NL9301179A - Inrichting voor het uit een voorraad telkens afzonderen van een rolbaar produkt, zoals een cilindrisch voorwerp. - Google Patents

Description

INRICHTING VOOR HET UIT EEN VOORRAAD TELKENS AFZONDEREN VAN EEN ROLBAAR PRODUKT, ZOALS EEN CILINDRISCH VOORWERP

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het uit een voorraad telkens afzonderen van een rolbaar produkt, zoals een cilindrisch voorwerp, voorzien van een voorraadhouder voor de produkten en een afzonderingselement dat in hoofdzaak op en neer beweegbaar is.

Voor bepaalde produktieprocessen is het nodig om voorwerpen bijvoorbeeld van langwerpige cilindrische vorm, uit een voorraad van die produkten af te zonderen en voor verdere verwerking weg te voeren. De voorraad cilindrische produkten zijn gewoonlijk gestapeld in een bak welke een hellende bodem kan vertonen teneinde de cilindrische produkten naar één zijde van de bak te bewegen. Bij deze zijde is een middel aangebracht, bijvoorbeeld in de vorm van een naar buiten hellende jacobsladder, in de cellen waarvan telkens een rolbaar produkt kan worden opgenomen. Het bezwaar van de inrichting is dat de cellen soms niet worden gevuld omdat de voorwerpen in de voorraad elkaar hinderen.

De uitvinding beoogt een inrichting te verschaffen voor het afzonderen van rolbare produkten uit hun voorraad, waarbij elke afzonderingshandeling op zekere wijze een rolbaar produkt afzondert.

De inrichting volgens de uitvinding onderscheidt zich doordat een staande geleiding met een naar een zijde hellend binnenwandvlak is aangebracht en het afzonderings-lichaam een draagvlak heeft, dat langs het hellende binnenvlak tot de bovenrand daarvan omhoog beweegbaar is, welk draagvlak een naar de andere zijde gerichte helling heeft.

Dankzij het naar binnen hellende wandvlak van de geleiding zal bij het omhoog bewegen langs deze wand elk overtollig produkt wat mee wordt genomen met het rolbare produkt dat moet worden afgezonderd, automatisch in de voorraadbak terugvallen. De aanvoer is verzekerd doordat het draagvlak door de voorraad zelf heen wordt bewogen en altijd een voorwerp mee zal nemen. Dankzij het naar buiten hellende draagvlak wordt bij de bovenrand van de wand automatisch het uitgelichte voorwerp of produkt naar buiten gerold en kan daar worden opgevangen op een bandtransporteur of dergelijke.

Bovengenoemde en andere kenmerken zullen nader worden toegelicht in de hieronder staande figuurbeschrijving van een aantal uitvoeringsvoorbeelden. In de tekening toont: fig. 1 een perspectivisch aanzicht van een eerste uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding, waarbij gedeeltelijk delen zijn weggebroken ter verduidelijking van de werking van de inrichting; fig. 2 een staand zij-aanzicht van een gedeelte van de inrichting volgens de uitvinding in een uitvoeringsvari-ant daarvan; fig. 3 een met fig. 2 overeenkomend staand zijaanzicht van een derde uitvoeringsvariant; fig. 4 een met fig. 1 overeenkomend perspectivisch aanzicht van een vierde uitvoeringsvariant, fig. 5 een met fig. 2 overeenkomend zijaanzicht van een tegengesteld werkende variant van de inrichting volgens de uitvinding tezamen met een ontstapelinrichting volgens de uitvinding, fig. 6 een met fig. 2 overeenkomend zijaanzicht van een vijfde uitvoeringsvariant.

