NL9300511A - Kabelladder. - Google Patents

Description

Korte aanduiding : Kabelladder.

De uitvinding heeft betrekking op een kabelladder. Een dergelijke kabelladder is voorzien van twee in langsrichting verlopende zij-liggers of balken, vaak gevormd met naar buiten gerichte flenzen, en die onderling op afstand worden gehouden door middel van zijdelingse verbind! ngsorganen, zogenaamde laddersporten of treden, die met tussenruimtes langs de lengte van de kabelladder zijn verdeeld. Gebruikelijk worden zijliggers en/of sporten gevormd met holtes ten einde gewicht te besparen resp. ten einde de bevestiging van klem/boutverbindingen voor het vasthouden van kabels, instrumentpijpen, enz. aan de kabelladder te vergemakkelijken.

Een nadeel in bekende kabelladders van deze soort is dat zij weinig weerstand bieden tegen belasting in hun hoofdvlak (horizontaal vlak - voorafgaand aan te zijn aangebracht) zonder schuin te worden. Buigsterkte evenals torsiesterkte zijn onvoldoende.

Het is dan ook het oogmerk van de huidige uitvinding een kabelladder van de beschouwde soort te vervaardigen zodanig dat de algemeen mechanische/statische sterkte daarvan aanzienlijk kan worden verhoogd door eenvoudige en goedkope middelen.

Dit oogmerk wordt gerealiseerd doordat de zijliggers zijn uitgevoerd met zijdelingse versterk!ngskralen en tenminste enige van de sporten binnen het gebied van genoemde kralen zijn bevestigd.

Volgens de uitvinding zijn dus de balken van de kabelladder gevormd met een aantal zijdelingse versterkingskralen of bollingen, die rechtstreeks zijn gevormd in het plaatmateriaal terwijl tenminste enige van de sporten van de kabelladder bij de einden zijn gelast aan de zijliggers in het gebied van de zijdelingse versterkingskralen.

Door uitdrijven/stampen/persen van dergelijke zijdelingse kralen wordt de buigsterkte/torsiesterkte van de kabelladder aanzienlijk vergroot in verhouding tot gebruikelijke kabelladders van overeenkomstige afmetingen. Een verdere toename in de sterkte van de kabelladder wordt verkregen door het lassen van de sporten aan twee naburige kralen, waarbij het gevaar van naar binnen of naar buiten toe worden gebogen minimaal wordt.

Een voldoende sterkte/stabiliteittoename zal echter worden verkregen indien iedere sport bij ieder einde daarvan wordt toegevoegd aan een kraal of indien slechts een kraal bestaat voor ieder sporteinde voor iedere tweede sport. Dergelijke alternatieven zijn het onderwerp van de bijgaande onderconclusies.

Een voorbeeld van een uitvoeringsvoorbeeld van de uitvinding zal verder hieronder worden uiteengezet aan de hand van bijgaande tekeningen, waarin:

Figuur 1 in een perspectivisch aanzicht een gedeelte toont van een in overeenstemming met de uitvinding vervaardigd uitvoeringsvoorbeeld van een kabelladder volgens de uitvinding, schuin van bovenaf gezien;

Figuur 2 in bovenaanzicht het kabel!addergedeelte van figuur 1 toont.

De in figuren 1 en 2 weergegeven kabelladder omvat twee in langsrichting verlopende zijliggers 1, 1', die naar buiten gerichte, de zijkanten begrenzende flenzen 2, 2' hebben. De zijliggers 1,1' zijn, zoals bekend, uitgevoerd met een groot aantal openingen, die niet wezenlijk zijn voor de huidige uitvinding en die dan ook niet met afzonderlijke ver-wijzingscijfers zijn aangeduid.

De zijliggers 1, V van de kabelladder worden onderling op afstand gehouden met behulp van zich zijdelings uitstrekkende verbind! ngsorganen in de vorm van kabel!addersporten 3, 3'.

In overeenstemming met de uitvinding zijn de zijliggers 1, 1' gevormd met een aantal zijdelingse kralen 4, die in het plaatmateriaal van de zijliggers 1, V zijn gedrukt of gedreven en die langs de lengte van de zijliggers 1, 1' zijn verdeeld. Bij de indrukzijde zijn deze zijdelingse kralen 4 met het verwijzingscijfer 4' aangeduid.

De zijdelingse kralen 4, 4' veroorzaken op zichzelf een aanzienlijke toename in de buigsterkte en torsiesterkte van de zijliggers en dientengevolge van de kabel lader.

In overeenstemming met een de voorkeur gegeven uitvoeringsvoorbeeld van de uitvinding zijn de zijdelingse versterk!ngskralen 4, 4' zodanig verdeeld, dat paren kralen bij iedere zijligger 1, 1' zijn opgesteld binnen het gebied van de bevestiging van de kabelladdersporten 3, 3'. In dit uitvoeringsvoorbeeld kan iedere sport 3, 3' dus worden gelast binnen het gebied van twee naburige zijdelingse kralen 4, 4', waardoor een verdere toename van de sterkte en stabiliteit van de kabelladder wordt bewerkstelligd.

Een voldoende toename van de torsiesterkte/buigsterkte van de kabelladder wordt echter verkregen, indien de sporten 3, 3' zijn gelast binnen het gebied van een kraal (op iedere zijligger), of indien slechts enige van de sporten binnen het gebied van dergelijke kralen worden gelast.

Claims (3)

1. Kabelladder voorzien van twee in langsrichting verlopende zij-liggers of balken (1, 1'), die onderling op afstand van elkaar worden gehouden door middel van zijdelingse verbindingsorganen in de vorm van kabelladdersporten of treden (3, 3'), die op afstand van elkaar langs de lengte van de zijliggers (1, 1') zijn verdeeld, met het kenmerk, dat de zijliggers (1, 1') zijn gevormd met zijdelingse versterkingskralen (4, 4') en dat tenminste enige van de sporten (3, 3') binnen het gebied van de kralen (4, 4') zijn bevestigd.

2. Kabelladder volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de zijdelingse versterkingskralen (4, 4') zijn geperst/gestampt/ingedreven in het plaatmateriaal van de zijliggers (1, V) en dat de sporten (3, 3') aan de Zijliggers (1, Γ) zijn gelast binnen het gebied van de kralen (4, 4').

3. Kabelladder volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat het las-gebied voor iedere kabelladdersport (3, 3') op iedere zijligger (1, 1') tenminste een maar bij voorkeur twee zijdelingse versterkingskralen (4, 4') is toegevoegd.