NL9400228A - Werkwijze en inrichting voor ontvangstcontrole bij datatransmissie. - Google Patents

Werkwijze en inrichting voor ontvangstcontrole bij datatransmissie. Download PDF

Info

Publication number
NL9400228A
NL9400228A NL9400228A NL9400228A NL9400228A NL 9400228 A NL9400228 A NL 9400228A NL 9400228 A NL9400228 A NL 9400228A NL 9400228 A NL9400228 A NL 9400228A NL 9400228 A NL9400228 A NL 9400228A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
message
identification
messages
received
message sequence
Prior art date
Application number
NL9400228A
Other languages
English (en)
Inventor
Hermanus Johannes Mari Grooten
Original Assignee
Stichting Regionale Kabeltelev
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Stichting Regionale Kabeltelev filed Critical Stichting Regionale Kabeltelev
Priority to NL9400228A priority Critical patent/NL9400228A/nl
Publication of NL9400228A publication Critical patent/NL9400228A/nl

Links

Classifications

    • HELECTRICITY
    • H04ELECTRIC COMMUNICATION TECHNIQUE
    • H04LTRANSMISSION OF DIGITAL INFORMATION, e.g. TELEGRAPHIC COMMUNICATION
    • H04L1/00Arrangements for detecting or preventing errors in the information received
    • H04L1/08Arrangements for detecting or preventing errors in the information received by repeating transmission, e.g. Verdan system
    • GPHYSICS
    • G06COMPUTING; CALCULATING OR COUNTING
    • G06FELECTRIC DIGITAL DATA PROCESSING
    • G06F11/00Error detection; Error correction; Monitoring
    • G06F11/07Responding to the occurrence of a fault, e.g. fault tolerance
    • G06F11/0703Error or fault processing not based on redundancy, i.e. by taking additional measures to deal with the error or fault not making use of redundancy in operation, in hardware, or in data representation
    • G06F11/0751Error or fault detection not based on redundancy
    • G06F11/0763Error or fault detection not based on redundancy by bit configuration check, e.g. of formats or tags
    • GPHYSICS
    • G06COMPUTING; CALCULATING OR COUNTING
    • G06FELECTRIC DIGITAL DATA PROCESSING
    • G06F11/00Error detection; Error correction; Monitoring
    • G06F11/07Responding to the occurrence of a fault, e.g. fault tolerance
    • G06F11/08Error detection or correction by redundancy in data representation, e.g. by using checking codes
    • GPHYSICS
    • G06COMPUTING; CALCULATING OR COUNTING
    • G06FELECTRIC DIGITAL DATA PROCESSING
    • G06F11/00Error detection; Error correction; Monitoring
    • G06F11/07Responding to the occurrence of a fault, e.g. fault tolerance
    • G06F11/14Error detection or correction of the data by redundancy in operation
    • G06F11/1497Details of time redundant execution on a single processing unit

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Computer Networks & Wireless Communication (AREA)
  • Signal Processing (AREA)
  • Data Exchanges In Wide-Area Networks (AREA)

