NL1023497C2 - Kantplankensamenstel voor een steiger en koppelelement daarvoor. - Google Patents

Description

< l

Kantplankensamenstel voor een steiger en konnelelement daarvoor

De uitvinding heeft betrekking op een kantplankensamenstel voor een steiger.

De uitvinding heeft verder betrekking op een koppelelement welke in het bijzonder S toepasbaar is bij een kantplankensamenstel.

Uit het Nederlandse octrooi 1015330 is het bekend om een kantplankensamenstel voor een steiger tot stand te brengen door eerst snelkoppelingen aan de staanders van de steiger te bevestigen en daarna planken tussen bijbehorende paren snelkoppelingen aan te brengen. Om de verbinding tussen planken en snelkoppelingen tot stand te brengen zijn de 10 planken aan hun uiteinden voorzien van bussen die opgenomen kunnen worden in corresponderende opneemgleuven aan de snelkoppelingen: de planken worden met hun bussen in corresponderende gleuven van de snelkoppelingen geschoven.

Het tot stand brengen van het bekende samenstel op de steiger neemt veel tijd in beslag en is omslachtig. Bovendien ontstaat er bij het verplaatsen van de losse planken en 15 het bevestigen daarvan aan de snelkoppelingen gevaar dat daarbij tegen objecten gestoten wordt, bijvoorbeeld tegen op een werkplatform van de steiger aanwezig personeel of glazen wanden van een naburig gebouw. Elke keer dat een plank op de steiger verplaatst wordt bestaat een gevaar dat deze van de steiger valt

De uitvinding heeft tot doel een kantplankensamenstel te verschaffen welke op 20 snelle en efficiënte wijze op de steiger kan worden aangebracht.

Hiertoe verschaft de uitvinding een kantplankensamenstel voor een steiger, waarbij het kantplankensamenstel een langsplank en een eerste dwarsplank omvat, waarbij de eerste dwarsplank middels een schamierverbinding vast is verbonden aan een eerste uiteinde van de langsplank, waarbij ter plaatse van het eerste uiteinde van de 25 langsplank een eerste koppelelement is voorzien voor het bevestigen van het kantplankensamenstel aan een staander van de steiger. Doordat de eerste dwarsplank, bijvoorbeeld bij transport of opslag van het samenstel, tegen de langsplank kan worden geklapt door de schamierverbinding daartussen, wordt de hantering van het samenstel bij verplaatsen daarvan vergemakkelijkt. Door het tegen de langsplank klappen van de 30 eerste dwarsplank krijgt het samenstel, voor transport of opslag, een compacte gedaante. Het samenstel vormt steeds één geheel, bij opslag, transport en plaatsing. Er is geen sprake van losse onderdelen die bij elkaar moeten worden gehouden, samengebouwd moeten worden en zoek kunnen raken. Het aanbrengen van het 1023497- I samenstel op een werkplatform van de steiger is eenvoudig een kwestie van uitklappen I van de eerste dwarsplank en het bevestigen van het eerste koppelelement aan een I staander van de steiger. Het op het werkplatform moeten bevestigen van de planken aan het koppelelement is niet meer nodig waardoor een verbetering in efficiency en I 5 veiligheid bereikt wordt.

Opgemerkt wordt dat een kantplankensamenstel met zes planken waarvan de uiteinden schamieibaar aan elkaar gekoppeld zijn bekend is. Bij dit bekende I kantplankensamenstel kan een combinatie van vier kantplanken in- en uitgevouwen worden. Het bekende samenstel wordt gefixeerd ten opzichte van de steiger doordat het in I 10 uitgevouwen toestand wordt opgesloten door opstaande randen van het weikplatfoim van de steiger. Het samenstel volgens de uitvinding is minder zwaar en omvangrijk dan dit I bekende samenstel.

In een voorkeursuitvoeringsvorm omvat het samenstel een tweede dwarsplank die middels een schamierveibinding vast is verbonden aan een tweede uiteinde van de I IS langsplank, waarbij ter plaatse van het tweede uiteinde van de langsplank een tweede I koppelelement is voorzien voor het bevestigen van het kantplankensamenstel aan een verdere staander van de steiger. Wanneer de steiger tegen een gevel staat, vormt de I gevel een begrenzing voor een zijde van het werkplatform van de steiger. De overige zijden van het werkplatform worden dan begrensd door het samenstel met de I 20 langsplank met beide dwarsplanken. Er kan zo met drie planken volstaan worden om het werkplatform toch aan alle vier omtrekszijden te begrenzen. Het aanbrengen van I het samenstel op het werkplatform van de steiger is nu eenvoudig een kwestie van I uitklappen van de beide dwarsplanken en het bevestigen van beide koppelelementen aan staanders van de steiger Voor transport of opslag van het samenstel worden nu I 25 beide dwarsplanken tegen de langsplank geklapt waardoor het samenstel weer een H compacte gedaante verkrijgt.

