NL9401651A - Opbergdoos voor het opbergen van in hoofdzaak platte artikelen. - Google Patents

Description

Opbergdoos voor het opbergen van in hoofdzaak platte artikelen

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een opbergdoos, in het bijzonder op een verbeterde opbergdoos, die wordt gebruikt om platte artikelen hierin op te bergen, zoals audiocassettes en compact discs (CD), en die betrekkelijk eenvoudig te fabriceren is.

Een conventionele opbergdoos, die in het Amerikaanse octrooischrift nr. 5.183.177 is geopenbaard, wordt gebruikt voor het hierin opbergen van platte artikelen, zoals audiocassettes of CD's. De conventionele opbergdoos omvat een behuizing, die hierin een opneemruimte begrenst, een paar gescheiden linker en rechter platen, twee achterste veerpla-ten, een met een verticale scheidingsplaat uitgeruste bovenplaat, en een buigzameschuifdeur. Tijdens de montage, worden de gescheiden linker en rechter plaat, de achterste veerpla-ten, de bovenplaat en de buigzame schuifdeur in de opneemruimte van de behuizing gemonteerd. Op deze wijze kan de conventionele opbergdoos een sterke en duurzame constructie bezitten en kan het probleem van het stoffig maken van de schuifdeur minimaliseren. Aangezien echter de opneemruimte, die door de behuizing is begrensd, betrekkelijk klein is, kan een juiste plaatsing van de onderdelen van de conventionele opbergdoos in de behuizing niet op passende wijze tot stand worden gebracht.

Het doel van de onderhavige uitvinding is derhalve, een verbeterde opbergdoos te verschaffen, die wordt gebruikt om in hoofdzaak platte artikelen, zoals audiocassettes of CD's, hierin op te bergen en die op eenvoudige en passende wijze kan worden gemonteerd, zonder de beperking van de ruimte die door een behuizing daarvan is begrensd.

Dienovereenkomstig omvat een opbergdoos volgens deze uitvinding een behuizing, die een bovenwand, een bodemwand, een rechter zijwand, een linker zijwand en een achterwand heeft, die met elkaar zijn verbonden om daartussen een voorste opening te vormen.

De opbergdoos omvat een opbergsamenstel, dat verwijderbaar in de behuizing is geplaatst, voor het opsluiten van de in hoofdzaak platte artikelen. Het opbergsamenstel omvat een paar gescheiden linker en rechter platen die tegen de linker respectievelijk de rechter zijwand van de behuizing zijn geplaatst. Elke linker en rechter plaat heeft een bovenzijde, een onderzijde, een voorzijde, een achterzijde, een geleidingsrail die zich langs de voorzijde, de bovenzijde en de achterzijde uitstrekt, en een aantal binnenwaarts uitstekende richels die in verticale richting op afstand van elkaar gelegen zijn. Elke binnenwaarts uitstekende richel van de linker plaat ligt in horizontale richting op één lijn met een corresponderende richel van de binnenwaarts uitstekende richels van de rechter plaat. Een bovenplaat is tussen de linker en rechter plaat geplaatst en is aangrenzend aan de bovenwand van de behuizing gepositioneerd, wanneer het opbergsamenstel in de behuizing is geplaatst. De bovenplaat heeft twee tegenoverliggende einddelen, die losneembaar aan de linker respectievelijk rechter plaat zijn bevestigd. Een buigzame schuifdeur is tussen de linker en rechter plaat geplaatst en heeft twee tegenoverliggende uiteinden die verschuifbaar in de geleidingsrail van een betreffende linker of rechter plaat grijpen.

De opbergdoos omvat verder een vasthoudframe, dat verwijderbaar aan de behuizing bij de voorste opening is bevestigd, voor het vasthouden van het opbergsamenstel in de behuizing.

Tijdens de montage kan het opbergsamenstel eerst buiten de behuizing worden gemonteerd, door de linker en rechter plaat, de bovenplaat en de buigzame schuifdeur aan elkaar te bevestigen. Het gemonteerde opbergsamenstel wordt vervolgens in de behuizing geplaatst. Daarna wordt het vasthoudframe aan de behuizing bevestigd, om een ontijdige verwijdering van het opbergsamenstel uit de behuizing te verhinderen. Derhalve kan de opbergdoos volgens de onderhavige uitvinding op eenvoudige en passende wijze worden gemonteerd, zonder de beperking van de ruimte, die door de behuizing is begrensd.

