer het deegstuk, dat in het algemeen een langwerpige vorm heeft, op het transportorgaan is geplaatst, deze zich niet in alle gevallen parallel ten opzichte van de wals bevindt. Bovendien is gebleken dat een deegstuk niet door alle delen van de wals gelijktijdig meegenomen wordt als gevolg van verschil in wrijving, zelfs wanneer het deegstuk wel parallel ten opzichte van de wals is geplaatst. Hierdoor verkrijgt het platte stuk deeg een grillige vorm, waardoor het oprollen van het platte stuk deeg moeilijk verloopt en een opgerold plat stuk deeg ontstaat dat geen uniforme doorsnede heeft maar aan de uiteinden afhangt. Mede door de variërende oriëntatie van het deegstuk ten opzichte van de wals ontstaat hierdoor een niet reproduceerbaar plat stuk deeg, hetgeen tot niet-uniforme deegproducten, zoals stokbroden en toast leidt. Bovendien is het in vele gevallen nodig de afhangende einden van het opgerolde platte stuk deeg te verwijderen, hetgeen tot een hoge uitval leidt. Doordat het opgerolde platte stuk deeg geen uniforme diameter heeft, is het bij langgerekte opgerolde deegstukken onmogelijk om deze in meerdere gelijke stukken te verdelen, voor bijvoorbeeld het vormen van kleine stokbroden.

Het is onder meer een doel van de onderhavige uitvinding om een werkwijze, en een inrichting voor het uit een deegstuk vormen van een plat stuk deeg te verschaffen, die het mogelijk maken een correct gepositioneerd, nagenoeg rechthoekig plat stuk deeg te vormen, hetgeen het vervaardigen van reproduceerbare deegproducten bevordert en waarbij tevens het oprollen van het platte stuk deeg vergemakkelijkt wordt, en het opgerolde platte stuk deeg een nagenoeg uniforme diameter verkrijgt waardoor geen kopafval optreedt en het opgerolde platte stuk deeg in meerdere gelijke stukken te verdelen is.

Hiertoe wordt volgens een eerste aspect van de uitvinding een in de aanhef genoemde werkwijze gekenmerkt doordat de transportsnelheid wanneer het deegstuk zich op een voorafbepaalde afstand van de wals bevindt versneld wordt. Doordat het deegstuk voordat deze de wals contacteert versneld wordt, slaat het deegstuk met een hogere snelheid tegen de wals. Als gevolg van de traagheid van het deegstuk neemt het deegstuk een oriëntatie tegen de wals aan die nagenoeg parallel ten opzichte van de wals is en wordt een over de gehele wals nagenoeg gelijke wrijving tussen de wals en het deeg verkregen, waardoor het resulterende platte stuk deeg nagenoeg rechthoekig is met twee rechthoekszijden nagenoeg parallel aan de wals. Hierdoor worden alle bij de bekende werkwijze optredende nadelen althans grotendeels opgeheven.

Bij voorkeur wordt de transportsnelheid van een eerste snelheid, kleiner dan of gelijk aan de omtrekssnel-heid van de wals, tot een tweede snelheid, groter dan de omtrekssnelheid, versneld. Hierdoor blijkt dat bij alle gangbare gewichten voor het deegstuk tijdens het tegen de wals aanslaan het deegstuk een oriëntatie parallel aan de wals verkrijgt.

Wanneer onmiddellijk nadat het deegstuk de wals contacteert de transportsnelheid tot de eerste snelheid vertraagd wordt, wordt de pletwerking van de wals niet nadelig beïnvloed.

Volgens een tweede aspect van de uitvinding wordt een inrichting voor het uit een deegstuk vormen van een plat stuk deeg, welke inrichting voorzien is van een wals voor het pletten van een deegstuk en een transport-orgaan voor het met een transportsnelheid naar de wals transporteren van het deegstuk, waarbij het transportor-gaan door aandrijfmiddelen aandrijfbaar is verschaft, die gekenmerkt wordt doordat de aandrijfmiddelen instelbare aandrijfmiddelen zijn voor het tijdens het transporteren van het deegstuk naar de wals versnellen van de transportsnelheid van het transportorgaan. Door het kunnen instellen van de transportsnelheid, is het mogelijk het deegstuk met een zodanige snelheid tegen de wals aan te laten slaan, dat het deegstuk parallel aan de wals wordt geplaatst en een nagenoeg constante wrijving tussen de wals en het deeg over de gehele wals verkregen wordt, hetgeen de verdere bewerking van het deegstuk bevordert.

Bij voorkeur is het transportorgaan door de instelbare aandrijfmiddelen met een eerste snelheid, kleiner dan of gelijk aan de omtrekssnelheid van de wals, of een tweede snelheid, groter dan de omtrekssnelheid aandrijfbaar, waardoor ongeacht het gewicht van het deeg-stuk deze parallel aan de wals wordt geplaatst.