Description

Werkwijze en inrichting voor ontvangstcontrole bij datatransmissie
De uitvinding hee£t betrekking op een werkwijze en inrichting voor ontvangstcontrole van tussen een zender en een ontvanger overgedragen databerichten.
Bij datatransmissie via een telecommunicatieverbinding bestaat er vrijwel altijd behoefte aan een automatische controle op de informatie-uitwisseling. Dit om fouten tijdens de overdracht te kunnen herkennen en zonodig te herstellen. Bij duplex verbindingen en half-duplex verbindingen, waarbij een retourpad van de ontvanger naar de zender voorhanden is, kan bijvoorbeeld om herhaling van een foutief of mogelijk foutief ontvangen bericht worden verzocht.
Uit het Amerikaanse octrooischrift 2.570.505 en de Nederlandse octrooiaanvrage 266.236 zijn bijvoorbeeld stelsels bekend voor het overdragen van gegevens, in het bijzonder voor gebruik bij telex, waarbij aan elk over te dragen datablok een volgnummer wordt toegekend. Aan de ontvangzijde worden de volgnummers van de ontvangen datablokken onderzocht op verstoring van hun regelmatige volgorde. Bij het detecteren van een dergelijke verstoring, bijvoorbeeld als gevolg van een tijdelijke onderbreking van het transmissiepad, wordt een alarmsignaal opgewekt en kan middels een retoursignaal van de ontvanger naar de zender om heruitzending van een ontbrekend of mogelijk foutief ontvangen datablok worden verzocht, of kan zelfs het onderbreken van de uitzending worden gelast.
Wanneer automatische heruitzending niet mogelijk is, zoals bijvoorbeeld bij de huidige generatie facsimile-apparatuur, wordt volstaan met het verzenden van een bericht naar het zendende apparaat dat er in de overdracht een fout is opgetreden. Op grond van dit bericht beschikt de zendzijde dan over informatie dat de gegevensoverdracht niet succesvol is verlopen waarop vervolgens adequaat actie kan worden ondernomen, bijvoorbeeld heruitzending.
Bij simplex- of éénrichtingsverbindingen kan, door het ontbreken van een retourpad, principieel bij de zender geen informatie beschikbaar komen omtrent het al dan niet aan de ontvangzijde (correct) ontvangen van een bericht. Voorbeelden van simplex data-uitwisseling zijn bijvoorbeeld personenoproepstelsels (paging Systems) zoals het semafoonsysteem, teletekst via omroepzenders en datatransmissie via éénwegs- of éénrichtingskabeltelevisienetten.
In het bijzonder voor zogeheten "multipoint dataverbindingen", waarbij datadistributie plaatsvindt vanuit een beperkt aantal zendpunten naar een veelheid van aangesloten ontvangpunten, worden in de praktijk uit economische overwegingen veelal éénrichtingsnetten toegepast. Op het ontbreken van bijvoorbeeld de mogelijkheid voor herstel van niet of (waarschijnlijk) foutief ontvangen berichten wordt dan ingespeeld door slechts informatie met een relatief lage waarde over te dragen. Dat wil zeggen informatie zonder bijvoorbeeld spoedeisend karakter of cruciaal belang.
Mede omdat de berichten sneller kunnen worden doorgegeven in vergelijking tot bijvoorbeeld verzending per brief en omdat de voor datatransmissie benodigde apparatuur tegenwoordig relatief goedkoop en betrouwbaar is, bestaat er ondanks de genoemde beperking een toenemende belangstelling voor berichtenoverdracht c.q. -distributie via simplex multipoint verbindingsnetten, zoals het eerder genoemde kabeltelevisienet, dat met name in stedelijke gebieden in Nederland en België een hoge aansluitgraad kent.
Ondanks het ontbreken van de mogelijkheid om in éénrichtingsnetten informatie voor controle-doeleinden uit te wisselen, willen de gebruikers echter toch over zoveel mogelijk informatie beschikken omtrent het correct functioneren van de verbinding, dan wel over de aard van een opgetreden fout om slechts in voorkomende gevallen zonodig actie te hoeven ondernemen. In het bijzonder bij een groot aantal ontvangpunten en/of te verzenden berichten zou het namelijk ondoelmatig zijn wanneer een geadresseerde bij elke verstoring wordt gealarmeerd, in reactie waarop dan bijvoorbeeld telefonisch contact moet worden opgenomen met degene die het bericht heeft verspreid.
Aan de uitvinding ligt nu in eerste instantie de opgave ten grondslag een werkwijze aan te geven welke geschikt is voor datatransmissie over een éénrichtingsverbinding waarbij naast de mogelijkheid voor alarmering in het geval van het ontbreken of het mogelijk verkeerd ontvangen van berichten, ook een zekere mate van automatisch herstel op de ontvangst van dergelijke berichten mogelijk is. Een dergelijke mogelijkheid heeft namelijk een uiterst gunstige invloed op de prijs/prestatie-verhouding van dataverkeer via éénrichtingsverbindingen c.q. -netten, in het bijzonder in het geval van multipoint-dataverbindingen, omdat de verzender van berichten een grotere zekerheid omtrent het daadwerkelijk ontvangen van verzonden berichten kan worden geboden dan zonder deze faciliteit. Een directe consequentie hiervan is dat er informatie met een hogere waarde kan worden overgedragen in vergelijking tot een stelsel zonder een dergelijke herstelmogelijkheid.
In de meest elementaire uitvoeringsvorm voorziet de uitvinding in een werkwijze voor ontvangstcontrole van tussen een zender en een ontvanger overgedragen databerichten, waarbij aan de zendzijde aan elk over te dragen bericht een vooraf vastgelegde berichtvolgorde-identificatie wordt toegevoegd en waarbij aan de ontvangzijde de berichtvolgorde-identificaties van ontvangen berichten door toetsing aan een referentie-identificatie op verstoringen in de berichtvolgorde worden onderzocht, welke werkwijze wordt gekenmerkt door de stappen van: a) dat berichten met behoud van de hieraan toegevoegde berichtvolgorde-identificatie herhaald worden uitgezonden, b) dat wanneer bij toetsing van de berichtvolgorde-identificatie van een ontvangen bericht aan de referentie-identificatie: b1) de ontvangen berichtvolgorde-identificatie correspondeert met de referentie-identificatie dit wordt geïnterpreteerd als geen verstoring in de ontvangst, dat wanneer b2) de ontvangen berichtvolgorde-identificatie qua volgorde aansluit op de referentie-identificatie het ontvangen bericht door de ontvanger kan worden verwerkt en de referentie-identificatie in correspondentie met de berichtvolgorde-identificatie wordt gebracht, of dat wanneer b3) de ontvangen berichtvolgorde-identificatie niet correspondeert met of qua volgorde aansluit op de referentie-identificatie dit wordt geïnterpreteerd als een verstoring in de ontvangst, waarop van tenminste één volgend ontvangen bericht: b31) de berichtvolgorde-identificatie wordt getoetst op correspondentie met of aansluiting op de referentie-identificatie en wanneer hierbij b32) de ontvangen berichtvolgorde-identificatie correspondeert met de referentie-identificatie dit wordt geïnterpreteerd als geen verstoring in de ontvangst, of dat wanneer b33) een berichtvolgorde-identificatie wordt gevonden die qua volgorde aansluit op de referentie-identificatie het ontvangen bericht door de ontvanger kan worden verwerkt en de referentie-identificatie in correspondentie met de berichtvolgorde-identificatie wordt gebracht, of dat wanneer b34) geen op de referentie-identificatie aansluitende berichtvolgorde-identificatie wordt gevonden een storingsmelding wordt gegeven, het ontvangen bericht door de ontvanger kan worden verwerkt en de referentie-identificatie in correspondentie met de berichtvolgorde-identificatie wordt gebracht, en c) dat vervolgens aan de ontvangzijde stap b wordt herhaald voor elk verder ontvangen bericht.
De werkwijze volgens de uitvinding maakt weliswaar op bekende wijze gebruik van het aan de te verzenden berichten toevoegen van een berichtvolgorde-identificatie teneinde aan de ontvangzijde verstoringen in de berichtenstroom te kunnen vaststellen, maar biedt bovendien een herstelmogelijkheid om niet of (mogelijk) foutief ontvangen berichten alsnog te kunnen ontvangen en alleen dan een storingsmelding of alarmmelding te genereren wanneer na een geconstateerde verstoring de ontvangst van een bericht niet meer kan worden bewerkstelligd.
Het verplicht herhaald uitzenden van berichten in combinatie met een aan elk bericht toegevoegde berichtvolgorde-indentificatie vormt een wezenlijk onderdeel van de uitvinding, waarmee de mogelijkheid wordt geboden om in eerste instantie gemiste berichten alsnog binnen te halen.
Aan dit idee ligt het inzicht ten grondslag dat, bijvoorbeeld in het geval van een kabeltelevisienet, datadistributiestelsels veelal een zekere overcapaciteit hebben in vergelijking tot de hoeveelheid voor verspreiding aangeboden berichten. Hierdoor is het zonder rendementsverlies mogelijk om tot het verplicht herhaald uitzenden van berichten over te gaan. Let wel, ook in stelsels zonder overcapaciteit is herhaling mogelijk, zij het dan met enig rendementsverlies. Voorts kunnen ook berichten die een beperkte actualiteitswaarde hebben, zoals bijvoorbeeld via autoradiokanalen verspreide verkeersmeldingen, met behulp van de werkwijze volgens de uitvinding zonder een permanent bezwaarlijke belasting van de transmissiecapaciteit herhaald worden overgedragen. Immers fileberichten e.d. zijn na enkele uren verouderd en kunnen dan zonder bezwaar uit het systeem worden verwijderd, zonder potentiële ontvangers nog perse hiervan kennis te laten nemen.
Bij het inschakelen/aansluiten van een ontvanger zal de referentie-identificatie meestal niet correleren met de berichtvolgorde-identificatie van het op dat moment verspreide bericht, i.c. stap b3. De ontvanger gaat dan over op een tussenprocedure waarbij één of meer keren naar een bericht met een op de referentie-identificatie aansluitende of hiermee corresponderende berichtvolgorde-identificatie wordt gezocht. Vindt de ontvanger geen corresponderende of aansluitende berichtvolgorde-identificatie, hetgeen bij inschakeling waarschijnlijk is, dan zal de referentie-identificatie zodanig worden gewijzigd dat deze correspondeert met de berichtvolgorde-identificatie van het momentaan uitgezonden bericht en wordt een storingsmelding bij de ontvanger afgegeven. Vanaf dit moment is de ontvanger klaar voor gebruik.
Zolang er geen nieuw bericht wordt uitgezonden en er geen fouten in de data-overdracht optreden zal de ontvanger geen voor de gebruiker toegankelijke actie ondernemen, stap b1. Pas bij ontvangst van een opvolgend bericht zal de ontvanger dit bericht verwerken, bijvoorbeeld afdrukken of in een geheugen opslaan, stap b2.
Wordt daarentegen een met de referentie-identificatie niet corresponderende of daarop aansluitende berichtvolgorde-identificatie ontvangen, stap b3, dan zullen eerst één of meer verdere berichten op correspondentie of aansluiting worden onderzocht, stap b31. Is het resultaat positief, dan kan worden geconcludeerd dat er een tijdelijke storing is opgetreden en wordt het bericht zonodig alsnog verwerkt, stappen b32 respectievelijk b33. Let wel, dit anders dan bij de bekende stelsels, waarbij om herhaling van de berichten moet worden gevraagd.