Andere kenmerken en voordelen van de onderhavige uitvinding zullen worden verduidelijkt in de volgende gedetailleerde beschrijving van een de voorkeur genietende uitvoe ringsvorm, onder verwijzing naar de bijgevoegde tekeningen, waarin:

Fig. 1 een perspectivisch aanzicht van een opbergdoos volgens deze uitvinding is.

Fig. 2 een gedeeltelijk explosie-aanzicht van de in fig. 1 weergegeven opbergdoos is.

Fig. 3 een explosie-aanzicht van een opbergsamenstel van de in fig. 2 weergegeven opbergdoos is.

Fig. 4 een gedeeltelijk aanzicht in doorsnede is, dat een bevestigingseenheid van het opbergsamenstel weergeeft.

Fig. 1 tot 3 tonen een de voorkeur genietende uitvoeringsvorm van een opbergdoos (B) volgens deze uitvinding. De opbergdoos (B) wordt gebruikt voor het hierin opbergen van in hoofdzaak platte artikelen, zoals audiocassettes en CD's, en omvat een behuizing 20, die een bovenwand 201, een bodem-wand 202, een rechter zijwand 203, een linker zijwand 204 en een achterwand 205 heeft, die met elkaar verbonden zijn om daartussen een voorste opening te vormen. De behuizing 20 bezit verder een voorste flens 21, die vanaf elk voorste uiteinde van de bovenwand 201, de bodemwand 202, de rechter zijwand 203 en de linker zijwand 204 voorwaarts uitsteekt.

De opbergdoos (B) omvat een opbergsamenstel 30, dat voor het opsluiten van de artikelen verwijderbaar in de behuizing 20 is geplaatst. Onder verwijzing naar fig. 3, is het opbergsamenstel 30 voorzien van een paar gescheiden linker en rechter platen 31, die tegen de linker respectievelijk rechter zijwand 204, 203 van de behuizing zijn gepositioneerd, wanneer het opbergsamenstel 30 in de behuizing 20 is aangebracht. Elke linker en rechter plaat 31 heeft een bovenzijde, een onderzijde, een voorzijde, een achterzijde, een geleidingsrail 312 die zich langs de voorzijde de bovenzijde en de achterzijde uitstrekt, en een aantal binnenwaarts uitstekende richels 312, die in verticale richting op een afstand van elkaar gelegen zijn. Elke richel 311 van de linker plaat 31 ligt in horizontale richting op één lijn met een corresponderende richel van de richels 311 van de rechter plaat 31.

Een bovenplaat 34 is tussen de linker en de rechter plaat 31 geplaatst en is aangrenzend aan de bovenwand 201 van de behuizing 20 gepositioneerd, wanneer het opbergsamen-stel 30 in de behuizing 20 is geplaatst. De bovenplaat 34 heeft twee tegenoverliggende einddelen en een tussendeel dat tussen de tegenoverliggende einddelen gelegen is. De tegenoverliggende einddelen van de bovenplaat 34 zijn losneembaar aan de linker respectievelijk rechter plaat 31 bevestigd.

Een bodemplaat 35 is tussen de linker en de rechter plaat 31 geplaatst en is aangrenzend aan de bodemwand 202 van de behuizing 20 gepositioneerd, wanneer het opbergsamenstel 30 in de behuizing 20 is geplaatst. De bodemplaat 35 heeft twee tegenoverliggende einddelen, die losneembaar aan de linker respectievelijk rechter plaat 31 zijn bevestigd en een tussendeel, dat tussen de tegenoverliggende einddelen is gelegen.

Een verticale scheidingsplaat 33 is tussen en in hoofdzaak evenwijdig aan de linker en rechter plaat 31 geplaatst. De verticale scheidingsplaat 33 heeft een bovenste uiteinde, dat losneembaar aan het tussendeel van de bovenplaat 34 is bevestigd, een onderste uiteinde, dat losneembaar aan het tussendeel van de bodemplaat 35 is bevestigd en twee tegenoverliggende vlakken die naar de linker respectievelijk rechter plaat 31 gericht zijn. Elk van de tegenoverliggende vlakken heeft een aantal in verticale richting op afstand van elkaar gelegen richels 331, die in horizontale richting op één lijn liggen met de richels 311 van de betreffende linker of rechter plaat 31.

