NL9300190A - Inrichting voor de therapeutische behandeling met behulp van een koudemiddel. - Google Patents

Description

Inrichting voor de therapeutische behandeling met behulp van een koude-middel.

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor de therapeutische behandeling op een deel van het lichaam van mens of dier door plaatselijke bevriezing, zoals het verwijderen van wratten, waarbij de te 4 behandelen plaats wordt behandeld met behulp van een poreus lichaam dat gekoeld is met behulp van een vloeibaar koudemiddel, dat verdampt bij een temperatuur van minder dan 0°C, welke inrichting bestaat uit een spuitbus voor het opnemen van het koudemiddel, een met de vinger te bedienen reduceer- en afsluitklep op een eindwand van de spuitbus met een in de vloeistoffase reikende toevoerbuis en een op de afvoeropening van de klep aansluitende afvoerbuis voor koudemiddel op het uiteinde waarvan zich een poreus lichaam bevindt, welk poreus lichaam bestemd is om in aanraking te worden gebracht met de te behandelen plaats van het lichaam, waarbij de uitstroom van het koudemiddel plaats vindt via het poreuze lichaam wanneer de klep wordt bediend.

Een dergelijke inrichting is bekend uit het Amerikaanse octrooi-schrift 4.865.028. Bij deze inrichting bestaat het poreuze lichaam uit een wattentip of wattenprop. Met deze inrichting kunnen wratten in het algemeen op een veilige en doelmatige manier worden behandeld. Dankzij de wattenprop kan tijdens de behandeling van de huid een temperatuur worden opgewekt, die aanzienlijk lager ligt dan de kooktemperatuur van het toegepaste koudemiddel zelf. Gebleken is echter, dat de verdampingssnelheid van het koudemiddel en de warmte-uitwisseling in de praktijk te wensen over laat. Dit manifesteert zich vooral wanneer de wattenprop op de af te koelen plek wordt gedrukt: ter plaatse van het aandrukvlak wordt de verdamping sterk belemmerd. Ook is gebleken dat met de wattenprop niet altijd een nauwkeurige behandeling mogelijk is, bijvoorbeeld in het geval van moeilijk bereikbare plaatsen en/of kleine wratten. Daarnaast is ook de behandeling van grote (voet)wratten met behulp van de bekende wattenprop lastig of bewerkelijk.

De uitvinding heeft ten doel de bovengenoemde nadelen van de bekende inrichting te ondervangen.

De uitvinding betreft een inrichting van het in de aanhef genoemde type, die is gekenmerkt doordat het poreuze lichaam schuimstof met open, onderling verbonden cellen of cellulair materiaal met open, onderling verbonden cellen omvat.

Toepassing van de inrichting volgens de uitvinding geeft verrassenderwijs een grotere temperatuurverlaging dan toepassing van de bekende inrichting met een wattenprop. Bovendien is gebleken, dat met de inrichting volgens de uitvinding een snellere bevriezing van het te behandelen deel van de huid mogelijk is. Daarnaast treedt bij toepassing van de inrichting volgens de uitvinding minder verkleving met het behandelde weefsel op. Vervolgens kan het poreuze lichaam in allerlei vormen verkeren, die een nauwkeurige behandeling mogelijk maken. De bekende wattenprop heeft als nadeel dat de vorm, die tijdens de behandeling gewenst is, moeilijk in te stellen is.

Het is volkomen onverwacht dat dankzij de toepassing van een schuimstof of cellulair materiaal met open, onderling verbonden cellen, een nog sterkere temperatuurverlaging dan met de bekende inrichting met wattenprop kan worden verkregen. Overigens is bij onderzoekingen gebleken dat andere poreuze materialen zoals vilt en zeemleer minder goede effekten opleveren.

In het onderstaande wordt met ’’schuimstof" steeds het materiaal van het volgens de uitvinding toegepaste poreuze lichaam van schuimstof of cellulair materiaal met open, onderling verbonden cellen verstaan.

De schuimstof volgens de uitvinding omvat bij voorkeur polyester, polyether of polyurethaan. In het bijzonder wordt de schuimstof gekozen van polyurethaan op polyesterbasis.

Gebleken is dat door toepassing van een hydrofiele schuimstof betere resultaten kunnen worden bereikt, in die zin dat de vloeistof iets langer vastgehouden wordt alvorens te verdampen (langere effektieve behandeling bij lage temperatuur).

Volgens een voorkeursuitvoeringsvorm heeft de schuimstof een poriëngrootte in het gebied van 5-50 poriën/cm, bij voorkeur 30-40 poriën/cm. Bij poriëngrootte kleiner dan 5 poriën/cm resp. groter dan 50 poriën/cm worden minder goede resultaten bereikt.

