NL9302105A - Inrichting voor het onttrekken van materiaal aan een voorraadhouder. - Google Patents

Description

Korte aanduiding: Inrichting voor het onttrekken van materiaal aan een voorraadhouder.

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het onttrekken van materiaal, in het bijzonder cohesief materiaal, aan een voorraadhouder, omvattende een wand met ten minste een afvoeropening en door aandrijfmiddelen beweegbare onttrekkingsmiddelen voor het materiaal.

Dergelijke inrichtingen zijn reeds lang algemeen bekend. In een bekende uitvoeringsvorm heeft de inrichting een onderaan een voorraadhouder aan te brengen vlakke cirkelvormige bodem met een centrale afvoeropening. Voor het transport van moeilijk stromend, cohesief materiaal naar de centrale afvoeropening zijn onttrekkingsmiddelen in de vorm van een gekromd ploegorgaan aangebracht. Het ploegorgaan wordt aangedreven door een door de afvoeropening stekende aandrijfas, zodanig dat het ploegorgaan op geringe hoogte boven de bodem ronddraait.

De bovengenoemde bekende inrichting heeft het nadeel dat het ploegorgaan op het te onttrekken materiaal een verdichtende werking uitoefent, waardoor de uitstroomeigen-schappen daarvan negatief worden beïnvloed. Verder is de snelheid van het ploegorgaan ter plaatse van de afvoeropening gering, in het midden van de as zelfs nul. Hierdoor wordt het materiaal voor een gelijkmatige onttrekking onvoldoende in beweging gehouden. Tenslotte heeft de bekende inrichting het nadeel dat bij diverse materialen, met name na enkele dagen stilstand van het materiaal in de voorraadhouder, het gevaar bestaat dat boven de onttrekkingsmiddelen brugvormig optreedt en geen afvoer plaats kan vinden.

De onderhavige uitvinding beoogt bovengenoemde problemen op te heffen.

Dit oogmerk wordt bereikt door een inrichting van de in de aanhef genoemde soort te verschaffen, die wordt gekenmerkt doordat de onttrekkingsmiddelen eerste woelmiddelen, die over de ten minste ene afvoeropening strijken in hoofdzaak evenwijdig aan het de ten minste ene afvoeropening begrenzende deel van de wand, alsmede tweede woelmiddelen omvatten, waarbij de tweede woelmiddelen zijn opgenomen in de door de wanden van de inrichting en de voorraadhouder begrenste ruimte en zich ten minste uitstrekken in een nabij de ten minste ene afvoeropening gelegen deel van de ruimte waar die ruimte vertikaal naar beneden door een wanddeel is begrensd. De strijkende beweging van de eerste woelmiddelen over de afvoeropening (en) en het daaromheen gelegen deel van de wand bewerkstelligt dat het materiaal daar in beweging wordt gehouden zodat het probleemloos door de afvoeropening(en) kan uitstromen. Bij de strijkende beweging kunnen de eerste woelmiddelen tegen de wand aanliggen of zich op een kleine afstand daarvan bevinden. Van belang is dat de eerste woelmiddelen het materiaal niet verdichten (samendrukken) waardoor de uitstroomeigenschappen van het materiaal nadelig zouden worden beïnvloed. De tweede woelmiddelen worden volgens de uitvinding geplaatst in dat deel van de door de wanden van de inrichting en de voorraadhouder begrensde ruimte waar die ruimte vertikaal naar beneden door een wanddeel wordt begrenst. Aangezien de uitstroming van het materiaal in feite plaatsvindt onder invloed van de zwaartekracht, waardoor het materiaal in de richting van de afvoeropening(en) beweegt, hindert het de ruimte aan de onderzijde begrenzende deel van de wand de uitstroming. Hierdoor bestaat juist in het bovengenoemde deel van de ruimte, nabij de afvoeropening(en), een groot risico van brugvorming in het materiaal. De tweede woelmiddelen waarborgen dat het materiaal daar in beweging wordt gehouden en voorkomen daardoor brugvorming.

