NL9400739A - Werkwijze en inrichting voor het maken van een bouwconstructie met een vlak verstijfd plaatdeel. - Google Patents

Description

Werkwijze en inrichting voor het maken van een bouwconstructie met een vlak verstijfd plaatdeel

De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het verstijven van plaatvormig materiaal voor een ruimtelijke bouwconstructie, bijvoorbeeld een kabelgoot, welke verstijving plaatsvindt door het plaatselijk doordrukken van het materiaal ter vorming van ruggen.

Het komt veelvuldig voor om ruimtelijke bouwconstructies uit plaatmateriaal op te bouwen, waarbij het plaatmateriaal wordt gevouwen en waarbij de wanddelen een bepaalde afmeting hebben. Deze afmeting wordt bepaald door de sterkte, dat wil zeggen de dikte en de overspanningsaf-meting, omdat de plaatvormige wand van de bouwconstructie niet ontoelaatbaar mag vervormen.

Het doel van de uitvinding is om de ruimtelijke bouwconstructies zodanig te maken dat bijvoorbeeld met dunner materiaal kan worden volstaan, waarbij de plaatvormige wanddelen daarvan niet zullen doorbuigen of dergelijke. Daartoe wordt een dergelijk plaatvormig deel van de bouwconstructie verstijfd met doorzettingen of ruggen teneinde een profielachtig plaatdeel te verkrijgen. Het bezwaar van het aanbrengen van dergelijke ruggen is dat de vervorming van het plaatmateriaal leidt tot extra spanningen in dat plaatvormige deel, waardoor de constructie niet meer uit zichzelf vlak blijft, maar gemakkelijk zal vervormen door inwendige spanningen.

De uitvinding beoogt bovengenoemd bezwaar op te vangen en verschaft daartoe een werkwijze die zich onderscheidt doordat althans aan een zijde van de rug de dikte van het materiaal kleiner wordt gemaakt, waardoor het materiaal wordt verlengd.

Dankzij het feit dat het materiaal nodig voor het maken van de verstijvingsruggen thans volgens de uitvinding wordt gehaald uit hetzelfde materiaal door dit plaatselijk te verdunnen, zullen de inwendige spanningen aanzienlijk worden gereduceerd of tot nihil worden teruggebracht.

Bij voorkeur wordt de diktevermindering volgens de uitvinding verkregen door het aanbrengen van een pletstrook die evenwijdig aan de verstijvingsrug verloopt.

Met een dergelijke wijze van aanbrengen kunnen de pletstrook en de verstijvingsrug gelijktijdig in het materiaal worden aangebracht door dit bijvoorbeeld vliegend te doen met behulp van walsrollen of dergelijke.

Indien de ruggen niet over de volledige breedte van het plaatmateriaal verlopen, maar ten gevolge van de ruimtelijke bouwconstructie een bepaalde beperkte lengte moeten hebben, stelt de uitvinding tevens voor om de pletstrook voor het verminderen van de dikte van de plaat in orde van grootte even lang als de verstijvingsrug uit te voeren.

Volgens de uitvinding is het tevens mogelijk om resterende plaatdelen buiten de zone, welke zijn verstijfd door de verstijvingsruggen, aan een aparte koudebewerking te onderwerpen, bijvoorbeeld het omzetten tot staande wanddelen of dergelijke ter vorming van de gewenste ruimtelijke bouwconstructie. Deze delen behoeven geen verstijvingselementen, noch compensatie daarvan in de vorm van pletstroken te bevatten. Deze koudevervorming kan zowel voor als na het aanbrengen van de verstijvingsruggen in het plaatvormig materiaal worden doorgevoerd.

De uitvinding heeft voorts betrekking op een inrichting voor het uitvoeren van een werkwijze, welke inrichting althans is voorzien van een walsenpaar, welke dient voor het aanbrengen van de verstijvingsruggen in het gewenste plaatvormige deel, dat dient te worden verstijfd. Volgens de uitvinding is de inrichting daarbij voorzien van een walsenplaar uitgevoerd met een pletorgaan in de vorm van een ribbe.

Deze pletribbe kan op hetzelfde walsenpaar als die geschikt voor het aanbrengen van de verstijvingsribbe zijn aangebracht, waardoor het produktieproces continu kan plaatsvinden dankzij de nauwkeurige plaatsbepaling van de pletstrook ten opzichte van de verstijvingsribbe in het plaatmateriaal.