Het is duidelijk, dat het opbergsamenstel 30 is voorzien van een aantal bevestigingseenheden (f) voor het losneembaar bevestigen van de boven- respectievelijk bodemplaten 34, 35 aan de verticale scheidingsplaat 33 en de linker en rechter plaat 31. Onder verwijzing naar fig. 4, omvat elk bevestigingseenheid (f) een ingrijpingssleuf 302 en een zwaluwstaart 301 om in de ingrijpingssleuf 302 te grijpen. De zwaluwstaart 301 heeft een nek 3011 en een vergrote kop 3012. De ingrijpingssleuf 302 heeft een vergroot deel 3021 om hierin de vergrote kop 3012 te kunnen opnemen en een vernauwd langgerekt deel 3022 met een breedte die in hoofdzaak gelijk is aan die van de nek 3011. De nek 3011 kan in in-grijping worden gebracht met het vernauwde langgerekte deel 3012, nadat de vergrote kop 3012 in het vergrote deel 3021 naar binnen is getreden. Opnieuw onder verwijzing naar fig. 3, heeft de bovenplaat 34 twee ingrijpingssleuven 302, die in het tussendeel hiervan en twee zwaluwstaarten 301 die vanaf elk van de tegenoverliggende einddelen buitenwaarts uitsteken. De bodemplaat 35 heeft twee ingrijpingssleuven 302 die in elk tussendeel en elk van de tegenoverliggende einddelen hiervan zijn gevormd. Elke linker en rechter plaat 31 heeft twee ingrijpingssleuven 302 die aan de bovenzijde daarvan zijn gevormd en twee zwaluwstaarten 301 die vanaf de onderzijde daarvan uitsteken. De verticale scheidingsplaat 33 heeft twee zwaluwstaarten 301, die vanaf elk van de bovenste en onderste uiteinden daarvan uitsteken. Op deze wijze kunnen, door ingrijping tussen de ingrijpingssleuven 302 en de zwaluwstaarten 301, de boven- respectievelijk bodemplaten 34, 35 losneembaar aan de linker en rechter plaat 31 en de verticale scheidingsplaten 33 worden bevestigd. Daarbij is de bodemplaat 35 verder voorzien van een langgerekt plaatelement 305.

Een achterste veerbord 32 is tussen de linker en rechter plaat 31 gepositioneerd, achter de verticale scheidingswand 33 en voor de achterwand 205 van de behuizing 20, wanneer het opbergsamenstel 30 in de behuizing 20 is geplaatst. Het veerbord 32 heeft twee tegenoverliggende uiteinden, die aan de linker respectievelijk de rechter plaat 31 met behulp van ingrijpingsorganen 313 zijn bevestigd. De veerplaat 32 is voorzien van twee rijen in verticale richting op afstand van elkaar gelegen veerelementen 321, die in hoofdzaak in horizontale richting op één lijn liggen met de richels 311, 331.

Een buigzame schuifdeur 36 is tussen de linker en rechter plaat 31 geplaatst. De schuifdeur 36 omvat een aantal langgerekte evenwijdige plaatelementen, die opeenvolgend en flexibel met elkaar zijn verbonden, en heeft twee tegenoverliggende uiteinden, die schuifbaar in de geleidingsrail 312 van de betreffende linker of rechter plaat 31 grijpen. Elke linker en rechter plaat 31 bezit een aanslagelement 315, dat aan de achterzijde daarvan in de geleidingsrail 312 is aangebracht, om de beweging van de schuifdeur 36 te be- perken, zodat de schuifdeur 36 op eenvoudige wijze voorwaarts kan worden getrokken en kan worden gesloten.

Onder verwijzing naar de fig. 1 en 2, omvat de opbergdoos (B) verder een vasthoudframe 40, dat verwijderbaar aan de behuizing 20 ter hoogte van de voorste opening is bevestigd, voor het vasthouden van het opbergsamenstel 30 in de behuizing 20. Het vasthoudframe 40 is voorzien van een vasthoudgroef 41 om op de voorste flens 21 van de behuizing 20 aan te grijpen, wanneer het vasthoudframe 40 aan de behuizing 20 wordt bevestigd.

