NL9401176A - Montagehulpmiddel voor panelen. - Google Patents

Description

Montagehulpmiddel voor panelen

De uitvinding betreft een hulpmiddel voor het tijdelijk ondersteunen van een op een ondergrond of raamwerk te bevestigen plaat, zoals een plafondplaat, bijvoorbeeld naast een vooraf bevestigd element, zoals een andere plafondplaat, omvattende een drager die aanbrengbaar is aan die ondergrond of dat raamwerk, dan wel aan een rand van het vooraf bevestigde element, alsmede een steun waarop de te bevestigen plaat ondersteun-baar in een positie waarin een rand daarvan is gekeerd naar de rand van het vooraf bevestigde element.

Een dergelijk hulpmiddel is bekend uit DE-A-3^06510. De daarbij toegepaste stripvormige steun kan door middel van een tweetal zwenkarmen worden opgehangen aan een vooraf bevestigde plaat. Deze zwenkarmen moeten daartoe worden ingestoken in de tussen twee reeds bevestigde platen aanwezige spleet. Na montage van de daaropvolgende plaat moeten de armen weer uit die spleet worden geschoven teneinde het hulpmiddel te verwijderen en voor het monteren van een volgende plaat te gebruiken.

Dit bekende hulpmiddel heeft het nadeel dat tussen de bevestigde platen steeds een spleet moet overblijven teneinde de zwenkarmen te verwijderen. Bovendien is het aanbrengen en verwijderen van het hulpmiddel, waarbij telkens twee zwenkarmen moeten worden bediend, tijdrovend.

Doel van de uitvinding is daarom een hulpmiddel van het hiervoor genoemde soort te verschaffen dat deze nadelen niet heeft. Dat doel wordt bereikt doordat na bevestiging van de betreffende plaat de drager kan achterblijven op het vooraf bevestigde element. Volgens een eerste mogelijke uitvoeringsvorm kan de steun losneembaar zijn van de drager.

Het na monteren van de volgende plaat nog in de spleet tussen telkens twee platen achtergebleven, zichtbare deel van het hulpmiddel kan nu verwijderd worden zonder dat het nodig is om ook de drager te verwijderen. De drager blijft achteraan de niet zichtbare zijde van de platen. Het voordeel daarvan is dat de spleet tussen de platen aanzienlijk kleiner kan blijven: het is niet langer nodig om de drager door de spleet heen te verwijderen.

Het losnemen van de steun kan bijzonder eenvoudig en snel worden uitgevoerd indien deze aan elkaar zijn verbonden via een verzwakkings-lijn, zodanig dat zij van elkaar kunnen worden gescheiden door losscheuren volgens die verzwakkingslijn.

In dat verband bestaan de steun en drager bij voorkeur uit stijf velvormig materiaal. Door de afmetingen van het hulpmiddel zodanig te kiezen dat een verzwakkingslijn met een voldoend grote lengte wordt ver kregen, kan dat velvormige materiaal relatief dun zijn. Daardoor kan de spleet tussen telkens twee platen, waar het hulpmiddel doorheen loopt, zeer smal blijven terwijl toch de gewenste draagkracht van het hulpmiddel behouden blijft.

Volgens een voorkeursuitvoeringsvorm heeft de steun een eerste lip die in wezen evenwijdig aan de drager loopt op zodanige afstand dat tussen die lip en de drager ten minste een deel van de rand van het vooraf bevestigde element opneembaar is. Tevens heeft de steun een tweede lip waarop de te bevestigen plaat opneembaar is.

De eerste en de tweede lip van de steun kunnen in eikaars verlengde liggen en nabij hun naar elkaar gekeerde zijden zijn bevestigd aan de drager.

De steun kan in het midden tussen beide lippen een eerste dwarsrib-be hebben, die via een verzwakkingslijn is verbonden met de drager.

Bij voorkeur is de drager uitgevoerd als een derde lip die overeenkomt roet de eerste lip van de steun. De derde lip die de drager vormt kan zijn voorzien van een tweede dwarsribbe, welke via de verzwakkingslijn is verbonden met de eerste ribbe. De beide dwarsribben vormen nu dat deel van het hulpmiddel dat zich bevindt in de spleet tussen telkens twee platen, Aangezien zij van velvormig materiaal zijn, kan die spleet zeer smal blijven.

Teneinde een grotere sterkte aan het hulpmiddel te geven, kunnen beide dwarsribben zijn voortgezet tot voorbij de bijbehorende lip, zodanig dat de vrije rand van de voortzetting van elke dwarsribbe door middel van een sluitwand is verbonden met de vrije rand van de bijbehorende lip onder vorming van een profiel met driehoekige doorsnede. Dergelijke driehoekige profielvormige lippen hebben een grote sterkte stijfheid, zelfs wanneer zij bestaan uit relatief dun velvormig materiaal.

Volgens een tweede mogelijke uitvoeringsvorm kunnen de steun en de drager beide achterblijven op het vooraf bevestigde element, zodanig dat na aanbrengen van het volgende element op de drager en de aangrenzende gebieden van die elementen een bedekking kan worden aangebracht.