In de figuren is met het cijfer 1 een voorraadhouder aangegeven, waarin een voorraad van cilindrische voorwerpen V is opgeslagen. De voorraadhouder 1 kan elke willekeurige vorm hebben en heeft in de getoonde uitvoeringsvormen een hellend bodemvlak 2. Op het bodemvlak 2 langs de omtrek daarvan zijn staande wanden aangebracht, waarbij het wand-deel 3 naar binnen hellend is opgesteld, dat wil zeggen dat het binnenvlak daarvan zich boven het bodemvlak 2 uitstrekt. Zodoende ontstaat een bakvormige houder. Bij de overgang van het bodemvlak 2 en de hellende wand 3 is een spieetvormige opening 4 vrijgehouden, waarin een schuifvormig lichaam 5 op en neer beweegbaar is volgens de pijl PI. Het schuifvormige lichaam 5 heeft een bovenvlak 6 dat als draagvlak voor een voorwerp V fungeert. Het draagvlak 6 heeft in de getoonde uitvoeringsvorm een naar buiten gerichte helling, welke strookt met de helling van het schuine bodemvlak 2 van de voorraadbak 1, zie ook fig. 2.

Eén van de kenmerken van de uitvinding is dat het schuine draagvlak 6 een vrije rand 7 heeft, waarop aansluit het wanddeel van het schuifvormig lichaam 5 dat naar de binnenzijde van de bak is gekeerd. Dit wandvlak loopt parallel aan het wandvlak 3 van de bak 1.

De bewegingsbaan van het schuifvormige lichaam 5 is zodanig dat het draagvlak 6 de bovenrand 7 van de wand 3 kan bereiken. Een en ander wordt bewerkstelligd door een cilinder 8 aan de onderzijde van het schuifvormige lichaam 5, welke cilinder wordt gevoed door een voedingssysteem 9 van willekeurige aard.

In de getoonde uitvoeringsvorm volgens fig. 1 is op het draagvlak 6 een druksensor 10 aangebracht, welke een deel vormt van het besturingssysteem voor de voeding 9.

Nabij de bovenzijde van de wand 3 is aan de buitenzijde van de voorraadbak 1 een afvoertransporteur 11 aangebracht, welke bestaat uit een eindloze flexibele wand 12 die om een omkeerwiel 13 is geslagen. Het bovenpart van de band 12 is in de richting van de pijl P2 aangedreven.

De werking van de uitvoering in fig. 1 is als volgt.

De uitgangspositie van het schuifvormige lichaam 5 is getoond met onderbroken lijn 5' in fig. 1. In deze stand is het draagvlak 6 in het verlengde van de bodem 2 gelegen en zullen voorwerpen V zover mogelijk in de scherpe hoek tussen de wand 3 en de bodem 2 omlaag rollen. Bij het omhoog bewegen van het schuifvormig lichaam 5 door middel van het bekrachtigen van de cilinder 8 door de voeding 9, aangestuurd door een voorwerp op de druksensor 10 zullen de rij voorwerpen daarboven omhoog worden bewogen, waarbij de bovenste V' in de voorraad zal terugrollen. Uiteindelijk zal er één voorwerp V op het draagvlak 6 overblijven aangezien deze blijft liggen op de scherpe hoek tussen het draagvlak 6 en het schuine wanddeel 3. De overige voorwerpen zullen dankzij het schuine wanddeel 3 altijd in de voorraad terugrollen.

Bij het bereiken van de bovenrand 7 zal het draagvlak 6 vanwege de naar buiten gerichte schuine hellingshoek het voorwerp V over de rand 7 tillen en laten afrollen in de geleiding bij de transporteur 11, waardoor het voorwerp op het bovenpart 12 van de band 11 terechtkomt, die vervolgens wordt afgevoerd in de richting van de pijl P2. Bij het vrijgeven van de druksensor 10 wordt de voeding 9 gestopt en kan onder invloed van het eigen gewicht de schuif 5 terugzakken bij het vrijgeven van de ingangspoort van de cilinder 8. Dankzij het drukvlak van het schuifvormig lichaam 5 dat naar binnen is gekeerd, kan de schuif 5 ongestoord omlaag zakken zonder de voorwerpen V in de voorraad te hinderen. Zodra opnieuw een voorwerp V op het draagvlak 6 terecht komt en de druksensor bekrachtigt kan de voeding worden ingesteld en kan de schuif zonder tot in de laagste stand gekomen te zijn, opnieuw omhoog worden bewogen.