I Op gunstige wijze is/zijn de langsplank en/of eerste en/of tweede dwarsplank op telescopische wijze verlengbaar. Met hetzelfde samenstel kan dan volstaan worden voor steigers met verschillende afmetingen door de lengte van de langsplank en/of 30 dwarsplanken door in- of uitschuiven aan te passen aan de afmetingen van de steiger.

I Bij voorkeur zijn middelen voor de langsplank en/of eerste en/of tweede dwarsplank voorzien voor het vastleggen van een ingestelde lengte van de langsplank en/of eerste I en/of tweede dwarsplank.

I 1023497- f 3

Bij voorkeur omvatten de middelen voor het vastleggen van de ingestelde lengte eerste veerkogeltjes. Bij het telescopisch in· of uitschuiven wordt een ingestelde lengte dan vanzelf door de eerste veerkogeltjes vastgelegd. Hiervoor zijn geen aparte handelingen benodigd.

5 hi een voorkeursuitvoeringsvorm zijn middelen voor de eerste en/of tweede dwarsplank voorzien voor het in ingeklapte toestand vastleggen van de eerste en/of tweede dwarsplank tegen de langsplank. Tijdens transport van het samenstel is er door het vastleggen van de dwarsplanken geen gevaar dat deze onverwachts ten opzichte van de langsplank naar buiten zwenken.

10 Op gunstige wijze omvatten de middelen voor het in ingeklapte toestand vastleggen van de eerste en/of tweede dwarsplank tweede veerkogeltjes. Het vastleggen gebeurt dan als vanzelfbij het inklappen van de dwarsplanken. Er zijn voor het vastleggen dan geen additionele handelingen benodigd waardoor een verdere efficiency verhoging gerealiseerd wordt.

15 Enige uitvoeringsvoorbeelden van de uitvinding zullen hierna bij wijze van voorbeeld aan de hand van de figuren beschreven worden.

Figuur 1 toont een uitvoeringsvoorbeeld van het kantplankensamenstel volgens de uitvinding aangebracht op een steiger.

Figuur 2 toont afzonderlijk het in figuur 1 getoonde kantplankensamenstel in 20 perspectief.

Figuur 3 toont het kantplankensamenstel uit figuur 2 met ingeklapte zijplanken.

Figuur 4 toont een bovenaanzicht van een uitvoeringsvoorbeeld van een koppelelement volgens de uitvinding.

Figuur 5 toont een aanzicht in perspectief van het in figuur 4 getoonde 25 koppelelement

Figuur 6 toont een aanzicht in perspectief van het koppelelement uit figuur 5 bij het tot stand brengen van de borging van de schalen.

Figuur 7 toont een aanzicht in perspectief van het koppelelement uit figuur 6 waarbij de borging van de schalen tot stand is gebracht 30 Op de in figuur 1 getoonde steiger 1 is een werkplatform 2 aangebracht met het kantplankensamenstel 3 volgens de uitvinding. Het kantplankensamenstel 3 omvat een langsplank 4 waaraan middels hoekprofielen 6 op scharnierende wijze twee dwarsplanken 5 zijn bevestigd. Aan elk hoekprofiel 6 is een koppelelement 7 bevestigd waarmee het 1093407, I samenstel 3 wordt bevestigd aan twee staanders 8 van de steiger 1. De langsplank 4 is telescopisch in- en uitschuifbaar middels ten opzichte van elkaar verschuifbare I profieldelen 4a en 4b van de langsplank 4. Hoewel niet in figuur 1 getoond kan het I samenstel 3 voorzien zijn van één of meerdere verankeringsstaafjes welke bijvoorbeeld I 5 bevestigbaar zijn aan de koppelelementen 7. Deze verankeringsstaafjes dienen ertoe het I samenstel 3 te borgen in bijvoorbeeld verticale richting. De verankeringsstaafjes zullen I zich dan uitstrekken tussen de horizontale buizen van de steiger 1.