In een voordelige uitvoeringsvorm omvatten de eerste woelmiddelen een roterend aandrijf bare as die is voorzien van een of meer op een afstand van de as gelegen eerste woelorganen, welke as in hoofdzaak loodrecht op het de ten minste ene afvoeropening begrenzende wanddeel is gericht en op een afstand van de ten minste ene afvoeropening ligt. Doordat de over de afvoeropening (en) strijkende eerste woelorganen op een afstand van hun rotatie-as liggen, bewerkstelligen zij een effectief in beweging brengen van het materiaal nabij de afvoeropening (en).

In een volgende uitvoeringsvorm omvatten de tweede woelmiddelen een roterend aandrijf bare as die is voorzien van rondom de as gelegen tweede woelorganen. Bij voorkeur hebben de eerste woelmiddelen en de tweede woelmiddelen daarbij een gemeenschappelijke roterend aandrijfbare as. Dit maakt een bouwtechnisch eenvoudige uitvoering van de inrichting mogelijk.

In een voorkeursuitvoeringsvorm begrenst de wand van de inrichting ten minste een deel van een cilinder met kopvlakken, waarbij de tweede woelorganen langs het cilindrische wanddeel bewegen. Hierdoor wordt bereikt dat er in de inrichting geen "dode" hoeken aanwezig zijn waar materiaal gedurende langere tijd achter kan blijven. Dit is met name van belang bij bederfelijke materialen, bijvoorbeeld in de voedingsmiddelenindustrie. Bij voorkeur is bij deze uitvoeringsvorm van de wand de ten minste ene afvoeropening in een kopvlak van de wand aangebracht en verder is het voordelig dat het cilindrische wanddeel onder een hoek met de horizontaal is geplaatst, waarbij de afvoeropening(en) zich dan in het laagst gelegen kopvlak bevinden. Hierdoor wordt een gunstige werking van de inrichting verkregen, die resulteert in een probleemloze uitstroming van het materiaal.

De uitstroming kan worden gedoseerd doordat de inrichting instelmiddelen omvat voor het instellen van de doorlaat van de ten minste ene afvoeropening, bijvoorbeeld een regelbare schuifklep. Bij voorkeur omvat de inrichting een onder de ten minste ene afvoeropening geplaatste weeginrichting voor het bepalen van het afvoerdebiet uit de voorraadhouder.

In een voordelige uitvoeringsvorm zijn de aandrijfmiddelen regelbaar in afhankelijkheid van het afvoerdebiet. Hierbij kan er ook in zijn voorzien dat de instelmiddelen voor de doorlaat regelbaar zijn in afhankelijkheid van het afvoerdebiet.

De uitvinding zal nu nader worden toegelicht aan de hand van de tekening, waarin: fig. 1 een schematische weergave, gedeeltelijk in doorsnede, is van een uitvoeringsvoorbeeld van de inrichting volgens de uitvinding, fig. 2 een aanzicht is in de richting van pijl II in fig. 1, waarbij het kopvlak van de wand is weggelaten, fig. 3 een schematisch zijaanzicht, gedeeltelijk in doorsnede, van een tweede uitvoeringsvoorbeeld van de inrichting volgens de uitvinding, fig. 4 een schematisch achteraanzicht van de inrichting in fig, 3, en fig. 5 een schematische weergave van een derde uitvoeringsvoorbeeld van de inrichting volgens de uitvinding.

De in fig 1. en 2 getoonde inrichting voor het onttrekken van een materiaal aan een voorraadhouder 1, in dit geval met een silo met een rechthoekige doorsnede, omvat een wand 2. De wand 2 bestaat uit een half-cilindrisch deel 3 en een linker en rechter kopvlak resp. 4, 5. Het kopvlak 5 is voorzien van twee naast elkaar gelegen afvoeropeningen 6. Voor het bewerkstelligen van een uitstroming van het materiaal uit de voorraadhouder 1 zijn onttrekkingsmiddelen 7 volgens de uitvinding aangebracht. Deze onttrekkingsmiddelen 7 omvatten enerzijds eerste woelmiddelen 8, die tot doel hebben het materiaal, in het bijzonder ter hoogte van de af voeropeningen 6 maar ook langs het deel van de wand dat deze afvoeropeningen 6 begrenst, in beweging te houden. Anderzijds omvatten de onttrekkingsmiddelen 7 tweede woelmiddelen 9, die het materiaal in het door de wand 2 vertikaal naar onderen begrensde deel van de door de wand 2 en de voorraadhouder gevormde ruimte, nabij de afvoeropeningen 6, in beweging houden. Hierdoor wordt brugvorming in het materiaal voorkomen.