Het zal duidelijk zijn dat met de getoonde inrichting telkens één voorwerp uit de voorraad kan worden afgezonderd.

Fig. 2 toont een uitvoeringsvorm, waarbij twee schuifvormige lichamen 5 naast elkaar zijn geplaatst. Deze schuifvormige lichamen 5 werken in tandem, dat wil zeggen dat de linker schuif tenminste de halve hoogte van de schuine wand 3 aflegt en de rechter schuif de bovenste helft. Het voordeel van een dergelijke tamdemopstelling is dat de lengte van de drukcilinders 8 kan worden gehalveerd, waardoor de totale hoogte van de inrichting minder wordt of dat er geen ruimtes in de steunvloer behoeven te worden aangelegd.

De werking is gelijk aan de uitvoering volgens fig. 1, met dien verstande dat er telkens een voorwerp V op de linker schuif wordt opgevoerd en overgedragen op de rechter schuif zodra de draagvlakken 6 daarvan in eikaars verlengde liggen. Vervolgens zal de rechter schuif 5 het voorwerp verder opvoeren naar de bovenrand 7 van de schuine wand 3.

Fig. 3 toont een uitvoeringsvorm, waarbij gebruik wordt gemaakt van een flexibel element 15, welke om twee omkeerrollen 16, 17 is geslagen. In deze uitvoering wordt de schuine wand 3 van de voorraadbak 1 gevormd door het linker part 3' van de flexibele wand 15 welke aldus de eindbegren-zing van de voorraadbak 1 vormt. Op de flexibele wand 15 is een draagvlak 6 gemonteerd, aan de vrije rand waarvan een flexibel wandelement 18 is bevestigd, die om een het omkeer-element 17 gebonden tweede omkeerelement 19 is geslagen. Het vrije einde 18’ van de flexibele wand 18 is opgenomen in een geleiding 20 welke zich rond de buitenzijde van het element 18 uitstrekt en een geleiding 21 die parallel aan de binnenzijde daarvan is aangebracht. De werking van deze uitvoering is als volgt.

Bij het omhoog bewegen van het draagvlak 6, door bijvoorbeeld één der omkeerelementen 16 respectievelijk 17 aan te drijven, zal telkens een voorwerp V op het draagvlak worden omhoog gevoerd tot aan de bovenrand 7 van de voor-raadhouder 1. Het voorwerp valt dan op een transporteur 11 aan de buitenzijde van de voorraadhouder. Er kunnen geen voorwerpen aan de onderzijde van het draagvlak 6 terecht komen, aangezien deze worden tegengehouden door het flexibele element 18 welke een afscherming vormt. Bij het terugvoeren van het draagvlak 6, door de aandrijving om te keren, zal er onmiddellijk een voorwerp V op het draagvlak 6 terecht komen zodra het draagvlak 6 voldoende diep in de voorraad is gezakt. Zodra dit is gebeurd, kan door middel van een druksensor (niet getoond) de aandrijving worden omgedraaid waardoor het draagvlak 6 opnieuw omhoog beweegt. Het zal duidelijk zijn dat in deze uitvoering het afzonde-ringselement bijzonder compact kan worden uitgevoerd.

Fig. 4 toont een uitvoeringsvorm welke overeenkomstig fig. l met één enkel schuifvormig lichaam is uitgevoerd. Dezelfde verwijzingscijfers worden in deze fig. toegepast. Opgemerkt wordt dat als onderscheid met de uitvoering in fig. 1 geen druksensor op het draagvlak 6 wordt gebruikt, maar dat nabij de bovenrand 7 van de schuine wand 3 een aanwezigheidssensor 25 is geplaatst, die de vorm van een vaan heeft welke is bevestigd om een draaibaar gelagerde pen 26. Deze pen 26 stelt telkens een contact 27 om welke is verbonden in een elektrische stuurketen 28. In deze stuur-keten is een tijdschakelaar 29 geplaatst. De elektrische stuurketen bedient een hydraulische klep 30 voor de voeding van de dubbel werkend uitgevoerde cilinder 8.