In deze uitvoeringsvorm wordt bij voorkeur een type plafondplaat toegepast dat aan de rand verdiept is. In de verdieping kunnen de lippen van de drager samen met de bedekking worden opgenomen, zodanig dat een strak plafondoppervlak wordt verkregen.

Vervolgens zal de uitvinding nader worden toegelicht aan de hand van enkele in de figuren weergegeven uitvoeringsvoorbeelden.

Fig. 1 toont een eerste uitvoeringsvorm van het hulpmiddel volgens de uitvinding, in perspectief.

Fig. 2 toont een tweede uitvoeringsvorm van het hulpmiddel, in perspectief.

Fig. 3 toont een doorsnede door een gelegd plafond, met de hulpmiddelen volgens fig. 1 en 2 in doorsnede.

Fig. 4 toont een derde uitvoeringsvorm van het hulpmiddel volgens de uitvinding, in perspectief.

Fig. 5 toont een plafond in doorsnede, voorzien van het hulpmiddel volgens fig. 4.

Fig. 6 toont een vierde uitvoeringsvorm.

Fig. 7 toont een vijfde uitvoeringsvorm.

In fig. 1 is een tweetal hulpmiddelen 1 weergegeven, alsmede met onderbroken lijnen een reeds vastgezette plaat 2. In de dwarsdoorsnede van fig. 3 is te zien dat de plaat 2 is vastgezet aan een raamwerk dat de regels 3 omvat.

In het midden tussen de eerste lip 6 en de tweede lip 7 is op de steun 4 een eerste dwarsribbe 4 een eerste dwarsribbe 33 voorzien. Aan de derde lip 3 is een tweede dwarsribbe 32 voorzien, die via scheurlijn 5 is verbonden met de eerste dwarsribbe 33·

Het hulpmiddel 1 omvat een in zijn geheel met 3 aangeduide drager, die is uitgevoerd als (derde) lip 3· alsmede een in zijn geheel met 4 aangeduide steun bestaande uit eerste lip 6 en tweede lip 7· In het midden tussen de eerste lip 6 en de tweede lip 7 is op de steun 4 een eerste dwarsribbe 4 een eerste dwarsribbe 33 voorzien. Aan de derde lip 3 is een tweede dwarsribbe 32 voorzien, die via scheurlijn 5 is verbonden met de eerste dwarsribbe 33· Steun 3 en drager 4 zijn dus uit één geheel vervaardigd. De verzwakkingslijn 5 kan bijvoorbeeld een dunner gedeelte zijn van het velvormig materiaal waaruit het hulpmiddel 1 bestaat, maar ook een perforatielijn is mogelijk.

Het hulpmiddel 1 wordt met de drager 3, die is uitgevoerd als een (derde) lip, en de eerste lip 6 van de steun 1 geschoven op de vrije rand van plaat 2 vervolgens kan de volgende te leggen plaat op de tweede lip 7 van de drager 4 worden gelegd. Aan het andere eind kan die plaat vervolgens met schroeven 8 worden vastgezet, zodanig dat hij is ondersteund op 1 of meer lippen 7, en door een of meer schroeven 8.

Vervolgens kan de betreffende plaat 2 ook met schroeven 8 worden vastgezet aan de zijwand die nog wordt ondersteund door de ribben 7·

Zodra de plaat 2 aldus door middel van schroeven 8 definitief is vastgezet, kan de scheurlip 9 van het hulpmiddel 1 gegrepen worden, teneinde de steun 4, via de perforatielijn 5, los te scheuren van drager 3.

Daarmee is de situatie verkregen die in het midden in fig. 3 is weergegeven: aan de niet zichtbare zijde van de platen 2 is nu een losse drager 11 achtergebleven. Het velvormig materiaal van de drager 11 is zo dun, dat tussen de platen 2 nauwelijks een spleet van betekenis overblijft.

In de variant van fig. 2 is een hulpmiddel 13 getoond, dat toegepast kan worden om een plaat 2 tijdelijk te ondersteunen aan een regel 12. Het hulpmiddel 13 wordt daartoe door middel van spijker 14 vastgezet in die regel 12, de steun 15 bestaat nu uit 1 lip 16, die via verzwak-kingslijn 17 is verbonden met drager 18. Ook hierbij is aan steun 15 een lip 19 bevestigd, waarmee steun 15 kan worden losgescheurd van drager 18: zie de situatie links in figuur 3·

In fig. 4 is een derde uitvoeringsvorm van het hulpmiddel volgens de uitvinding weergegeven dat een, als profiel met driehoekige dwarsdoorsnede uitgevoerde drager 20 omvat, alsmede een steun 21. Drager 20 heeft een dwarsribbe 23, die via verzwakkingslijn 22 is bevestigd aan dwarsrib-be 24 van de steun 21. Zoals te zien is in fig. 3 is de dwarsribbe 23 voortgezet tot voorbij de derde lip 25 van de drager 20. Door middel van sluitwand 26 zijn de derde lip 25 en de voortgezette ribben 23 aan elkaar bevestigd.

