<Desc/Clms Page number 1>
Inrichting voor het bevestigen van een blad op een ondergrond, afficheermiddel dat hiervan gebruik maakt, alsmede werkwijze voor het afficheren van posters.
Deze uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het bevestigen van een blad op een ondergrond, alsmede op een afficheermiddel dat hiervan gebruik maakt en op een werkwijze voor het afficheren van posters.
Meer speciaal heeft de uitvinding betrekking op een inrichting voor het bevestigen van publiciteits- of andere informatieposters op een verdraaibare band, waarbij de posters aldus als bladen fungeren, terwijl de verdraaibare band de ondergrond vormt.
Het is bekend dat, teneinde verschillende publicitaire posters afwisselend aan het venster van een publiciteitsof afficheerkast te presenteren, deze op een ondergrond in de vorm van een band kunnen worden bevestigd, welke intermitterend tussen twee verdraaibare rollen, die zich op een afstand van elkaar bevinden, kan worden verplaatst, zodat de posters afwisselend voor het venster worden gepresenteerd.
Aangezien de bladen of dus de poster, bovenop de band, of aldus de ondergrond, bevestigd zijn, is het duidelijk dat er een verschil in oproldiameter optreedt van ieder blad en de zich eronder bevindende ondergrond tijdens het gezamenlijk oprollen ervan. Wanneer geen maatregelen getroffen worden, kunnen hierdoor scheuren of blazen ontstaan in de posters wat tot beschadigingen, vervormingen of zelfs een totale verstoring van de goede werking van het geheel kunnen leiden.
<Desc/Clms Page number 2>
Een oplossing voor dit probleem is bekend uit het Belgisch octrooi nr. 1. 003.507. Dit octrooi beschrijft een inrichting voor het bevestigen van een blad op een ondergrond, waarbij verbindingen worden aangewend die een bepaalde beweeglijkheid tussen het blad en de ondergrond toelaten zodat het voornoemde verschil in oproldiameter niet meer in de genoemde nadelige effecten resulteert.
In deze bekende inrichting, alsook bij andere bekende inrichtingen, worden de verschillende samenstellende delen verbonden door middel van lijm of dubbelzijdige kleefband.
Dit heeft als nadeel dat er veel tijd verloren gaat tijdens het aanbrengen en verwijderen van een blad, onder meer omdat een lijmverbinding enkel op een destructieve manier verbroken kan worden. Een ander nadeel is dat, eens de bladen bevestigd zijn, een eventuele herpositionering bijna altijd gepaard gaat met het scheuren van betreffend blad.
De huidige uitvinding heeft als doel dat bladen gemakkelijker en efficiënter kunnen worden bevestigd, de ondergrond steeds vlot herbruikbaar is en heeft meer speciaal ook tot doel een oplossing te bieden aan alle voornoemde nadelen.
Hiertoe bestaat de uitvinding uit een inrichting voor het bevestigen van een blad op een ondergrond, van het type waarbij het blad door middel van één of meer verbindings- gedeelten bevestigd is op de ondergrond, waarbij deze verbindingsgedeelten door middel van bevestigingen, enerzijds, rechtstreeks of onrechtstreeks in verbinding staan met het blad en, anderzijds, rechtstreeks of onrechtstreeks in verbinding staan met de ondergrond, waarbij deze verbindingsgedeelten een onderlinge verschuiving tussen het blad en de ondergrond toelaten,
<Desc/Clms Page number 3>
waarbij één of meer van de voornoemde bevestigingen bevestigingsgedeelten bevatten in de vorm van klitverbindingsdelen die met elkaar kunnen samenwerken.
Door het gebruik van klitverbindingsdelen wordt een vereenvoudigde montage mogelijk. Bovendien kan men bij het scheef aanhechten van bladen gemakkelijk een herpositionering uitvoeren.