De werking van deze uitvoering is als volgt.

Bij het omhoog bewegen van een schuifvormig lichaam 5 zal telkens een voorwerp V over de rand 7 van de voorraad-bak 1 worden gevoerd, welk voorwerp dan ter plaatse de vaan 25 aanstuurt en de schakelaar 27 omstelt. Deze geeft een signaal af dat na de ingestelde tijd de stuurketen 28 de klep 30 doet omstellen, waardoor de cilinder 8 omlaag beweegt. De omkering van de beweging komt tot stand zodra de schuif 5 de laagste stand van de cilinder 8 heeft bereikt, hetgeen wordt waargenomen met een naderingsschakelaar 31 die eveneens met de elektrische stuurketen 28 is verbonden.

Het is tevens mogelijk om met de tijdschakelaar 29 reeds halverwege de neergaande slag van de schuif 5 de aandrijving om te keren waardoor de schuif omhoog beweegt met een nieuw voorwerp V.

Fig. 5 toont een variant van de uitvoeringsvorm uit fig. 2, waarin dezelfde verwijzingscijfers voor dezelfde onderdelen zijn gebruikt.

De voorraadbak is gedeeltelijk weggebroken ter verduidelijking van de toevoeging in deze inrichting, die bestaat uit de mogelijkheid om een laadbord L met daarop aangebrachte voorraad V te kunnen ledigen.

Daartoe is voor het laadbord L een heftoestel 40 aangebracht, welke is voorzien van lepels 41 voor het opsteken van het laadbord L. Het laadbord is beladen met een voorraad V van rolbare produkten, welke laagsgewijs op elkaar zijn gestapeld.

De afzonderingsinrichting is hier dubbel uitgevoerd, dat wil zeggen een tweetal afzonderingslichamen overeenkomstig in fig. 2 voor het ledigen van produkten uit een voorraadbak 1, alsmede een tweetal extra afzonderingselementen 45 welke hier worden geacht te zijn verbonden met de daar onder liggende afzonderingselementen 5. Deze afzonderingselementen 45 zijn geleid langs de naar binnen hellende wand 43, welke een verlengde is van de wand 3 en waarvan de onderrand op afstand ligt van de bovenrand 7 van de onderrand 47. De afstand tussen de onderrand 47 en de bovenrand 7 van de wand 3 is zodanig dat telkens een produkt daar tussendoor kan worden gevoerd.

Op zekere hoogte boven de bodem van de voorraadbak is een geleideplaat 44 geplaatst, welke naar buiten hellend is gericht overeenkomstig de hellingshoek van de draagvlakken 46 op de afzonderingselementen 45.

De afzonderingselementen 45 zijn door middel van de cilinders 8 op en neer beweegbaar langs de geleidewand 3 respectievelijk 43.

De werking van het bovenste gedeelte van de afzonde-ringsinrichting uit fig. 5 is feitelijk omgekeerd aan de werking van het onderste deel daarvan.

Wordt in het onderste gedeelte telkens een produkt omhooggevoerd, zo wordt in het bovenste gedeelte telkens een produkt uit de voorraad op de plaat 44 omhoog gelicht, waardoor dit produkt op het rechter afzonderingselement 45 terechtkomt, zoals getoond in de stand volgens fig. 5. Bij het omlaag bewegen van het rechter afzonderingselement 45 onder handhaving van de stand van het linker afzonderingselement zal het produkt P via de opening aan de onderrand 47 van de wand 43 naar rechts rollen en afgevoerd worden op de transporteur 11. Bij het omhoog bewegen van het rechter afzonderingselement 45, tot voorbij het bovenvlak van het linker afzonderingselement 45, en het omlaag bewegen van dat linker afzonderingselement, kan de cyclus worden herhaald. Het zal duidelijk zijn dat bij deze beweging het onderste gedeelte telkens een produkt door de opening afvoert. Op deze wijze is zowel een voorraadbak 1 als een voorraad op een laadbord L gelijktijdig te ledigen.