Het samenstel 3 uit figuur 1 is meer in detail getoond in figuur 2. Beide I dwarsplanken 5 zijn middels respectievelijke schamierverbindingen 9 verbonden met de I 10 respectievelijke hoekprofielen 6. De langsplank 4 is vast verbonden met de hoekprofielen 6. In de hoekprofielen 6 zijn veerkogeltjes 10 aangebracht welke kunnen samenwerken I met corresponderende holtes in de dwarsplanken 5 om de dwarsplanken 5 in de tegen de langsplank 4 geklapte toestand te fixeren. Profieldeel 4a van langsplank 4 is voorzien van I veeikogel 11 om samen te werken met holtes in profieldeel 4b om de profieldelen 4a en IS 4b tegen elkaar vast te leggen. Een ingestelde lengte van de langsplank 4 kan zo worden I vastgelegd.

I Figuur 3 toont het samenstel 3 uit figuur 1 en 2 waarbij beide dwarsplanken 5 tegen I langsplank 4 zijn geklapt. Het aanbrengen van het samenstel 3 op de steiger 1, uitgaande van de in figuur 3 getoonde situatie, vindt plaats door eerst het samenstel 3 met ingeklapte 20 dwarsplanken 5 naar het werkplatfoim 2 te transporteren. Doordat de dwarsplanken 5 I daarbij middels de veerkogeltjes 10 zijn vastgelegd tegen langsplank 4 bestaat daarbij geen gevaar dat de dwarsplanken 5 plots uitklappen. Op het platform 2 worden vervolgens I de koppelelementen 7 met de staanders 8 gekoppeld, waarbij eventueel de lengte van I langsplank 4 versteld wordt door profieldeel 4a en 4b ten opzichte van elkaar te I 25 verschuiven. Vervolgens worden de dwarsplanken 5 uitgeklapt. Het samenstel 3 is nu op het platform 2 aangebracht zoals getoond in figuur 1, en is gereed voor gébruik.

I Figuur 4 toont een uitvoeringsvoorbeeld van een koppelelement 20 volgens de I uitvinding. Het koppelelement 20 heeft een schaal 21 en 22 welke middels een scharnier I 23 verbonden zijn. Schaal 21 heeft een vrij uiteinde 50 en schaal 22 heeft een vrij uiteinde 30 51. Aan schaal 22 is middels een scharnier 24 een holle pen 25 bevestigd. De holle pen 25 is voorzien van twee zich in langsrichting uitstrekkende gleuven 27 waardoorheen een as 28 van een sluitlip 29 verschuifbaar is aangebracht. De sluitlip 29 kan met as 28 roteren I ten opzichte van de pen 25. In de holle pen 25 is een schroefveer 26 aangebracht welke is I 1023497- % 5 opgesloten tussen de as 28 van sluitlip 29 en het distale uiteinde 30 van pen 25. De as 28 wordt door schroefveer 26 in de richting het proximale uiteinde van pen 25 gedrukt.

Figuur 5 toont het koppelelement 20 uit figuur 4 in perspectief. Aan het proximale uiteinde 30 van pen 25 is een stelschroef 35 voorzien om de spanning van de schroefveer 5 26 te kunnen veranderen. Door het verdraaien van stelschroef 35 wordt de schroeiveer 26 meer of minder ingedrukt waardoor de middels de schroeiveer 26 op de as 28 uitgeoefende kracht veranderd wordt. Schaal 22 is voorzien van een gat 38 met behulp waarvan de schaal 22 bevestigd kan worden aan een object, bijvoorbeeld een kantplank van een steiger zoals getoond in figuur 1, of aan een ander koppelelement. Schaal 21 is 10 voorzien van een eerste uitsparing 39 voor het opnemen van sluitlip 29 zodanig dat sluitlip 29 niet ten opzichte van schaal 21 uitsteekt. Een tweede uitsparing 40 is in schaal 21 voorzien om de sluitlip 29 aan te kunnen grijpen om deze uit de eerste uitsparing 39 te bewegen. De tweede uitsparing 40 is gedimensioneerd om een vingertop te kunnen opnemen.