Wanneer geen aansluitende berichtvolgorde-identificatie wordt gevonden, is de conclusie gerechtvaardigd dat er een bericht gemist is.
De ontvanger genereert dan een storingsmelding en vervolgt alsof er een nieuw bericht is ontvangen, stap b34. Aan de hand van de storingsmelding kan de gebruiker dan, mede afhankelijk van de aard van de berichten, desgewenst actie ondernemen, bijvoorbeeld telefonisch contact opnemen met de verzender.
In de beschreven elementaire uitvoeringsvorm van de werkwijze volgens de uitvinding wordt een bericht bij voorkeur net zolang herhaald totdat een nieuw bericht wordt verspreid of dat het betreffende bericht als overbodig kan worden beschouwd.
De ontvanger hoeft niet vooraf te worden ingesteld maar past zich automatisch aan bij de heersende berichtenstroom. Door de verplicht herhaalde uitzending van berichten, hetgeen in het geval van een grote overcapaciteit in het transmissienet met een relatief hoge frequentie kan plaatsvinden, zal een ontvanger vrij spoedig na het inschakelen/aansluiten gereed voor gebruik zijn.
Voor een deskundige zal het duidelijk zijn dat met de werkwijze volgens de uitvinding, welke relatief eenvoudig en zonder excessief hoge kosten kan worden gerealiseerd, informatie van hogere waarde via een datatransmissiestelsel kan worden overgedragen dan in een systeem zonder deze faciliteit en zonder de noodzaak voor een retourpad van een ontvanger naar een zender. Het behoeft geen betoog dat de gebruiksmogelijkheden van een dergelijk transmissiestelsel met toepassing van de uitvinding aanzienlijk stijgen.
Met de werkwijze volgens de uitvinding kunnen nu via een transmissiestelsel, zonder de noodzaak van een retourweg, in wezen alle soorten berichten en informatie worden overgedragen die een hogere prioriteit kennen ten aanzien van een gegarandeerde ontvangst dan ten aanzien van de snelheid waarmee ze, na de eerste verzending daarvan, de ontvanger bereiken. Een faxbericht bijvoorbeeld hoeft in feite pas bij de ontvanger aanwezig te zijn wanneer er een persoon is die de boodschap tot zich kan nemen. Dit betekent dat er meestal een marge in de tijd is waarbinnen het bericht pas bij de ontvanger beschikbaar hoeft te zijn, zodat er voldoende ruimte is om, na een mogelijke verstoring, het herhaald uitgezonden bericht alsnog binnen te halen zonder dat dit voor de gebruiker nadelige gevolgen heeft.
Alarmeringssystemen daarentegen moeten direct een melding afgeven, ongeacht of een persoon aanwezig is of niet. Het is immers niet wenselijk wanneer een bewakingsontvanger pas alarm geeft bij brand als er een bewaker aanwezig is. Dit soort berichten is dan ook minder geschikt om, ondanks de door de uitvinding geboden herstelmogelijkheid van gemiste berichten, over een transportmedium met een verhoogd onderbrekingsrisico te verzenden.
Opgemerkt wordt dat het herhaald uitzenden van berichten voorzien van een volgorde-identificatie op zichzelf ook wordt toegepast bij het zogeheten NAVTEX-systeem, "An automated direct-printing telegraph system for promulgation of navigational and meteorological warnings and urgent Information to ships", zie CCIR Recommendation 540-2. Een wezenlijk verschil met de werkwijze volgens de uitvinding schuilt echter daarin dat herhaling van berichten bij het NAVTEX-systeem facultatief is, dat wil zeggen er kan bijvoorbeeld worden besloten om alleen belangrijke berichten te herhalen. Het afwezig zijn van de verplichting tot herhaald uitzenden impliceert direct de afwezigheid bij het NAVTEX-systeem van een expliciete herstelmogelijkheid in het geval van gemiste berichten of dergelijke. Anders dan bij de uitvinding wordt door een NAVTEX-ontvanger slechts gecontroleerd of er al een betreffend bericht eerder is ontvangen. Bij de werkwijze volgens de uitvinding wordt daarentegen gecontroleerd of alle voor een betreffende ontvanger bestemde berichten zijn gearriveerd en wordt, wanneer dit niet het geval is of lijkt te zijn, hiervan melding gemaakt als correctie niet meer mogelijk is.
In een verdere uitvoeringsvorm van de werkwijze volgens de uitvinding wordt aan de ontvangzijde in het geval van een storingsmelding uit de ontvangen berichtvolgorde-identificatie en de referentie- identificatie een aanwijzing van ontbrekende berichtvolgorde-identificatie(s) verschaft.
Hoewel als volgorde identificatie referentie elke vooraf vastgelegde codereeks (alfabetisch, numeriek) kan worden toegepast, zijn de referentie-identificatie en de berichtvolgorde-identificatie in een voorkeursuitvoeringsvorm van de uitvinding volgnummers, waarbij identificaties corresponderen wanneer zij een gelijk nummer hebben en waarbij een tweede identificatie aansluit op een eerste identificatie wanneer het nummer van de tweede identificatie één eenheid hoger is dan het nummer van de eerste identificatie.
Het gebruik van volgnummers heeft naast een relatief eenvoudige implementatie en verwerking ook het voordeel dat bij de gebruikers geen specifieke kennis nodig is omtrent de gebruikte berichtvolgorde-codering.
De aan de werkwijze volgens de uitvinding ten grondslag liggende gedachte biedt in het bijzonder ook de mogelijkheid om eerder uitgezonden en nog niet door een ontvanger ontvangen berichten alsnog te kunnen achterhalen. Hiertoe wordt in een verdere uitvoeringsvorm van de uitvinding in stap a een aantal van de eerder uitgezonden berichten in een uitzendcyclus herhaald uitgezonden, waarbij de in stap b3 ontvangen berichtvolgorde-identificaties welke corresponderen met een ten opzichte van de referentie-identificatie eerder uitgezonden bericht worden genegeerd, waarbij in stap b31 de volgend ontvangen berichten van tenminste één volledige uitzendcyclus worden getoetst en waarbij in stap b34 alle berichten van een uitzendcyclus worden verwerkt en de referentie-identificatie in correspondentie wordt gebracht met een berichtvolgorde-identificatie van de uitzendcyclus.
Wanneer de overdracht storingvrij verloopt, zal de referentie-identificatie corresponderen met het meest recent uitgezonden bericht en worden alle corresponderende en oudere berichten genegeerd. Immers deze berichten kunnen als ontvangen worden beschouwd. Nieuwe berichten worden op de gebruikelijke wijze verwerkt. Bij bijvoorbeeld een onderbreking in de ontvangst terwijl toch nieuwe berichten worden verzonden, zal na een zekere tijd de referentie-identificatie niet meer corresponderen met het meest recent uitgezonden bericht. Bij herstel van de verbinding zal dan het volgende plaatsvinden.
De ontvanger zal meteen of na enige tijd een berichtvolgorde-identificatie ontvangen die correspondeert met of niet aansluit op de referentie-identificatie, i.c. stap b3. Hierop wordt dan de tussenprocedure gestart, waarbij echter nu tenminste één keer de gehele uitzendcyclus, dat wil zeggen alle berichten hiervan, op correspondentie met of aansluiting op de referentie-identificatie wordt getoetst. Wordt een bericht met een aansluitende berichtvolgorde-identificatie gevonden, dan zal dit bericht als een nog niet eerder ontvangen bericht worden verwerkt enz. Wanneer alle berichten van de uitzendcyclus op deze wijze zijn verwerkt en er geen discrepantie meer bestaat tussen de referentie-identificatie en de meest recente berichtvolgorde-identificatie, kan worden geconcludeerd dat alle berichten voor de betreffende ontvanger alsnog zijn verwerkt en bestaat er geen aanleiding voor een storingsmelding.
Een storingsmelding is alleen dan noodzakelijk wanneer tijdens toetsing van de uitzendcyclus geen met de referentie-identificatie corresponderende of hierop aansluitende berichtvolgorde-identificatie wordt gedetecteerd. In een dergelijk geval worden alle berichten van de betreffende uitzendcyclus verwerkt en wordt de referentie-identificatie in correspondentie gebracht met een betreffende berichtvolgorde-identificatie, bij voorkeur de meest recente.
Een dergelijke situatie kan bijvoorbeeld ontstaan wanneer de ontvanger gedurende lange tijd niet in bedrijf is geweest waardoor in een uitzendcyclus geen voor de betreffende ontvanger "oude" berichten meer worden herhaald.
Een uitzendcyclus zal, afhankelijk van de capaciteit van het distributiestelsel, een aantal reeds eerder opvolgend uitgezonden berichten alsmede het laatst uitgezonden bericht omvatten. De uitzendcyclus kan een vaste lengte hebben, op vaste tijden starten en/of voorzien zijn van een begin- en eindmelding. In principe is het niet noodzakelijk om de uitzendcyclus vooraf te specificeren. De omvang van de uitzendcyclus kan aan de ontvangzijde eenvoudig worden vastgesteld door te toetsen of een betreffende berichtvolgorde-identificatie tenminste voor de tweede maal wordt ontvangen.
Een transmissiecapaciteit besparende maatregel is het in de uitzendcyclus opnemen van zogeheten "lege" berichten. Dit zijn berichten die reeds eerder zijn uitgezonden en waaraan een berichtvolgorde-identificatie is toegekend, maar waarvan de inhoud na verloop van tijd "leeg" is gemaakt, zodat dus in feite alleen de betreffende berichtvolgorde-identificatie wordt uitgezonden. Ook kan worden overgegaan tot het uitzenden van verkorte berichten.
Het voordeel van dergelijke "lege" of verkorte berichten is dat een gebruiker ook na lange tijd nog kan achterhalen of er een bericht gemist is. Zo ja, dan kan de gebruiker via bijvoorbeeld de beheerder van het stelsel proberen alsnog te achterhalen wat de inhoud van het betreffende bericht was of wie de verzender en bij deze de inhoud navragen. Bij een verkort bericht zou bijvoorbeeld de naam van de verzender en een berichtscode voor dit doel kunnen worden uitgezonden. Dus zonder de noodzaak oude tot bijvoorbeeld zeer oude berichten steeds volledig te moeten blijven herhalen, hetgeen relatief veel transmissiecapaciteit en opslag- en verwerkingscapaciteit aan de zendzijde in beslag neemt, bieden dergelijke lege of verkorte berichten een verdere verhoging van de kans op het daadwerkelijk ontvangen van verzonden berichten zonder excessive capaciteitseisen aan het stelsel op te leggen.
Een storing in de transmissie, waardoor bijvoorbeeld een nieuwe berichtvolgorde-identificatie als een eerder ontvangen bericht wordt geïnterpreteerd, heeft geen invloed omdat hierdoor de referentie-identificatie niet wordt veranderd. Bij correcte ontvangst van het herhaalde bericht zal dit alsnog worden verwerkt. Een transmissiefout waardoor een niet aansluitende berichtvolgorde-identificatie wordt ontvangen, heeft het doorlopen van de bovengenoemde tussenprocedure tot gevolg. Wordt het betreffende bericht vervolgens correct ontvangen dan zal het op de gebruikelijke wijze worden verwerkt en wordt geen storingsmelding afgegeven.