De inrichting uit fig. 5 is tevens voorzien van een wikkelinrichting voor een zig-zag in de stapel V aangebrachte band B. Een dergelijke band of banden B word(t)en tijdens het stapelen van de produkten, in het bijzonder de rollen.

tussen de lagen aangebracht teneinde enige stevigheid voor transport te geven. Bij het ontnemen van de produkten uit de stapel V dien(t)en deze band of banden weer te worden teruggewonnen, waartoe het uiteinde in de bovenzijde van de stapel wordt bevestigd op een wikkelas of -spoel 48, welke losneembaar in een sub-gestel 49 is gelagerd. Het sub-gestel 49 is door middel van een cilinder in de richting van de pijl P5 op en neer beweegbaar vanuit de stand met volgetrokken lijn tot in de stand met gestippelde lijn in fig. 5. Het sub-gestel 49 is voorzien van een bovenplaat, alsmede een parallel daaraan gerichte onderplaat, welke een hellingshoek vertonen die overeenkomt met de geleideplaat 44. In de twee uiterste standen van het sub-gestel 49 is hetzij de boven-hetzij de onderplaat strokend met de geleideplaat 44, zodat de produkten vanuit de stapel V over de platen heen naar de geleideplaat 44 kunnen rollen. Bij telkens het afnemen van een laag uit de stapel komt een part van de wikkelband vrij, waarna dit part door het aandrijven van de wikkelas 48 daaromheen wordt gewikkeld. Indien telkens een laag is verwijderd, wordt het sub-gestel 49 in een van de uiterste standen gebracht, zodat de produkten kunnen worden afgenomen en waarna de cyclus opnieuw kan beginnen.

Het afnemen van een laag produkten uit de stapel V kan met de hand worden geïnitieerd, of met andere middelen worden uitgevoerd, bijvoorbeeld met behulp van de zwaartekracht, waartoe het laadbord L op de lepels 41 in dezelfde hellende stand wordt gebracht als die van de geleideplaat 44. Bij het telkens afnemen van een laag kan het laadbord L over diezelfde laagdikte omhoog worden geschoven langs de geleiding 40 van hefinrichting.

Opgemerkt wordt dat de ledigingsinrichting voor het laadbord L ook afzonderlijk kan worden toegepast, zonder gebruik te maken van het onderste gedeelte voor de voorraad-bak.

Ten slotte wordt opgemerkt dat de inrichting uit fig. 5 ook in omgekeerde zin kan worden gebruikt, namelijk voor het stapelen van langwerpige voorwerpen op een pallet L. Daartoe kan het sub-gestel 49 op identieke wijze worden gebruikt, waarbij echter de wikkelas niet ledig is, maar vooraf is voorzien van een daaromheen gewikkelde band. De hellingshoek van de in fig. 5 getoonde plaat 44 en die van het sub-gestel 49 kan verdwijnen, waarbij die platen horizontaal komen te liggen. Eveneens kan de hefinrichting 40 zodanig zijn ingericht dat de pallet L slechts in horizontale stand kan worden geheven of omlaaggebracht.

De werking hierbij is dat de rollen op de plaat 44 worden gelegd, waarbij een niet getoonde drukcilinder de rollen over de boven- respectievelijk onderplaat van het sub-gestel 49 voert tot op het pallet of op een daarop neergelegde laag of lagen van rollen. Is een laag neergelegd, dan wordt het sub-gestel 49 omhoog- of omlaagbewogen, waarbij telkens een bandstrook van de spoel wordt afgewikkeld, waardoor deze zig-zag-vormig tussen de lagen op de pallet wordt neergelegd.