De uitvinding heeft voorts betrekking op een bouwconstructie vervaardigd volgens de hierboven genoemde werkwijze en welke bij voorkeur de vorm van een kabelgoot heeft, waarvan het bodemdeel is voorzien van koudgevormde dwarsrug-gen als verstijvingsruggen, welke zich loodrecht op de langswanden van de goot uitstrekken en waarbij de plet-stroken zich parallel nabij die verstijvingsruggen in het materiaal uitstrekken.

De uitvinding wordt nader toegelicht in de hieronder staande figuurbeschrijving van een tweetal uitvoe-ringsvoorbeelden van de uitvinding. In de tekening toont:

Fig. 1 een perspectivisch aanzicht van een tweetal samenwerkende walsen voor het maken van een verstijvingsrug en vóórzien van een pletribbe ter verkrijging van de lengte-compensatie bij een ruimtelijke bouwconstructie in de vorm van een kabelgoot, welke van de onderzijde wordt gezien, fig. 2 een schematisch axiaal aanzicht van de walsen uit fig. 1 in doorsnede met daartussen vervormd plaatmateriaal, fig. 3 een met fig. 1 overeenkomend perspectivisch aanzicht van een plaatvormige strook welke wordt bewerkt door een walsenpaar in een uitvoeringsvariant.

Het plaatvormig materiaal 1 dat in fig. 1 dient te worden bewerkt, heeft hier de vorm van een kabelgoot, waarvan het bodemdeel 2 zich horizontaal uitstrekt en tussen twee rollen 3, 4 van een walsenpaar wordt doorgevoerd in de richting van de pijl PI. Aan de bodemplaat 2 sluiten in de getoonde toestand een tweetal omlaaggerichte langswanden 5 aan, waarbij wordt opgemerkt, dat het bodemplat 2 alsmede de langswanden 5 kunnen zijn voorzien van een bepaalde perforatie in de vorm van sleufgaten 6 of ronde gaten 7. Voorts kan de vrije rand van wandstroken 5 zijn omgezet bij 8, hetgeen op willekeurige wijze kan plaatsvinden. Hierbij wordt opgemerkt, dat de kabelgoot 1 in de in fig. 1 getoonde stand uiteraard in omgekeerde zin, dat wil zeggen dat men tegen de onderzijde van het bodemplat 2 aankijkt, is weergegeven.

Het walsenpaar 3, 4 dient voor het aanbrengen van verstijvingsruggen 10, welke parallel aan elkaar verlopen en welke dwars op de langsrichting, dat wil zeggen dwars op de voorbewegingsrichting PI zich uitstrekken. Het plaatmateriaal wordt derhalve plaatselijk doorgezet, een en ander zodanig dat de verstijvingsruggen 10 het doorbuigen van het bodemplat 2 in dwarsrichting vermijden, waardoor met dunner plaatmateriaal kan worden volstaan en waarbij grotere breedtes van het bodemplat 2 kunnen worden verkregen.

Het aanbrengen van de versterkingsruggen 10 in de bodemplaat 2 komt tot stand door de verhoogde ruggen 11 op de walsrol 3, welke samenwerken met verdiepte delen 12 in de walsrol 4. Een en ander is nader toegelicht in de dwarsdoorsnede van fig. 2, waaruit blijkt dat bij het op elkaar af-rollèn van de walsen 3, 4 de verhoogde rug de plaat 2 doordrukt ter vorming van de verstijvingsribbe 10.

Het zal tevens duidelijk zijn dat door het vormen van de verstijvingsruggen 10 er een lengteverandering van het plaatmateriaal zal plaatsvinden, hetgeen nadelig uitwerkt op de totale constructie van een ruimtelijke bouwconstructie, zoals een kabelgoot volgens fig. 1. Dit is ten gevolge van het feit dat de langswanden 5 geen lengteverandering ondergaan, zodat het bodemplat 2 inwendige spanningen krijgt, die leiden tot een vervorming van het uiteindelijke produkt.

Ter voorkoming daarvan is de walsrol 3 naast de ribbe 11 uitgevoerd met een pletorgaan 13 in de vorm van een kleine verhoging op het mantelvlak van de rol 3, welke parallel langs de verhoging 11 zich uitstrekt en welke dient om tezamen met het contra-oppervlak van de walsrol 4 om het plaatmateriaal 2 plaatselijk te verminderen qua dikte en zodoende materiaal te verschaffen voor de vervorming van de verstijvingsrug 10. Deze diktevermindering is derhalve een lengtecompensatie van het plaatdeel 2 van de ruimtelijke bouwconstructie, waardoor de hierboven genoemde inwendige spanningen kunnen worden opgeheven.