Door het negeren van ten opzichte van de referentie-identificatie reeds ontvangen "oude" berichtvolgorde-identificaties, is het in wezen noodzakelijk om, zonder risico van het veroorzaken van een storingsmelding, een oneindige reeks van volgorde-identificaties toe te passen.
Teneinde het aantal codebits voor de berichtvolgorde-identificaties te kunnen beperken, als gevolg waarvan na verloop van tijd eerder gebruikte berichtvolgorde-identificaties aan nieuwe berichten worden toegevoegd, voorziet een verdere uitvoeringsvorm van de uitvinding in een werkwijze waarbij de berichtvolgorde-identificaties van door de ontvanger verwerkte berichten van een uitzendcyclus worden opgeslagen en waarbij wanneer in stap b1 de berichtvolgorde-identificatie van een ontvangen bericht correspondeert met een betreffende opgeslagen berichtvolgorde-identificatie dit ook wordt geïnterpreteerd als geen verstoring in de ontvangst.
Het aantal mogelijke berichtvolgorde-identificaties dient uiteraard groter te zijn dan het aantal berichten in de uitzendcyclus en verder dient de overgang van het einde van een reeks van berichtvolgorde-identificaties naar het begin hiervan ook als qua volgorde op elkaar aansluitend te worden opgevat. Om de kans op onterechte storingsmeldingen te verkleinen verdient het de voorkeur om berichten enige malen herhaald uit te zenden voordat een nieuw bericht wordt toegevoegd.
In de uitgebreide versie van de werkwijze volgens de uitvinding, waarbij ook oude berichten in een uitzendcyclus zijn opgenomen, kan de gebruiker door het in volgorde verlagen van de referentie-identificatie ook oude, niet eerder ontvangen berichten binnenhalen. Wordt de referentie-identificatie te ver verlaagd, dat wil zeggen voorbij de berichtvolgorde-identificatie van het oudste bericht in de uitzendcyclus, dan ontstaat weer een storingsmelding omdat de ontvanger de betreffende berichten niet meer kan achterhalen. Omdat de gebruiker zelf de oorzaak van de storingsmelding is heeft dit geen verdere gevolgen.
Teneinde de kans op ten onrechte afgegeven storingsmeldingen nog verder te verkleinen, worden in een voorkeursuitvoeringsvorm van de uitvinding alleen de berichtvolgorde-identificaties van als correct ontvangen beoordeelde berichten getoetst. Voor dit doel kunnen op zichzelf in de praktijk bekende foutcontrole/correctie-algoritmen wordt toegepast zoals het toevoegen van een pariteitbit e.d.
Opgemerkt wordt dat de uitvinding in eerste instantie niet bedoeld is voor het corrigeren van fouten als gevolg van stoorsignalen e.d. op de transmissieweg. De uitvinding beoogt primair een controlemiddel te zijn op het niet ontvangen van berichten, bijvoorbeeld doordat de ontvanger niet was aangesloten of als gevolg van tijdelijke uitval van het transmissiemedium, zoals bijvoorbeeld een kabeltelevisienet. Deze netten zijn in het algemeen van goede kwaliteit en samen met adequate foutcontrole/correctie-algoritmen zullen fouten in de uiteindelijk ontvangen berichten als gevolg van vreemde stoorsignalen e.d. in het algemeen met een verwaarloosbare kans optreden.
Zowel aan de zendzijde als aan de ontvangzijde zijn vele faciliteiten mogelijk, zoals bijvoorbeeld het uitzenden van berichten voor specifieke groepen van ontvangers c.q. abonnees op een bepaalde dienst, het met prioriteit herhalen en ontvangen van berichten of het verspreiden van voor iedere aangeslotene bestemde berichten buiten de normale uitzendcyclus. Deze laatste faciliteit kan bijvoorbeeld gemakkelijk worden gerealiseerd door één of meer berichtvolgorde-identificaties voor dit doel te reserveren. Bij ontvangst daarvan kan de ontvanger dan gemakkelijk herkennen dat het hier een bericht buiten de normale uitzendcyclus betreft, bijvoorbeeld een stelselbericht, een alarmbericht of reclame-boodschap etc. Deze faciliteit kan bijvoorbeeld ook worden gebruikt voor het vanuit de zendzijde terugstellen van apparatuur aan de ontvangstzijde.
In een uitvoeringsvorm van de werkwijze volgens de uitvinding wordt hiertoe tenminste één berichtvolgorde-identificatie voor bepaalde berichten gereserveerd, en waarbij ontvangst van een dergelijke gereserveerde berichtvolgorde-identificatie het verwerken van een bericht tot gevolg heeft zonder verandering van de referentie-identificatie.
Om te voorkomen dat een dergelijk bericht bijvoorbeeld onnodig vaak wordt afgedrukt, wordt in een verdere uitvoeringsvorm de betreffende berichtvolgorde-identificatie bij de ontvanger opgeslagen en wordt een bericht niet verwerkt zolang de betreffende berichtvolgorde-identificatie bij de ontvanger voorhanden is. Bij ontvangst van een nieuwe, gereserveerde berichtvolgorde-identificatie kan de al opgeslagen berichtvolgorde-identificatie weer worden overschreven.
Een efficiënte werkwijze voor het opslaan en verspreiden van berichten is die, waarbij aan de zendzijde de berichtvolgorde-identificatie pas aan een bericht wordt toegevoegd wanneer dit daadwerkelijk wordt uitgezonden. De berichten kunnen dan direct bij de zender met de hand, via een transmissiemedium vanaf een andere plaats of bijvoorbeeld uit een computersysteem in een berichtengeheugen van de zender worden ingevoerd. Pas bij het uitzenden worden dan de berichtvolgorde-identificatie en zonodig andere voor een gewenste distributie benodigde overhead aan een betreffend bericht toegevoegd. In dit laatste geval kan mede gedacht worden aan gegevens zoals abonneenummer, tijd van vervaardiging van het bericht, geldigheidsduur, foutencorrectie-codes, versleutelings-informatie etc.
De uitvinding heeft tevens betrekking op een inrichting voor het verzenden van data-berichten, voor gebruik bij de boven beschreven werkwijze, omvattende zendmiddelen, geheugenmiddelen, invoer/uitvoermiddelen en besturingsmiddelen, waarbij de geheugenmiddelen een berichtengeheugen en een protocolgeheugen bevatten en de besturingsmiddelen processor gestuurd zijn uitgevoerd waarbij tijdens bedrijf, onder besturing van de besturingsmiddelen, via de invoermiddelen berichten aan het berichtengeheugen kunnen worden toegevoegd en/of hieruit worden verwijderd en waarbij via de uitvoermiddelen herhaald uit te zenden berichten uit het berichtengeheugen tenminste onder toevoeging van een berichtvolgorde-identificatie uit het protocolgeheugen aan de zendmiddelen worden toegevoerd.
De uitvinding heeft voorts betrekking op een inrichting voor het ontvangen en verwerken van berichten voor gebruik bij de boven beschreven werkwijze, omvattende ontvangmiddelen, geheugenmiddelen, uitvoermiddelen en verwerkingsmiddelen, waarbij de geheugenmiddelen een permanent geheugen voor het opslaan van een referentie-identificatie bevatten en de verwerkingsmiddelen processor gestuurd zijn uitgevoerd, waarbij tijdens bedrijf door de ontvangmiddelen ontvangen berichten via de verwerkingsmiddelen aan de referentie-identificatie worden getoetst voor het via de uitvoermiddelen presenteren van de ontvangen berichten en eventuele storingsmeldingen.
Zn verdere uitvoeringsvormen van de ontvanginrichting is, teneinde eerder uitgezonden berichten te kunnen achterhalen, ook voorzien in middelen voor het in volgorde verlagen van de opgeslagen referentie-identificatie, c.q. het terugstellen hiervan.
In een nog weer verdere uitvoeringsvorm van de ontvanginrichting omvatten de uitvoermiddelen bij voorkeur weergeefmiddelen voor het weergeven van storingsmeldingen, de referentie-identificatie en de ontvangen berichtvolgorde-identificatie. Deze weergeefmiddelen kunnen bestaan uit optische en/of akoestische indicatoren.
Om bijvoorbeeld presentatie van de ontvangen berichten op een monitor of televisie-beeldscherm mogelijk te maken, in het bijzonder dan wanneer de gebruiker dit wenst, is de ontvanginrichting in een weer verdere uitvoeringsvorm voorzien van een ontvanggeheugen, voor het hierin opslaan van ontvangen berichten.
Hoewel de werkwijze volgens de uitvinding bij uitstek geschikt is voor gebruik bij éénrichtingsverbindingen is deze hiertoe niet beperkt. Door toepassing van de uitvinding bij duplex of half-duplex transmissiepaden kan bijvoorbeeld de hoeveelheid retourverkeer in het geval van storingen e.d. aanzienlijk worden beperkt vanwege het foutherstellende karakter van de werkwijze volgens de uitvinding. Een terugmelding naar de zender is in wezen slechts dan noodzakelijk wanneer oude berichten niet meer kunnen worden achterhaald omdat de ontvanger bijvoorbeeld te lang uitgeschakeld is geweest. Een half-duplex verbinding zal met de werkwijze volgens de uitvinding derhalve minder vaak in de retourmodus worden geschakeld en bij duplex verbindingen kan in wezen met een retourpad van gereduceerde capaciteit worden volstaan, c.q. de beschikbare retourcapaciteit kan efficiënter worden benut.
Typische toepassingsgebieden van de uitvinding, in het bijzonder de uitvoeringsvorm waarbij ook eerder uitgezonden berichten worden herhaald, zijn personenoproepstelsels zoals semafoon, waarbij het missen van berichten doordat de gebruiker zijn ontvanger is vergeten in te schakelen of tijdelijk buiten het bereik van de zender is geweest kan worden hersteld; het alsnog kunnen ontvangen van gemiste oudere teletekstpagina's bijvoorbeeld met beursinformatie of dergelijke; het distribueren van verenigingsberichten, berichten omtrent plaatselijke evenementen e.d. via lokale kabeltelevisienetten; het verspreiden van verkeersinformatie of andere oproepberichten via radio-omroepzenders e.d.
Implementatie van de uitvinding is betrekkelijk eenvoudig en vereist in wezen slechts geschikte programmatuur en geheugencapaciteit. Gezien de hoge kwaliteit van de huidige telecommunicatieverbindingen kan een gebruiker, en impliciet ook de verzender van berichten, middels de uitvinding over een aan zekerheid grenzende mate van waarschijnlijk beschikken dat alle uitgezonden berichten ook daadwerkelijk zullen worden ontvangen.
De uitvinding wordt in het navolgende bij wijze van voorbeeld, aan de hand van een uitvoeringsvoorbeeld van het door aanvraagster ontwikkelde zogeheten DAta controlesysteem voor Distributienetwerken (DACODIS) voor gebruik in een éénwegskabeltelevisienet, onder verwijzing naar de bijgesloten tekeningen nader geïllustreerd.
Fig. 1 illustreert een eerste, elementaire uitvoeringsvorm van de werkwijze volgens de uitvinding in de vorm van een stroomschema.
Fig. 2 illustreert een tweede uitvoeringsvorm van de werkwijze volgens de uitvinding in de vorm van een stroomschema.
Fig. 3 toont schematisch, perspectivisch de configuratie van een inrichting voor het uitzenden van berichten volgens de uitvinding.
Fig. 4 toont schematisch een vooraanzicht van een inrichting voor het ontvangen van berichten volgens de uitvinding.
Fig. 5 toont schematisch een achteraanzicht van de in figuur 2 getoonde ontvanginrichting.
Het in fig. 1 weergegeven stroomschema illustreert de kenmerkende stappen aan de ontvangzijde van de elementaire uitvoeringsvorm van de uitvinding, waarin elk bericht van een berichtvolgorde-identificatie wordt voorzien en zolang wordt herhaald totdat een nieuw bericht moet worden verspreid of totdat het betreffende bericht als overbodig kan worden beschouwd.
