NL9401741A - Inrichting bestaande uit twee staanders waartussen een net kan worden gespannen. - Google Patents

Description

Korte Titel: Inrichting bestaande uit twee staanders waartussen een net kan worden gespannen.

De uitvinding hee£t betrekking op een inrichting bestaande uit twee staanders waartussen een net kan worden gespannen. Bij veel sporten, zoals tennis, badminton of volleybal wordt gebruik gemaakt van netten, die worden opgespannen tussen twee staanders. De staanders zijn daarbij verankerd in de grond. Bij zaalsporten worden de staanders in beves-tigingsgaten in de vloer van de sportzaal bevestigd. Indien de staanders los zouden staan zouden ze te weinig stabiel zijn om de ballen op te kunnen vangen zonder om te vallen.

Een nadeel van deze bestaande inrichtingen is dat de staanders ofwel blijvend zijn aangebracht ofwel door middel van bevestigingsgaten in de vloer moeten worden neergezet. Hierdoor zijn de staanders lastig op te ruimen of weer neer te zetten. Het aanbrengen van bevestigingsgaten in de vloer van een sportzaal brengt hoge kosten met zich mee, doordat hier reeds rekening mee dient te worden gehouden bij het storten van de vloer.

Het doel van de uitvinding is een inrichting van de bovengenoemde soort, die makkelijk is op te bergen en te verplaatsen, weinig ruimte in beslag neemt en bij gebruik toch voldoende stabiel is.

Dit doel wordt met de uitvinding bereikt, doordat de staanders met behulp van middelen in de verticale stand kunnen worden geplaatst, welke middelen een ligger omvatten, waaraan nabij elk van beide uiteinden van de ligger één van de staanders met behulp van eerste koppelmiddelen is of kan worden bevestigd, welke ligger is gedeeld in deelliggers, die met behulp van tweede koppelmiddelen aan eikaars uiteinde zijn of kunnen worden gekoppeld. Door deze maatregel is de inrichting eenvoudig samen te stellen en neer te zetten en kan na gebruik op snelle en eenvoudige wijze weer worden opgeruimd, waarbij de inrichting weinig ruimte in beslag neemt. De ligger zorgt voor stabiliteit en houdt de staanders op de juiste afstand van elkaar.

Bij een voorkeursuitvoering bestaan de eerste en tweede koppelmiddelen uit scharniermiddelen, waarmee de inrichting in een ingeklapte toestand en in een uitgeklapte toestand kan worden gebracht, waarbij in de uitgeklapte toestand steunmiddelen de staander in hoofdzaak loodrecht op de ligger houden. De inrichting kan daardoor in een compacte hoedanigheid worden opgeborgen zonder dat het in verschillende onderdelen uit elkaar hoeft te worden gehaald.

Bij voorkeur bestaan bij beide staanders de steunmiddelen uit een schoor of steunorgaan, dat draaibaar is bevestigd aan de staander, welk steunorgaan in de uitgeklapte toestand van de inrichting losmaakbaar is of kan worden bevestigd aan één van de deelliggers. De inrichting is daardoor steviger in uitgeklapte toestand en de staanders zullen niet op een ongewenst moment inklappen. Bij voorkeur kan het steunorgaan in de ingeklapte toestand van de inrichting aan de andere staander kan worden bevestigd, zodat de inrichting in de ingeklapte toestand vast gezet kan worden en niet op een ongewenst moment, bijvoorbeeld tijdens het verplaatsen, kan uitklappen.

Bij voorkeur bestaan de scharniermiddelen uit twee in elkaar grijpende U-vormige scharnierdelen, die breder zijn dan de deelliggers en die ten opzichte van elkaar scharnieren om een scharnieras, die net buiten het verlengde van de deelliggers ligt. Bij het uitklappen draaien de scharnierdelen daardoor in elkaar, zodat de ligger bij de scharnierpunten voldoende stevig is. Doordat de scharnieras net buiten het verlengde van de deelliggers ligt, staan de deelliggers in ingeklapte toestand van de inrichting evenwijdig naast elkaar, zodat de inrichting zo compact mogelijk kan worden ingeklapt.

Bij voorkeur omvat de inrichting twee staafjes aan weers- zijde van de onderste uiteinden van de staanders. Hierdoor wordt met eenvoudige middelen de stabiliteit van de inrichting met name in de richting dwars op de ligger verhoogd, terwijl de staanders slank kunnen zijn vormgegeven. De staafjes kunnen klein zijn uitgevoerd om reeds voldoende stabiliteit te geven en kunnen bijvoorbeeld inklapbaar, losmaakbaar of uitschuifbaar zijn, opdat de inrichting in ingeklapte toestand zo weinig mogelijk uitsteeksels heeft en zo makkelijk mogelijk kan worden opgeborgen.

De uitvinding zal nader worden toegelicht aan de hand van de tekening. Hierin toont:

Figuur 1: Inrichting volgens de uitvinding;

Figuur 2: Inrichting volgens figuur 1 in ingeklapte toestand;

Figuur 3: Scharnier van een inrichting volgens figuur 1.