Bij voorkeur is er ter plaatse van ieder verbindingsgedeelte minstens één bevestiging aanwezig die bevestigingsgedeelten in de vorm van klitverbindingsdelen bevat, zodat het blad, al dan niet samen met bepaalde gedeelten van de verbinding, losmaakbaar en vervangbaar is.
Het blad, meer speciaal de poster, is zodoende volledig losmaakbaar door middel van klitverbindingen, met als voordeel dat de bladen zeer gemakkelijk op de ondergrond te bevestigen zijn, evenals gemakkelijk te verwijderen en bijgevolg ook te vervangen zijn.
Volgens nog een voorkeurdragende uitvoeringsvorm zijn minstens de bevestigingen, die de verbinding maken tussen de verbindingsgedeelten en het blad als bevestigingsgedeelten in de vorm van klitverbindingsdelen uitgevoerd. Het voordeel hiervan is dat op de bladen uitsluitend klitverbindings- delen moeten worden aangebracht, terwijl alle andere samenstellende delen van de verbindingsinrichtingen steeds op de ondergrond aanwezig kunnen blijven. Bij het vervangen van een bestaande reeks bladen, meer speciaal posters, door nieuwe, hoeft men de nieuwe posters aan hun achter- of voorzijde uitsluitend van klitverbindingsdelen te voorzien, wat bijvoorbeeld zeer eenvoudig kan worden gerealiseerd door gebruik te maken van
<Desc/Clms Page number 4>
klitverbindingsdelen die aan hun rugzijde een zelfklevende hechtlaag bezitten.
Volgens nog een voorkeurdragende uitvoeringsvorm zijn de bevestigingen tussen voornoemde verbindingsgedeelten en de ondergrond, of delen die met de ondergrond in verbinding staan, van permanent karakter. Hierdoor wordt vermeden dat, bij het lostrekken van de posters, ook andere delen loskomen.
In de meest voorkeurdragende uitvoeringsvorm vertoont de inrichting voor het bevestigen van een blad op een ondergrond bovendien de kenmerken dat één of meer verbindingsgedeelten minstens bestaan uit een strook materiaal ; dat deze strook aan één zijde op welbepaalde plaatsen via eerste bevestigingen rechtstreeks of onrechtstreeks in verbinding staat met de ondergrond ; dat deze strook aan haar andere zijde op plaatsen die verschillend zijn van de eerstgenoemde plaatsen via tweede bevestigingen rechtstreeks of onrechtstreeks in verbinding staat met het blad, waarbij, in overeenstemming met de huidige uitvinding, één of meer van de voornoemde bevestigingen zoals voornoemd worden gevormd door klitverbindingsdelen.
Op deze wijze wordt een voordelige combinatie verkregen, enerzijds, van de huidige uitvindingsgedachte, met, anderzijds, de techniek die reeds bekend is uit het Belgisch octrooi nr. 1.003.507.
Volgens een praktische uitvoeringsvorm bestaan de klitverbindingsdelen uit stukjes of stroken klitband die aan hun achterzijde zelfklevend zijn.
Aangezien de uitvinding vooral bedoeld is om posters te afficheren, heeft zij eveneens betrekking op een
<Desc/Clms Page number 5>
afficheermiddel, meer speciaal een afficheermiddel van het type dat bestaat uit een verrolbare band waarop posters of dergelijke zijn aangebracht, waarbij de verrolbare band als een ondergrond fungeert, terwijl de posters zijn uitgevoerd als bladen die op de ondergrond zijn bevestigd, waarbij de posters op de band zijn bevestigd door middel van een inrichting zoals hierboven beschreven.
De uitvinding heeft eveneens betrekking op een werkwijze voor het afficheren van posters of dergelijke, waarbij een afficheermiddel, zoals hiervoor beschreven, met andere woorden, een band voorzien met posters wordt aangewend, waarbij de posters op de voornoemde band worden aangebracht, alsmede regelmatig worden vernieuwd, door ze via de voornoemde klitverbindingsdelen vast te maken, respectievelijk los te maken. Door middel van deze techniek kunnen de posters in een minimum van tijd worden vervangen, zodat de manipulatietijd bij de publiciteitsfirma's tot een minimum kan worden beperkt.