Van elk bij de ontvanger arriverend bericht, blok "ONTVANGST BERICHT", wordt getoetst of zijn berichtvolgorde-identificatie correspondeert met een bij de ontvanger aanwezige referentie-identificatie, beslissingsblok "CORRESPONDEERT BERICHTVOLGORDE-IDENTIFICATIE MET REFERENTIE-IDENTIFICATIE". Indien het resultaat van deze toets bevestigend is, kan worden geconcludeerd dat het betreffende bericht al eerder door de ontvanger verwerkt is en dat geen verdere actie noodzakelijk is. De ontvanger wacht dan op het volgende bericht.
Wanneer de ontvangen berichtvolgorde-identificatie niet correspondeert met de referentie-identificatie, hetgeen het geval is bij een nieuw bericht of wanneer bijvoorbeeld de ontvanger gedurende lange tijd, waarin verschillende berichten zijn uitgezonden, niet in bedrijf is geweest en uiteraard ook bij het voor de eerste keer aansluiten van een ontvanger, wordt een verdere toets op aansluiting van de betreffende berichtvolgorde-identificatie met de referentie-identificatie uitgevoerd, beslissingsblok "SLUIT BERICHTVOLGORDE-IDENTIFICATIE AAN OP REFERENTIE-IDENTIFICATIE" .
Bij een positief resultaat kan worden geconcludeerd dat het ontvangen bericht een nieuw bericht is dat door de ontvanger moet worden verwerkt, blok "VERWERK BERICHT". Onder verwerking wordt in dit verband verstaan het aan de gebruiker kenbaar maken van het nieuwe bericht, bijvoorbeeld door dit af te drukken op papier, door weergave op een beeldscherm of door opslag in een geheugen dat door de gebruiker kan worden geraadpleegd. Vervolgens wordt de referentie-identificatie in overeenstemming gebracht met de betreffende berichtvolgorde-identificatie, blok "BRENG REFERENTIE-IDENTIFICATIE IN OVEREENSTEMMING MET BERICHTVOLGORDE-IDENTIFICATIE", waarna de ontvanger weer op een volgend bericht wacht.
Wanneer de ontvangen berichtvolgorde-identificatie niet aansluit op de momentane referentie-identificatie kan er sprake zijn van een storing in de vorm van één of meer gemiste berichten of bijvoorbeeld een verminking van de berichtvolgorde-identificatie als gevolg van een niet gecorrigeerde transmissiefout. Hoewel nu direct een storingsmelding of alarmmelding kan worden afgegeven, worden bij voorkeur eerst één of meer verdere berichten aan een onderzoek op correspondentie of aansluiting van de berichtvolgorde- en referentie-identificaties onderworpen. Het aantal te toetsen berichten kan met behulp van de parameter M worden ingesteld, initialisatieblok "M i 1", waarbij M een geheel getal is.
Met behulp van een teller N, welke middels het initialisatieblok "N=0" wordt ingesteld, wordt het aantal malen toetsen van een mogelijk afwijkend bericht geadministreerd, blok "N=N+1". Zolang dit aantal N het ingestelde maximum M niet overschrijdt, beslissingsblok "N > M", wordt van elk volgend bericht, op dezelfde wijze zoals boven beschreven, getoetst of de berichtvolgorde-identificatie correspondeert met of aansluit op de momentane referentie-identificatie. Wanneer deze toetsing positief is, kan worden geconcludeerd dat er geen berichten gemist zijn en dat de vermeende storing geen gevolgen heeft voor een correcte ontvangst. Pas wanneer het aantal potentieel afwijkende berichten N het ingestelde maximum M overschrijdt, dus N > M, wordt een storingsmelding afgegeven, blok "STORINGSMELDING", en wordt het betreffende bericht als een nieuw ontvangen bericht verwerkt, zoals boven beschreven.
Deze laatstgenoemde situatie treedt bijvoorbeeld op wanneer de ontvanger na lange tijd of voor de eerste keer in bedrijf komt. Het resultaat is dat de referentie-identificatie automatisch aan de lopende berichtenstroom wordt aangepast. Aan de hand van de storingsmelding kan de gebruiker desgewenst actie ondernemen om de ontbrekende berichten te achterhalen. Bijvoorbeeld het (telefonisch) contact opnemen met de beheerder van het stelsel of de leverancier van de informatie. Uit de ontvangen berichtvolgorde-identificatie en de bij de ontvanger bekende referentie-identificatie kan in het geval van een storingsmelding bijvoorbeeld een berekening van het aantal gemiste berichten worden gemaakt (niet getoond).
In het geval van identificaties in de vorm van volgnummers corresponderen deze, wanneer het nummer van de berichtvolgorde-identificatie en het nummer van de referentie-identificatie gelijk zijn. Met de term "aansluitend op" wordt dan bedoeld dat de volgnummers elkaar in de gekozen reeks direct opvolgen, i.c. het eerstvolgende hogere volgnummer. In het geval van bijvoorbeeld alfabetische reeksen geldt een analoge redenering. Ook kunnen bij de zender en de ontvanger bekende, maar willekeurige reeksen worden toegepast, desgewenst versluierd.
Een aantal van de bovengenoemde stappen kunnen uiteraard ook in een andere volgorde worden doorlopen. Zo kan er eerst op aansluiting van de ontvangen berichtvolgorde-identificatie en de referentie-identificatie worden getoetst, daarna desgewenst op correspondentie etc. Ook de beschreven tellerconstructie kan op verschillende andere manieren worden gerealiseerd, echter dit alles zonder af te wijken van de uitvindingsgedachte namelijk verplicht herhalen van berichten onder toevoeging van een berichtvolgorde-identificatie.
Het in fig. 2 getoonde stroomschema heeft betrekking op een uitvoeringsvorm van de werkwijze volgens de uitvinding, waarbij zowel nieuwe als oude berichten in een uitzendcyclus herhaald worden uitgezonden. Het stroomschema toont weer de bij de ontvanger te nemen kenmerkende stappen.
Ten opzichte van de in fig. 1 geïllustreerde werkwijze, verschilt deze uitgebreidere procedure met name voor wat betreft de te nemen acties bij een vermeende storing. Verder worden de berichtvolgorde-identificaties van reeds verwerkte berichten bij de ontvanger opgeslagen. Deze opslag kan in principe tot het aantal berichten binnen een cyclus worden beperkt, maar mag ook groter zijn, blok "BEWAAR BERICHTVOLGORDE-IDENTIFICATIE" .
In het geval van een potentiële storing, dus wanneer de ontvangen berichtvolgorde-identificatie niet aansluit op of correspondeert met de referentie-identificatie, wordt getoetst of de betreffende berichtvolgorde-identificatie al bij de ontvanger bekend is, beslissingsblok "BERICHTVOLGORDE-IDENTIFICATIE BEKEND". Bij een positief resultaat kan worden geconcludeerd dat er geen actie noodzakelijk is. Immers het betreffende bericht is al verwerkt. Zo niet, dan zullen eerst alle volgende berichtvolgorde-identificaties van tenminste één volledige uitzendcyclus worden getoetst, beslissingsblok "N > C", waarbij de parameter C een geheel getal is dat het aantal berichten in een uitzendcyclus representeert. Het aantal te toetsen cycli, beslissingsblok "N i C · M", wordt bepaald door de parameter M. Zowel C als M worden vooraf ingesteld, initialisatieblok " C i 1; Η > 1".
Wanneer binnen het vooraf bepaalde aantal uitzendcycli geen van de ontvangen berichtvolgorde-identificaties correspondeert met of aansluit op de referentie-identificatie, bijvoorbeeld bij het pas na lange tijd weer in bedrijf komen van de ontvanger, negatief resultaat beslissingsblok "N * C · M", zal er een storingsmelding worden gegenereerd en worden alle berichten van de uitzendcyclus verwerkt, waarbij de betreffende berichtvolgorde-identificaties worden opgeslagen, respectievelijk blokken "STORINGSMELDING", "VERWERK BERICHT" en "BEWAAR BERICHTVOLGORDE-IDENTIFICATIE".
Bij het laatste, op deze manier verwerkte bericht in de uitzendcyclus, i.e. positief resultaat beslissingsblok "N t C · M", wordt de referentie-identificatie gelijk gemaakt aan de betreffende berichtvolgorde-identificatie van de heersende uitzendcyclus, blok "BRENG REFERENTIE-IDENTIFICATIE IN OVEREENSTEMMING MET BERICHTVOLGORDE-IDENTIFICATIE". De ontvanger is hiermee als het ware geïnitialiseerd en klaar voor ontvangst van verdere berichten.
Hoewel deze uitvoeringsvorm is beschreven uitgaande van een vast aantal berichten in een uitzendcyclus, parameter C, kan het principe ook worden toegepast voor een willekeurig lange uitzendcyclus. De beslissingsblokken "N > C" en "N t C*M" dienen dan te worden vervangen door een test op het voor de tweede of meer keren ontvangen van een betreffende berichtvolgorde-identificatie. Ook voor deze uitvoeringsvorm geldt dat bepaalde stappen in een andere volgorde kunnen worden uitgevoerd, zoals boven beschreven onder verwijzing naar fig. 1.
Berichten met prioriteit, stelselberichten of algemene berichten kunnen bijvoorbeeld worden gedetecteerd aan de hand van gereserveerde berichtvolgorde-identificaties. Hiertoe kan op eenvoudige wijze een verder beslissingsblok direct na het blok "ONTVANGST BERICHT” worden toegevoegd. Desgewenst met een geheugenfunctie voor het opslaan van reeds ontvangen gereserveerde berichtvolgorde-identificaties. Voorts kunnen adresseringsfuncties en dergelijke aan de berichten worden toegevoegd, zonder af te wijken van de uitvindingsgedachte.
Voor de datatransmissie wordt gebruik gemaakt van in het kabelnet aanwezige digitale radiokanalen. Het stelsel bestaat uit een zendinrichting en tenminste één ontvanginrichting die overeenkomstig een op de werkwijze volgens de uitvinding gebaseerd protocol samenwerken. Uiteraard kinnen in de uitvoeringsvorm wijzigingen op details plaatsvinden. Met name betreft dit de informatie die voorafgaand aan ieder bericht of datablok wordt uitgezonden en de wijze van signalering bij de ontvanginrichting. De modificaties zullen vooral ingegeven worden door de hoeveelheid berichten die per tijdseenheid moeten worden verzonden, het belang om ook oude berichten te herstellen en de waarde van de informatie die wordt verzonden.
De zendinrichting, zoals schematisch getoond in figuur 3, bestaat uit twee personal computers 1, 2 en de benodigde software. De invoercomputer 1 verzorgt de communicatie met de verzenders van de berichten, de uitzendcomputer 2 verzorgt de datastroom naar de eigenlijke datazender 3, die op zijn beurt de data via het kabeltelevisienet distribueert.
De toegepaste digitale zender 3 heeft naast een audio-ingang 4 voor de digitale radio-overdracht ook een data-ingang 5 voor overdracht van een 9,6 kb seriële datastroom, volgens het op zichzelf bekende RS232-protocol. De data worden samen met de gedigitaliseerde audioinformatie op een draaggolf gemoduleerd en via een uitgang 6 aan het kabeltelevisienet aangeboden. Een dergelijke digitale zender 3 is in de handel verkrijgbaar.
De invoercomputer 1, welke een algemeen in de handel verkrijgbaar type kan zijn, beschikt over een aansluiting voor een modem 7, waarmee bijvoorbeeld via een telefoonlijn 8 informatie kan worden ingevoerd. Uiteraard kunnen de te verzenden berichten ook ter plaatse via een toetsenbord 9 of via een diskettelezer 10 worden ingevoerd. Met behulp van het toetsenbord 9 kan een beheerder van het stelsel bovendien z'n beheersfunktie uitoefenen. De invoercomputer 1 zal de uit te zenden berichten in het gewenste formaat opmaken en in een berichtengeheugen opslaan en eventuele administratieve handelingen, bijvoorbeeld voor het verrekenen van de geboden diensten, uitvoeren.