Wanneer de inrichting voorzien is van detectie-middelen voor het detecteren van contact tussen het deeg-stuk en de wals, is het mogelijk onmiddellijk nadat het deegstuk de wals contacteert, de aandrijfmiddelen op een lage snelheid in te stellen zodat het pletten door de wals niet nadelig beïnvloed wordt.

Een voorkeursuitvoeringsvorm van een inrichting volgens de uitvinding wordt gekenmerkt doordat de detec-tiemiddelen tevens voorzien zijn van sensoren voor het detecteren of het deegstuk zich op een voorafbepaalde afstand voor de wals bevindt. Hierdoor kan de versnelling van het transportprgaan geactiveerd worden door de aanwezigheid van het deegstuk op een bepaalde plaats, zodat overbodige versnellingen worden vermeden en voldoende tijd aanwezig is voor het tot de gewenste hoge snelheid versnellen van het deegstuk.

Wanneer het transportorgaan een slippend trans-portorgaan is, dan worden ongewenste krachten die door het deegstuk bij het tegen de wals slaan op het transportorgaan uitgeoefend worden, vermeden.

Enige uitvoeringsvormen van een inrichting volgens de uitvinding zullen hierna aan de hand van de tekening beschreven worden. Hierin toont: figuur 1 schematisch in langsdoorsnede een inrichting voor het uit een deegstuk vormen van een plat stuk deeg, figuur 2 een bovenaanzicht van figuur 1 met een aantal deegstukken, waarbij de bekende werkwijze .wordt weergegeven, figuur 3 een analoog aanzicht als figuur 2 waarbij de werkwijze volgens de uitvinding wordt toegepast, en figuur 4 schematisch de vormen van het deeg in bepaalde stadia van het vervaardigen van een product.

In figuur 1 is schematisch een inrichting voor het uit een deegstuk 11 vormen van een plat stuk deeg 12 weergegeven. De inrichting is voorzien van een wals 13 voor het pletten van een deegstuk 11 en een transportor-gaan 14 voor het met een transpórtsnelheid naar de wals 13 transporteren van het deegstuk 11. Het transportorgaan 14 is door aandrijfmiddelen 15 aandripfbaar. Het transportorgaan 14, dat bijvoorbeeld door een transportband of een rollentransporteur gevormd wordt, transporteert het deegstuk 11 met een snelheid die kleiner is dan de omtreks-snelheid van de wals 13 naar de wals 13. Bij de wals 13 aangekomen, wordt het deegstuk 11 tussen de wals 13 en een verder transportorgaan 17 tot het platte stuk deeg 12 geplet en voor verdere bewerking verder getransporteerd. Een dergelijke verdere bewerking kan bijvoorbeeld het oprollen van het platte stuk deeg 12 door een oproller 16 omvatten. Hierbij wordt opgemerkt dat het pletten van het deegstuk ook tussen twee op geringe afstand van elkaar geplaatste walsen kan geschieden met een daarachter geplaatst verder transportorgaan.

In figuur 2 wordt een bovenaanzicht van figuur 1 weergegeven, waarbij de bekende werkwijze wordt toegepast. Hierbij bevinden zich twee deegstukken 21', 21'1 op het transportorgaan 24 dat door de aandrijfmiddelen 25 met een constante snelheid die kleiner is dan of gelijk is aan de omtrekssnelheid van de wals 23 wordt aangedreven. De deegstukken 21' en 21'' blijken in de praktijk niet altijd parallel aan de wals 2 3 op het transportorgaan 24 geplaatst te zijn, maar hebben een, tot bepaalde mate, willekeurige oriëntatie.

Hierdoor komt het voor dat een deegstuk, ' bijvoorbeeld 211 1 , scheef onder de wals 23 doorgaat, wat een grillig gevormd plat stuk deeg 2 tot gevolg heeft. Dit wordt nog versterkt doordat de wrijving tussen de wals en het deeg niet over de gehele wals constant is waardoor het deeg niet gelijktijdig door de wals meegenomen wordt. Een dergelijk grillig gevormd plat stuk deeg 22 is niet alleen moeilijk oprolbaar, maar levert ook, mede door de willekeurige oriëntatie, een niet reproduceerbaar eindproduct. Bovendien heeft het opgerolde platte stuk deeg geen uniforme diameter hetgeen tot kopafval leidt en waardoor het onmogelijk is een langwerpig opgerold plat stuk deeg in meerdere gelijke stukken te verdelen.