De eerste woelmiddelen 8 en de tweede woelmiddelen 9 zijn aangebracht op een gemeenschappelijke as 10. De as 10 kan roterend worden aangedreven door een elektromotor 11 met een regelbaar toerental. De as 10 steunt aan de zijde van het kopvlak 5 in een voor dergelijke toepassingen geschikte lagerconstructie 12.

De eerste woelmiddelen 8 en de tweede woelmiddelen 9 zijn in het weergegeven voorbeeld zodanig uitgevoerd dat zij een geheel vormen. De as 10 is op twee plaatsen voorzien van vier radiale, platte spaken 13. Aan de uiteinden van deze spaken 13 zijn vier axiale gerichte stroken 14 bevestigd, die een lengte hebben die vrijwel overeenkomt met het cilindrische deel 3 van de wand van de inrichting. Ter versteviging zijn de twee ringen 15, 16 aangebracht. De ring 16 is daarbij voorzien van acht korte axiale stroken 17. In dit voorbeeld vormen de in totaal 12 naar het kopvlak 5 gerichte stroken 14, 17 de eerste woelorganen. In fig. 2 is duidelijk te herkennen dat zij een baan beschrijven waarbij zij over de met streeplijnen aangeduide afvoeropeningen 6 strijken. De vier stroken 14, die zich nagenoeg over de hele lengte van inrichting uitstrekken, vormen de tweede woelorganen die waarborgen dat op grotere afstand van de afvoeropeningen 6 geen brugvorming optreedt. Deze kooivormige uitvoering van de tweede woelorganen is voordelig doordat het materiaal niet wordt verdicht door de tweede woelorganen.

Ten einde een gedoseerd onttrekken van het materiaal mogelijk te maken, is elke afvoeropening 6 voorzien van een bijbehorende schuif klep 18 die door een cilinder 19 kan worden bediend. Verder kan het afvoerdebiet worden vastgesteld met behulp van een schematisch aangeduide weeginrichting 20. Een regelinrichting 21 bewerkstelligt dan het regelen van het toerental van de motor 11 en de stand van de schuif kleppen 18, zodat de gewenste waarde van het afvoerdebiet wordt verkregen.

Bij zeer problematisch stromend materiaal is de wand van de voorraadhouder 1 bij voorkeur zodanig gevormd dat het loodrecht op de vertikaal bepaalde stromingsoppervlak voor het materiaal naar beneden toe toeneemt, de wanddelen lopen bijvoorbeeld in neerwaartse richting naar buiten.

Fig. 3 en 4 tonen een tweede uitvoeringsvoorbeeld van de inrichting volgens de uitvinding die grote overeenkomst vertoont met het eerste uitvoeringsvoorbeeld van de inrichting die is beschreven aan de hand van de fig. 1 en 2. Derhalve zijn overeenkomstige onderdelen aangeduid met dezelfde verwijzingscij-fers. Een verschil tussen beide uitvoeringsvoorbeelden ligt in het feit dat de wand van de inrichting 30 nu een cilindrische trommel 31 is met een rechter kopvlak 32 en een linker kopvlak 33. Het linker kopvlak 33 komt overeen met het kopvlak 5 in fig. 1. Het rechter kopvlak 32 is bovenaan voorzien van een vulopening 34. De inrichting 30 dient dus zelf als voorraadhouder voor het te doseren materiaal. De inrichting 30 is zwenkbaar aangebracht om een zwenkas 35 van een steungestel 36. Door het instellen van de stand van de inrichting door rotatie om de zwenkas 35 kan een optimale aanpassing aan het te doseren materiaal worden verkregen. Onder de afvoeropening bevindt zich een weeginrichting die is gekoppeld met een regelinrichting voor het besturen van de aandrijfmotor en het afvoerdebiet. De uitvoering volgens fig. 3 en 4 is met name geschikt voor het doseren van materiaal dat in kleine hoeveelheden wordt opgeslagen en verwerkt, bijvoorbeeld in de cosmetica-industrie.