Voor het uitzenden van de berichten kunnen deze door de invoercomputer 1, eventueel via een modem 11 en een telefoonlijn 12 aan de uitzendcomputer 2 worden doorgegeven. Hierdoor kan de uitzendcomputer 2 naast de datazender 3 worden geplaatst, die meestal in het ontvangstation van het kabeltelevisienet zal zijn opgesteld. De invoercomputer 1 kan dan op een willekeurig kantoor worden geïnstalleerd.
De uitzendcomputer 2 plaatst alle uit te zenden berichten in een uitzendcyclus die als een datastroom van 9,6 kb (serieel, RS 232) aan de datazender 3 wordt aangeboden. De aan een bericht toe te voegen berichtvolgorde-identificatie en eventuele andere informatie, waaronder een abonneenummer, datum en tijd, start- en stopcodes, foutcontrole- en herstelinformatie worden door de uitzendcomputer 2 vanuit een protocolgeheugen aan de uit te zenden berichten toegevoegd. De uitzendcomputer 2 meldt tevens aan de invoercomputer 1 wanneer een bericht in de uitzendcyclus is opgenomen. Na verloop van tijd, wanneer het bericht bijvoorbeeld zijn geldigheid verloren heeft, laat de uitzendcomputer 2 het bericht vervallen. Is dit het enige bericht voor de betreffende abonnee c.q. ontvanger dat in de uitzendcyclus is opgenomen, dan wordt het door een "leeg" of verkort bericht vervangen.
Ter beveiliging zijn de programmatuur, berichten en beheersinformatie in beide computers op een harde schijf 13, 14 geplaatst. De programmatuur is zodanig ontworpen dat deze zelfstartend is na een spanningsuitval. Zowel de invoer- als de uitzendcomputer 1, 2 dumpen, geheel automatisch, op gezette tijden de inhoud van hun geheugen op een back-up medium, bijvoorbeeld een tape 15, 16. Na een ernstige storing kan de beheerder met deze back-up informatie het stelsel weer opstarten.
De beheerder van het stelsel kan nieuwe abonnees in het geheugen van de invoercomputer 1 opnemen en oude laten vervallen. In het laatste geval wordt de uitzendcomputer 2 automatisch gewaarschuwd teneinde het uitzenden van berichten voor die abonnee(s) te staken. Vanzelfsprekend kan de beheerder met behulp van de invoercomputer 1 allerlei overzichten ten behoeve van de administratie vervaardigen. Ook de uitzendcomputer 2 kan van een op zichzelf in de handel verkrijgbaar type zijn.
Figuur 3 toont het vooraanzicht en figuur 4 toont het achteraanzicht van een in het stelsel gebruikte ontvanginrichting 17.
De gebruikte ontvanger 17 heeft een aansluitmogelijkheid 18 voor aansluiting op een kabeltelevisienet, controle-indicatoren VS, Dl, OC en BC, een terugstelknop RESET, een data-aansluiting 19 voor het aan -randapparatuur doorgeven van de ontvangen berichten, en een weergeefinrichting in de vorm van een display 20 voor datum/tijd- informatie en een display 21 voor referentie- en berichtvolgorde-identificatieweergave. Facultatief kan nog een aansluiting 22 aanwezig zijn voor het verder doorgeven van het ontvangen signaal. Uiteraard beschikt de ontvanger ook over een voedingsaansluiting 23.
De controle-indicatoren, in de vorm van LED's geven de volgende signaleringen: VS voedingsspanning Dl data-indicatie OC ontvangstcontrole BC berichtencontrole
Na de aansluiting op de voedingsspanning zullen de OC-, Dl- en de BC-indicator rood oplichten. De weergave van de referentie-/berichtvolgorde-identificatie zal knipperen, waarbij de referentie-identificatie wordt weergegeven. De referentie-identificatie zal in het algemeen corresponderen met de berichtvolgorde-identificatie van het laatst correct ontvangen bericht. In de ontvanger 17 bevindt zich namelijk een permanent geheugen dat ook zonder aanwezigheid van de voedingsspanning de referentie-identificatie vasthoudt.
De data-indicator (Dl) zal rood blijven oplichten zolang op de data-aansluiting 19 geen "klaar voor gebruik"-signaal wordt ontvangen van de aangesloten randapparatuur, zoals bijvoorbeeld een afdrukeenheid of monitor (niet getoond). De Dl-indicator zal groen oplichten zodra (bij installatie) de aangesloten dataverwerkende apparatuur "gereed voor gebruik" meldt. Wanneer tijdens het gebruik de melding "gereed voor gebruik" wegvalt zal de Dl-indicator opnieuw rood oplichten ten teken dat er een fout is geconstateerd. Dit zal zo blijven totdat de data weer correct kunnen worden verwerkt.
Na aansluiting op het data-distributienet zal de ontvanger 17 controleren of er voldoende signaal aanwezig is op het kanaal waarop is afgestemd. Bij inschakelen of het opnieuw ontvangen van signaal na een storing zal de ontvanger 17 namelijk een controle uitvoeren op het correct ontvangen van het datasignaal. Zodra de ontvanger 17 geconstateerd heeft dat de data foutloos wordt ontvangen, zal ook de 0C-indicator groen oplichten. De ontvanger is dan klaar voor gebruik. Valt het datasignaal tijdens bedrijf weg, dan zal de OC-indicator weer rood oplichten.
Zodra de ontvanger 17 klaar voor ontvangst is, dus wanneer zowel de OC- als de Dl-indicator groen oplichten, wordt gewacht op een voor de betreffende ontvanger bestemd bericht. Het bericht wordt gecontroleerd op mogelijke transmissiefouten aan de hand van een toegevoegd controlegetal.
Wanneer een fout wordt geconstateerd zal het betreffende bericht niet worden verwerkt. Bij correcte ontvangst wordt de ontvangen berichtvolgorde-identificatie overeenkomstig de in het voorgaande beschreven werkwijze volgens de uitvinding vergeleken met de bij de ontvanger opgeslagen referentie-identificatie en zal het ontvangen bericht al dan niet verwerkt worden dan wel een storingsmelding worden afgegeven, in de vorm van een storingsbericht op de data-aansluiting 19. Dit bericht bevat de datum en tijd van de melding, de referentie-identificatie en de "laagste" berichtvolgorde-identificatie welke in de uitzendcyclus is aangetroffen.
Het knipperen van de referentieberichtvolgorde-identificatie-weergave zal door de ontvanger worden opgeheven wanneer de referentie-identificatie correspondeert met de berichtvolgorde-identificatie van het meest recent in de zendcyclus opgenomen bericht. In het geval van een storingsmelding zal de berichtenindicator BC rood gaan knipperen. De gebruiker kan dit knipperen alleen beëindigen door het bedienen van de terugstelknop RESET.
De terugstelknop heeft twee functies. Door de knop langer dan een voorafbepaalde tijd, bijvoorbeeld 3 seconden, ingedrukt te houden kan de referentie-identificatie naar "0" worden teruggesteld en wordt na het loslaten van de terugstelknop de ontvangst van berichten weer hervat, zij het met een gewijzigde referentie-identificatie.
Door de terugstelknop minder dan de betreffende tijdsduur in te drukken, kan de referentie-identificatie stapsgewijs worden veranderd, dat wil zeggen corresponderend worden gemaakt aan berichtvolgorde-identificaties van eerder uitgezonden berichten. Op deze wijze kunnen, indien in de zendcyclus aanwezig, ook eerder uitgezonden berichten (nogmaals) worden ontvangen. De ontvanger 17 kan met behulp van op zichzelf in de handel verkrijgbare onderdelen worden opgebouwd.
Het in het stelsel gebruikte protocol omvat naast de berichtvolgorde-identificatie ook informatie die vóór een bericht geplaatst wordt en informatie die aan het einde van het betreffende bericht wordt toegevoegd. In het toegepaste protocol bestaat de berichtvolgorde-identificatie uit een berichtvolgorde-nummer. De referentie-identificatie bestaat dan uiteraard ook uit een referentienummer.
Vóór het bericht wordt de volgende informatie geplaatst: a. startcode begin bericht b. momentele datum en tijd c. abonneenummer door in het abonneenummer op bepaalde posities een (wildcard) te plaatsen kan een groep van abonnees aangekozen worden d. berichtvolgorde-nummer dit nummer is uniek voor de betreffende abonnee(s) en wordt voor ieder volgend bericht met één opgehoogd. Eventueel bestaat het berichtvolgorde-nummer uit *-tekens e. volgnummer opvolgend nummer van alle berichten die verzonden zijn f. reserve
Hierna volgt het bericht dat afhankelijk van de uitvoering willekeurig van lengte kan zijn of een vast bloklengte heeft. Na het bericht verzorgt het protocol de volgende eindinformatie.
g. eindcode einde bericht h. abonneenummer dit ten behoeve van eventuele extra controle in het abonneesysteem j. reserve i. controlegetal dit getal is gebaseerd op de totale informatie vanaf de startcode.
Een berichtvolgorde-nummer bestaande uit *-tekens wordt door de ontvanger geïnterpreteerd als een bericht buiten de normale uitzendcyclus, dat direct en ongecontroleerd moet worden doorgegeven. Uiteraard kunnen in plaats van *-tekens ook bepaalde berichtvolgorde-nummers voor dit doel worden gereserveerd.
In het algemeen zal de gebruiker van een ontvanger het voldoende achten dat hij/zij volledig geïnformeerd wordt of alle voor hem/haar bestemde berichten ontvangen zijn, danwel welke berichten eventueel gemist zijn door een storing in de verbinding of dergelijke. De meest voorkomende "storing" zal zijn dat de ontvanger door verplaatsing niet met het kabeltelevisienet is verbonden of dat de ontvanger niet is ingeschakeld. De gebruiker is van deze "storingen" zelf op de hoogte en zal een eventuele storingsmelding dan ook kunnen interpreteren als zijnde veroorzaakt door de genoemde situaties.
Toch zijn er situaties denkbaar waarbij de gebruiker meer over de (technische) aard en het tijdstip van storingen geïnformeerd wil worden. Hiertoe is de status van de diverse storingsmeldingen, naast een signalering daarvan op de ontvanger middels de BC-indicator, ook beschikbaar op de data-aansluiting 19. Omdat ook de datum- en tijdmelding die de zender bij elk bericht meezendt beschikbaar is op de data- aansluiting kan een verbinding vrijwel continue worden gecontroleerd.
Een van de gebruikers van deze extra informatie kan de beheerder van het stelsel zelf zijn. Door op een aantal punten in het net controle-ontvangers te plaatsen kan een goed inzicht in het functioneren van het het stelsel worden verkregen. Bijvoorbeeld ter controle of bepaalde (verstoorde) berichten opnieuw in de zendcyclus moeten worden opgenomen of vervangen.
Uiteraard zijn verdere faciliteiten mogelijk zoals bewaking op het correct functioneren van aangesloten randapparatuur zoals afdrukeeriheden, geheugens en dergelijke. Dit om zonodig een verdere alarmeringsmogelijkheid op het correct functioneren van de apparatuur te verschaffen.
Hoewel de uitvinding in het voorgaande aan de hand van een toepassing in een éénwegskabeltelevisienet is geïllustreerd, is deze hiertoe uiteraard niet beperkt en kunnen door een deskundige, gebaseerd op de uitvindingsgedachte, vele wijzigingen en aanvullingen worden aangebracht.