Opnieuw onder verwijzing naar fig. 2, kan tijdens de montage het opbergsamenstel 30 eerst buiten de behuizing 20 worden gemonteerd, door de linker en rechter plaat 31, de achterste veerplaat 32, de verticale scheidingsplaat 33, de bovenplaat 34, de bodemplaat 35 en de schuifdeur 36 met elkaar te verbinden. Het langgerekte plaatelement 305 wordt zodanig aan de bodemplaat 35 bevestigd, dat de bodemplaat 35 op één lijn ligt met de voorste uiteinden van de linker en rechter plaat 31. Het gemonteerde opbergsamenstel 30 wordt vervolgens in de behuizing 20 geplaatst. Daarna wordt het vasthoudframe 40 aan de behuizing 20 bevestigd teneinde de ontijdige verwijdering van het opbergsamenstel 30 uit de behuizing 20 te voorkomen. Op deze wijze kan de opbergdoos (B) op eenvoudige en passende wijze worden gemonteerd, zonder de beperking van de ruimte, die door de behuizing 20 is begrensd. Aangezien veerelementen 314 voor de positionering, die op de buitenomtrek van de boven- en achterzijde van de linker en rechter plaat 31 zijn aangebracht, tegen de bovenen achterwanden 201, 205 van de behuizing 20 drukken en de linker en rechter plaat 31 tegen het vasthoudframe 40 drukken zijn de linker en de rechter plaat 31 stevig in de behuizing 20 gevoegd, waardoor het opbergsamenstel 30 stevig in de behuizing 20 is gevoegd.

Claims (11)

1. Opbergdoos (B) voor het opbergen van in hoofdzaak platte artikelen daarin, gekenmerkt door: een behuizing (20) met een bovenwand (201), een onderwand (202), een rechter zijwand (203), een linker zijwand (204) en een achterwand (205) die met elkaar zijn verbonden om een voorste opening daartussen te vormen; een opbergsamenstel (30) dat verwijderbaar in de behuizing (20) voor sortering van de artikelen is geplaatst, waarbij het opbergsamenstel (30) omvat: een paar afzonderlijke linker en rechter platen (31), die tegen de linker respectievelijk rechter zijwanden (203, 204) van de behuizing (20) zijn gepositioneerd, waarbij van de linker en rechter platen (31) is voorzien van een bovenzijde, een onderzijde, een voorzijde, een achterzijde, een geleidingsrail (312) die zich langs de voorzijde, de bovenzijde en de achterzijde uitstrekt, en een aantal binnenwaarts uitstekende richels (311), die in verticale richting op afstand van elkaar zijn gelegen, waarbij elk van de binnenwaarts uitstekende richels (311) van de linker plaat (31) in horizontale richting in één lijn ligt met een corresponderende richel van de richels 311 van de rechter plaat (31); een bovenplaat (34) die tussen de linker en rechter platen (31) is geplaatst en die aangrenzend aan de bovenwand (201) van de behuizing (20) is gepositioneerd, wanneer het opbergsamenstel (30) in de behuizing (20) is geplaatst, waarbij de bovenplaat (34) is voorzien van twee tegenoverliggende einddelen en een tussen de einddelen gelegen tussendeel, waarbij de einddelen losneembaar aan de linker respectievelijk rechter platen (31) zijn bevestigd; en een buigzame schuifdeur (36) die tussen de linker en rechter plaat (31) is geplaatst en die twee tegenoverliggende uiteinden heeft, die schuifbaar in de geleidingsrail (312) van de betreffende linker of rechter plaat (31) grijpt; en een vasthoudframe (40), dat verwijderbaar aan de behuizing (20) ter hoogte van de voorste opening is beves tigd voor het vasthouden van het opbergsamenstel (30) in de behuizing (20).

2. Opbergdoos (B) volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de behuizing (20) verder is voorzien van een voorste flens (21), die voorwaarts vanaf de bovenwand (201), de onderwand (202), de rechter zijwand (203) en de linker zijwand (204) ter hoogte van de voorste opening uitsteekt, waarbij het vasthoudframe (40) is voorzien van een vasthoud-groef (41) om de voorste flens (21) te grijpen, wanneer het vasthoudframe (40) aan de behuizing (20) is bevestigd.