Met het inzicht de kenmerken van de uitvinding beter aan te tonen, zijn hierna, als voorbeeld zonder enig beperkend karakter, enkele voorkeurdragende uitvoeringsvormen beschreven, met verwijzing naar de bijgaande tekeningen, waarin :
Figuur 1 in perspectief schematisch een afficheer- inrichting weergeeft waarbij, voor de bevestiging van de posters, gebruik is gemaakt van een inrichting volgens de uitvinding; figuur 2 op een grotere schaal een doorsnede weergeeft volgens lijn II-II in figuur 1; figuur 3 een zicht weergeeft analoog aan dat van figuur 2, doch in een andere toestand;
<Desc/Clms Page number 6>
figuur 4 een zicht weergeeft analoog aan dat van figuur 1, doch voor een variante; figuur 5 op grotere schaal een zicht weergeeft volgens pijl F5 in figuur 4; figuur 6 een gedeelte uit figuur 5 in uiteengetrokken toestand weergeeft;
figuren 7,8 en 9 op grotere schaal doorsneden weergeven, respectievelijk volgens lijnen VII-VII,
VIII-VIII en IX-IX in figuur 5, waarbij de verschillende lagen duidelijkshalve met een overdreven dikte zijn afgebeeld; figuur 10 een zicht weergeeft analoog aan dat van figuur 7, doch voor een variante; figuur 11 een zicht weergeeft, analoog aan dat van figuur 6, doch voor een verdere variante van de uitvinding.
In figuur 1 is schematisch een toepassing van de uitvinding weergegeven, waarbij een blad 1 door middel van een inrichting 2 volgens de uitvinding op een ondergrond 3 is aangebracht.
In deze toepassing bestaat het blad 1 uit een poster, affiche of dergelijke, terwijl de ondergrond 3 in de vorm van een band voor het ondersteunen en het verplaatsen van de bladen 1 dient. De ondergrond 3 met de erop bevestigde bladen 1, of aldus de voornoemde band met de erop aangebrachte posters, is naar zijn twee uiteinden toe op twee rollen 4-5 aangebracht die op een afstand van elkaar gelegen zijn en die door middel van niet getoonde aandrijfmiddelen intermitterend verplaatst kunnen worden, zodat de respectieve bladen 1 afwisselend getoond kunnen worden in de zone die zich tussen de twee rollen 4-5 bevindt.
De ondergrond 3 en de bladen 1 vormen hierbij een
<Desc/Clms Page number 7>
afficheermiddel, globaal aangeduid met referentiecijfer 6, dat gebruikelijk in een afficheerkast 7 wordt aangebracht, die een doorzichtig venster 8 bevat, doorheen hetwelk het gepresenteerde blad 1 zichtbaar is.
In de zone tussen de rollen 4-5 kan een verlichtingseenheid achter de band zijn ingebouwd, zodat de poster door middel van doorschijnend licht verlicht wordt.
De band is in het weergegeven voorbeeld heen en weer verrolbaar tussen de twee rollen 4-5. Het is duidelijk dat volgens een niet weergegeven variante ook andere wijzen van verrollen mogelijk zijn. Zo bijvoorbeeld kunnen de rollen 4-5 in plaats van horizontaal ook verticaal aan de linkeren rechterzijden van de afficheerkast 7 zijn opgesteld. Ook kunnen bijkomende ombuigrollen worden voorzien. Tevens is het niet uitgesloten om voor de ondergrond 3 gebruik te maken van een eindloze band.
In de figuren 2 en 3 is schematisch weergegeven hoe de inrichting 2 voor het bevestigen van het blad 1 op de ondergrond 3 is opgebouwd.