Claims (16)

1. Werkwijze voor ontvangstcontrole van tussen een zender en een ontvanger overgedragen databerichten, waarbij aan de zendzijde aan elk over te dragen bericht een vooraf vastgelegde berichtvolgorde-identifica-tie wordt toegevoegd en waarbij aan de ontvangzijde de berichtvolgorde-identificaties van ontvangen berichten door toetsing aan een referentie-identificatie op verstoringen in de berichtvolgorde worden onderzocht, gekenmerkt door de stappen van: a) dat berichten met behoud van de hieraan toegevoegde berichtvolgorde-identificatie herhaald worden uitgezonden, b) dat wanneer bij toetsing van de berichtvolgorde-identificatie van een ontvangen bericht aan de referentie-identificatie: b1) de ontvangen berichtvolgorde-identificatie correspondeert met de referentie-identificatie dit wordt geïnterpreteerd als geen verstoring in de ontvangst, dat wanneer b2) de ontvangen berichtvolgorde-identificatie qua volgorde aansluit op de referentie-identificatie het ontvangen bericht door de ontvanger kan worden verwerkt en de referentie-identificatie in correspondentie met de berichtvolgorde-identificatie wordt gebracht,of dat wanneer b3) de ontvangen berichtvolgorde-identificatie niet correspondeert met of qua volgorde aansluit op de referentie-identificatie dit wordt geïnterpreteerd als een verstoring in de ontvangst, waarop van tenminste één volgend ontvangen bericht: b31) de berichtvolgorde-identificatie wordt getoetst op correspondentie met of aansluiting op de referentie-identificatie en wanneer hierbij b32) de ontvangen berichtvolgorde-identificatie correspondeert met de referentie-identificatie dit wordt geïnterpreteerd als geen verstoring in de ontvangst, of dat wanneer b33) een berichtvolgorde-identificatie wordt gevonden die aansluit op de referentie-identificatie het ontvangen bericht door de ontvanger kan worden verwerkt en de referentie-identificatie in correspondentie met de berichtvolgorde-identificatie wordt gebracht, of dat wanneer b34) geen op de referentie-identificatie aansluitende berichtvolgorde-identificatie wordt gevonden een storingsmelding wordt gegeven, het ontvangen bericht door de ont- vanger kan worden verwerkt en de referentie-identificatie in correspondentie met de berichtvolgorde-identificatie wordt gebracht, en c) dat vervolgens aan de ontvangzijde stap b wordt herhaald voor elk verder ontvangen bericht.
2. Werkwijze volgens conclusie 1, waarbij aan de ontvangzijde in het geval van een storingsmelding uit de ontvangen berichtvolgorde-identificatie en de referentie-identificatie een aanwijzing van ontbrekende berichtvolgorde-identificatie(s) wordt verschaft.
3. Werkwijze volgens conclusie 1 of 2, waarin de referentie-identificatie en de berichtvolgorde-identificatie volgnummers zijn, waarbij identificaties corresponderen wanneer zij een gelijk nummer hebben en waarbij een tweede identificatie aansluit op een eerste identificatie wanneer het nummer van de tweede identificatie één eenheid hoger is dan het nummer van de eerste identificatie.
4. Werkwijze volgens conclusie 1, 2 of 3, waarbij in stap a een aantal van de eerder uitgezonden berichten in een uitzendcyclus herhaald wordt uitgezonden, waarbij de in stap b3 ontvangen berichtvolgorde-identificaties welke corresponderen met een ten opzichte van de referentie-identificatie eerder uitgezonden bericht worden genegeerd, waarbij in stap b31 de volgend ontvangen berichten van tenminste één volledige uitzendcyclus worden getoetst en waarbij in stap b34 alle berichten van een uitzendcyclus worden verwerkt en de referentie-identificatie in correspondentie wordt gebracht met een berichtvolgorde-identificatie van de uitzendcyclus.
5. Werkwijze volgens conclusie 4, waarin de berichtvolgorde-identificaties van door de ontvanger verwerkte berichten van een uitzendcyclus worden opgeslagen en waarbij wanneer in stap b1 de berichtvolgorde-identificatie van een ontvangen bericht correspondeert met een betreffende opgeslagen berichtvolgorde-identificatie dit ook wordt geïnterpreteerd als geen verstoring in de ontvangst.
6. Werkwijze volgens conclusie 4 of 5, waarin berichten enige malen herhaald worden uitgezonden voordat een nieuw bericht wordt toegevoegd.
7. Werkwijze volgens conclusie 4, 5 of 6, waarin een herhaald uitgezonden bericht wordt vervangen door een "leeg" of verkort bericht, met behoud van de oorspronkelijk toegekende berichtvolgorde-identificatie.
8. Werkwijze volgens elk van de voorgaande conclusies, waarin alleen de berichtvolgorde-identificaties van als correct ontvangen beoordeelde berichten worden getoetst.
9. Werkwijze volgens elk van de voorgaande conclusies, waarin tenminste één berichtvolgorde-identificatie voor bepaalde berichten wordt gereserveerd, en waarbij ontvangst van een dergelijke gereserveerde berichtvolgorde-identificatie het verwerken van een bericht tot gevolg heeft zonder verandering van de referentie-identificatie.
10. Werkwijze volgens conclusie 9, waarin de berichtvolgorde-identificatie van een dergelijk door de ontvanger verwerkt bericht wordt opgeslagen en een overeenkomstig bericht niet wordt verwerkt zolang de betreffende berichtvolgorde-identificatie bij de ontvanger voorhanden is.
11. Werkwijze volgens elk van de voorgaande conclusies, waarbij aan de zendzijde een berichtvolgorde-identificatie pas bij het uitzenden van een bericht hieraan wordt toegevoegd.
12. Inrichting voor het uitzenden van berichten voor gebruik bij een werkwijze volgens elk van de voorgaande conclusies, omvattende zendmiddelen, geheugenmiddelen, invoer/uitvoermiddelen en besturingsmiddelen, waarbij de geheugenmiddelen een berichtengeheugen en een protocolgeheugen bevatten en de besturingsmiddelen processor gestuurd zijn uitgevoerd waarbij tijdens bedrijf, onder besturing van de besturingsmiddelen, via de invoermiddelen berichten aan het berichtengeheugen kunnen worden toegevoegd en/of hieruit worden verwijderd en waarbij via de uitvoermiddelen herhaald uit te zenden berichten uit het berichtengeheugen tenminste onder toevoeging van een berichtvolgorde-identificatie uit het protocolgeheugen aan de zendmiddelen worden toegevoerd.
13. Inrichting voor het ontvangen en verwerken van berichten voor gebruik bij een werkwijze volgens elk van de conclusies 1 t/m 11, omvattende ontvangmiddelen, geheugenmiddelen, uitvoermiddelen en verwerkingsmiddelen, waarbij de geheugenmiddelen een permanent geheugen voor het opslaan van een referentie-identificatie bevatten en de verwerkingsmiddelen processor gestuurd zijn uitgevoerd, waarbij tijdens bedrijf door de ontvangmiddelen ontvangen berichten via de verwerkingsmiddelen aan' de referentie-identificatie worden getoetst voor het via de uitvoermiddelen presenteren van de ontvangen berichten en eventuele storingsmeldingen.
14. Inrichting volgens conclusie 13, voorzien van middelen voor het in volgorde verlagen van de opgeslagen referentie-identificatie.
15. Inrichting volgens conclusie 13 of 14, waarin de uitvoermiddelen weergeefmiddelen omvatten voor het weergeven van storingsmeldingen, de referentie-identificatie en de ontvangen berichtvolgorde-identificatie.
16. Inrichting volgens conclusie 13, 14 of 15, waarin de geheugenmiddelen een ontvanggeheugen bevatten, voor het hierin opslaan van ontvangen berichten.
NL9400228A 1994-02-15 1994-02-15 Werkwijze en inrichting voor ontvangstcontrole bij datatransmissie. NL9400228A (nl)