Volgens de uitvinding worden deze nadelen opgeheven door de inrichting te voorzien van aandrijfmiddelen die instelbaar zijn voor het tijdens het transporteren van het deegstuk naar de wals versnellen van de transportsnel-heid van het transportorgaan. Een dergelijke inrichting volgens de uitvinding is schematisch in bovenaanzicht in figuur 3 weergegeven. Hierbij bevinden zich deegstukken 31' en 31" op een transportorgaan 34, dat door instelbare aandrijfmiddelen 35 met varieerbare transportsnelheid aandrijfbaar is. De inrichting bevat verder detectiemidde-len 3 6 en 36' voor het detecteren van contact tussen het deegstuk en de wals 33*. De detectiemiddelen omvatten verder sensoren 38, 38' voor het detecteren of een deegstuk zich op een vooraf bepaalde afstand voor de wals 3 3 bevindt. De aandrijfmiddelen 35 versnellen een deegstuk van een eerste snelheid, die kleiner is dan of gelijk is aan de omtrekssnelheid van de wals 33, tot een tweede snelheid, die groter is dan de omtrekssnelheid, wanneer de sensoren 38, 38' detecteren dat zich het deegstuk tussen hun in bevindt, hetgeen door verbinding 39 aan de aandri jfmiddelen 35 wordt doorgegeven. Aldus heeft het deegstuk op het deel van het transportorgaan tussen de plaats van de sensoren 38, 38' een hogere snelheid. Treft het deegstuk, in de figuur 3 deegstuk 31'1 weergegeven door onderbroken lijnen, de wals 33, dan zal het deegstuk. 31' 1 door diens traagheid tot parallel ten opzichte van de wals 33 komen te liggen, zoals in doorgetrokken lijnen is weergegeven. Aldus wordt de oriëntatie van de deegstukken door de versnelling van de transportsnelheid gecorrigeerd. Bovendien wordt hierdoor een althans nagenoeg constante wrijving tussen de wals en het deeg verkregen. Detecteren de detectiemiddelen 36, 36' dat het deegstuk 31'1 de wals raakt, dan wordt via de verbinding 37 de aandrijfmiddelen 35 onmiddellijk ingesteld op de eerste lage snelheid om het pletten door de wals niet ongewenst nadelig te beïnvloeden. Teneinde te voorkomen dat tijdens het tegen de wals slaan van het deegstuk ongewenste krachten op het transportorgaan 34 overgedragen worden, is het transport-orgaan bij voorkeur een slippend transportorgaan.

Aldus wordt door de inrichting en werkwijze volgens de uitvinding een reproduceerbaar georiënteerd plat stuk deeg 32 verkregen dat op eenvoudige wijze reproduceerbaar verder verwerkt kan worden.

Aldus wordt volgens de uitvinding een deegstuk 41 tot een plat stuk deeg 42 gevormd met een reproduceerbaar georiënteerde vorm, welk plat stuk deeg 42 eenvoudig oprolbaar is tot een opgerold stuk deeg 43 met een uniforme diameter, zoals schematisch in figuur 4 is weergegeven. Hierdoor zijn deegproducten reproduceerbaar te vervaardigen.

Claims (8)

1. Werkwijze voor het uit een deegstuk vormen van een plat stuk deeg, waarbij het deegstuk met een transportsnelheid naar een wals getransporteerd wordt en door de wals geplet wordt, met het kenmerk, dat de transportsnelheid wanneer het deegstuk zich op een voorafbepaalde afstand van de wals bevindt versneld wordt.

2. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de transportsnelheid van een eerste snelheid, kleiner dan of gelijk aan de omtrekssnelheid van de wals, tot een tweede snelheid, groter dan de omtrekssnelheid, versneld wordt.

3. Werkwijze volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat onmiddellijk nadat het deegstuk de wals contacteert de transportsnelheid tot de eerste snelheid vertraagd wordt.

4. Inrichting voor het uit een deegstuk vormen van een plat stuk deeg, welke inrichting voorzien is van een wals voor het pletten van een deegstuk en een trans-portorgaan voor het met een transportsnelheid naar de wals transporteren van het deegstuk, waarbij het transportor-gaan door aandri jfmiddelen aandrijf baar is, met het kenmerk, dat de aandrijfmiddelen instelbare aandrijfmiddelen zijn voor het tijdens het transporteren van het deegstuk naar de wals versnellen van de transportsnelheid van het transportorgaan.

5. Inrichting volgens conclusie 4, met- het kenmerk, dat het transportorgaan door de instelbare aan-drijfmiddelen met een eerste snelheid, kleiner dan of gelijk aan de omtrekssnelheid van de wals, of een tweede snelheid, groter dan de omtrekssnelheid aandrijfbaar is.

6. Inrichting volgens conclusie 4 of 5, met het kenmerk, dat de inrichting voorzien is van detectiemidde-len voor het detecteren van contact tussen het deegstuk en de wals.

7. Inrichting volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat de detectiemiddelen tevens voorzien zijn van sensoren voor het detecteren of het deegstuk zich op een voorafbepaalde afstand voor de wals bevindt.

8. Inrichting volgens een der conclusies 4 tot en met 7, met het kenmerk, dat het transportorgaan een slippend transportorgaan is.