In figuur 1 is een inrichting 1 weergegeven bestaande uit twee staanders 2, waartussen een net 3 is gespannen met behulp van bevestigingsmiddelen 4. Tussen de staanders 2 is een ligger 5 geplaatst, die aan de onderste uiteinden van de staanders 2 is bevestigd met behulp van eerste koppel-i middelen of scharniermiddelen 6. De ligger 5 is opgebouwd uit deelliggers 7. De deelliggers 7 zijn aan elkaar gekoppeld met behulp van tweede koppelmiddelen of scharnieren 8. Aan het onderste uiteinde van de staanders 2 zijn dwars-staven 9 aangebracht. De dwarsstaven 9 staan dwars op de l lengterichting van de ligger 5. Ongeveer halverwege de hoogte van de staanders 2 is aan de staanders 2 het uiteinde van een steunorgaan of schoor 10 bevestigd. Het andere uiteinde van de schoor 10 is bevestigd aan de met de staander verbonden deelligger 7. Aan de bovenzijde zijn de > staanders voorzien van bevestigingsmiddelen 11. Hierop kan bijvoorbeeld een score bord worden bevestigd.

Figuur 2 toont dezelfde inrichting 1 in ingeklapte toestand. De deelliggers 7 staan evenwijdig met elkaar en met de staanders 2. De schoor 10, die draaibaar is bevestigd aan een van de staanders 2 en die in uitgeklapte toestand van de inrichting 1 is bevestigd aan een deelligger 7 is in ingeklapte toestand bevestigd aan de andere staander 2, waardoor de inrichting 1 in ingeklapte toestand is vastgezet .

Figuur 3 toont in detail een scharnier 8, die twee deellig-gers 7 met elkaar verbindt. Het scharnier 8 bestaat uit twee U-vormige scharnierdelen 12. Elk scharnierdeel 12 is bevestigd aan het uiteinde van een deelligger 7. De scharnierdelen 12 bestaan elk uit een twee wangen 13 en een dwarsplaat 14, die aan het uiteinde van een deelligger 7 is bevestigd. Eén van de wangen 13 is geplaatst aan de zijkant van de dwarsplaat 14, terwijl de andere wang 13 is geplaatst op een afstand van de er tegenover liggende zijkant, welke afstand overeenkomt met de breedte van de eerste wang 13. Twee in elkaar geschoven scharnierdelen 12 vormen aldus min of meer een blok. De wangen 13 zijn breder dan de deelliggers 7. De hoeken van de wangen 13 zijn afgeschuind. Een scharnieras 14 loopt net buiten het verlengde van de deelliggers 7. Hierdoor komen de deelliggers in ingeklapte toestand van de inrichting 1 evenwijdig en pal naast elkaar te staan. Wanneer de inrichting 1 wordt ingeklapt, draaien de wangen 13 van de scharnierdelen 12 in elkaar.

Claims (6)

1. Inrichting bestaande uit twee staanders waartussen een net kan worden gespannen met het kenmerk, dat de staanders met behulp van middelen in de verticale stand kunnen worden geplaatst, welke middelen een ligger omvatten, waaraan nabij elk van beide uiteinden van de ligger één van de staanders met behulp van eerste koppelmiddelen is of kan worden bevestigd, welke ligger is gedeeld in deelliggers, die met behulp van tweede koppelmiddelen aan eikaars uiteinde zijn of kunnen worden gekoppeld.

2. Inrichting volgens conclusie 1 met het kenmerk, dat de eerste en tweede koppelmiddelen bestaan uit scharnier-middelen, waarmee de inrichting in een ingeklapte toestand en in een uitgeklapte toestand kan worden gebracht en dat in de uitgeklapte toestand steunmiddelen de staander in hoofdzaak loodrecht op de ligger houden.

3. Inrichting volgens conclusie 2 met het kenmerk, dat bij beide staanders de steunmiddelen bestaan uit een schoor of steunorgaan, dat draaibaar is bevestigd aan de staander, welk steunorgaan in de uitgeklapte toestand van de inrichting losmaakbaar is of kan worden bevestigd aan één van de deelliggers.

4. Inrichting volgens conclusie 2 of 3 met het kenmerk, dat het steunorgaan in de ingeklapte toestand van de inrichting aan de andere staander kan worden bevestigd.

5. Inrichting volgens één van de voorgaande conclusies met het kenmerk, dat de scharniermiddelen bestaan uit twee in elkaar grijpende U-vormige scharnierdelen, die breder zijn dan de deelliggers en die ten opzichte van elkaar scharnieren om een scharnieras, die net buiten het verlengde van de deelliggers ligt.

6. Inrichting volgens één van de voorgaande conclusies met het kenmerk, dat de inrichting twee staafjes aan weerszijde van de onderste uiteinden van de staanders omvat.