Priority Applications (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL9400228A NL9400228A (nl) 1994-02-15 1994-02-15 Werkwijze en inrichting voor ontvangstcontrole bij datatransmissie.

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL9400228A NL9400228A (nl) 1994-02-15 1994-02-15 Werkwijze en inrichting voor ontvangstcontrole bij datatransmissie.
NL9400228 1994-02-15

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL9400228A true NL9400228A (nl) 1995-09-01

Family

ID=19863835

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL9400228A NL9400228A (nl) 1994-02-15 1994-02-15 Werkwijze en inrichting voor ontvangstcontrole bij datatransmissie.

Country Status (1)

Country Link
NL (1) NL9400228A (nl)

Citations (6)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE2640756A1 (de) * 1976-09-10 1978-03-16 Standard Elektrik Lorenz Ag Einrichtung zur gesicherten datenuebertragung bei spurgebundenen fahrzeugen
WO1986003318A1 (en) * 1984-11-26 1986-06-05 Telefonaktiebolaget L M Ericsson A method and apparatus in radio reception for avoiding storing a message more than once
WO1986003317A1 (en) * 1984-11-26 1986-06-05 Telefonaktiebolaget L M Ericsson Method and receiver for receiving messages sent by radio
DE3820640A1 (de) * 1988-06-18 1989-12-21 Bosch Gmbh Robert Auswerteverfahren digitaler verkehrsnachrichten
US4908828A (en) * 1987-12-29 1990-03-13 Indesys, Inc. Method for error free message reception
JPH0591108A (ja) * 1991-09-26 1993-04-09 Hitachi Ltd メツセージ通信制御方法および通信システム

Patent Citations (6)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE2640756A1 (de) * 1976-09-10 1978-03-16 Standard Elektrik Lorenz Ag Einrichtung zur gesicherten datenuebertragung bei spurgebundenen fahrzeugen
WO1986003318A1 (en) * 1984-11-26 1986-06-05 Telefonaktiebolaget L M Ericsson A method and apparatus in radio reception for avoiding storing a message more than once
WO1986003317A1 (en) * 1984-11-26 1986-06-05 Telefonaktiebolaget L M Ericsson Method and receiver for receiving messages sent by radio
US4908828A (en) * 1987-12-29 1990-03-13 Indesys, Inc. Method for error free message reception
DE3820640A1 (de) * 1988-06-18 1989-12-21 Bosch Gmbh Robert Auswerteverfahren digitaler verkehrsnachrichten
JPH0591108A (ja) * 1991-09-26 1993-04-09 Hitachi Ltd メツセージ通信制御方法および通信システム

Non-Patent Citations (2)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Title
P. NEWLAND:: "AMTEX. NAVTEX-Like Dissemination Procedures for Amateur Radio.", PROCEEDINGS OF THE ARRL AMATEUR RADIO 8TH COMPUTER NETWORK CONFERENCE., pages 182 - 187 *
PATENT ABSTRACTS OF JAPAN vol. 17, no. 437 (E - 1413) *

Similar Documents

Publication Publication Date Title
JP3303241B2 (ja) 通信網でのメッセ−ジの選択的分配装置
US7610213B2 (en) Apparatus and method for monitoring progress of customer generated trouble tickets
EP0544608B1 (en) Method and system for the efficient distribution of messages utilizing a data processing system
CA1320547C (en) Information transmission system having collective data transmission and collection devices
US5159331A (en) Missing radio page message detection
US5444438A (en) Method and apparatus for remote memory management in an acknowledge-back selective call communication system
US6775238B1 (en) Image forming device management system and method
US7355758B2 (en) Automated facsimile monitoring and displaying methods and related systems
US20010008024A1 (en) Upgrade control method and data processing system
CN101075969B (zh) 一种控制数据传输的方法、装置和一种数据传输系统
NL9400228A (nl) Werkwijze en inrichting voor ontvangstcontrole bij datatransmissie.
US5878326A (en) Method for handling alarm conditions in a paging system
KR19980074808A (ko) 전전자 교환기에서의 집중과금처리를 위한 과금중개장치 및 그 방법
CN108768595A (zh) 基于Android的移动终端实时新消息的监听转发方法及系统
US2979556A (en) Semiautomatic teletypewriter tape relay system
JP2947311B2 (ja) リング形通信システムにおける子局監視システム
JPS5920148B2 (ja) 受注デ−タ収集システムにおける受注可否デ−タの伝送方式
JP3114660B2 (ja) データ伝送確認システム
JP2002016606A (ja) 情報提示システムおよび情報再送方法
JP4558338B2 (ja) 画像監視自動通報システム、自動通報システムおよび端末装置
JPH09186780A (ja) 網障害検出装置と方法
KR20000023903A (ko) 케이블망을 이용한 부가서비스 시스템
JP2775016B2 (ja) 通信端末
JPH1153669A (ja) 遠隔セキュリティ監視法
GB2097567A (en) Transmission of alarm information over telephone lines

Legal Events

Date Code Title Description
A1B A search report has been drawn up
BC A request for examination has been filed
BV The patent application has lapsed