Een bij voorkeur toegepaste schuimstof is Filterfoam PPI 80, dat op een technisch informatieblad van de leverancier als volgt wordt gespecificeerd: "Natural source base: Polyurethane on Polyester base

Structure: (ISO 45*2444) All open-porous 70-90 pores per inch

Specific weight: (ISO 1855/71) 26-30 kg/m3 Elongation: (IS0-R1798/71) Min 200 %

Rest of pressure deformation: Ca. 6 %

Compression resistance: 4,5 KPa

Tensile strength: 150 KPa

Temperature limits: -20 °C up to + 100*C

Free of precipitation: Yes

Resistant to mineral oil: Yes"

Een voordeel van de toepassing van een schuimstof met een poriëngrootte in het gebied van 30-40 poriën/cm is dat de schuimstof goed ultrasoon en door middel van warmte lasbaar is. Bij een poriëngrootte van bijvoorbeeld 5~2 poriën/cm is het vaak doelmatiger het poreuze lichaam door lijmen aan de afvoerbuis voor koudemiddel te bevestigen. Om produktie-technische redenen wordt er echter de voorkeur aan gegeven dat het poreuze lichaam door ultrasoon lassen respectievelijk warmte aan de afvoerbuis voor koudemiddel bevestigd is.

De voor het poreuze lichaam toegepaste schuimstof heeft bij voorkeur een dichtheid in het gebied van 10-40, in het bijzonder 12-35 kg/m3. Bijvoorbeeld met een schuimstof van 26 kg/m3 worden zeer goede resultaten bereikt. Gebleken is dat met schuimstoffen met een dichtheid van bijvoorbeeld 60 kg/m3 in aangedrukte toestand iets minder goede resultaten worden bereikt.

In het algemeen verdient het de voorkeur dat de schuimstof bij omgevingstemperatuur, d.w.z. 15-25*0, soepel is. Hierdoor is de schuimstof beter verwerkbaar tot het aan de afvoerbuis aangebrachte poreuze lichaam.

Voor sommige toepassingen kan het - met het oog op de vorm van de te behandelen wratten - gewenst zijn dat de schuimstof bij afkoeling tot de temperatuur van de therapeutische behandeling op het lichaam soepel blijft.

Volgens een alternatieve uitvoeringsvorm wordt echter een schuimstof toegepast, die bij afkoeling tot temperatuur van de therapeutische behandeling op het lichaam stijf wordt. Hierdoor is vaak een exactere positionering mogelijk, terwijl het te behandelen oppervlak beter kan worden gecontroleerd. Tevens is gebleken dat bij een stijve schuimstof in koude toestand een betere verdampingssnelheid van het koudemiddel gewaarborgd is, ook als het poreuze lichaam van schuimstof onder druk op de te behandelen wrat wordt geplaatst (relatie E-modulus-temperature).

Dezelfde koudemiddelen als beschreven in het Amerikaanse octrooi-schrift 4.865.028 kunnen worden toegepast, bijvoorbeeld koudemiddelen die koken bij een temperatuur in het gebied van 0*C tot -75*0, zoals gehalo-geneerde koolwaterstoffen, bijvoorbeeld tetrafluormethaan, trifluor-methaan, monochloortrifluormethaan, hexafluorethaan, monobroomtrifluor- methaan, monochloordifluormethaan, monochloorpentafluorethaan, dichloor- » difluormethaan, 1,2-dichloor-l,1,2,2-tetrafluorethaan, trichloormono- fluormethaan, 1,1,2-trichloor-l,2,2-trifluorethaan en 1,1-difluorethaan, propaan, n-butaan, isobutaan, dimethylether en stikstof. Dimethylether en de genoemde alkanen, in het bijzonder propaan verdienen om milieutechnische redenen de voorkeur.

4

In het algemeen zal in de inrichting volgens de uitvinding een onder druk staand gas worden toegepast, waarbij de druk niet meer dan 12 bar bij 50°C zal bedragen. In de praktijk wordt de druk van de gasfase bij voorkeur kleiner gehouden dan 5 bar, bij voorkeur zelfs weinig meer dan atmosferische druk.

Bij voorkeur heeft de met de vinger te bedienen reduceer- en afsluitklep (ventiel) van de inrichting volgens de uitvinding een lage doorstroomcapaciteit van niet meer dan 60 ml /min., bij voorkeur 30 ml/min., zodat bij het indrukken van de knop van het ventiel gemakkelijk een gedoseerde hoeveelheid koudemiddel kan worden vrijgemaakt.