Het zal duidelijk zijn dat de verhoging 13 ook op de walsrol 4 kan zijn aangebracht in plaats van de walsrol 3 of dat deze op beide rollen zijn geplaatst niettemin zodanig dat het materiaal weliswaar qua dikte wordt verminderd, maar dat deze niet wordt doorgedrukt.

De mate van diktevermindering is uiteraard afhankelijk van de hoogte van de verstijvingsrug 10 en de daarmee gepaard gaande materiaalnoodzaak daarvoor.

In fig. 3 is een alternatieve uitvoeringsvorm getoond, waarbij niet alleen dwars op de langsrichting, parallel aan de voortbewegingsrichting PI van de materiaalstrook ribben en compensatiepletstroken 14 worden aangebracht, maar waarbij tevens parallel aan de zijranden een verstijvings-ribbe 20 in het plaatmateriaal wordt verkregen door een rondlopende verhoging 21 op de walsrol 3. De daardoor ontstane breedtevermindering van de plaat 1 wordt gecompenseerd door 'pletstroken 22 en 23 ter weerszijden van de langsver-stijvingsrug aan te brengen die door de verhogingen 24 respectievelijk 25 op de walsrol 3 worden verkregen.

Zodoende is de plaat 1 volgens fig. 3 niet alleen in de lengteafmeting, maar ook in de breedteafmeting gecompenseerd.

Het voordeel van deze compensatie is dat de langs-stroken 26 langs de buitenranden van de plaat 1 een willekeurige koudevervorming kunnen ondergaan, zoals bijvoorbeeld het omzetten tot een langswand 5 uit fig. l, maar ook door het aanbrengen van kraalranden en dergelijke zonder dat er inwendige spanningen in de totale constructie ontstaan.

Het is duidelijk dat de uitvinding niet beperkt is tot de hierboven beschreven uitvoeringsvorm, waarbij de verstij vings ruggen 10 vanzelfsprekend willekeurige vormen kunnen aannemen, bijvoorbeeld Z-vormig, voorts een andere hoek kunnen insluiten met de langsranden, bijvoorbeeld een hoek van 45°, elkaar kunnen kruisen, enzovoort, waarbij wordt opgemerkt, dat de pletstroken 14 voor het compenseren van de lengte- of breedteafmeting dezelfde vorm kunnen hebben als de verstijvingsruggen, doordat zij in hoofdzaak zich parallel daaraan uitstrekken.

Claims (9)

1. Werkwijze voor het verstijven van plaatvormig materiaal voor een ruimtelijke bouwconstructie, bijvoorbeeld een kabelgoot, welke verstijving plaatsvindt door het plaatselijk doordrukken van het materiaal ter vorming van ruggen, met het kenmerk, dat althans aan een zijde van de rug de dikte van het materiaal kleiner wordt gemaakt, waardoor het materiaal wordt verlengd.

2. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de diktevermindering wordt verkregen door het aanbrengen van een pletstrook parallel aan de rug.

3. Werkwijze volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de rug over een lengte korter dan de buitenafmeting van de plaat wordt aangebracht en de pletstrook in orde van grootte even lang is als de rug.

4. Werkwijze volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat de ruggen parallel aan elkaar in een deelvlak van het plaatmateriaal worden aangebracht, waarbij de naast gelegen deelvlakken vooraf of achteraf een extra koud-ver-vorming, zoals zetten, heeft ondergaan.

5. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het plaatmateriaal wordt doorgedrukt ter vorming van een bepaald patroon aan gaten.

6. Inrichting voor het uitvoeren van de werkwijze volgens een der voorgaande conclusies, welke inrichting is voorzien van een of meer walsparen voor het aanbrengen van een rug in het materiaal, met het kenmerk, dat althans een walspaar is voorzien van een pletorgaan in de vom van een ribbe.

7. Inrichting volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat het pletorgaan is aangebracht op de wals, welke tevens is voorzien van een verhoging, welke samenwerkt met een verdiept deel in de contrawals van het paar.

8. Bouwconstructie van plaatmateriaal bewerkt volgens de werkwijze van een der conclusies 1-5.

9. Bouwconstructie in de vorm van een kabelgoot voorzien van een bodemdeel en twee zich langs dat bodemdeel uitstrekkende langswanden, met het kenmerk, dat het bodemdeel is voorzien van koudgevormde dwarsruggen loodrecht op de langswanden en parallel daaraan verlopende plet-stroken.