Het blad 1 is hierbij door middel van verschillende verbindingsgedeelten 9, in dit geval vier in aantal, op de ondergrond 3 bevestigd. Deze verbindingsgedeelten 9 zijn zodanig geconstrueerd dat zij een onderlinge verschuiving tussen het blad 1 en de ondergrond 3 toelaten. In een eenvoudige uitvoeringsvorm kunnen deze bestaan uit verbindingsstrookjes die ofwel elastisch zijn, ofwel ervoor zorgen dat een bepaalde speling in de verbinding, gevormd door de verbindingsgedeelten 9, bestaat.
<Desc/Clms Page number 8>
De verbindingsgedeelten 9 staan, enerzijds, door middel van bevestigingen 10 in verbinding met de ondergrond 3 en, anderzijds, door middel van bevestigingen 11 in verbinding met het blad 1.
De bevestigingen 10 bestaan in het weergegeven voorbeeld uit stukjes dubbelzijdig klevende kleefband, gevormd door een basislaag 12 en respectievelijke kleeflagen 13-14.
Hierdoor vertonen deze bevestigingen 10 een permanent karakter, alhoewel het losmaken van de verbindingsgedeelten 9 aan deze bevestigingen 10 niet volledig uitgesloten is.
Opgemerkt wordt dat deze bevestigingen 10 ook op andere wijzen kunnen worden opgebouwd en niet noodzakelijk een permanent karakter moet hebben. Zo bijvoorbeeld is het niet uitgesloten om voor deze bevestigingen 10 gebruik te maken van bevestigingsgedeelten in de vorm van klitverbindingsdelen.
De bevestigingen 11 bestaan uit bevestigingsgedeelten in de vorm van klitverbindingsdelen 15 en 16 die met elkaar kunnen samenwerken. De klitverbindingsdelen 15 zijn op de verbindingsgedeelten 9 aangebracht door middel van een kleeflaag 17, bijvoorbeeld een laag zelfklevend materiaal die aan de rugzijde van het klitverbindingsdeel 15 is aangebracht. Analoog zijn de klitverbindingsdelen 16 op het blad 1 aangebracht door middel van een kleeflaag 18, die bijvoorbeeld ook gevormd wordt door een laag zelfklevend materiaal die aan de rugzijde van het klitverbindingsdeel 16 aanwezig is.
De werking, meer speciaal het aanbrengen en verwijderen van bladen 1, kan eenvoudig uit figuur 3 worden afgeleid. Eens dat op de ondergrond 3 de nodige verbindingsgedeelten 9, samen met de klitverbindingsdelen 15 aangebracht zijn,
<Desc/Clms Page number 9>
kunnen hierop eenvoudig bladen 1 worden bevestigd, door deze aan hun achterzijde te voorzien van klitverbindings- delen 16 en vervolgens deze bladen 1, zoals aangeduid met de pijlen in figuur 3, door middel van deze klitverbin- dingsdelen 16 aan de klitverbindingsdelen 15 vast te hechten. Dankzij het gebruik van klitverbindingsdelen 15-16 kunnen de bladen 1, of aldus de voornoemde posters, ook weer even gemakkelijk losgemaakt en vervangen worden door andere.
In de figuren 4 tot 9 is een praktische uitvoeringsvorm weergegeven, waarbij gebruik wordt gemaakt van verbindingsgedeelten 9 die door middel van de bevestiging 10 nu niet meer rechtstreeks op de ondergrond 3 zijn bevestigd, doch onrechtstreeks hiermee in verbinding staan via tussenkomst van een op de ondergrond 3 bevestigde flap 19.
Deze flap 19 strekt zich in de breedte van de als ondergrond functionerende band uit, en is op deze laatste bevestigd door middel van een lijmstrook 20 of enige andere vorm van verbinding. Zoals duidelijk zichtbaar in figuur 8, bezit de flap 19 twee gedeelten 21-22, welke respectievelijk met de uiteinden van twee opeenvolgende bladen 1 kunnen samenwerken.