Met behulp van de inrichting volgens de uitvinding kunnen wratten van de meest uiteenlopende soorten en typen worden behandeld. Als voorbeelden kunnen worden genoemd: verruca plana, molluscum contagiosum, con-dylomata, verruca vulgaris, verruca filliformis en verruca plantaris.

De uitvinding zal thans nader worden toegelicht aan de hand van de tekeningen.

Fig. 1 toont een spuitbus 1 met een eindwand 2 waarin een niet-getoond reduceer-afsluitventiel is geplaatst, dat door een afdekkap 3 aan het oog is onttrokken en kan worden bediend wanneer de afdekkap op bekende wijze en, zoals gebruikelijk voor spuitbussen, is verwijderd.

In de spuitbus 1 bevindt zich een vloeibaar koudemiddel 4 waarvan het niveau bij 5 is aangegeven en waarboven zich de gasfase 6 bevindt.

Het ventiel reikt in de vloeistoffase 4 van het koudemiddel met behulp van een slang of flexibele leiding 7. De uitmonding van het ventiel bevat een buis 8 waarin een dunnere buis 9 of rietje is gestoken en vastgezet, waarvan de uitstroomopening 10 is omgeven door het poreuze lichaam 11, dat bestaat uit schuimstof.

Bij bediening van het ventiel stroomt een hoeveelheid vloeibaar koudemiddel via slang 7 en het ventiel door de buizen 8, 9 in het poreuze lichaam 11, verspreid zich daar onmiddellijk over het oppervlak van de schuimstof, verdampt, en koelt het poreuze lichaam 10 tot een zeer lage temperatuur.

Fig. 2 en fig. 3 tonen uitvoeringsvormen van het poreuze lichaam 11. Opgemerkt wordt dat vele andere vormen mogelijk zijn. De poreuze lichamen van Fig. 1-3, de zogenaamde applicatoren of foam-staafjes hebben bijvoorbeeld een behandelingsoppervlak van 2-20 mm.

«

Claims (9)

1. Inrichting voor de therapeutische behandeling op een deel van het lichaam van mens of dier door plaatselijke bevriezing, zoals het verwijderen van wratten, waarbij de te behandelen plaats wordt behandeld met behulp van een poreus lichaam dat gekoeld is met behulp van een « vloeibaar koudemiddel, dat verdampt bij een temperatuur van minder dan 0°C, welke inrichting bestaat uit een spuitbus voor het opnemen van het koudemiddel, een met de vinger te bedienen reduceer- en afsluitklep op een eindwand van de spuitbus met een in de vloeistoffase reikende toevoerbuis en een op de afvoeropening van de klep aansluitende afvoerbuis voor koudemiddel op het uiteinde waarvan zich een poreus lichaam bevindt, welk poreus lichaam bestemd is om in aanraking te worden gebracht met de te behandelen plaats van het lichaam, waarbij de uitstroom van het koudemiddel plaats vindt via het poreuze lichaam wanneer de klep wordt bediend, met het kenmerk, dat het poreuze lichaam schuimstof met open, onderling verbonden cellen of cellulair materiaal met open, onderling verbonden cellen omvat.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de schuimstof of het cellulaire materiaal polyester, polyether of polyurethaan omvat.

3· Inrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de schuimstof of the cellulaire materiaal wordt gekozen uit polyurethaan op polyesterbasis k. Inrichting volgens een of meer der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de schuimstof of het cellulaire materiaal een hydrofiel materiaal is.

5. Inrichting volgens een of meer der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de schuimstof of het cellulaire materiaal een poriëngrootte in het gebied van 25~50 poriën/cm, bij voorkeur 30“^0 poriën/cm alsmede een dichtheid in het gebied van 10-35. bij voorkeur 12-30 kg/cm3 bezit.

6. Inrichting volgens een of meer der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de schuimstof of het cellulaire materiaal soepel bij omgevingstemperatuur (15-25°C) is.

7. Inrichting volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat de schuimstof of het cellulaire materiaal bij afkoeling tot de temperatuur van de therapeutische behandeling op het lichaam soepel blijft.

8. Inrichting volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat de schuim-stof of het cellulaire materiaal bij afkoeling tot de temperatuur van de therapeutische behandeling op het lichaam stijf wordt.

9. Inrichting volgens een of meer der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het poreuze lichaam door ultrasoon lassen of door toepassing van warmte is bevestigd aan de afvoerbuis voor koudemiddel.

10. Inrichting volgens een of meer der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het koudemiddel wordt gekozen uit stoffen die koken bij een temperatuur in het gebied van 0*C tot -75*C, in het bijzonder uit de volgende stoffen of mengsels van stoffen: dimethylether, propaan, di-fluordichloormethaan, 1,1,1,2-tetrafluorethaan en stikstof.