Fig. 5 toont een onder aan een niet getoonde voorraadhou-der aan te brengen inrichting 40 met een cilindrische wand 41 die onder een hoek met de horizontaal is geplaatst. Aan de bovenzijde is de cilindrische wand 41 voorzien van een aansluitstuk 42 voor de voorraadhouder. De gedoseerde afvoer van materiaal uit de voorraadhouder wordt bewerkstelligd door op een roterend aandrijfbare as 43 aangebrachte woelorganen 44. De woelorganen 44 bestaan uit op spaken 45 geplaatste staafvormige organen 46, die zich nagenoeg over de gehele lengte van de inrichting langs de cilindrische wand 41 uitstrekken. Daarbij strijken zij over een nabij het laagste punt van de cilindrische wand 41 aangebrachte afvoeropening 47 en houden tevens het materiaal in de inrichting in beweging ter voorkoming van brugvorming. Hierbij vormen de delen van de organen 46 die over de afvoeropening 47 strijken de eerste woelorganen en de resterende delen de tweede woelorganen volgens de uitvinding. Het uitstroomdebiet van de inrichting kan worden ingesteld door het regelen van het toerental van de woelorganen 44 en door het regelen van de doorlaat van de afvoeropening 47 met behulp van een regelbare schuifklep 48.

Claims (11)

1. Inrichting voor het onttrekken van materiaal, in het bijzonder cohesief materiaal, aan een voorraadhouder, omvattende een wand met ten minste een afvoeropening en door aandri j fmidde-len beweegbare onttrekkingsmiddelen voor het materiaal, met het kenmerk, dat de onttrekkingsmiddelen (7) eerste woelmiddelen (8) , die over de ten minste ene af voeropening (6) strijken in hoofdzaak evenwijdig aan het de ten minste ene afvoeropening begrenzende deel (5) van de wand (2) , en tweede woelmiddelen (9) omvatten, waarbij de tweede woelmiddelen (9) zijn opgenomen in de door de wanden van de inrichting en de voorraadhouder begrenste ruimte en zich ten minste uitstrekken in een nabij de ten minste ene afvoeropening gelegen deel van de ruimte waar die ruimte vertikaal naar beneden door een wanddeel is begrensd.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de eerste woelmiddelen (9) een roterend aandrijfbare as (10) omvatten die is voorzien van een of meer op een afstand van de as gelegen eerste woelorganen (14,17) , welke as in hoofdzaak loodrecht op het de ten minste ene afvoeropening begrenzende wanddeel (5) is gericht en op een afstand van de ten minste ene afvoeropening ligt.

3. Inrichting volgens conclusie lof 2, met het kenmerk, dat de tweede woelmiddelen (9) een roterend aandrijfbare as (10) omvatten die is voorzien van rondom de as gelegen tweede woelorganen (14).

4. Inrichting volgens conclusie 2 of 3, met het kenmerk, dat de eerste woelmiddelen (8) en de tweede woelmiddelen (9) een gemeenschappelijke roterend aandrijfbare as (10) hebben.

5. Inrichting volgens een of meer van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de wand (2) van de inrichting ten minste een deel van een cilinder (3) met kopvlakken (4,5) begrenst, waarbij de tweede woelorganen (14) langs het cilindrische wanddeel (3) bewegen.

6. Inrichting volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat de ten minste ene afvoeropening (6) in een kopvlak (5) is aangebracht.

7. Inrichting volgens conclusie 5 of 6, met het kenmerk, dat het cilindrische wanddeel (3) onder een hoek met de horizontaal is geplaatst.

8. Inrichting volgens een of meer van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de inrichting instelmiddelen (19) omvat voor het instellen van de doorlaat van de ten minste ene afvoeropening (6).

9. Inrichting volgens een of meer van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de inrichting een onder de ten minste ene afvoeropening (6) geplaatste weeginrichting (20) omvat voor het bepalen van het afvoerdebiet uit de voorraadhouder (1).

10. Inrichting volgens conclusie 9, met het kenmerk, dat de aandrijfmiddelen (11) regelbaar zijn in afhankelijkheid van het afvoerdebiet.

11. Inrichting volgens conclusie 8 en 9, met het kenmerk, dat de instelmiddelen (19) voor de doorlaat regelbaar zijn in afhankelijkheid van het afvoerdebiet.