Tevens wordt in deze uitvoeringsvorm gebruik gemaakt van, in dit geval aan de bovenrand en de onderrand van het blad 1, of dus de poster, aangebrachte verbindingsgedeelten 9 die bestaan uit zich over de breedte van het blad 1 uitstrekkende stroken 23, die aan één zijde 24 op welbepaalde plaatsen P1 via eerste bevestigingen 10 aan de flap 19 bevestigd zijn, en aan hun tegenoverliggende zijde 25 op plaatsen P2 die verschillend zijn van de
<Desc/Clms Page number 10>
eerstgenoemde plaatsen P1 via tweede bevestigingen 11 in verbinding staan met het blad 1.
De bevestigingen 10 zijn, analoog als in de uitvoering van figuren 1 tot 3, gevormd uit stukjes dubbelzijdig klevende kleefband. Ook de bevestigingen 11 bestaan, analoog als in de uitvoering van figuren 1 tot 3, uit klitverbindingsdelen 15 en 16 die met elkaar kunnen samenwerken. Deze klitverbindingsdelen 15-16 bestaan uit plaatselijke stukjes klitteband of dergelijke die op de voornoemde plaatsen P2 zijn aangebracht.
Zodoende verkrijgt men dat iedere strook 23 afwisselend bevestigd is, enerzijds, aan de bijhorende flap 19 en, anderzijds, aan het blad 1. Zulke afwisselende bevestiging laat toe dat, zoals beschreven in het Belgisch octrooi nr. 1. 003.507, een bepaalde beweging tussen het blad 1 en de ondergrond 3 mogelijk is wanneer deze met een verschillende oproldiameter op de rollen 4-5 worden opgerold. Hierbij ontstaat plaatselijk een geringe verbuiging en uitbuiling in de stroken 23, die evenwel terug verdwijnt wanneer het betreffende blad 1 en de daaronder gelegen ondergrond 3 terug in vlakke toestand komen. De flap 19 dient om eventuele oneffenheden te voorkomen of te verbergen en dient tevens als afdekmiddel om de randen van de bladen 1 te beschermen en in een esthetische overgang tussen de verschillende bladen 1 te voorzien.
Het is duidelijk dat het blad 1 door middel van de klitverbindingsdelen 15-16 gemakkelijk van onder de flappen 19 losgemaakt, alsmede vervangen kan worden door een ander blad 1.
<Desc/Clms Page number 11>
Volgens de variante die in figuur 10 is weergegeven, zijn de stroken 23 voorzien van klitverbindingsdelen 15 die doorlopend over de volledige lengte van de strook 23 zijn aangebracht. Eventueel is een omgekeerde combinatie ook mogelijk, waarbij de klitverbindingsdelen 16 die zich aan het blad 1 bevinden dan doorlopend zijn uitgevoerd, terwijl de klitverbindingsdelen 15 dan bestaan uit plaatselijk aangebrachte stukjes.
Volgens een andere variante wordt de strook 23, zoals weergegeven in figuur 11, rechtstreeks, zonder tussenkomst van een flap 19, aan de ondergrond 3 bevestigd met behulp van bevestigingen 10, die op zich van analoge aard zijn als deze uit de uitvoeringsvorm van figuur 6.
Het is duidelijk dat in de uitvoeringsvormen van figuren 4 tot 10 de stroken 23 gesitueerd zijn tussen de voorzijde van het blad 1 en de achterzijde van de betreffende flap 19, terwijl in de uitvoeringsvorm van figuur 11 deze stroken 23 zich eenvoudig tussen de achterzijde van het blad 1 en de ondergrond 3 bevinden.
De huidige uitvinding is geenszins beperkt tot de als voorbeeld beschreven en in de figuren weergeven uitvoeringsvormen, doch dergelijke inrichting voor het bevestigen van een blad op een ondergrond kan in allerlei vormen en afmetingen worden verwezenlijkt zonder buiten het kader van de uitvinding te treden.