15 De schaal 21 is verder voorzien van vlakken 31,32 welke kunnen worden aangegrepen door aangrijpoppervlakken 33,34 van sluitlip 29 om het vrije uiteinde 50 van schaal 21 te borgen ten opzichte van het vrije uiteinde 51 van schaal 22. De vlakken 31,32 worden begrensd door respectievelijke zich in omtreksrichting uitstrekkende wandgedeelten 36,37. In de in figuur 5 getoonde situatie zijn de aangrijpoppervlakken 20 33,34 niet in aangrijping met de vlakken 31,32: de borging is nog niet tot stand gebracht.

Figuur 6 toont het koppelelement 20 waarbij aanslagoppervlakken 52,53 van sluitlip 29 achter de wandgedeelten 36,37 van schaal 21 gepositioneerd zijn. De in figuur 5 getoonde aangrijpoppervlakken 33,34 van sluitlip 29 bevinden zich dan boven de respectievelijke vlakken 31,32 van schaal 21. Door het nu verdraaien van de sluitlip 29 ten 25 opzichte van de holle pen 25 zal de borging tot stand worden gébracht. De bovenranden van de wandgedeelten 36,37 fungeren daarbij als kantelpunt voor de sluitlip 29. De wandgedeelten 36,37 sluiten daarbij de aanslagoppervlakken 52,53 van sluitlip 29 op zodat bij het verdraaien van de sluitlip 29 deze niet kan losraken van schaal 21.

Figuur 7 toont hét koppelelement 20 met tot stand gebrachte borging. De vlakken 30 31,32 van schaal 21 worden nu aangegrepen door de respectievelijke aangrijpoppervlakken 33,34 van sluitlip 29. Door de schroefveer 26 worden daarbij de aangrijpoppervlakken 33,34 op de respectievelijke vlakken 31,32 gedrukt. Hierdoor wordt het vrije uiteinde 50 van schaal 21 veerkrachtig geborgd ten opzichte van het vrije uiteinde 1023497- I 51 van schaal 22.

I Door de wandgedeelten 36,37 van schaal 21 worden in geborgde toestand de I aangrijpoppervlakken 33,34 van sluitlip 29 in radiale richting opgesloten. Hierdoor wordt I onbedoeld of ongewenst losraken van het koppelelement 20 tegengegaan. Onbedoeld of 5 ongewenst losraken van het koppelelement 20 wordt verder tegengegaan doordat sluitlip I 29 in geborgde toestand niet uitsteekt ten opzichte van schaal 21; men kan dan I bijvoorbeeld niet met een mouw van een kledingstuk aan de sluitlip 29 blijven haken.

I Door een vinger achter de sluitlip 29 te haken via de tweede opening 40 kan de sluitlip 29 I toch worden losgenomen.

I 1023497-

Claims (7)

1. Kantplankensamenstel voor een steiger, waarbij het kantplankensamenstel een langsplank en een eerste dwarsplank omvat, waarbij de eerste dwarsplank middels een 5 schamierverbinding vast is verbonden aan een eerste uiteinde van de langsplank, waarbij ter plaatse van het eerste uiteinde van de langsplank een eerste koppelelement is voorzien voor het bevestigen van het kantplankensamenstel aan een staander van de steiger.

2. Kantplankensamenstel volgens conclusie 1 omvattend een tweede 10 dwarsplank die middels een schamierverbinding vast is verbonden aan een tweede uiteinde van de langsplank, waarbij ter plaatse van het tweede uiteinde van de langsplank een tweede koppelelement is voorzien voor het bevestigen van het kantplankensamenstel aan een verdere staander van de steiger.

3. Kantplankensamenstel volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de 15 langsplank en/of eerste en/of tweede dwarsplank op telescopische wijze verlengbaar is/zijn.

4. Kantplankensamenstel volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat middelen voor de langsplank en/of eerste en/of tweede dwarsplank zijn voorzien voor het vastleggen van een ingestelde lengte van de langsplank en/of eerste en/of tweede dwarsplank.

5. Kantplankensamenstel volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat de middelen voor het vastleggen van de ingestelde lengte eerste veerkogeltjes omvatten.

6. Kantplankensamenstel volgens een der conclusies 1-5, met het kenmerk, dat middelen voor de eerste en/of tweede dwarsplank zijn voorzien voor het in ingeklapte toestand vastleggen van de eerste en/of tweede dwarsplank tegen de langsplank.

7. Kantplankensamenstel volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat de middelen voor het in ingeklapte toestand vastleggen van de eerste en/of tweede dwarsplank tweede veerkogeltjes omvatten. -O-O-O-O-O-O-O-O- 1023497-