3. Opbergdoos (B) volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het opbergsamenstel (30) verder een onderplaat (35) omvat, die tussen de linker en rechter platen (31) is geplaatst en die aangrenzend aan de onderwand (202) van de behuizing (20) is gepositioneerd, wanneer het opbergsamenstel (30) in de behuizing (20) is geplaatst, waarbij de onderplaat (35) is voorzien van twee tegenoverliggende einddelen die losneembaar aan de linker respectievelijk rechter platen (31) zijn bevestigd en van een tussen de einddelen gelegen tussendeel.

4. Opbergdoos (B) volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat het opbergsamenstel (30) verder een verticale scheidingsplaat (33) omvat, die tussen en in hoofdzaak evenwijdig aan de linker en rechter platen (31) is geplaatst, waarbij een verticale scheidingsplaat (33) is voorzien van een bovenste uiteinde dat losneembaar met het tussendeel van de bovenplaat (34) is bevestigd, een onderuiteinde, dat losneembaar met het tussendeel van de bodemplaat (35) is bevestigd en twee tegenoverliggende vlakken die tegenover de linker respectievelijk rechter platen (31) zijn gelegen, waarbij elk van de tegenoverliggende vlakken een aantal in verticale richting op afstand van elkaar gelegen richels (331) bezitten, die in horizontale richting in één lijn liggen met de richels (311) van de betreffende linker of rechter plaat (31) .

5. Opbergdoos volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat het opbergsamenstel (30) verder een achterste veerplaat (32) omvat, die tussen de linker en rechter platen (31) is gelegen, achter de verticale scheidingsplaat (33) en voor de achterwand (205) van de behuizing (20) wanneer het opbergsa-menstel (30) in de behuizing (20) is geplaatst, waarbij de achterste veerplaat (32) is voorzien van twee tegenoverliggende uiteinden, die losneembaar aan de linker respectievelijk rechter platen (31) worden bevestigd, waarbij de achterste veerplaat (32) is voorzien van twee rijen in verticale richting op afstand van elkaar gelegen veerelementen (321), die in hoofdzaak in horizontale richtingen in één lijn liggen met de richels (311, 331).

6. Opbergdoos (B) volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de buigzame schuifdeur (36) is voorzien van een aantal langgerekte evenwijdige plaatelementen, die opeenvolgend en buigbaar met elkaar zijn verbonden.

7. Opbergdoos volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat het opbergsamenstel (30) is voorzien van een aantal be-vestigingseenheden (f) voor het bevestigen van de bovenplaat (34) respectievelijk de onderplaat (35) aan de verticale scheidingsplaat (33) en de linker en rechter platen (31).

8. Opbergdoos volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat elk van de bevestigingseenheden (f) van het opbergsamenstel (30) is voorzien van een ingrijpingssleuf (302), die op ieder tussendeel van de bovenplaat (34) is gevormd, op de tegenoverliggende einddelen en het tussendeel van de onderplaat (35) en op de bovenzijde van elk van de linker en rechter platen (31), en een zwaluwstaart (301) die van ieder van de tegenoverliggende einddelen van de bovenplaat (34) uitsteekt, het bovenuiteinde en het onderuiteinde van de verticale scheidingsplaat (33) en de onderzijde van elk van de linker en rechter platen (31) om in de ingrijpingssleuf (302) in te grijpen.

9. Opbergdoos (B) volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat de zwaluwstaart (301) een nek (3011) heeft en een vergrote kop (3012), waarbij de ingrijpingssleuf (302) met een vergroot (3021) het binnentreden van de vergrote kop (3012) hierin toestaat en waarbij een vernauwd langgerekt deel (3022) een breedte heeft die in hoofdzaak gelijk is aan die van de nek (3011).

10. Opbergdoos (B) volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat ieder van de linker en rechter platen (31) een achterste buitenomtrek bezitten met hierop aangebracht een positioneerveerelement (314) om tegen de achterwand (205) van de behuizing (20) te drukken en om elke linker en rechter plaat (31) tegen het vasthoudframe (40) te drukken, wanneer het opbergsamenstel (30) in de behuizing (20) wordt geplaatst .

11. Opbergdoos (B) volgens conclusie l, met het kenmerk, dat de linker en rechter platen (31) zijn voorzien van een stopelement (315), dat op de achterzijde daarvan in de geleidingsrail (312) is aangebracht, teneinde de beweging van de schuifdeur (36) te beperken.