Ook ribbe 24 is voortgezet tot voorbij de tweede lip 27 en de eerste lip 28 van de steun 21. Ook hier is door middel van een sluitwand 29 een verbinding tot stand gebracht tussen de tweede lip 27 en de voortgezette ribbe 24.

Aan de steun 21 is verder een treklus 30 verbonden, teneinde de steun 21 te kunnen losscheuren van de drager 20.

In het zijaanzicht van fig. 5 is het hulpmiddel 20 afgebeeld juist voordat de steun 21 wordt losgescheurd van de drager 20.

Links in fig. 5 is een vierde variant 31 van de drager volgens de uitvinding te zien, overeenkomstig de tweede variant 13 volgens fig. 3.

Bij de in fig. 6 weergegeven uitvoeringsvorm van hulpmiddel 37 vormen de steun 3 en de drager 4 een permanent geheel. Dat wil zeggen dat de scheurlijn hier ontbreekt. Drager 4 is weer voorzien van een eerste lip 6 en een tweede lip 7· Met de steun 3 en de eerste lip 6 is het hulpmiddel 32 nu aangebracht op een vooraf geplaatst element 33. Het daarna geplaatste element is aangeduid met 3*+·

Vervolgens is op de eerste lip 6 en tweede lip 7, alsmede de daaraan aangrenzende gebieden 35 resp. 36 van de elementen 33, 34 een als kleefband uitgevoerd wapeningsnet 38 aangebracht. Daarna is een vulling 39 aangebracht, zodanig dat een strak en glad plafondoppervlak kan worden verkregen.

Claims (14)

1. Hulpmiddel voor het tijdelijk ondersteunen van een op een ondergrond of raamwerk te bevestigen plaat, zoals een plafondplaat (2), bijvoorbeeld naast een vooraf bevestigd element, zoals een andere plafondplaat, omvattende een drager (3) die aanbrengbaar is aan die ondergrond of dat raamwerk, dan wel aan een rand van het vooraf bevestigde element, alsmede een steun (4) waarop de te bevestigen plaat ondersteunbaar in een positie waarin een rand daarvan is gekeerd naar de rand van het vooraf bevestigde element met het kenmerk dat na bevestigen van de betreffende plaat (2) tenminste de drager (3) kan achterblijven op het vooraf bevestigde element.

2. Hulpmiddel volgens conclusie 1, waarbij de steun (4) en drager (3) uit stijf velvormig materiaal bestaan.

3· Hulpmiddel volgens conclusie 2, waarbij de steun (4) een eerste lip (6) heeft die in wezen evenwijdig aan de drager (3) loopt op zodanige afstand dat tussen die lip (6) en de drager (3) ten minste een deel van de rand van het vooraf bevestigde element opneembaar is.

4. Hulpmiddel volgens conclusie 3. waarbij de steun (4) een tweede lip (7) heeft waarop de te bevestigen plaat opneembaar is.

5· Hulpmiddel volgens conclusie 4, waarbij de eerste (6) en de tweede lip van de steun in eikaars verlengde liggen en nabij hun naar elkaar gekeerde zijden zijn bevestigd aan de drager (3).

6. Hulpmiddel volgens éé van de voorgaande conclusies, waarbij de steun (4) losneembaar is van de drager (3).

7. Hulpmiddel volgens conclusie 6, waarbij de drager (3) en de steun (4) aan elkaar zijn verbonden via een verzwakkingslijn (5). zodanig dat zij van elkaar kunnen worden gescheiden door losscheuren volgens die verzwakkingslijn.

8. Hulpmiddel volgens conclusie 6, waarbij de steun (4) in het midden tussen beide lippen (6, 7) een eerste dwarsribbe (33) heeft, die via een verzwakkingslijn (5) is verbonden met de drager.

9· Hulpmiddel volgens conclusie 8, waarbij de drager is uitgevoerd als een derde lip (3) die overeenkomt met de eerste lip (6) van de steun (¾).

10. Hulpmiddel volgens conclusie 9· waarbij de derde lip (7) die de drager vormt is voorzien van een tweede dwarsribbe (32), welke via de verzwakkingslijn (5) is verbonden met de eerste ribbe (33)·

11. Hulpmiddel volgens conclusie 10, waarbij beide dwarsribben (23, 24) zijn voortgezet tot voorbij de bijbehorende lip (25, 26), en de vrije rand van de voortzetting van elke dwarsribbe door middel van een sluitwand (26, 29) is verbonden met de vrije rand van de bijbehorende lip onder vorming van een profiel met driehoekige doorsnede.

12. Hulpmiddel volgens één van de conclusies 1-5, waarbij de steun (4) en de drager (3) beide kunnen achterblijven op het vooraf bevestigde element (33)· zodanig dat na aanbrengen van het volgende element (34) op de drager (3) en de aangrenzende gebieden (35 resp. 36) van die elementen (33. 34) een bedekking (37) kan worden aangebracht.

13. Hulpmiddel volgens conclusie 12, waarbij de bedekking een als kleefband uitgevoerd wapeningsnet (38) omvat.

14. Hulpmiddel volgens conclusie 13. waarbij de bedekking een vulmiddel (39) omvat dat aanbrengbaar is op het wapeningsnet (38).