Fig. 6 toont een vijfde variant, waarbij de binnenwand 3 verticaal is opgesteld en waarbij het afzonderings-orgaan 5 zich in verticale zin langs die wand beweegt. Op de wand 3 is aan de binnenzijde, dat wil zeggen de naar het afzonderingsorgaan 5 gekeerde zijde een nok 50 aangebracht als variant van het naar één zijde hellend binnenwandvlak. Deze nok 50 zorgt ervoor dat de bovenste van twee op elkaar gelegen rollen in de richting van de pijl naar de voorraad-bak wordt teruggeduwd, terwijl de onderste rol die ook langs de nok 50 moet gaan, wordt tegengehouden door het naar de andere zijde hellende bovenvlak van het afzonderingsorgaan 5. Het afzonderingsorgaan 5 is bovendien uitgevoerd met een doorgaande sleuf 51 voor het opnemen van de nok 50 op de wand 3.

Binnen deze uitvoeringsvariant zijn vanzelfsprekend meer nokken 50 op gelijke hoogte of verschillende hoogtes aan te brengen, welke samenwerken met corresponderende sleufvormige uitsparingen 51 in het afzonderingsorgaan 5.

De uitvinding is niet beperkt tot de hierboven beschreven uitvoeringsvormen.

Claims (12)

1. Inrichting voor het uit een voorraad telkens afzonderen van een rolbaar produkt, zoals een cilindrisch voorwerp, voorzien van een voorraadhouder voor de produkten en een afzonderingselement dat in hoofdzaak op en neer beweegbaar is, met het kenmerk, dat een staande geleiding met een naar een zijde hellend binnenwandvlak is aangebracht en het afzonderingslichaam een draagvlak heeft, dat langs het hellende binnenvlak tot de bovenrand daarvan omhoog beweegbaar is, welk draagvlak een naar de andere zijde gerichte helling heeft.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het afzonderingselement is voorzien van een wanddeel dat zich vanaf de vrije rand van het draagvlak parallel aan het hellende binnenvlak van de geleiding uitstrekt.

3. Inrichting volgens conclusie 1 en 2, met het kenmerk, dat het hellende draagvlak van het afzonderingselement het bovenvlak van een zich langs het binnenvlak beweegbaar aangedreven vlakke schuif is.

4. Inrichting volgens conclusie 1 en 2, met het kenmerk, dat het hellende draagvlak van het afzonderingselement aan een om twee omkeerrollen geslagen flexibele orgaan zoals een band is bevestigd.

5. Inrichting volgens één der conclusies 1-4, met het kenmerk, dat langs de bovenrand van de hellende wand een transporteur aan de buitenzijde van de bak is aangebracht.

6. Inrichting volgens één der conclusies 1-5, met het kenmerk, da aan de bovenzijde van de hellende wand een waarnemingssensor is aangebracht, die in het besturingscir-cuit van de aandrijving van het afzonderingselement is opgenomen.

7. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de houder is uitgevoerd als voorraad-bak, waarvan de bodem hellend in de richting van het naar binnen hellende wandvlak van de geleiding is opgesteld.

8. Inrichting volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat de hellingshoek van de bodem en die van het draagvlak gelijk is.

9. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het naar één zijde hellende binnenwand-vlak is gevormd door een nokvormig uitsteeksel, dat in de bewegingsbaan van het afzonderingsorgaan steekt.

10. Inrichting voor het afnemen van produkten uit een stapel van die produkten, die laagsgewijs zijn gerangschikt, waarbij tussen de lagen een of meer zig-zag ingelegde banden of stroken materiaal zijn aangebracht, gekenmerkt door een steun voor die stapel, middelen voor het doen hellen van die steun, spoelmiddelen voor het opwikkelen van de of elke band, welke spoelmiddelen in een sub-frame ten opzichte van de steun op en neer beweegbaar zijn aangebracht .

11. Inrichting volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat de spoelmiddelen een aangedreven horizontale as is, welke losneembaar in het sub-frame is gelagerd en welke door middel van een aandrijfmotor roteerbaar is aangedreven.

12. Inrichting volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat het sub-frame is voorzien van twee boven elkaar aangebrachte geleidingsplaten.